NL1023743C2 - Hor-, verduisterings- of afscheidingsinrichting. - Google Patents

Description

HOR-, VERDUISTERINGS- OF AFSCHEIDINGSINRICHTING

De uitvinding heeft betrekking op een hor-, verduisterings- of afscheidingsinrichting omvattende een raamwerk dat 5 losneembaar in een kozijn van een raam of een deur bevestigd kan worden, en een in het raamwerk bevestigd horrengaas, verduisterings- of afscheidingsmateriaal.

I Een dergelijk inrichting is bekend, bijvoorbeeld in de vorm

I 10 van een inzethor, en is beschreven in NL 1013151 en NL

1018466. Een nadeel van dergelijke systemen is dat het I vermoeiend is om het raamwerk telkens uit het kozijn te I verwijderen indien de gebruiker geen gebruik meer van de hor wenst te maken, wat vooral bij grotere afmetingen een rol I 15 speelt. Ook is de kans op beschadiging aanwezig.

De uitvinding beoogt een systeem dat eenvoudiger in het I gebruik is, en/of waarbij de kans op beschadiging minder is.

I 20 Daartoe is het horrengaas, verduisterings- of I afscheidingsmateriaal beweegbaar in het raamwerk bevestigd, I zodanig dat deze beweegbaar is tussen een open en een I gesloten toestand. Op die wijze hoeft het raamwerk niet meer I verwijderd te worden als de hor, of de verduistering of 25 afscheiding tijdelik niet meer nodig is. Voor langere periodes, bijvoorbeeld in de winter voor horren, kan echter het raamwerk in zijn geheel worden verwijderd en het systeem worden opgeborgen.

30 In een eerste voorkeursuitvoering is het horrengaas, verduisterings- of afscheidingsmateriaal volgens het principe van een rolgordijn beweegbaar.

In een tweede voorkeursuitvoering is het horrengaas, I verduisterings- of afscheidingsmateriaal volgens het principe I van een harmonica beweegbaar.

I 5 In een derde voorkeursuitvoering maakt het horrengaas, verduisterings- of afscheidingsmateriaal deel uit van een deur of raam dat scharnierbaar in het raamwerk is bevestigd.

Bij voorkeur is het horrengaas, verduisterings- of 10 afscheidingsmateriaal in een tweede raamwerk bevestigd, welk tweede raamwerk losse regels en stijlen omvat die in het H eerste raamwerk zijn bevestigd.

H Bij voorkeur omvat het raamwerk bevestigingsmiddelen waarmee 15 het raamwerk in het kozijn kan worden bevestigd. Bij voorkeur H omvatten deze bevestigingsmiddelen veermiddelen waarmee het H raamwerk in het kozijn kan worden geklemd.

De uitvinding wordt hieronder verder toegelicht aan de hand 20 van figuren die schematisch een uitvoeringsvoorbeeld van een hor volgens de uitvinding weergeven. Het zal de vakman duidelijk dat een verduisterings- of afscheidingsinrichting volgens een zelfde constructie kan worden verkregen door in plaats van horrengaas bijvoorbeeld lichtondoorlatend of juist 25 transparant materiaal t gebruiken. Om het begrip van de figuren te vergemakkelijken worden voor dezelfde of vergelijkbare onderdelen in verschillende figuren dezelfde nummers gebruikt.

H 30 Fig. la toont een dwarsdoorsnede van een kozijn terwijl daar H een hor volgens de uitvinding in wordt geplaatst.

3

Fig. lb toont dezelfde dwarsdoorsnede als fig. la nadat het inzetten van de hor voltooid is.

Figuren la en lb tonen een (inzet)hor 1, die een, in dit 5 geval rechthoekig, raamwerk 20 omvat dat bestaat uit een linkerstij 1 2 (de rechterstijl 2 is niet weergegeven), een bovenregel 3, een onderregel 4 en een opstaande rand 5 om de omtrek van het raamwerk. De rand 5 verhindert dat de hor door de opening waarin de hor 1 van binnen uit geplaatst wordt 10 naar buiten valt. Tussen de regels 3,4 is, door middel van inrolpezen 6,7, een gaas 8 gespannen.

In de bovenregel 3 is een klem- en/of klikelement 9 aangebracht. Zoals in meer detail is weergegeven in fig. 2, 15 omvat dit klikelement 9 een vlak gedeelte of plaat 10 en gaten 11 voor bevestiging, door middel van schroeven of dergelijke, van het klikelement 9 aan de bovenregel 3. Het klikelement 9 omvat voorts een bladveer 12 die is voorzien van een lip of greep 13 en een sleuf 14. Onder de bladveer 12 20 bevindt zich een kunststof nok 15 die door middel van een stelschroef 16, die door de sleuf 14 steekt, tegen de onderzijde van de bladveer 12 wordt getrokken.

