NL1023459C2 - Achtervorkpadden met opvulstukken. - Google Patents
Achtervorkpadden met opvulstukken. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1023459C2 NL1023459C2 NL1023459A NL1023459A NL1023459C2 NL 1023459 C2 NL1023459 C2 NL 1023459C2 NL 1023459 A NL1023459 A NL 1023459A NL 1023459 A NL1023459 A NL 1023459A NL 1023459 C2 NL1023459 C2 NL 1023459C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- slot
- rear fork
- fixed pad
- pad part
- pad
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B62—LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
- B62K—CYCLES; CYCLE FRAMES; CYCLE STEERING DEVICES; RIDER-OPERATED TERMINAL CONTROLS SPECIALLY ADAPTED FOR CYCLES; CYCLE AXLE SUSPENSIONS; CYCLE SIDE-CARS, FORECARS, OR THE LIKE
- B62K25/00—Axle suspensions
- B62K25/02—Axle suspensions for mounting axles rigidly on cycle frame or fork, e.g. adjustably
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Axle Suspensions And Sidecars For Cycles (AREA)
- Packaging Of Machine Parts And Wound Products (AREA)
Description
I Korte aanduiding: Achtervorkpadden met opvulstukken I De uitvinding heeft betrekking op een achtervorkpad-systeem vol- gens het inleidende gedeelte van conclusie 1. De uitvinding heeft verder be- trekking op daarmee samengestelde achtervorkpadden volgens de inleiden- I de gedeeltes van conclusies 2 en 6.
I 5 Een dergelijk achtervorkpad-systeem en dergelijke achtervorkpad- I den zijn uit de praktijk bekend. Voor bepaalde modellen fietsen is het wen- I selijk tijdens de fabricage het fietsframe naar keuze te kunnen uitrusten met verschillende aandrijfsystemen. Een mogelijkheid die in veel gevallen I gewenst wordt, is het uitrusten van de fiets met een derailleur versnellings- I 10 systeem met een verende kettingspanner, omvattende een zwenkbare arm I met kettingomleidingsrollen die, door veerkracht bekrachtigd, de ketting op I spanning houdt en bij schakelen de verandering in de omtrek van het blad I of de krans waarover de ketting loopt accommodeert. Andere opties die voor I een zelfde frame vaak wenselijk zijn, zijn een versnellingssysteem zonder I 15 verende kettingspanner of een vaste overbrengingsverhouding, dat wil zeg gen zonder versnellingssysteem met verschillende overbrengingsverhoudin-gen waartussen geschakeld kan worden.
In de laatstgenoemde twee gevallen wordt de ketting gespannen door de positie van de as van het achterwiel in de sleuven in de achterpad-20 den geschikt te kiezen, eventueel met behulp van een verstelbare, starre kettingspanner, zoals bijvoorbeeld beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 8600479. Daartoe wordt het achterwiel naar achteren getrokken om de ketting te spannen en worden vervolgens moeren op de achterasuiteinden vastgezet waardoor de achterpadden tussen die moeren en vaste 25 gedeeltes van het achterwiellager worden ingeklemd.
Indien een derailleur versnellingssysteem met verende kettingspanner wordt toegepast, wordt het achterwiel bij het monteren achterwaarts getrokken tot de as van het achterwiel tegen de gesloten uiteinden van de sleuven in de achterpadden stuit en worden vervolgens moeren of I 2 I snelspanners aangetrokken, waardoor de achterpadden tussen die klemor- I ganen en vaste gedeeltes van het achterwiellager worden ingeklemd.
I Teneinde zowel voor fietsen, die bestemd zijn om te worden afge- monteerd met een verende kettingspanner, als voor fietsen, die niet worden I 5 voorzien van een kettingspanner, identieke frames met identieke achtervor- I ken te kunnen gebruiken, is de rechter achterpad samengesteld uit een vast I paddeel en: I · ofwel, als de fiets moet worden uitgerust met een versnellingssysteem I met verende kettingspanner, een opvulstuk met een, ten opzichte van 10 het vaste paddeel uitstekende, arm waaraan de kettingspanner kan wor- I den bevestigd, I · ofwel, als de fiets niet wordt uitgerust met een versnellingssysteem met I verende kettingspanner, een opvulstuk zonder de ten opzichte van het I vaste paddeel uitstekende arm.
I 15 Nadeel van een dergelijk systeem is dat het achterwiel, indien de fiets is voorzien van een verende kettingspanner, bij het monteren in de achtervork tegen de door de kettingspanner op de ketting uitgeoefende veerkracht in, naar de achterzijde van de fiets moet worden getrokken en moet worden vastgehouden, teneinde de as bij het vastzetten van de kle- 20 morganen betrouwbaar tegen de gesloten uiteinden van de sleuven te laten aanliggen.
Het is voor achtervorken van fietsframes, die uitsluitend zijn be· stemd om te worden afgemonteerd met een versnellingssysteem met een kettingspanner, bekend de achterpadden te voorzien van sleuven die, vanaf 25 een naar omlaag gekeerd open uiteinde, in hoofdzaak verticaal omhoog ver- lopen. Bij gebruik van dergelijke achterpadden komt de as van het achter- wiel bij het monteren in de achtervork reeds door het gewicht van de fiets vanzelf in aanligging tegen de gesloten uiteinden van de sleuven, terwijl de H positie van de uiteinden van de as in rijrichting reeds door de opsluiting in 30 de sleuven wordt bepaald. Hierdoor is het monteren van het achterwiel door 3 de gebruiker relatief gemakkelijk uit te voeren. Demonteren van het achterwiel is bij dergelijke achterpadden ook eenvoudig, doordat het achterwiel gemakkelijk uit de achtervork valt als de klemorganen zijn losgemaakt en de fiets aan de achterzijde daarvan wordt opgetild.
