NL1023758C2 - Wandelwagen. - Google Patents

Description

Η Η Wandelwagen Η De uitvinding heeft betrekking op een wandelwagen voorzien van een verrijdbaar onderstel, een met het onderstel verbonden zitting en 5 een zwenkbaar met het onderstel verbonden rugleuning, welke rugleuning zwenkbaar is van ten minste een zitstand naar een ligstand en vice versa.

I Bij een dergelijke, uit het Amerikaanse octrooi US-A-3.248.125 bekende wandelwagen is de rugleuning verplaatsbaar tussen een verticale positie, via een aantal onder een hoek staande posities I 10 naar een horizontale positie. Op deze wijze kan een in de wandelwagen zittend kind een volledig rechtop zittende positie, een onder een hoek I zittende positie of een volledig liggende positie innemen. Bij de I zittende positie, is het zwaartepunt van het kind nagenoeg midden tussen de wielen van het verrijdbaar onderstel gelegen. Bij de liggende positie I 15 van het kind, zal het zwaartepunt van het kind zich verplaatsen in de I richting van de nabij de rugleuning van de wandelwagen gelegen wielen.

I Indien de wielen van het onderstel relatief dichtbij elkaar zijn gelegen, I bestaat hierbij het risico dat het zwaartepunt van het kind niet meer I tussen de wielen is gelegen, maar buiten de wielen komt te liggen. In een I 20 dergelijk geval bestaat het risico dat de wandelwagen instabiel wordt en I kan omvallen. Bovendien beïnvloedt de verplaatsing van het zwaartepunt I van het kind het rijgedrag van de wandelwagen.

I Het doel van de uitvinding is om een wandelwagen te I verschaffen waarbij bij het zwenken van de rugleuning van een zitstand 25 naar een ligstand een relatief goede ligging van het zwaartepunt van het kind gewaarborgd blijft.

Dit doel wordt bij de wandelwagen volgens de uitvinding bereikt doordat de zwenkbaar rugleuning om een zwenkas is verbonden met de zitting, waarbij bij het zwenken van de rugleuning van de zitstand 30 naar de ligstand, de zitting verschuifbaar is ten opzichte van het onderstel in een van de zwenkas afgekeerde richting.

I Doordat bij het zwenken van de rugleuning, de zitting in de I van de rugleuning afgekeerde richting wordt verplaatst, zal door de I gezwenkte rugleuning het zwaartepunt van het kind ten opzichte van het I onderste in de ene richting verplaatsen terwijl door het verschuiven van I 5 de zitting het zwaartepunt in de andere richting zal worden verplaatst, I waarbij door de gecombineerde verplaatsing van het zwaartepunt, het I zwaartepunt effectief gezien op nagenoeg, dezelfde positie kan worden I gehouden.

I Eenzelfde effect wordt bij de wandelwagen volgens de 10 uitvinding bereikt door de zitting ten opzichte van het onderstel in een H van de zwenkas afgekeerde richting te verschuiven, waarbij door de om de zwenkas met de zitting verbonden rugleuning, de rugleuning om de zwenkas zal worden gezwenkt. De posities van de rugleuning en de zitting zijn H middels de zwenkas direct aan elkaar gerelateerd.

15 Een verder voordeel van de wandelwagen volgens de uitvinding is dat de afstand tussen voorwielen en achterwielen van de H wandelwagen relatief kort kan worden gehouden, terwijl toch voldoende H stabiliteit gewaarborgd blijft. Hierdoor kan de wandelwagen compact H worden uitgevoerd. Bovendien blijft door de zwenkende en verplaatsende H 20 rugleuning de ruimte aan een van de zitting afgekeerde zijde van de H rugleuning zowel in de ligstand ala zitstand nagenoeg gelijk en derhalve H beschikbaar voor andere toepassingen, zoals een draagmand, extra stoeltje in het geval van een tweelingwagen etc.

Een uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens de 25 uitvinding wordt gekenmerkt doordat de rugleuning is voorzien van een scharnierbaar met de rugleuning verbonden koppel element dat aan een van de rugleuning afgekeerde zijde verder scharnierbaar is verbonden met het onderstel.

Tijdens het zwenken van de rugleuning om de zwenkas, zal 30 door het koppelingselement eveneens een scharnierende verplaatsing worden H ondergaan ten gevolge van de zwenkas tezamen met de daarmee verbonden 1 t 3 zitting in een richting worden verplaatst die van de scharnierbare verbinding tussen het koppelingselement en het onderstel af is gericht. Hierdoor wordt op relatief eenvoudige wijze de zwenking van de rugleuning gekoppeld met het verschuiven van de zitting.