25 In figuren la en lb zijn beide regels 3,4 voorzien van een opening voor het doorlaten van een nok 15. Aan de binnenzijde van beide regels 3,4 is een klem- en/of klikelement 9 bevestigd, waarbij de nok 15 door de genoemde opening steekt.

30 De hor 1 kan op verschillende manieren in de getoonde vensteropening tussen een bovendorpel 17 en een onderdorpel 18 geplaatst worden. Zo kan de hor in de vensteropening 1028743 I geschoven worden tot beide nokken 15 tegen het kozijn aanliggen. Door I een voorwaartse beweging van de hor 1 worden de nokken 15 te- I gen de werking van de bladveren 12 in naar binnen gedrukt 5 tot- dat het hoogste punt van de nokken 15 bereik is. Daarna I wordt de hor 1 praktisch naar binnen getrokken door de I veerkracht van de bladveren 12 en klikt de hor 1 vast.

Ook kan, zoals getoond in fig. la, de onderste nok 15 over de 10 onderdorpel 18 geplaatst worden, waarna de bovenste nok 15 I langs de bovendorpel 17 wordt gedrukt. In beide gevallen I wordt de situatie verkregen zoals getoond in fig. lb.

De hor 1 kan uit de vensteropening verwijderd worden door 15 eenvoudig aan de rand 5 te trekken (hiertoe kunnen eventueel I handvatten op de rand 5 gemonteerd worden) of, bij voor- keur, door de grepen 13 en daarmee de nokken 15 naar binnen I te trekken en de klem- en/of klikverbinding op te heffen.

20 Uit het bovenstaande en uit de figuren zal duidelijk zijn dat de hor zonder veel speling in het kozijn van een af te schermen opening geplaatst kan worden. Ook bij gebruik van bijvoorbeeld stijlen die tekort zijn zal de speling gering H zijn en zal een eventuele opstaande rand nog steeds voor een 25 effectieve afdichting zorgdragen. Voorts is zowel het aanbrengen als het verwijderen van de hor eenvoudig en zonder H veel kracht of behendigheid uit te voeren.

Indien de stijlen en regels van de hor voldoende dunwandig en 30 diep zijn kan, bij gebruik van de onderhavige hor in vensters en deuren die gedeeltelijk door het kozijn of de deurpost heen steken, het venster of de deur nog steeds gesloten H worden. Ook is het mogelijk de hor om een kozijn, venster, 5 deur of dergelijke te klemmen en/of te klikken in plaats van erin. De nokken zijn in dat geval naar de binnenzijde van het raamwerk gekeerd.

5 Het geheel van plaat 10, bladveer 12 en greep 13 wordt bij voorkeur uit een enkele plaat van een veerkrachtige materiaal, zoals roestvrij verenstaalof een veerkrachtige kunststof, gevormd. Ook de gaten 11 voor bevestiging van het element 9 en de sleuf 12 kunnen met dezelfde matrijs en 10 tijdens dezelfde proces stap vervaardigd worden. Het getoonde klem- en/of klikelement 9 is daarnaast voorzien van inkepingen 19, die mogelijk maken dat de bladveer 12 over een hoek van 90 graden t.o.v. de plaat 10 wordt verbogen zonder dat de bladveer 12 lager komt te liggen dan de onderrand van 15 de plaat 10. Hierdoor vergt het element 9 minder ruimte bij het inbouwen in een raamwerk.

De nok 15 kan van tanden of een ruw oppervlak voor- zien worden om de wrijving met een kozijn of dergelijke te 20 verhogen. Hierdoor wordt de greep van de hor 1 op bijvoorbeeld een houten kozijn of een kozijn waarvan de dorpels niet naar buiten toe divergeren aanzienlijk verbeterd.

25 De nok 15 kan op een verende element zoals een bladveer of dergelijke gemonteerd worden maar kan daarnaast of in plaats daarvan van een veerkrachtig materiaal vervaardigd zijn. Eén of meer nokken kunnen dan bijvoorbeeld met eenvoudige middelen, zoals een spijker, schroef of popnagel, op de 30 buitenzijde van één of meer van de stijlen of regels van het raamwerk gemonteerd worden.

In plaats van de getoonde variant die is voorzien van ten minste twee veerkrachtige nokken, is het vanzelfsprekend ook 4 Π 9 h / * H i IJ I 4 U) I mogelijk een veerkrachtige eerste nok op een eerste stijl of I regel te gebruiken in combinatie met een tweede, niet I veerkrachtige nok van een harder materiaal op bijvoorbeeld I een tegenover gelegen stijl of regel. De nok van het hardere 5 materiaal wordt dan tegen of om een stijl of dorpel van een I kozijn geplaatst waarna de veerkrachtige nok tegen of om een I tegenover gelegen stijl of dorpel wordt geklemd of geklikt.

