NL1023716C2 - Werkwijze, alsmede inrichting voor het drogen van rolbare containers. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze, alsmede inrichting voor het drogen van rolbare containers.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het drogen van rolbare containers, in het bijzonder blikken en/of flessen.

Bovendien heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het drogen van rolbare containers, in het bijzonder blikken en/of flessen.

5 Een dergelijke werkwijze en inrichting zijn bekend uit het

Amerikaanse octrooi US 5,271,164. De bekende inrichting omvat een transportband om blikken ondersteboven langs luchttoevoersleuven te bewegen. De transporteur is ingericht om de blikken met respectieve bodems aan zich vast te zuigen. Tijdens gebruik wordt verwarmde lucht in 10 en langs de opgehangen blikken omhoog geblazen. De langs de blikken gevoerde lucht kan via perforaties van de transporteur worden afgezogen.

Nadeel van de bekende inrichting is, dat deze relatief complex en duur is. Bovendien worden de containers relatief slecht door de inrichting gedroogd. In het bijzonder kan vocht op buitenzijden van de blikken 15 achterblijven, hetgeen een verdere container-bewerking, bijvoorbeeld etikettering, kan hinderen. Dergelijk vocht kan daarnaast bijvoorbeeld tot roestvorming leiden wanneer de containerwand metaal bevat.

Een ander nadeel van de bekende inrichting is, dat deze niet geschikt is om relatief zware, bijvoorbeeld glazen en/of gevulde, containers 20 te drogen, aangezien genoemde transportband daarvoor niet voldoende zuigkracht kan ontwikkelen.

De (onderhavige uitvinding beoogt een werkwijze volgens de aanhef, waarmee rolbare containers relatief goed worden gedroogd.

Volgens de uitvinding wordt de werkwijze hiertoe gekenmerkt, 25 doordat de containers over een drogend oppervlak worden gerold.

Verrassenderwijs blijkt op deze relatief eenvoudig manier een goede droging van de containers te kunnen worden verkregen, in het i1023716 I 2 I bijzonder van container-zijwanden. Het drogende oppervlak kan zich in I diverse richtingen uitstrekken, bijvoorbeeld verticaal of horizontaal. In het I laatste geval kunnen de containers gemakkelijk door het drogende I oppervlak worden ondersteund en daaroverheen rollen.

I 5 Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het genoemde drogende oppervlak een oppervlak van een droogkussen, waarbij de I containers tijdens het rollen enigszins in het droogkussen worden gedrukt.

I Op deze manier kan een goed contact tussen het droogkussen en de I te drogen containers worden verkregen, hetgeen bijdraagt tot een goede I 10 overdracht van vocht naar het drogend oppervlak van het droogkussen.

I Bovendien kan vocht verder uit het droogkussen worden gedrukt onder I invloed van de druk van de containers, zodat het kussen tijdens gebruik I automatisch weer wordt drooggewrongen. Het droogkussen kan van I verschillende materialen zijn vervaardigd, bijvoorbeeld textiel, kunststof, H 15 rubber, schuim, of een combinatie van deze of andere materialen. Het I kussen kan bijvoorbeeld een relatief vochtabsorberende massa en/of relatief open structuur bevatten.

Het drogend oppervlak omvat bij voorkeur luchtafzuigopeningen, waarbij lucht via genoemde luchtafzuigopeningen wordt afgezogen, in het 20 bijzonder in een de containers afgekeerde richting. Het drogend oppervlak heeft dan een zeer effectieve, drogende werking. Bij toepassing van een droogkussen kunnen bijvoorbeeld luchtafzuigmiddelen zijn voorzien om lucht door het kussen heen te zuigen, in een van het droogoppervlak en de te drogen containers afgekeerde richting. Het kussen kan dan worden 25 beschouwd ais zijnde een 'vacuümkussen', dat vocht van daarlangs rollende containers kan afzuigen. De luchtafzuiging kan bovendien de droging van het kussen zelf bewerkstelligen.