5 Het is een doel van de uitvinding een achtervorkpad-systeem te verschaffen, dat met behoud van de geschiktheid van een achtervork voor afmontage naar keuze met of zonder verende kettingspanner, een eenvoudigere montage en demontage van het achterwiel mogelijk maakt indien de fiets is uitgerust met een versnellingssysteem met een kettingspanner die 10 de ketting door veerkracht op spanning houdt.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door een achtervorkpad-systeem volgens conclusie 1 te verschaffen. De uitvinding kan tevens zijn belichaamd in achtervorkpadden volgens conclusies 2 en 6 die alternatieve, met het systeem volgens conclusie 1 samen te stellen, achtervorkpad-15 den vormen, alsmede in een achtervork volgens conclusie 11 en een fiets-firame volgens conclusie 15 die van dergélijke achtervorkpadden zijn voorzien.
Bij toepassing van het achtervorkpad-systeem volgens de uitvinding hoeft het achterwiel van een fiets met een verende kettingspanner en 20 bijbehorend opvulstuk of bijbehorende opvulstukken niet achterwaarts tot het uiteinde van de sleuf in het vaste paddeel te worden getrokken teneinde de as van het achterwiel in aanligging te brengen met een aanslag die de positie van de achteras in rijrichting van de fiets bepaalt. Bij een, uitgaande van het achtervorkpad-systeem volgens de uitvinding, samengestelde fiets 25 zonder verende kettingspanner zorgt het tweede gedeelte van de door het opvulstuk of de opvulstukken begrensde sleuf - welk tweede gedeelte een voortzetting van de sleuf in onder meer het vaste paddeel vormt - ervoor, dat de totale lengte van de sleuf in de achterpad een voldoende groot ver-stelbereik voor het spannen van de ketting verschaft.
I Doordat het opvulstuk of de opvulstukken voor toepassing zonder I kettingspanner de begrenzing van een sleufgedeelte in het verlengde van de I sleuf in het vaste paddeel vormt resp. vormen, kan die begrenzing geheel of I gedeeltelijk weggelaten worden indien het andere opvulstuk of de andere I 5 opvulstukken bestemd voor toepassing met verende kettingspanner zijn gemonteerd. Bij het monteren en demonteren van achteras hoeft deze der- I halve niet langs een begrenzing van een sleufgedeelte dat bij toepassing van I een verende kettingspanner niet nodig is te worden gevoerd.
Bijzondere aspecten van de uitvinding zijn neergelegd in de afhan- I 10 kelijke conclusies.
I Navolgend worden verdere aspecten, effecten en details van de uit- vinding nader geïllustreerd en toegelicht aan de hand van een uitvoerings- I voorbeeld met verwijzing naar de tekening, daarbij toont: fig. 1 een uiteengetrokken perspectivisch aanzicht van een achter· I 15 vorkpad volgens een eerste uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding; I fig. 2 een zijaanzicht van een achtervorkpad volgens een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding; fig. 3 een zijaanzicht van de achtervorkpad volgens fig. 1; H fig. 4 een zijaanzicht van een opvulstuk van de achterpad volgens I 20 fig. 2; fig. 5 een zijaanzicht van een opvulstuk van de achterpad volgens figuren 1 en 3; en fig. 6 een zijaanzicht van een vast paddeel van de achterpadden volgens figuren 1-5.
25 De in de tekening getoonde achterpad 1 volgens figuren 1, 3, 5 en 6 en de achterpad 51 volgens figuren 2, 4 en 6 vormen achterpadden van een voorbeeld van een achterpad-systeem volgens de uitvinding. Het getoonde achterpad-systeem is samengesteld uit een vast achterpaddeel 2 dat voor beide uitvoeringen van de met dit systeem samen te stellen achterpadden 1, 30 51 gelijk is, en verschillende opvulstukken 3 resp. 53. Volgens deze voor- 5 beelden van de uitvinding omvat het achterpad-systeem verder nog bevesti-gingsorganen 4, 5, 6, 32. Volgens dit voorbeeld zijn deze bevestigingsorga-nen uitgevoerd als een inbusbout 4 en een hulsmoer 32, voor bevestiging door een gat 7 in het vaste paddeel 2 en door een gat 8, 58 in het opvulstuk 5 3, 53, alsmede als een inbusbout 5 en een hulsmoer 6, voor bevestiging door gaten 9,10, 60 in het vaste paddeel 2 en het opvulstuk 3 resp. 53.
Het achterpad-systeem volgens het getoonde voorbeeld dient voor het samenstellen van achterpadden aan de rechterzijde van het achterwiel, of althans de zijde waar de verende kettingspanner is bevestigd. Voor het 10 bevestigen van de verende kettingspanner is het opvulstuk 53 voorzien van een arm 61 met daarin een bevestigingsgat 62. Eventueel kan het vaste paddeel 2 of het opvulstuk 53 zijn voorzien van verdere gaten voor het opnemen van bevestigingselementen van de verende kettingspanner. De onderdelen voor het samenstellen van een bijbehorende achterpad aan de lin-15 terzijde van het achterwiel vormen, tén opzichte van het middenlangsvlak van de fiets, een gespiegelde kopie van de getoonde achterpadden 1, 51. Dit geldt ook voor de onderdelen 3-6. Een uitzondering daarop vormt het opvulstuk 53 voor toepassing in combinatie met een derailleurversnellingssys-teem met verende kettingspanner. Het bijbehorende opvulstuk voor het sa-20 menstellen van de achterpad aan de linkerzijde van het achterwiel is niet voorzien van een arm 61 voor bevestiging van de verende kettingspanner, maar heeft in plaats van die arm 61 een contour die verloopt als is aangegeven met een streeppuntlijn 63.
