NL1009312C1 - Drager en draagsysteem voor een kinderwagen alsmede een kinderwagen met vergrote transportcapaciteit. - Google Patents

Description

*

Titel: Drager en draagsysteem voor een kinderwagen alsmede een kinderwagen met vergrote transportcapaciteit

De uitvinding heeft betrekking op een drager volgens de aanhef van conclusie 1 alsmede op een kinderwagen volgens de aanhef van conclusie 8.

Een dergelijke drager en een dergelijke kinderwagen 5 zijn bekend uit de Europese octrooiaanvrage 0 754 612. Deze bekende drager is bestemd om te worden aangebracht op een kinderwagen zodat een babydraagstoel op die kinderwagen kan worden meegenomen. Dergelijke babydraagstoelen worden zeer algemeen gebruikt voor het vervoeren van babies en hebben 10 een uit kunststof vervaardigde harde schaal met een draag- hengsel dat door middel van een scharnier aan beide zijden ^ van de schaal bevestigd is. Op deze wijze is het hengsel in diverse standen verstelbaar en vergrendelbaar. De schaal is voorzien van een polstering en kan een baby in een achter-15 over liggende zitstand opnemen. Het geheel kan door middel van het draaghengsel eenvoudig verplaatst worden.

In veel gevallen doet zich het probleem voor, dat men behalve het kind in de draagstoel ook nog een ander, veelal ouder, kind of een aanzienlijke hoeveelheid boodschappen wil 20 meenemen.

Voor het meenemen van een ouder kind is het bijvoorbeeld bekend aan de achteras van een kinderwagen een skate-board-achtige plank met rollers te koppelen waar het oudere kind op kan staan. Bij gebruik van een dergelijke plank 25 wordt het duwen van de kinderwagen en het nemen van obstakels echter bemoeilijkt.

De uitvinding heeft als doel een oplossing te bieden voor het probleem, behalve een kind in een draagstoel tevens een ander kind en/of een grote hoeveelheid boodschappen of 30 andere bagage mee te kunnen nemen.

Volgens de uitvinding wordt dit probleem opgelost dooreen drager van de initieel aangeduide soort uit te voeren overeenkomstig het kenmerkende deel van conclusie 1.

1009311 2

Door de drager uit te voeren met een staanderstructuur tussen het draaggedeelte en de bevestigingsorganen wordt bereikt dat tijdens gebruik een op het draaggedeelte van de drager aanbrachte babydraagstoel of boodschappenmand op af-5 stand boven de zitting van de kinderwagen is gelegen. Hierdoor blijft de zitting vrij en kan daarin bijvoorbeeld een kind of extra bagage worden vervoerd.

Door de staanderstructuur door middel van losneembare bevestigingsorganen aan te brengen op de kinderwagen kan de 10 drager snel en eenvoudig op de kinderwagen worden aangebracht en weer worden afgenomen. Hierdoor neemt het gebruiksgemak toe. Het heeft hierbij de voorkeur om een losneembare koppeling tussen de staanderstructuur en de be-vestingingsorganen te gebruiken.

15 Indien de staanderstructuur en het draaggedeelte door middel van een zwenkbare verbinding met elkaar zijn verbonden kan de staanderstructuur in niet-gemonteerde toestand worden opgeklapt, zodat de drager compact kan worden opgeborgen en in een kleine ruimte kan worden opgeslagen. Dit is 20 met name voordelig indien de toegepaste kinderwagen zelf ook van een opvouwbaar type is. Hierdoor kunnen de kinderwagen en drager in opgevouwen toestand bijvoorbeeld gemakkelijk in een auto worden meegenomen.

Door de staanderstructuur uit te voeren met ten minste 25 een voorste of achterste paar staanders dat is uitgevoerd als benen van een tot een ü-vorm gebogen stang, kan de drager op eenvoudige en kostenbesparende wijze vervaardigd worden terwijl met slanke staanders kan worden volstaan.

De drager kan tevens zijn belichaamd in een draagsys-30 teem volgens conclusie 7, dat is samengesteld uit een drager als hiervoor beschreven en een mand die speciaal is aangepast om in het draaggedeelte te hangen dat tevens is ingericht voor het opnemen van een draagstoel.

De uitvinding kan tevens zijn belichaamd in een kin-35 derwagen van de initieel aangeduide soort die volgens de uitvinding is ingericht overeenkomstig het kenmerkende deel van conclusie 8.