Volgens de uitvinding is het bijzonder voordelig, wanneer de containers zodanig langs een eerste transporttraject over een transportvlak H 30 worden getransporteerd, dat elke container die geen gewenste I ,1023716 3 transportstand heeft, naar een positie beneden het transportvlak valt, in het bijzonder om onder het transportvlak te worden opgevangen.

Daardoor kunnen de containers achtereenvolgens over het transportvlak worden getransporteerd, waarbij wordt vermeden dat een uit 5 positie geraakte container een blokkade voor achterliggende containers vormt. Hierdoor wordt bovendien vermeden, dat een werknemer dient te worden ingezet om de containerstroom te monitoren en/of om uit positie geraakte containers opnieuw op het transportvlak te positioneren of daarvan te verwijderen. Door het laten vallen van de slecht gepositioneerde 10 containers, kan verder een relatief hoge productiviteit, althans snelle en efficiënte container-doorvoer, van de inrichting worden verkregen. Elke uit positie geraakte container wordt, na het vallen, bij voorkeur onder het transportvlak opgevangen. Opgevangen containers kunnen vervolgens bijvoorbeeld weer eenvoudig, handmatig of geautomatiseerd, op een geschikt 15 moment aan een stroomopwaarts einde van de transportbaan of een ander deel van de inrichting worden toe gevoerd voor verdere behandeling.

Volgens de uitvinding kunnen de containers bijvoorbeeld eerst langs genoemd eerste transporttraject worden getransporteerd alvorens de containers, langs een tweede transporttraject over het drogende oppervlak 20 worden gerold.

Langs het eerste traject kan dan bijvoorbeeld een eerste droogstap worden uitgevoerd, bijvoorbeeld om kopse einden van de containers droog te blazen. Daarbij kunnen niet-stabiel geplaatste containers bovendien gemakkelijk, vanzelf, van het transportvlak worden verwijderd op de 25 hiervoor beschreven wijze. Vervolgens kunnen de rolzijden van de containers worden gedroogd door het genoemde, drogende oppervlak, opdat in hoofdzaak geen vocht op de containers kan achterblijven.

De uitvinding verschaft bovendien een inrichting volgens de aanhef, welke wordt gekenmerkt doordat de inrichting is voorzien van een 30 drogings-oppervlak om de blikken over te rollen. Met deze inrichting 10237 16 I kunnen bovengenoemde voordelen worden verkregen. De inrichting kan rolbare containers, bijvoorbeeld blikken en/of flessen, bijzonder eenvoudig drogen wanneer de containers langs genoemd drogings-oppervlak worden I gerold.

I 5 Nadere uitwerkingen van de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies. Thans zal de uitvinding worden verduidelijkt aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld en de tekening. Daarin toont: I fig. 1 een gedeeltelijk opengewerkt bovenzicht van een I uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding; I 10 fig. 2 een deels opengewerkt vooraanzicht van het in flg. 1 I weergegeven bovenaanzicht; I flg. 3 een doorsnede-aanzicht over lijn III-III van het in fig. 2 weergegeven vooraanzicht; I fig. 4 een dergelijk doorsnede-aanzicht als fig. 3, waarbij de I 15 blaasmiddelen en lucht-aanzuigmiddelen zijn weergegeven.

I De figuren 1-4 tonen een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting voor het drogen van rolbare containers, in het bijzonder cilindervormige blikken 2. De inrichting is voorzien van een frame 13, dat drie in hoofdzaak horizontale, evenwijdige transportbanen verschaft om de blikken 2 in drie 20 rijen in een transportrichting T, over een in hoofdzaak horizontaal transportvlak V te bewegen. Zoals fig. 3 toont, zijn deze transportbanen elk voorzien van een eindloze, zich met een bovenste part langs het transportvlak V uitstrekkende snaar 3 die om geleiderollen 13 is geleid. Een aandrijving voor beweging van de snaren 3 is niet weergegeven. De blikken 25 2 worden tijdens gebruik in hoofdzaak centraal, althans in hoofdzaak onder een centrale blikhartlijn, aan onderzijden 12 door de snaren 3 gedragen.