5 Een verdere uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de zitting aan een van de rugleuning afgekeerde zijde is voorzien van een scharnierbaar met de zitting verbonden beensteun.

Door de scharnierbare voetensteun is het mogelijk om ook de 10 door de beensteun ondersteunde been en voeten van het kind een bij de stand van de rugleuning passende houding te laten innemen.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening waarin: fig. 1 een schematisch zij-aanzicht toont van een deel van 15 een wandelwagen volgens de uitvinding, waarbij de rugleuning zich in een zitstand bevindt, fig. 2 de in fig. 1 weergegeven wandelwagen toont waarbij de rugleuning zich in een ligstand bevindt, fig. 3 de in fig. 2 weergegeven wandelwagen toont waarbij 20 een beensteun zich in een ligstand bevindt, fig. 4A en 4B zijaanzichten van een wandelwagen volgens de uitvinding tonen die respectievelijk zijn voorzien van de in fig. 1 en fig. 3 weergegeven zwenkbare rugleuning, fig. 5A en 5B zijaanzichten van een andere wandelwagen 25 volgens de uitvinding tonen die is voorzien van twee zittingen en zwenkbaar daarmee verbonden rugleuning, waarbij in fig. 5A beide rugleuningen zich in een rechtop zittende positie bevinden terwijl in fig. 5B een rugleuning in een rechtop zittende positie en een rugleuning in een liggende positie is weergegeven, 30 fig. 6A en 6B een alternatieve uitvoeringsvorm tonen van een deel van een wandelwagen volgens de uitvinding waarbij de rugleuning 1 023758 Η I zich respectievelijk in een rechtop zittende en een nagenoeg liggende I positie bevindt, I fig. 7A en 7B een nog andere uitvoeringsvorm tonen van een I deel van een wandelwagen volgens de uitvinding waarbij de rugleuning zich 5 respectievelijk in een rechtop zittende en een nagenoeg liggende positie I bevindt, I fig. 8A en 8B een weer andere uitvoeringsvorm tonen van een I deel van een wandelwagen volgens de uitvinding waarbij de rugleuning zich I respectievelijk in een rechtop zittende en een nagenoeg liggende positie I 10 bevindt, I fig. 9 een perspectivisch aanzicht van een weer verdere uitvoeringsvorm van een wandelwagen volgens de uitvinding toont.

In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien van dezelfde verwijzingscijfers.

I 15 Fig. 1-3 tonen een schematisch zijaanzicht van een deel van een wandelwagen 1 volgens de uitvinding welke is voorzien van een frame 2 dat koppelbaar is met een verrijdbaar onderstel (zie fig. 4A-4B).

Het frame 2 is voorzien van een zitting 3 die verschuifbaar I in en tegengesteld aan de door pijl PI aangegeven richting in het frame 2 20 is gelagerd. Aan weerszijden van de zitting 3 zijn opstaande armsteunen 4 voorzien. Nabij een zijde is de zitting 3 voorzien van een om een scharnieras 5 met de zitting 3 verbonden beensteun 6 en een aan een van de scharnieras 5 afgekeerde zijde, scharnierbaar om een scharnieras 7 met de beensteun 6 verbonden voetensteun 8. Aan een van de scharnieras 5 25 af gekeerde zijde is de zitting 4 via een zwenkas 9 verbonden met een rugleuning 10. De rugleuning 10 is via een scharnieras 11 scharnierbaar verbonden met een koppel element vormende koppelstang 12 die aan een van de rugleuning 10 afgekeerde zijde scharnierbaar om een scharnieras 13 is H verbonden met het frame 2. Bij de in fig. 1 weergegeven stand, bevindt de 30 rugleuning 10 zich in een zitstand. Indien men de rugleuning 10 naar een H ligstand wenst te verplaatsen, wordt de rugleuning 10 in de door pijl P2 II ( aangegeven richting gezwenkt (zie fig. 2). Doordat de rugleuning 10 zowel scharnierbaar om scharnieras 11 is verbonden met de koppelstang 12 als zwenkbaar is verbonden om zwenkas 9 met zitting 3, zal door het zwenken van de rugleuning 10 om de zwenkas 9 in de door pijl P2 aangegeven 5 richting, de scharnieras 11 in de richting van het frame 2 toe worden verplaatst, ten gevolge waarvan de koppelstang 12 om de scharnieras 13 in de door pijl P3 aangegeven richting wordt gescharnierd. Hierdoor wordt de scharnieras 11, alsmede de via de rugleuning 10 daarmee gekoppelde zwenkas 9 en de daarmee gekoppelde zitting 3 in de door pijl PI 10 aangegeven richting verplaatst. De zitting 3 wordt hierbij in een van de scharnieras 13 afgekeerde richting verplaatst en als het ware in een van de rugleuning 10 afgekeerde richting verplaatst.