Navolgend wordt een, met het achtervorkpad-systeem volgens de 25 uitvinding samen te stellen, achtervorkpad 1 voor een fiets zonder verende kettingspanner nader beschreven aan de hand van het in de figuren 1 en 3 getoonde voorbeeld van een achtervorkpad 1. Figuren 5 en 6 tonen het opvulstuk en het vaste paddeel van een dergelijke achtervorkpad 1 afzonderlijk.
η o o a r λ I Het vaste paddeel 2, dat voor beide soorten met het achtervorkpad- I systeem volgens de uitvinding samen te stellen achtervorkpadden 3,53 I identiek is, heeft bevestigingsgedeeltes in de vorm van lippen 14,15 voor I bevestiging aan benen 17,18 (zie fig. 6) van een achtervork van een fiets. In 1 I 5 het vaste paddeel 2 is verder een sleuf 19 met een open uiteinde 20 en een I gesloten uiteinde 21 uitgespaard, voor het opnemen van een gedeelte van een achterwiel-as 22 die zich dwars op de sleuf 19 uitstrekt en zich daar I doorheen uitstrekt.
Het opvulstuk 3 begrenst een sleuf 23 met een open uiteinde 24 en I 10 een gesloten uiteinde 25, eveneens voor het opnemen van een gedeelte van I een achterwiel-as 22. Volgens dit voorbeeld is de sleuf 23 bovendien uitge- I spaard in het opvulstuk 3. Het is echter ook mogelijk, dat het opvulstuk de I sleuf geheel of gedeeltelijk alleen aan een kant, bijvoorbeeld de onderkant, I begrenst. Het opvulstuk 3 ligt in gemonteerde toestand langs een contactop- I 15 pervlak aan tegen het vaste paddeel 2 voor inklemming met het vaste pad- I deel 2 tussen een klemorgaan en een aanslag op de as 22 die zich door de I sleuf 23 in het opvulstuk 3 uitstrekt.
Het vaste paddeel 2 en het opvulstuk 3 zijn ingericht voor het posi- tioneren van het opvulstuk 3 ten opzichte van het vaste paddeel 2. Hiertoe 20 is volgens dit voorbeeld het vaste paddeel 2 voorzien van een uitsparing 26.
In het gebied van de uitsparing 26 heeft het vaste paddeel 2 een dikte die kleiner is dan de rest of althans omliggende gedeeltes van het vaste paddeel I 2. De diepte van de uitsparing 26 komt overeen met de dikte van het opvul- stuk 3, zodat het achterpad 1 na plaatsing van het opvulstuk 3 in het gebied 25 van de uitsparing 26 in het vaste paddeel 2 even dik is als in omliggende I gedeeltes van het vaste paddeel 2. De contour van de uitsparing 26 in het vaste paddeel 2 sluit nauw aan op de contour van het opvulstuk 3, zodat dit in geplaatste toestand nauwkeurig in de uitsparing 26 gepositioneerd wordt gehouden. De bevestigingselementen 4-6 kunnen dienen als paspennen voor 30 het, in samenwerking met de gaten 7-10 in het vaste paddeel 2 en in het 7 opvulstuk 3, positioneren van het opvulstuk 3 ten opzichte van het vaste paddeel. De bevestigingselementen dienen tevens voor het op zijn plaats tegen het vaste paddeel 2 houden van het opvulstuk 3 als het achterwiel niet in de achtervork is gemonteerd.
5 De sleuf 19 in het vaste paddeel 2 en een eerste gedeelte van de sleuf 23 in het opvulstuk 3, op afstand van het open uiteinde 24 van de sleuf 23 in het opvulstuk 3, vormen een gemeenschappelijk sleufgedeelte. Een tweede gedeelte van de sleuf 23 tussen het eerste gedeelte en het open uiteinde 24 daarvan vormt een voortzetting van de gemeenschappelijke sleuf. 10 De sleuf 19, 23 heeft aldus enerzijds voldoende lengte om een ver- stelbereik voor de positie van de achteras 22 in rijrichting van de fiets te verschaffen, die het mogelijk maakt de ketting voldoende te spannen. Anderzijds begrenst het vaste paddeel 2 alleen een eerste gedeelte 19 van de sleuf 19, 23 aansluitend op het gesloten uiteinde 21 en wordt het tweede 15 gedeelte van de sleuf 23, althans aan een zijde, uitsluitend begrensd door het opvulstuk 3. Dit brengt met zich, dat bij verwijdering van het opvulstuk 2 een gebied grenzend aan de sleuf 23 - volgens dit voorbeeld onder de nominale positie van de achteras 22 - vrijgemaakt wordt. Via dit vrijgemaakte gebied kan bij toepassing van het alternatieve opvulstuk 53 - waarbij ver-20 stelbaarheid in trekrichting van de ketting niet nodig is - een achterwiel gemakkelijker geplaatst worden.
Het opvulstuk 3 heeft een vrij uitstekend been 27 dat in bedrijfs-stand een onderbegrenzing van de sleuf 23 in het opvulstuk 3 vormt, en dat zich uitstrekt langs en tot voorbij de onderzijde van de sleuf 19 begrenzend 25 been 30 van het vaste paddeel 2. Daardoor bevindt het gebied, dat vrijgelaten kan worden als een ander opvulstuk wordt gemonteerd dan het opvulstuk 3, voor toepassing met een kettingaandrijving zonder verende ketting-spanner, zich onder de sleuf 19, 23 in de achtervorkpad 1 met het opvulstuk 3. Dit is bijzonder voordelig, omdat speciaal door uitnemen van de achter-30 wiel-as omlaag vanuit de gemonteerde positie, dan wel montage in een rich- I ting omhoog naar de beoogde positie in de achtervorkpadden, een achterwiel I zich bijzonder eenvoudig laat demonteren resp. monteren.