De inrichting is langs een eerste transporttraject A voorzien van eerste steunmiddelen 1 om de blikken 2 nabij boveneinden 11 te steunen en in balans op de snaren 3 te houden. In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld 30 omvatten deze eerste steunmiddelen een aantal evenwijdige, holle geleide- I 1023716 5 elementen 1 die zich aan weerszijden van de transportbanen van de blikken 2 uitstrekken. De raakvlakken van de geleide-elementen 1 met de blikken 2 zijn relatief glad uitgevoerd. Vanzelfsprekend kunnen deze steunmiddelen op diverse manieren worden uitgevoerd, bijvoorbeeld als zich tijdens gebruik 5 boven de blikken uitstrekkende, horizontale geleideplaten om de blikken 2 aan de bovenzijden 11 af te steunen.

Genoemde transportsnaren 3 zijn in een transversale richting gezien, haaks op de blikken-transportrichting T en in het respectieve transportvlak V, smaller dan de daarop te transporteren blikken 3. Voordeel 10 is, dat een rolbaar blik 2 bij het eerste transporttraject A gemakkelijk uit balans kunnen raken wanneer het blik 2 niet een gewenste, in hoofdzaak verticale transportstand heeft. Een dergelijk, niet goed gepositioneerd blik 2 kan derhalve gemakkelijk van de snaar 3 vallen. De snaren 3 zijn zodanig op afstand van elkaar opgesteld, dat gevallen blikken 2 langs de snaren 3 15 heen kunnen vallen en zo geen hindernis in het transportvlak V vormen.

Het eerste transporttraject A van de inrichting is voorzien van opvangmiddelen 4, die onder de transportsnaren 3 zijn opgesteld om daarvan gevallen blikken 2 op te vangen. De opvangmiddelen omvatten een schuin naar een verzamelbak 15 aflopende opvangplaat 4.

20 Zoals hg. 4 toont, is het eerste traject A van de inrichting voorzien van boven de transportsnaren 3 opgestelde droogmiddelen 16, 17 om de bovenzijden 11 van de blikken 2 te drogen. Deze droogmiddelen omvatten tegenover de transportsnaren 3 op gestelde blaasmonden 16 om drooglucht op de naar boven gekeerde zijden 11 van de daaronder gevoerde blikken 2 te 25 blazen. De blaasmonden 16 zijn in lucht-verdeelkasten 24 aangebracht, welke kasten 24 met ingangen 20 via leidingen 18 aan uitgangen 22 van een blowerbuis 5 zijn gekoppeld. Tijdens gebruik wordt deze buis 5 op een geschikte overdruk gehouden, door pompmiddelen 26, om een gewenst debiet drooglucht uit de blaasmonden 16 te laten stromen.

1023716 I 6 I Zoals fig. 4 toont, omvatten de droogmiddelen voorts luchtafzuigmonden 17 die in de genoemde, holle geleide-elementen 1 zijn I aangebracht om de toegevoerde drooglucht weer van de blikken 2 af te I voeren. De geleide-elementen 1 zijn hiertoe via buizen 21 en leidingen 18 I 5 aan ingangen 23 van een luchtafzuigbuis 6 gekoppeld. Deze afzuigbuis 6 wordt tijdens gebruik op een geschikte onderdruk gehouden, door pomp middelen 27, voor luchtafvoer via de afzuigmonden 17. De I Maasmonden 16 en afzuigmonden 17 kunnen vocht -althans tijdens gebruik- zeer goed van de bovenzijden 11 van de blikken 2 verwijderen. Opgemerkt I 10 zij, dat de koppeling tussen de genoemde pompmiddelen 26, 27 en de blaas- I en afzuigmonden 16,17 voor de duidelijkheid van de tekening niet is I weergegeven.