Indien gewenst kan vervolgens de voetensteun 8 tezamen met de beensteun 6 om de scharnieras 5 in de door pijl P4 aangegeven richting 15 worden gescharnierd naar een positie waarbij de beensteun 6 in eenzelfde vlak is gelegen als de zitting 3. Een in de wandelwagen aanwezig kind zal hier een nagenoeg volledig liggende positie kunnen innemen.

Fig. 4A en 4B tonen zijaanzichten van een wandelwagen 1 volgens de uitvinding die is voorzien van de in fig. 1-3 weergegeven 20 zitting en rugleuning. De wandelwagen 1 omvat verder een paar voorwielen 15 en een paar achterwielen 16 die roteerbaar zijn verbonden met respectievelijke voorpoten 17 en achterpoten 18. De poten 17, 18 zijn middels een koppelstuk 19 scharnierbaar verbonden met een duwbeugel 20. Voor het comfort van het kind zijn verder de zitting 3 en de 25 armleuningen 4 met stof bekleed, evenals dat de rugleuning 10 is voorzien van eveneens met stof beklede zijsteunen 21.

Fig. 5A en 5B tonen een wandelwagen 31 volgens de uitvinding die is voorzien van een zich tussen de voorpoten 17 en 18 uitstrekkende draagbeugel 32 waarop twee frames 2 losneembaar 30 bevestigbaar zijn. Bovendien is de wandelwagen 31 voorzien van een extra ondersteuning 33 die nabij de voorzijde van de wandelwagen is gelegen ter ondersteuning van het voorste frame 2 ten opzichte van de voorwielen 15.

Met behulp van de wandelwagen 31 kunnen tegelijkertijd twee kinderen worden vervoerd. Bij de in fig. 5A weergegeven positie bevinden beide met de onderstellen 2 verbonden rugleuningen 10 zich in een rechtop zittende 5 positie. Indien men een kind in een liggende positie wenst te brengen, I wordt bijvoorbeeld de in de rijrichting van de wandelwagen gezien achterste rugleuning naar de in fig. 5B weergegeven gezwenkte positie

gebracht. Doordat hierbij tegelijkertijd de zitting in de door pijl PI

aangegeven richting wordt verschoven, zal het zwaartepunt van het kind 10 ten opzichte van de wielen 15, 16 zich nagenoeg ongewijzigd blijven.

Hierdoor wordt verzekerd dat de wandelwagen 31 ook bij de in fig. 5B

weergegeven stand stabiel blijft en geen neiging tot omkantelen zal H vertonen.

Het is ook mogelijk dat in plaats van de achterste H 15 rugleuning, de voorste rugleuning wordt gezwenkt.

H Fig. 6A en 6B tonen schematisch een zijaanzicht van een H deel van een andere uitvoeringsvorm van een wandelwagen 41 volgens de H uitvinding welke is voorzien van een frame 2 dat koppel baar is met een H verrijdbaar onderstel. De wandelwagen 41 onderscheidt zich van de in fig.

H 20 1-3 weergegeven wandelwagen 1 doordat de rugleuning 10 op afstand van de zwenkas 9 aan weerszijden is voorzien van een pen 42 die met een uiteinde verschuifbaar is gelagerd in een gleuf 43 van een met het frame 2 verbonden plaat 44. De gleuf 43 strekt zich uit in een naar de voetensteun 8 gekeerde richting.

25 Om de rugleuning 10 van de in fig. 6A weergegeven rechtop

zittende positie naar de in fig. 6B weergegeven liggende positie te verplaatsen, wordt de zitting 3 in de door pijl PI aangegeven richting verschoven. Hierdoor wordt eveneens de zwenkas 9 in de door pijl PI

aangegeven richting verplaatst, waarbij de pennen 42 in de door pijl P5 30 aangegeven richting door de gleuven 43 verschuiven naar de in fig. 6B H weergegeven positie. Hierbij zal de rugleuning 10 om de zwenkas 9 in de door pijl P2 aangegeven richting worden gezwenkt.

H Fig. 7A en 7B tonen een andere uitvoeringsvorm van een

wandelwagen 51 volgens de uitvinding die zich van de in fig. 6A en 6B

I weergegeven wandelwagen 41 onderscheidt doordat de rugleuning 10 is 5 voorzien van een plaat 52 waarin een gleuf 53 is gelegen terwijl het frame 2 is voorzien van een verschuifbaar in de gleuf 53 gelegen pen 54.