I De achtervorkpad volgens de alternatieve uitvoering 51, bestemd voor fietsen met een versnellingssysteem met verende kettingspanner, die, I 5 uitgaande van hetzelfde vaste paddeel 2, maar door combinatie met het an- dere opvulstuk 53 samengesteld kan worden, is weergegeven in figuur 2.
I Figuren 4 en 6 tonen het opvulstuk en het vaste paddeel 2 afzonderlijk.
I Het opvulstuk 53 begrenst een tweede sleuf 73 met een open uit- I einde 74 en een gesloten uiteinde 75. Ook dit opvulstuk 53 ligt in gemon- 10 teerde toestand langs een contactoppervlak aan tegen het vaste paddeel 2 voor inklemming met het vaste paddeel 2 tussen een klemorgaan en een aanslag op de achterwiel-as 22 die zich uitstrekt door de sleuf 73 die wordt begrensd door het opvulstuk 53.
Verder zijn ook bij toepassing van het opvulstuk 53 het vaste pad- 15 deel 2 en het opvulstuk 53 ingericht voor het positioneren van het opvulstuk H 53 ten opzichte van het vaste paddeel 2 door middel van nauwe omsloten passing van het opvulstuk 53 in de uitsparing 26 en eventueel aangevuld door een paspen-effect van de bevestigingselementen 4-6 ten opzichte van de I gaten 7-10.
20 Het opvulstuk 53 dekt het merendeel van de sleuf 19 in het vaste paddeel 2 af voor het op afstand van het uiteinde 21 van de sleuf 19 in het vaste paddeel 2 houden van de in de achtervorkpad 51 opgenomen as 22.
Hierdoor hoeft de as 22 bij het monteren niet achterwaarts tot het uiteinde 21 van de sleuf 19 te worden getrokken, hetgeen montage vergemakkelijkt.
25 Ook verplaatsing in tegenovergestelde richting vanaf het uiteinde 21 van de sleuf 19 bij demonteren is daardoor niet meer nodig. Verder komt de positie van de as 22 in gemonteerde toestand hierdoor beter overeen met de nomi- nale positie van de as 22 bij toepassing van een versnellingssysteem zonder verende kettingspanner, waarbij de ketting verhindert, dat de achterwiel-as 30 22 tot tegen het uiteinde 21 van de sleuf 19 wordt getrokken.
9
Doordat bij het opvulstuk 3, voor toepassing in combinatie zonder een verende kettingspanner, het been 27 de enige onderbegrenzing vormt van een op het open uiteinde 24 aansluitend gedeelte van de sleuf 23, waarin de as 22 zich bevindt, is het been 30 van het vaste paddeel 2, dat zich 5 langs de sleuf 19 uitstrekt, relatief kort. Het onder de sleuf 19 gelegen been 30 van het vaste paddeel 2 belemmert aldus het uitnemen en plaatsen van de achterwiel-as 22 op zijn minst aanzienlijk minder dan het geval zou zijn wanneer dit been zich zou uitstrekken tot bij het open uiteinde 24 van de sleuf 23 in de achterpad 1 volgens figuren 1 en 3.
10 De sleuf 74 in het opvulstuk 53 strekt zich uit onder een hoek ten opzichte van de sleuf 19 in het vaste paddeel 2.
Het achterwiel van de fiets kan aldus eenvoudig geplaatst worden door de fiets met de sleuf 73 boven de achteras 22 naar omlaag te laten zakken, totdat de as 22 aanligt tegen het uiteinde 75 van de sleuf 73. De positie 15 van de as 22 in trekrichting van de ketting wordt dan bepaald door de positie van het uiteinde 75 van de sleuf 73, waartegen de as 22 door het gewicht van de fiets vanzelf en betrouwbaar aan blijft liggen. Het is derhalve niet nodig de achteras 22 handmatig in positie tegen het gesloten uiteinde 75 van de sleuf 73 te houden totdat de klemorganen voor het inklemmen van de 20 achterpadden zijn bediend. Daarbij is het van bijzonder voordeel, dat de sleuf 73 in het opvulstuk 53 in gebruikstoestand vanaf het gesloten uiteinde 75 daarvan ongeveer verticaal naar omlaag verloopt. Dit is ook voordelig bij uitnemen van het achterwiel, omdat bij optillen van de fiets aan de achterzijde bij losgenomen klemorganen van de achterwiel-as de achterwiel-as zich 25 in het algemeen vanzelf uit de achtervorkpadden 51 verplaatst.
Het is mogelijk erin te voorzien dat de sleuf in het vaste paddeel 2 en de sleuf begrensd door het opvulstuk voor toepassing in combinatie met een verende kettingspanner, elkaar niet of nauwelijks overlappen. Door er echter in te voorzien dat hartlijnen van deze sleuven 19, 73 elkaar snijden 30 wordt een compacte bouw van de achterpadden 1, 51 bevorderd.