1 00 93 1 2 3

Door het draaggedeelte boven de achteras van de kinderwagen te positioneren wordt bereikt, dat extra gewicht van de drager en daardoor gedragen lading zich ongeveer boven de achteras bevindt. Hierdoor wordt opwippen van de 5 voorwielen van de kinderwagen om deze op een stoeprand te brengen of om kort te draaien met een kinderwagen met niet-zwenkbare voorwielen niet wezenlijk bemoeilijkt en wordt het gevaar van voorover kantelen van de kinderwagen indien de voorwielen tegen een obstakel botsen, ondanks de verhoogde 10 ligging van het totale zwaartepunt, niet wezenlijk vergroot of zelfs verkleind.

Bijzondere uitvoeringen en uitwerkingen van de inrichting volgens de uitvinding zijn beschreven in de afhankelijke conclusies. \ 15 Navolgend wordt de uitvinding nader geïllustreerd en toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, waarbij wordt verwezen naar de tekening, waarin: fig. 1 een zijaanzicht van een kinderwagen met een drager volgens *de uitvinding is, 20 fig. 2 een vooraanzicht van de in fig. 1 weergegeven kinderwagen is, fig. 3 een frontaal aanzicht van een scharnier van de drager is, fig. 4 een aanzicht in doorsnede volgens de lijn IV-IV 25 in fig. 3 is, fig. 5 een schematisch, opengewerkt zijaanzicht van een bevestigingsorgaan van de drager is, fig. 6 een vergrote weergave van een onderdeel van het bevestigingsorgaan volgens fig. 5 is, en 30 fig. 7 een zijaanzicht van een mand voor toepassing in een drager volgens de figuren 1-6 is.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van het in de figuren 1-7 getoonde, uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding, die op dit moment de mees-35 te voorkeur geniet.

In fig. 1 is een kinderwagen 1 getoond die is voorzien van een drager 2 volgens de uitvinding. De kinderwagen 1 is 1009312 0 4 van een op zich bekend tweeling-type, met een opklapbaar onderstel voorzien van voor- en achterwielen en, aan de achterzijde, een duwstang en met twee zitplaatsen. De kinderwagen 1 is verder voorzien van een drager 2 volgens de uitvin-5 ding. De drager kan overeigens ook worden toegepast op kinderwagens met één zitplaats.

De kinderwagen 1 omvat een frame met een tot een U-vorm gebogen buis die schuin omhoog steekt en een duwbeugel 20 vormt en met een daarmee verbonden en in hoofdzaak hori-10 zontaai gelegen middendeel 22. Het middendeel 22 draagt zittingen 21 en 23 en verder, aan de voorzijde, schuin omlaag en voorwaarts uitstekende voorpoten 26 en, aan de achterzijde, schuin omlaag en achterwaarts uitstekende achterpoten 24. De voor- en achterpoten 24, 26 steken naar boven uit ten 15 opzichte van het middendeel 22 en zijn aan de bovenuiteinden verbonden met armleuningen 28.

De zittingen 21, 23 zijn verder elk voorzien van een rugleuning 30, 32 en een voetsteun 34, 36. Hierdoor kunnen twee kinderen in de wagen 1 plaats nemen op de zittingen 21 20 en 23. De voorpoten 26 zijn voorzien van in het horizontale vlak zwenkbare wielparen 50 en de achterpoten 24 zijn voorzien van enkele wielen 52.

De drager 2 heeft een draaggedeelte 14, dat volgens dit voorbeeld is uitgevoerd als een in hoofdzaak rechthoekig 25 gebogen buisdeel. Het draaggedeelte 14 is zodanig gevormd dat het een babydraagstoel of een mand kan opnemen. In zijaanzicht verloopt het buisdeel 14 geknikt, zodat het onder het scharnier van een draagstoel door verloopt wanneer de draagstoel op voorstel en achterste dwarssecties van het 30 buisdeel 14 steunt. Aldus is de vorm van het draaggedeelte 14 aangepast aan de vorm van de zijranden van bepaalde baby-draagstoelen. Het draaggedeelte 14 is verbonden met een staanderstructuur die volgens dit voorbeeld is uitgevoerd met twee staanderparen 10, 12. Het draaggedeelte 14 wordt 35 aan de voorzijde gedragen door een voorste paar staanders 10, gevormd door een tot een U-vorm gebogen buisdeel 10. Aan de achterzijde wordt het draaggedeelte 14 gedragen door een 1009312 5 .achterste paar staanders 10, gevormd door een tot een U-vorm gebogen buisdeel 12.