I Zoals figuren 1 en 2 tonen, is een tweede transporttraject B van de inrichting, dat in het uitvoeringsvoorbeeld stroomafwaarts van het eerste I 15 deel A is opgesteld, voorzien van tweede steunmiddelen 10, 25. Deze tweede I steunmiddelen 10, 25 bieden tijdens gebruik in de eerste plaats steun aan

I daartussen, op de snaren 3 langs het tweede transporttraject B

B getransporteerde blikken 2. De tweede steunmiddelen omvatten, voor elke B transportbaan, een droogkussen 7 en een respectieve, daartegenover B 20 opgestelde, oneindige aandruk-transportriem 25. De droogkussens 7 B strekken zich, in verticale richting gezien, ten minste langs de volledige B hoogte van daarlangs te voeren blikken 2 uit. De aandrukriemen 25 B strekken zich op ongeveer de halve hoogte van de op de snaren 3 te B transporteren blikken 2 uit. Deze aandrukriemen 25 worden aangedreven B 25 door aandrijfrollen 8. Tijdens gebruik worden blikken 2 langs de B transportbanen van het tweede traject B gevoerd, waarbij elk blik 2 door B een aandrukriem 25 en de respectieve transportsnaar 3 over het B daartegenover opgestelde droogkussen 7 wordt gerold. Een bijbehorende B rotatierichting van een blik 2 is met een pijl R in fig. 1 ingetekend.

I 102371 6 7

Elk droogkussen 7 is bij voorkeur ten minste gedeeltelijk samendrukbaar, zodat tijdens gebruik een goed contact tussen de blikken 2 en de oppervlakken 10 van de droogkussens 7 kan worden verkregen. Het oppervlak van elk droogkussen 7 omvat een drogings-oppervlak 10 om de 5 cilindrische buitenzijdes van de blikken 3 te drogen wanneer de blikken 2 over dat oppervlak 10 worden gerold. Hiertoe is het drogings-oppervlak 10 voorzien van, niet in de figuur weergegeven, luchtafzuigopeningen om lucht van dat oppervlak 10 af te voeren. Dergelijke afzuigopeningen kunnen op diverse manieren zijn uitgevoerd en bijvoorbeeld poriën en/of perforaties 10 omvatten. De droogkussens 7 zijn elk aangesloten op genoemde afzuigpomp 27 om lucht via genoemde luchtafzuigopeningen van de roterende blikken 2 af te zuigen. Door toepassing van samendrukbare, bijvoorbeeld flexibele, droogkussens wordt het verdere voordeel verkregen, dat vocht tijdens gebruik door de blikken 2 uit de kussens 7 kan worden gewrongen.

15 Daardoor kunnen de kussens 7 eenvoudig op een voor blikdroging gewenst, relatief laag vochtgehalte worden gehouden.

De inrichting is daarnaast voorzien van onder de vacuumkussens 7 opgestelde, naar boven gerichte blaasmonden 9 om omhoog gerichte luchtstromen op te wekken, in het bijzonder voor het drogen van de naar 20 beneden gekeerde zijden 12 van de blikken 2. Deze omhoog gerichte luchtstromen kunnen bijvoorbeeld geheel of deels door de droogkussens 7 worden afgezogen.

De inrichting biedt in de eerste plaats het voordeel, dat containers, in het onderhavige voorbeeld blikken 2, in een aantal rijen kunnen worden 25 getransporteerd, waarbij een uit positie geraakte container 2 gemakkelijk van het transportvlak V kan worden verwijderd, simpelweg door het blik 2 te laten vallen. Daardoor wordt het transportproces niet of nauwelijks verstoord door omgevallen containers 2.

Voorts biedt de inrichting het voordeel, dat een bijzonder goede 30 containerdroging op bijzonder eenvoudige, goedkope wijze wordt bereikt. In 1023716 I combinatie met het transport over de transportsnaren 3 kan een groot I aantal containers 2 binnen relatief korte tijd worden gedroogd. Gevallen I containers 2 kunnen, althans bij het eerste transporttraject A, gemakkelijk I worden verzameld in de verzamelbak 14 om vervolgens bijvoorbeeld 5 opnieuw aan de drooginrichting te worden toegevoerd. Voorts is de I inrichting relatief compact uitgevoerd.