I 10
Doordat verder het gesloten uiteinde 75 van de sleuf 73 in het op· I vulstuk 53, voor toepassing in combinatie met een verende kettingspanner, I is gelegen op een afstand van de positie waar hartlijnen van de sleuven in I het vaste paddeel 2 en in dit opvulstuk 53 elkaar snijden, die gelijk is aan de 5 helft van de breedte van de sleuf 73 in dit opvulstuk 53, snijdt de hartlijn van een achterwiel-as 22 in de eindpositie in de sleuf 73 in dit opvulstuk 53 I tevens de hartlijn van de sleuf 19 in het vaste paddeel 2. Hierdoor zal de I hartlijn van een wiel in een achtervorkpad 51 met opvulstuk 53, voor toe- I passing in combinatie met een verende kettingspanner, net als de hartlijn I 10 van een wiel in een achtervorkpad 1 met opvulstuk 3, bestemd voor toepas- I sing zonder verende kettingspanner liggen, in een door de hartlijn van de I sleuf 19 in het vaste paddeel 2 bepaald vlak. De positie van het achterwiel in het frame zal dus bij toepassing van het ene opvulstuk 3 sterk overeen- I komen met de positie van het achterwiel bij toepassing van het andere op· I 15 vulstuk 53. Dit is niet alleen voordelig voor het verkrijgen van overeenko- I mende rijeigenschappen, maar ook voor het verkrijgen van een voor beide I uitvoeringen overeenkomende uiterlijke verschijningsvorm van de fiets als I geheel, en de mogelijkheid omliggende onderdelen, zoals velgremmen, dy- H namo en spatborden voor fietsen met en zonder verende kettingspanner, op 20 dezelfde posities te kunnen monteren.
Bij de achterpadden 1, 51 volgens de getoonde voorbeelden vormt het vaste paddeel 2 een zich in een vlak uitstrekkende plaat met een con- tour gezien in aanzicht dwars op genoemd vlak. Het opvulstuk 3 of 53 strekt zich uit in een vlak evenwijdig aan het vlak waarin het vlakke paddeel 2 25 zich uitstrekt. Gezien in aanzicht dwars op die vlakken hebben ook de op- vulstuk 3, 53 elk een contour. In een gebied waar de contour van het opvul- stuk 3 of 53 buiten de contour van het vaste paddeel uitsteekt hebben de I opvulstukken elk verdikte gedeeltes 31, 81, 82, 83. Deze verdikte gedeeltes vormen een opvulling in het verlengde van het vaste paddeel 2 binnen de 30 contour van het betreffende opvulstuk, waardoor een verbeterde sterkte 11 wordt gerealiseerd en het opvulstuk 3, 53 nauwkeuriger wordt ingeklemd tussen het betreffende klemorgaan en het vaste deel van de achterwielnaaf.
Volgens dit voorbeeld vormen twee van de verdikte gedeeltes 31, 81 van de opvulstukken 3, 53 een opvulling grenzend aan resp. in de eerste 5 sleuf 19 in het vaste paddeel 2 en binnen de tweede contour, waardoor het afsteunoppervlak van de achtervorkpadden tegen de achteras wordt vergroot.
Het opvulstuk 53, dat is bestemd voor het dragen van een derail-leur-arm, heeft tevens verdikte gedeeltes 82, 83 langs een, van de sleuf voor 10 het opnemen van de achteras 3 afgekeerde rand van het vaste paddeel 2, die op het vaste paddeel 2 aansluiten. Deze verdikkingen 82 en 83 dragen daarmee bij aan een betrouwbare fixatie van het opvulstuk 53 ten opzichte van het vaste paddeel 2.
Anders dan de bekende achterpadden met opvulstukken, die uit-15 sluitend worden toegepast aan de zijde van de fiets waar optioneel de arm van de verende kettingspanner wordt bevestigd, worden de achtervorkpadden volgens de uitvinding bij voorkeur aan beide zijden van de achtervork toegepast, teneinde het wiel, bij toepassing van een verende kettingspanner, eenvoudig te kunnen monteren, en, zonder toepassing van een verende ket-20 tingspanner, aan beide zijden van de achtervork een achterpad met voldoende lange sleuf voor verstellen van de achteras in trekrichting van de ketting te verkrijgen.
Door toepassing van de achterpadden volgens de uitvinding kan een zelfde fietsframe naar keuze afgemonteerd worden met of zonder een 25 versnellingssysteem met verende kettingspanner, waarbij enerzijds, bij af-montage zonder een versnellingssysteem met verende kettingspanner een voldoende verstelbaarheid van de achteras in horizontale wordt verkregen voor het spannen van de ketting, en anderzijds, bij afmontage met een versnellingssysteem met verende kettingspanner, een vooral voor de gebruiker 30 eenvoudige monteerbaarheid en demonteerbaarheid van het achterwiel 'V Λ C* 12 I wordt gerealiseerd, die gelijk is aan die van frames met achterpadden die I uitsluitend zijn ingericht voor afmontage met een versnellingssysteem met I verende kettingspanner.
I Het zal de deskundige duidelijk zijn dat, binnen het raamwerk van I 5 de onderhavige uitvinding, nog vele andere uitvoeringen dan de hierboven I besproken, en in de tekening getoonde, uitvoeringen mogelijk zijn. Zo kun- I nen bijvoorbeeld de opvulstukken, in plaats van aan de buitenzijden van de I vaste padgedeeltes, ook aan de binnenzijden van de vaste padgedeeltes zijn gemonteerd. Dit maakt het bijvoorbeeld mogelijk, door opvulstukken toe te I 10 passen die een zodanige dikte hebben dat de samengestelde achtervorkpad, althans in een deelgebied binnen de contour, een grotere dikte heeft dan I buiten de contour van het opvulstuk, de afstand tussen de achtervorkpad- den aan te passen, waardoor het monteren van achterwielen met naven van I verschillend axiaal formaat mogelijk wordt gemaakt zonder de achtervork te I 15 verbuigen. In een achtervork met een axiale afstand tussen de padden, ge- schikt voor het opnemen van een grootste van een aantal verschillende na- I ven, kunnen dan bijvoorbeeld zowel achterwielnaven met als zonder ver- snelling, alsook met verschillende aantallen tandwielen van een derailleur- I versnellingssysteem worden gemonteerd.