Het draaggedeelte 14 en het voorste buisdeel 10 zijn met elkaar verbonden door middel van twee koppelingen 60 als 5 getoond in de fign. 3 en 4. De koppelingen 60 bestaan elk uit twee helften 61 en 71 die beide voorzien zijn van twee boven elkaar gelegen, ongeveer halfcilindrische uitsparingen 62, 63 en 72, 73. De helft 61 is voorzien van een doorgaande boring 64 ter hoogte van de bovenste uitsparing 62 en de 10 helft 71 is op overeenkomstige wijze voorzien van een doorgaande boring 74 ter hoogte van de bovenste uitsparing 72. Tevens zijn de helften 61 en 71 voorzien van doorgaande boringen 65, 75 onder de onderste uitsparingen 63, 73. In gemonteerde toestand liggen de boringen 64 en 74 in een lijn. 15 Dit geldt ook voor de boringen 65 en 75. Bij montage worden de helften 61 en 71 over de buisdelen 14 en 10 geplaatst, zodanig dat buisdeel 14 wordt omsloten door de uitsparingen 62 en 72 en het buisdeel 10 wordt omsloten door de uitsparingen 63 en 73. De uitsparingen 62 en 72 zijn zodanig van 20 vorm dat deze het buisdeel 14 omklemmen terwijl de uitsparingen 63 en 73 zodanig van vorm zijn dat het buisdeel 10 daar vrij draaibaar in past wanneer de helften 61, 71 tegen elkaar zijn geklemd, zodat een rotatie van buisdeel 10 ten opzichte van buisdeel 14 en de koppeling 60 mogelijk is. Het 25 buisdeel 14 is tevens voorzien van een boring die in lijn ligt met de doorgaande boring 64, 74. Hierdoor is een bevestigingsmiddel, in dit geval een boutverbinding 78 gestoken, die de helften 61, 71 naar elkaar toe te klemt. Door de boring 65, 75 wordt een bevestigingsmiddel, in dit geval ook 30 een boutverbinding 68, aangebracht waarmee de helften 61, 71 aan de onderzijde naar elkaar toe worden geklemd. De koppelingen zijn aldus roteerbaar om de buis 10 en vast gemonteerd ten opzichte van het draaggedeelte 14.

Tussen de beide koppelingen 60 is een buis 69 om het 35 buisdeel aangebracht. De buis 69 omgeeft het buisdeel 10 tussen de koppelingen 60 en is vast met het buisdeel 10 verbonden. Hierdoor wordt voorkomen, dat de koppelingen 60 t009312 6 - die elk vast zijn verbonden met het draaggedeelte 14 en aldus de buis 69 daartussen opsluiten - zijwaarts over het buisdeel 10 kunnen verschuiven. De buis 69 vormt tevens een versterking van het buisdeel 10. De buis 69 is voorzien van 5 een radiaal uitstekende, brede positioneringsnok 79 die zodanig is aangebracht, dat deze bij het uitvouwen van het buisdeel 10 ten opzichte van het draaggedeelte tegen het draaggedeelte 14 stuit wanneer het buisgedeelte 10 is uitgeklapt tot een stand waarin de drager op de kinderwagen kan 10 worden geplaatst. Deze nok 79 draait aldus bij het openvouwen van de drager 2 met het buisdeel 10 mee, totdat de nok 79 het buisdeel 14 raakt. Deze aanslagpositie geeft de juiste hoek tussen het buisdeel 10 en het buisdeel 14 voor de montage van de drager 2 op de kinderwagen 1. Doordat de hoek 15 tussen enerzijds het draaggedeelte 14 en anderzijds de voorste en de achterste staanderstructuur 10, 12 door dergelijke nokken wordt beheerst wordt een vergroting van de stevigheid van de drager 2 verkregen. De verbinding tussen het buisdeel 14 en het buisdeel 12 is overigens op overeenkomstige wijze 20 uitgevoerd.