Om de rugleuning 10 van de rechtop zittende positie naar de

I liggende positie te verplaatsen, wordt de zitting 3 in de door pijl PI

I aangegeven richting verschoven, waarbij de zwenkas 9 ten opzichte van de 10 pen 54 wordt verplaatst, ten gevolge waarvan de pen 54 in de gleuf 53 in I de door pijl P6 aangegeven richting wordt verplaatst. Door de I verplaatsing van de pen 54 in de gleuf 53 wordt de plaat 52 alsmede de daarmee verbonden rugleuning 10 in de door pijl P2 aangegeven richting I gezwenkt.

15 Fig. 8A en 8B tonen een weer andere uitvoeringsvorm van een wandelwagen 61 volgens de uitvinding die in grote lijnen overeenkomt met de in fig. 1-3 weergegeven wandelwagen 1. De wandelwagen 61 onderscheidt I zich van de wandelwagen 1 doordat de wandelwagen 61 is voorzien van een koppelstang 62 die met een uiteinde 63 scharnierbaar is verbonden met de I 20 beensteun 6 en met een van het uiteinde 63 afgekeerd uiteinde 64 I scharnierbaar is verbonden met de rugleuning 10 op een tussen de I zwenkas 9 en de scharnieras 11 gelegen positie. Door de koppelstang 62 I zal bij het zwenken van de rugleuning 10 in de door pijl P2 aangegeven I richting tegelijkertijd de beensteun 6 en de daarmee verbonden 25 voetensteun 8 om de scharnieras 5 in de door pijl P7 aangegeven richting worden gezwenkt naar de in fig. 8B weergegeven stand.

Fig. 9 toont een perspectivisch aanzicht van een deel van een in grote lijnen met wandelwagen 1 overeenkomende wandelwagen. De wandelwagen is voorzien van een handvat 71 dat nabij de zwenkas 9 is 30 voorzien van afgeschuinde blokken 72. Door de blokken 72 strekken zich pennen 73 heen uit die door de zitting 3 heen met het frame 2 in I aangrijping zijn. De pennen 73 zijn aan naar elkaar toegekeerde zijden I voorzien van bol vormige knoppen 74 die aanliggen tegen de afgeschuinde zijde van de blokken 72. Indien men de zitting 3 en de rugleuning 10 I wenst te verplaatsen respectievelijk zwenken, wordt het handvat 71 tegen I 5 veerkracht in in de door pijl PI aangegeven richting getrokken. Hierbij I worden de knoppen 74 door de afgeschuinde vlakken 72 in door pijlen P8 en P9 aangegeven, naar elkaar toegekeerde richtingen verplaatst waarbij de I pennen 73 uit aangrijping met het frame 2 worden gebracht waarna de zitting 3 tezamen met het handvat 71 verder in de door pijl PI aangegeven I 10 richting kan worden verplaatst waarbij tegelijkertijd de rugleuning 10 om de zwenkas 9 in de door pijl P2 aangegeven richting wordt gezwenkt. Zodra de rugleuning 10 de gewenste positie heeft ingenomen, wordt het handvat 71 losgelaten waarna onder invloed van veerkracht de knoppen 74 in de aan pijl P8 respectievelijk pijl 9 tegengestelde richting worden H 15 verplaatst, waarbij de pennen 73 in aangrijping worden gebracht met in het frame 2 aanwezige openingen (niet zichtbaar). Op deze wijze wordt een eenvoudige vergrendeling van een gewenste positie van de rugleuning 10 H verkregen. Het is uiteraard ook mogelijk om met behulp van andere, op H zich bekende middelen een gewenste gezwenkte positie van de rugleuning 10 H 20 te blokkeren.

Het is ook mogelijk om de verplaatsing van de zitting en/of zwenking van de rugleuning uit te voeren met behulp van een gasveer en elektromotor etc.

Claims (2)

1. 2. Wandelwagen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de rugleuning is voorzien van een scharnierbaar met de rugleuning verbonden I koppel element dat aan een van de rugleuning afgekeerde zijde scharnierbaar verder is verbonden met het onderstel. I 15 3. Wandelwagen volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het I koppelelement aan een van de zitting afgekeerde zijde van de zwenkas met I het onderstel is verbonden.
2. 4. Wandelwagen volgens een der voorgaande conclusies, met het I kenmerk, dat de zitting aan een van de rugleuning afgekeerde zijde is I 20 voorzien van een scharnierbaar met de zitting verbonden beensteun.