I 20 Ook is het mogelijk, bijvoorbeeld het linker opvulstuk aan de bin- nenzijde van het bijbehorende vaste padgedeelte te monteren en het rechter I opvulstuk aan de buitenzijde van het bijbehorende padgedeelte te monteren I of omgekeerd. Door aldus beide opvulstukken ofwel rechts ofwel links van I de vaste padgedeeltes te monteren, ontstaat de mogelijkheid de linker- en 25 rechter vaste padgedeeltes identiek uit te voeren, hetgeen een besparing op de variëteit aan onderdelen oplevert. Ook de opvulstukken voor versies zon- I der verende kettingspanner kunnen dan onderling identiek worden uitge- I voerd.
Claims (15)
1. Achtervorkpad-systeem voor een fiets, omvattende: een vast paddeel (2) met ten minste een bevestigingsgedeelte (14, 15) voor bevestiging aan een been (17,18) van een achtervork van een fiets en een eerste sleuf (19) met een open uiteinde (20) en een gesloten uiteinde 5 (21) voor het opnemen van een gedeelte van een achterwiel-as (22) die zich dwars op de genoemde eerste sleuf (19) uitstrekt; en ten minste twee opvulstukken (3, 53) voor selectieve bevestiging tegen het vaste paddeel (2), welke opvulstukken (3, 53) elk een tweede sleuf (23, 73) met een open uiteinde (24, 74) en een gesloten uiteinde (25, 75), voor 10 het opnemen van een gedeelte van een achterwiel-as (22) begrenzen, en elk in gemonteerde toestand langs een contactoppervlak aanliggen tegen het vaste paddeel (2) voor inklemming met het vaste paddeel (2) tussen een klemorgaan en een aanslag op de achterwiel-as (22) die zich uitstrekt door genoemde tweede sleuf (23, 73) begrensd door het ten minste ene opvulstuk 15 (3; 53); waarbij het vaste paddeel (2) en de ten minste twee opvulstukken (3, 53) elk zijn ingericht voor het positioneren van het ten minste ene opvulstuk (3, 53) ten opzichte van het vaste paddeel (2); met het kenmerk, dat ten minste een van de opvulstukken (53) in 20 gemonteerde toestand ten minste een eindgedeelte van genoemde eerste sleuf (19) afdekt voor het op afstand van het gesloten uiteinde (21) van genoemde eerste sleuf (19) houden van de zich door de achtervorkpad (51) uitstrekkende achterwiel-as (22), en dat indien ten minste een ander van genoemde opvulstukken (3) in 25 gemonteerde toestand verkeert, genoemde eerste sleuf (19) en een eerste gedeelte van genoemde tweede sleuf (23) op afstand van het open uiteinde (24) van genoemde tweede sleuf (23) een gemeenschappelijke sleuf (19, 23) vormen en dat een tweede gedeelte van genoemde tweede sleuf (23) tussen genoemd eerste gedeelte en het open uiteinde (24) van genoemde tweede sleuf (23) een voortzetting van genoemde gemeenschappelijke sleuf (19, 23) vormt.
2. Achtervorkpad voor een fiets, omvattende: een vast paddeel (2) met ten minste een bevestigingsgedeelte (14, 15) voor bevestiging aan een been (17,18) van een achtervork van een fiets en een eerste sleuf (19) met een open uiteinde (20) en een gesloten uiteinde (21) voor het opnemen van een gedeelte van een achterwiel-as (22) die zich 10 dwars op genoemde eerste sleuf (19) uitstrekt, en ten minste een opvulstuk (53) dat een tweede sleuf (73) met een open uiteinde (74) en een gesloten uiteinde (75), voor het opnemen van een gedeelte van een achterwiel-as (22) begrenst, welk ten minste ene opvulstuk (53) langs een contactoppervlak aanligt tegen het vaste paddeel (2) voor in-15 klemming met het vaste paddeel (2) tussen een klemorgaan en een aanslag op de achterwiel-as (22) die zich uitstrekt door genoemde tweede sleuf (73) begrensd door het ten minste ene opvulstuk (53); waarbij het vaste paddeel (2) en het ten minste ene opvulstuk (53) zijn ingericht voor het positioneren van het ten minste ene opvulstuk (53) 20 ten opzichte van het vaste paddeel (2); met het kenmerk, dat het ten minste ene opvulstuk (53) ten minste een eindgedeelte van genoemde eerste sleuf (19) afdekt voor het op afstand van het gesloten uiteinde (21) van genoemde eerste sleuf (19) houden van de zich door de achtervorkpad (1) uitstrekkende achterwiel-as (22).
3. Achtervorkpad volgens conclusie 2, waarbij genoemde tweede sleuf (73) zich uitstrekt onder een hoek ten opzichte van genoemde eerste sleuf (19).
4. Achtervorkpad volgens conclusie 3, waarbij hartlijnen van genoemde sleuven (19, 73) in het vaste paddeel (2) en in het opvulstuk (53) elkaar 30 snijden. λ n '5 A C Π
5. Achtervorkpad volgens conclusie 4, waarbij genoemde tweede sleuf (73) een breedte tussen tegenover elkaar gelegen begrenzingsoppervlakken heeft en waarbij het gesloten uiteinde (75) van genoemde tweede sleuf (73) is gelegen op een afstand van de positie waar hartlijnen van genoemde sleu- 5 ven (19, 73) elkaar snijden, die gelijk is aan de helft van de breedte van genoemde tweede sleuf (23).