Op het achterdeel 20 zijn aan de linker- en rechterzijde koppelstukken 42 aangebracht en op de achterpoten 24 zijn koppelstukken 40 aangebracht. Deze koppelstukken 40 en 42 zijn meer in detail weergegeven in de fign. 5 en 6. Elk 25 koppelstuk 40, 42 bestaat uit een basislichaam 90 dat voorzien is van een boring 91. Dwars op deze boring 91 is een gang 92 aangebracht die de boring 91 snijdt. In de gang 92 is een veerkrachtig element in de vorm van een spiraalveer 93 aangebracht en met het lichaam 90 verbonden. Tevens is in 30 de gang 92 een grendelschuif 94 voorzien van een doorgang 95 aangebracht en heen en weer verplaatsbaar. Deze grendelschuif 94 wordt door de veer 93 in een naar buiten gedrukte stand gedwongen. De grendelschuif 94 heeft een zodanige lengte dat deze tenminste bij een onbelaste toestand van 35 veer 93 buiten het basislichaam 90 uitsteekt. Daarbij bevindt de doorgang 95 in de grendelschuif 94 zich uit lijn met de boring 91. Door het indrukken van de grendelschuif 1009312 7 94, tegen de door de veer 93 uitgeoefende kracht in, komt de doorgang 94 zodanig in lijn met de boring 91 te liggen, dat deze wordt vrijgegeven. Nu kan een buisdeel 10 of 12 van de staander in de boring 91 en door de doorgang 94 worden ge-5 stoken.. De staanderbuis 10 is voorzien van een inkeping 11. Door het wegnemen van de drukkracht op de grendelschuif 94 wordt deze door de veer 93 weer naar buiten gedwongen, waarbij de doorgang 95 in de inkeping 11 grijpt en de staanderbuis 10 in de boring 91 vergrendeld wordt. Door de grendel-10 schuif 94 tegen de kracht van de veer 93 in te bewegen geeft de doorgang 95 de staander weer vrij zodat deze eenvoudig kan worden uitgenomen. De achtergelegen koppelstukken 42 zijn op overeenkomstige wijze uitgevoerd.

In gebruik wordt de drager 2 uitgaande van een opge-15 vouwen toestand uitgeklapt en worden de staanderuiteinden in de overeenkomstige koppelstukken 40 en 42 gestoken en op de hiervoor beschreven wijze vergrendeld. Hierna kan een baby-draagstoel of een boodschappenmand op het draaggedeelte 14 geplaatst worden. De ruimte onder de babydraagstoel is vrij 20 beschikbaar, zodat een kinderen daar plaats kan nemen op de zittingen 21 en 23, of meer boodschappen vervoerd kunnen worden. Doordat het zwaartepunt van de belasting op de drager 2 zich in hoofdzaak boven de achterwielen 52 bevindt zijn de voorwielen 50 eenvoudig zonder wezenlijk bijkomend 25 moment ten gevolge van de belasting gevormd door de drager 2 en de daardoor gedragen lading op het draaggedeelte 14 op te lichten om een hindernis, zoals bijvoorbeeld een stoeprand te nemen.

Doordat de drager 2 is vervaardigd uit relatief dun 30 materiaal, kan de constructie veren zodat het rijcomfort voor een baby in de babydraagstoel verbeterd wordt, en de extra belasting voor het frame van de kinderwagen wordt beperkt .

Het voorgestelde uitvoeringsvoorbeeld van de uitvin-35 ding bevat niet alleen een drager, maar ook een mand die, als de kinderen te groot zijn om in een draagstoel te zitten, in plaats van een babydraagstoel op het draaggedeelte 1009312 8 14 van de drager 2 kan worden geplaatst. De mand 80 is aan de voorzijde voorzien van haakorganen 83 en aan de achterzijde voorzien van haakorganen 84, waarbij de afstand tussen de haakorganen correspondeert met de lengte van het draagge-5 deelte 14. De haakorganen 83, 84 haken in op dwarssecties van het draaggedeelte 14 van de op de kinderwagen 1 gemonteerde drager 2. De mand 80 is voorzien van een bodemgedeel-te 85, waarbij de afstand tussen het vlak bepaald door de haakorganen 83 en 84 en het bodemgedeelte 85 zodanig is, dat 10 in gemonteerde toestand de afstand tussen het bodemgedeelte 85 en de zitting 21, 23 voldoende is voor het verschaffen van de hoofdruimte die nodig voor een baby of peuter die onder de mand 80 en op elke van de zittingen 21, 23 zit.

De mand 80 is vervaardigd uit kunststof en daardoor v 15 licht van gewicht en bestand tegen stoten en vocht. De mand kan echter ook uit ander geschikt materiaal zijn vervaardigd, zoals gevlochten riet of een netwerk van staaldraad.

Hoewel in dit voorbeeld de haakorganen 83 en 84 op de mand 80 zijn aangebracht is het tevens mogelijk haakorganen op de 20 drager 2 aan te brengen.

Hoewel de voorgestelde drager 2 uit metalen buizen is vervaardigd, is het ook mogelijk andere geschikte construc-tiematerialen zoals bijvoorbeeld kunststoffen te gebruiken.

In het bijzonder vezelversterkte kunststoffen met hoofdzake-25 lijk in lengterichting van de staanders verlopende vezels kunnen voor het verschaffen van een verende staanderstuctuur die schokken opvangt voordelig zijn.