I Er zijn vele andere denkbare manieren om een raamwerk 20 in I 10 een kozijn te plaatsen en losneembaar te bevestigen,

I bijvoorbeeld zoals beschreven in octrooipublicaties NL

1013151 en NL 1018466. De hier beschreven manieren dienen derhalve slechts als illustratie.

15 Volgens Fig. 3 omvat de (inzet)hor 1 een raamwerk 20. In het raamwerk 20 is in dit geval echter een tweede raamwerk 22 met een rolhor 23 bevestigd. De rolhor 23 heeft een constructie I en kan worden geopend en gesloten op de zelfde wijze als op zichzelf bekende rolgordijnen. In Fig. 5 is in dwarsdoorsnede 20 schematisch aangegeven dat het tweede raamwerk 22 met de rolhor 23 in het eerste raamwerk 20 wordt aangebracht. Dit tweede raamwerk kan bestaan uit losse stijlen en regels die bijvoorbeeld met dubbelzijdig kleefband in het eerste raamwerk 20 kunnen worden bevestigd. Het raamwerk 20 bestaat 25 uit een profiel met stijlen 2 en regels 3 welke een rechthoekig venster vormen, met een opstaande buitenwaarts gerichte rand 5 en een opstaande binnenwaarts gerichte rand H 25 waarop het tweede raamwerk 22 wordt bevestigd. Afhankelijk van de plaatsing van de hor 1 aan de binnen- of buitenzijde H 30 van het kozijn 21, en de vorm en het type van het kozijn 21, zijn de opstaande randen 5, 25 aan de zelfde zijde of aan H verschillende zijdes van het raamwerk 2, 3 aangebracht, of I heeft het profiel een andere, aan het kozijn 21 aangepaste, I vorm.

I Zoals in Fig. 4 is getoond kan bijvoorbeeld ook een I 5 harmonicahor 24 in het tweede raamwerk 22 zijn aangebracht.

Voorts is het bijvoobeeld mogelijk om in het raamwerk 20 of I 22 scharnierbare ramen of deuren aan te brengen. De uitvinding heeft derhalve in het algemeen betrekking op losneembaar in een kozijn bevestigde horren, gordijnen en 10 dergelijke, die in genoemde bevestigde positie van een open I naar een gesloten toestand kunnen worden gebracht, en weer terug.

I Zoals hierboven al genoemd is, hebben de termen "stijlen" en 15 "regels" betrekking op respectievelijk de (in hoofdzaak) I verticale en de (in hoofdzaak) horizontale verbindingsdelen van een raamwerk dat is aangebracht in een af te schermen opening, bijvoorbeeld een deur- of vensteropening. Dergelijke verbindingsdelen worden voorts onder meer aangeduid als 20 latten, ribben, balken en profielen.

De uitvinding is niet beperkt tot het in de tekening weergegeven en in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoor-beeld dat op verschillende manieren binnen het kader van de 25 uitvinding kan worden gevarieerd.

*1 n o 07 i o

Claims (7)

1. Hor-, verduisterings- of afscheidingsinrichting (1) I omvattende een raamwerk (20) dat losneembaar in een 5 kozijn (21) van een raam of een deur bevestigd kan worden, en een in het raamwerk (20) bevestigd horrengaas, I verduisterings- of afscheidingsmateriaal (23), met het I kenmerk, dat het horrengaas, verduisterings- of afscheidingsmateriaal (23) in het raamwerk (20) 10 beweegbaar is bevestigd, zodanig dat deze beweegbaar is tussen een open en een gesloten toestand.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het horrengaas, verduisterings- of afscheidingsmateriaal (23) 15 volgens het principe van een rolgordijn beweegbaar is.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het H horrengaas, verduisterings- of afscheidingsmateriaal (23) H volgens het principe van een harmonica beweegbaar is.

4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het H horrengaas, verduisterings- of afscheidingsmateriaal (23) H deel uitmaakt van een deur of raam dat scharnierbaar in H het raamwerk (20) is bevestigd.

5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies 1-4, H met het kenmerk, dat het horrengaas, verduisterings- of afscheidingsmateriaal (23) in een tweede raamwerk (22) is bevestigd, welk tweede raamwerk losse regels en stijlen 30 omvat die in het eerste raamwerk (20) zijn bevestigd.

6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het raamwerk (20) bevestigingsmiddelen (8, 9} omvat waarmee het raamwerk (20) in het kozijn (21) kan worden bevestigd.

7. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies 1-5, 5 met het kenmerk, dat de bevestigingsmiddelen (8, 9) veermiddelen omvat waarmee het raamwerk (20) in het kozijn (21) kan worden geklemd. 1023743