6. Achtervorkpad voor een fiets, omvattende: een vast paddeel (2) met ten minste een bevestigingsgedeelte (14, 15) voor bevestiging aan een been (17,18) van een achtervork van een fiets 10 en een eerste sleuf (19) met een open uiteinde (20) en een gesloten uiteinde (21) voor het opnemen van een gedeelte van een achterwiel-as (22) die zich dwars op genoemde eerste sleuf (19) uitstrekt; en ten minste een opvulstuk (3) dat een tweede sleuf (23) met een open uiteinde (24) en een gesloten uiteinde (25), voor het opnemen van een 15 gedeelte van een achterwiel-as (22) begrenst, welk ten minste ene opvulstuk (3) langs een contactoppervlak aanligt tégen het vaste paddeel (2) voor in-klemming met het vaste paddeel (2) tussen een klemorgaan en een aanslag op de achterwiel-as (22) die zich uitstrekt door genoemde tweede sleuf (23) begrensd door het ten minste ene opvulstuk (3); 20 waarbij het vaste paddeel (2) en het ten minste ene opvulstuk (3) zijn ingericht voor het positioneren van het ten minste ene opvulstuk (3) ten opzichte van het vaste paddeel (2); met het kenmerk, dat genoemde eerste sleuf (19) en een eerste gedeelte van genoemde tweede sleuf (23) op afstand van het open uiteinde 25 (24) van genoemde tweede sleuf (23) een gemeenschappelijke sleuf (19, 23) vormen en dat een tweede gedeelte van genoemde tweede sleuf (23) tussen genoemd eerste gedeelte en het open uiteinde (24) van genoemde tweede sleuf (23) een voortzetting van genoemde gemeenschappelijke sleuf (19, 23) vormt.
7. Achtervorkpad volgens conclusie 6, waarbij het vaste paddeel (2) een vrij uitstekend been (30) heeft dat in bedrijfsstand een onderbegrenzing van genoemde eerste sleuf (19) vormt, en waarbij het opvulstuk (3) een vrij uitstekend been (27) heeft dat in bedrijfsstand een onderbegrenzing van ge- 5 noemde tweede sleuf (23) vormt en dat zich langs en tot voorbij een vrij uiteinde van genoemd uitstekende been (30) van het vaste paddeel (2) uitstrekt.
8. Achtervorkpad volgens conclusie 6 of 7, waarbij het vaste paddeel (2) een zich in een vlak uitstrekkende plaat met een eerste contour gezien in 10 aanzicht dwars op genoemd vlak vormt en waarbij het opvulstuk (3, 53) zich uitstrekt in een vlak evenwijdig aan genoemd vlak en, gezien in aanzicht dwars op genoemd vlak, een tweede contour heeft en waarbij genoemde achtervorkpad althans binnen in een deelgebied binnen genoemde tweede contour een grotere dikte heeft dan in overige gebieden binnen genoemde eerste 15 contour.
9. Achtervorkpad volgens een der conclusies 2-8, waarbij het vaste paddeel (2) een zich in een vlak uitstrekkende plaat met een eerste contour gezien in aanzicht dwars op genoemd vlak vormt en waarbij het opvulstuk (3, 53) zich uitstrekt in een vlak evenwijdig aan genoemd vlak en, gezien in 20 aanzicht dwars op genoemd vlak, een tweede contour heeft en in een gebied waar genoemde tweede contour buiten genoemde eerste contour uitsteekt verdikte gedeeltes (31, 81, 82, 83) heeft die langs een rand van het vaste paddeel (2) op genoemd vaste paddeel (2) aansluiten.
10. Achtervorkpad volgens conclusie 9, waarbij genoemde verdikte ge-25 deeltes (31, 81) van genoemd opvulstuk (3, 53) een opvulling grenzend aan genoemde eerste sleuf (19) in het vaste paddeel (2) en binnen genoemde tweede contour vormen.
11. Achtervorkpad volgens conclusie 9 of 10, waarbij genoemde verdikte gedeeltes (82, 83) van genoemd opvulstuk (53) langs een van de genoemde I 18 I eerste sleuf (19) af gekeerde rand van het vaste paddeel (2) op genoemd vas- I te paddeel (2) aansluiten.
12. Achtervork voor een fiets met achtervorkpadden (1, 51) volgens een I of meer der voorgaande conclusies. I 5
13. Achtervork volgens conclusie 12, waarbij ten minste een van de I opvulstukken (3, 53) aan de binnenzijde van een bijbehorend vast paddeel is I gemonteerd.
14. Achtervork volgens conclusie 12 of 13, waarbij beide achtervork- I padden zijn voorzien van een opvulstuk (3) en waarbij beide opvulstukken I 10 tegen de linker of rechter zijde van het bijbehorende vaste paddeel (2) zijn gemonteerd en waarbij ten minste genoemde vaste paddelen (2) of genoemde I opvulstukken (3) onderling identiek zijn.