De toepassing is niet beperkt tot het type kinderwagen getoond in het uitvoeringsvoorbeeld. De uitvinding is even-30 eens toepasbaar op andere soorten kinderwagens, waaronder begrepen opvouwbare en in dwarsrichting inklapbare typen, zoals bijvoorbeeld zogenaamde buggy's.

1009312

Claims (10)

1. Drager voor bevestiging op een kinderwagen (1), met een draaggedeelte (14) voor het opnemen van tenminste een te transporteren voorwerp zoals een babydraagstoel of boodschappenmand en met bevestigingsorganen (40, 42) voor beves- 5 tiging aan een frame van de kinderwagen (1), gekenmerkt door een staanderstructuur (10, 12) tussen genoemd draaggedeelte (14) en genoemde bevestigingsorganen (40, 42), waarbij in gebruikstoestand de staanderstructuur (10, 12) een zodanige hoogte heeft dat het draaggedeelte (14) zich op zodanige af-10 stand boven genoemde bevestigingsorganen (40, 42) bevindt, dat tussen een zitting (21, 23) van de kinderwagen (1) en een door genoemd draaggedeelte (14) gedragen voorwerp ruimte \ ' voor een op de zitting (21, 23) gezeten baby aanwezig is.

2. Drager volgens conclusie 1, waarbij de bevesti-15 gingsorganen (40, 42) zijn ingericht voor het losneembaar verbinden van tenminste de staanderstructuur (10, 12) met een kinderwagen (1).

3. Drager volgens conclusie 2, verder omvattende losneembare verbindingen tussen genoemde staanderstructuur 20 (10, 12) en genoemde bevestigingsorganen (40, 42).

4. Drager volgens een der voorgaande conclusies, verder omvattende tenminste een scharnierverbinding (60, 80) tussen de staanderstructuur (10, 12) en het draaggedeelte (14) voor het tussen een opgevouwen opslagtoestand en een 25 uitgevouwen gebruikstoestand heen en weer zwenken van de staanderstructuur (10, 12).

5. Drager volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de staanderstructuur (10, 12) ten minste een voorste of achterste paar staanders (12) omvat, dat is uitgevoerd als 30 benen van een ü-vormig verlopende stang.

6. Drager volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de staanderstructuur (10, 12) veerkrachtig is uitge-voerd.

7. Draagsysteem met een drager volgens een der voor-35 gaande conclusies, verder omvattende een mand (80) waarvan 1009312 de vorm correspondeert met de vorm van het draaggedeelte (14), waarbij in gebruikstoestand de afstand tussen een bo-demgedeelte (85) van de mand (80) en het draaggedeelte (14) zodanig is, dat tussen een zitting (21, 23) van een kinder-5 wagen (1) en de bodem van de mand (80) ruimte voor een op een zitting (21, 23) van de kinderwagen gezeten kind aanwezig is .

8. Kinderwagen met een door wielen (50, 52) gedragen frame, een door het frame gedragen zitting (21, 23) en een 10 drager met een draaggedeelte (14) voor het opnemen van tenminste een te transporteren voorwerp zoals een babydraag-stoel of boodschappenmand en met bevestigingsorganen (40, 42. voor bevestiging aan het frame van de kinderwagen (1), gekenmerkt door een staanderstructuur (10, 12), tussen ge-15 noemd draaggedeelte (14) en genoemde bevestigingsorganen (40, 42), waarbij in gebruikstoestand de staanderstructuur (10, 12) een zodanige hoogte heeft dat het draaggedeelte (14) zich op zodanige afstand boven genoemde zitting (21, 23. bevindt, dat tussen de zitting (21, 23) en een door ge-20 noemd draaggedeelte (14) gedragen voorwerp ruimte voor een op de zitting (21, 23) gezeten kind aanwezig is.

9. Kinderwagen volgens conclusie 8, waarbij het draaggedeelte (14) in hoofdzaak boven een achterste paar wielen (52) van de kinderwagen is gelegen.

10. Kinderwagen volgens conclusie 8 of 9, verder om vattende een mand (80) waarvan de vorm correspondeert met de vorm van het draaggedeelte (14), waarbij in gebruikstoestand de afstand tussen een bodemgedeelte (85) van de mand (80) en de zitting (21, 23) van de kinderwagen (1) zodanig is, dat 30 onder het bodemgedeelte (85) ruimte voor een op de zitting (21, 23) gezeten kind aanwezig is. 1009312