I Daarnaast is een bij het eerste transporttraject A gevormde rij H containers 2 relatief stabiel, aangezien niet goed gepositioneerd containers 2 reeds bij het doorlopen van dat traject A zijn gevallen en van de respectieve 10 transportbaan zijn verwijderd. De zo gevormde rij containers 2 kan I daardoor bij het tweede transporttraject B snel en grondig worden gedroogd door over de vacuumkussens 7 te worden gerold. Hierbij kunnen de H aandrukriemen 25 de containers 2 stevig in de kussens 7 drukken en daarlangs rollen voor vloeistofverwijdering van de container-langszijdes. De H 15 vacuumkussens 7 hebben bij het uitvoeringsvoorbeeld een zodanige lengte, dat de containers 2 bovendien een aantal omwentelingen langs de kussens 7 H maken, zodat de container-langszijden elk een aantal keer een drogingsbehandeling van een kussen 7 ondergaan. De kopse einden, althans boven- en onderzijdes 11,12, van de containers 2 worden tijdens gebruik 20 bovendien grondig door diverse blaas- en afzuigmiddelen 9, 16, 17, 26, 27 van de inrichting gedroogd.

Het spreekt vanzelf dat de uitvinding niet is beperkt tot het beschreven uitvoeringsvoorbeeld. Diverse wijzigingen zijn mogelijk binnen het raam van de uitvinding zoals is verwoord in de navolgende conclusies.

25 Zo kan het drogend oppervlak op verschillende manieren zijn voorzien, bijvoorbeeld in een droogwand, een droogkussen, door middel van vloeistof absorberend materiaal en dergelijke. Genoemd drogend oppervlak 10 kan zich bijvoorbeeld horizontaal, verticaal of in een andere richting langs een container-transporttraject uitstrekken. Het drogend oppervlak I 1023716 9 kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld relatief star, vormvast, vervormbaar, flexibel, samendrukbaar of anderszins.

Daarnaast kan de inrichting zijn voorzien van middelen om vocht uit afgevoerde drooglucht te verwijderen.

5 Der drooglucht kan verschillende temperaturen hebben, bijvoorbeeld kamertemperatuur of een hogere droogtemperatuur.

De containers kunnen tijdens het transport door de inrichting bijvoorbeeld reeds zijn gevuld met een product en zijn afgesloten. In dat geval kan stroomafwaarts van de inrichting bijvoorbeeld een 10 verpakkingsproces worden uitgevoerd om de gedroogde containers 2 te verpakken. Daarnaast is de inrichting geschikt om geopende containers 2 mee te drogen.

Het genoemde transportvlak V kan zich voorts in verschillende richtingen uitstrekken, bijvoorbeeld horizontaal, schuin of dergelijke.

15 Bovendien kan de beschreven container-transportinrichting worden toegepast zonder droogmiddelen. In dat geval kunnen de te transporteren containers ook niet-rolbare containers omvatten, bijvoorbeeld hoekige containers, dozen en dergelijke.

Verder kan de inrichting bijvoorbeeld diverse gassen en/of 20 gasmengsels gebruiken om containers mee te drogen, bijvoorbeeld lucht, stikstof en/of dergelijke.

Elk eindloze, zich centraal onder de containers 2 uitstrekkende transportelement 3 kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld als een relatief smalle band, snaarvormig, koordvormig, 25 draadvormig of dergelijke.

1023716

Claims (19)

1. Werkwijze voor het drogen van rolbare containers, in het bijzonder blikken en/of flessen, met het kenmerk, dat de containers (2) over een I drogend oppervlak (10) worden gerold.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het genoemde drogende I 5 oppervlak (10) een oppervlak van een droogkussen (7) omvat, waarbij de containers (2) tijdens het rollen enigszins in het droogkussen (7) worden I gedrukt.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij het drogend oppervlak (10) is voorzien van luchtafzuig-openingen, waarbij lucht via genoemde 10 luchtafzuig-openingen wordt afgezogen.

4. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij I kopse einden (11,12) van de containers (2) wordt gedroogd door lucht op die einden te blazen en van die einden af te zuigen.

5. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de I 15 containers (2) zodanig langs een eerste transporttraject (A) over een transportvlak (V) worden getransporteerd, dat elke container (2) die geen gewenste transportstand heeft, naar een positie beneden het transportvlak valt, in het bijzonder om onder het transportvlak te worden opgevangen.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, waarbij het genoemde I 20 transportvlak wordt verschaft door ten minste één snaarvormig transportelement (3), dat de containers (2) bij de gewenste transportstand relatief centraal ondersteunt.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, waarbij de containers (2) langs het eerste transporttraject (A) elk tevens nabij of boven een boveneinde (11) 25 worden gesteund.

8. Werkwijze volgens conclusies 1 en 5, waarbij de containers (2) eerst langs genoemd eerste transporttraject (A) worden getransporteerd alvorens I 102371 6 de containers langs een tweede transporttraject (B) over het drogende oppervlak (10) worden gerold.

9. Inrichting voor het drogen van rolbare containers, in het bijzonder blikken en/of flessen, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een 5 drogings-oppervlak (10) om de containers (2) over te rollen.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de inrichting is voorzien van ten minste één, ten minste gedeeltelijk samendrukbaar droogkussen (7) dat het genoemde drogings-oppervlak (10) verschaft.

11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, waarbij het drogings-oppervlak 10 (10) is voorzien van luchtafzuigopeningen om lucht van genoemd oppervlak af te voeren.

12. Inrichting volgens één van de conclusies 9-11, voorzien van blaasmiddelen en lucht-afzuigmiddelen om lucht op genoemde containers (2) te blazen en daarvan af te zuigen.

13. Inrichting volgens één van de conclusies 9-12, voorzien van een transportinrichting met transportmiddelen (3) die zijn ingericht om daarmee, over een transportvlak (V) te transporteren containers (2) te laten vallen wanneer de containers geen gewenste transportstand hebben.

14. Inrichting volgens conclusie 13, voorzien van opvangmiddelen (4) 20 die onder genoemd transportvlak (V) zijn opgesteld om gevallen containers (2) op te vangen.

15. Inrichting volgens conclusie 13 of 14, waarbij genoemde transportmiddelen ten minste één eindloos transportelement (3) omvatten om onderzijden (12) van de containers (2) in genoemde, gewenste 25 transportstand te ondersteunen, waarbij genoemd transportelement (3) in een transversale richting gezien, haaks op de container transportrichting (T) in het respectieve transportvlak (V), smaller is dan genoemde containers (1).

16. Inrichting volgens conclusie 15, waarbij genoemd eindloze 30 transportelement (3) snaarvormig is. 10237 1 6 I 12

17. Inrichting volgens conclusie 15 of 16, waarbij de inrichting is I voorzien van steunmiddelen (1) om de containers (2) nabij of boven I boveneinden (11) te steunen om de containers (2) op genoemd I transportelement (3) in de gewenste transportstand in balans te houden.

18. Inrichting volgens één van de conclusies 15-17, waarbij de I transportmiddelen (3) zijn ingericht om de containers (2) in ten minste twee I in hoofdzaak evenwijdige rijen te transporteren, waarbij tussen genoemde transportmiddelen (3) voldoende ruimte is voorzien om uit balans geraakte I containers (2) doorheen te laten vallen. I 10

19. Inrichting voor het transporteren van containers, in het bijzonder I blikken en/of flessen, welke transportinrichting is voorzien van transportmiddelen (3) die zijn ingericht om daarmee getransporteerde H containers (2) te laten vallen wanneer de containers geen gewenste transportstand hebben. I 1023716