15. Fietsframe met een achtervork volgens een der conclusies 12-14. I 15
Priority Applications (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1023459A NL1023459C2 (nl) | 2003-05-19 | 2003-05-19 | Achtervorkpadden met opvulstukken. |
DE202004021407U DE202004021407U1 (de) | 2003-05-19 | 2004-05-19 | Hintergabelendstücke mit Füllstücken |
AT04076488T ATE545575T1 (de) | 2003-05-19 | 2004-05-19 | Hinteres endstück mit einsatzteilen |
EP04076488A EP1479602B1 (en) | 2003-05-19 | 2004-05-19 | Rear fork pads with packing pieces |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1023459 | 2003-05-19 | ||
NL1023459A NL1023459C2 (nl) | 2003-05-19 | 2003-05-19 | Achtervorkpadden met opvulstukken. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1023459C2 true NL1023459C2 (nl) | 2004-11-22 |
Family
ID=33095828
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1023459A NL1023459C2 (nl) | 2003-05-19 | 2003-05-19 | Achtervorkpadden met opvulstukken. |
Country Status (4)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP1479602B1 (nl) |
AT (1) | ATE545575T1 (nl) |
DE (1) | DE202004021407U1 (nl) |
NL (1) | NL1023459C2 (nl) |
Families Citing this family (8)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
ES2255449B1 (es) * | 2004-12-15 | 2007-12-01 | Orbea S. Coop. Ltda. | Pata trasera para bicicleta. |
DE202009004819U1 (de) * | 2009-05-14 | 2010-10-14 | Rose Versand Gmbh | Fahrradachsbefestigungssystem |
ITPD20090179A1 (it) * | 2009-06-19 | 2010-12-20 | Cicli Esperia S P A | Elemento a forcella per il collegamento di una ruota ad un telaio di una bicicletta |
US8424894B2 (en) * | 2009-08-21 | 2013-04-23 | Speedhound Design Bureau, Llc | Bicycle frame dropouts and methods |
ES2369287B1 (es) * | 2011-08-11 | 2012-10-16 | Orbea S. Coop. Ltda. | Conjunto-cuadro para construir un cuadro de bicicleta cuya puntera permite el montaje de diferentes tipos de eje rueda. |
EP2716534A1 (en) * | 2012-10-05 | 2014-04-09 | Fisher Outdoor Leisure Limited | A dropout system for a rear frame assembly of a bicycle |
DE102013014336A1 (de) | 2013-08-28 | 2015-03-05 | Winora-Staiger Gmbh | Fahrradrahmen aus faserverstärktem Werkstoff mit Adapterplatten für das Hinterrad |
DE202015104466U1 (de) * | 2015-08-24 | 2016-11-25 | Rose Bikes Gmbh | Fahrradachsbefestigungssystem |
Citations (8)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR562618A (fr) * | 1922-10-24 | 1923-11-15 | Patte arrière pour vélos et motos | |
NL8600479A (nl) | 1986-02-26 | 1987-09-16 | Batavus Intercycle Bv | Kettingspanner voor het traploos spannen van de ketting van een van uitvalasopnemers voorziene fiets. |
EP0244885A2 (en) * | 1986-03-26 | 1987-11-11 | GIOS di F.lli Gios s.n.c. | Bicycle rear fork end |
US4805941A (en) * | 1985-06-10 | 1989-02-21 | Huffy Corporation | Quick release wheel retainer |
US4856802A (en) * | 1988-10-12 | 1989-08-15 | Schilplin Frederick C | Dropout assembly |
US5096215A (en) * | 1988-12-13 | 1992-03-17 | Sakae Ringyo Co., Ltd. | Fork end of a bicycle |
DE9104109U1 (de) * | 1991-04-05 | 1992-07-30 | Allmendinger, Eugen, Dipl.-Ing.(FH), 7950 Biberach | Befestigung von Achsen in Ausfallenden aus Kunststoff |
DE9018008U1 (de) * | 1989-10-02 | 1993-10-07 | Cannondale Corp., Georgetown, Conn. | Auswechselbarer Umwerfbügel |
-
2003
- 2003-05-19 NL NL1023459A patent/NL1023459C2/nl not_active IP Right Cessation
-
2004
- 2004-05-19 AT AT04076488T patent/ATE545575T1/de active
- 2004-05-19 DE DE202004021407U patent/DE202004021407U1/de not_active Expired - Lifetime
- 2004-05-19 EP EP04076488A patent/EP1479602B1/en not_active Expired - Lifetime
Patent Citations (8)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR562618A (fr) * | 1922-10-24 | 1923-11-15 | Patte arrière pour vélos et motos | |
US4805941A (en) * | 1985-06-10 | 1989-02-21 | Huffy Corporation | Quick release wheel retainer |
NL8600479A (nl) | 1986-02-26 | 1987-09-16 | Batavus Intercycle Bv | Kettingspanner voor het traploos spannen van de ketting van een van uitvalasopnemers voorziene fiets. |
EP0244885A2 (en) * | 1986-03-26 | 1987-11-11 | GIOS di F.lli Gios s.n.c. | Bicycle rear fork end |
US4856802A (en) * | 1988-10-12 | 1989-08-15 | Schilplin Frederick C | Dropout assembly |
US5096215A (en) * | 1988-12-13 | 1992-03-17 | Sakae Ringyo Co., Ltd. | Fork end of a bicycle |
DE9018008U1 (de) * | 1989-10-02 | 1993-10-07 | Cannondale Corp., Georgetown, Conn. | Auswechselbarer Umwerfbügel |
DE9104109U1 (de) * | 1991-04-05 | 1992-07-30 | Allmendinger, Eugen, Dipl.-Ing.(FH), 7950 Biberach | Befestigung von Achsen in Ausfallenden aus Kunststoff |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
ATE545575T1 (de) | 2012-03-15 |
EP1479602B1 (en) | 2012-02-15 |
EP1479602A2 (en) | 2004-11-24 |
EP1479602A3 (en) | 2007-11-28 |
DE202004021407U1 (de) | 2007-12-20 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL1023459C2 (nl) | Achtervorkpadden met opvulstukken. | |
CA2780105C (en) | Anti-torque system for a traction assembly | |
FR2491859A1 (fr) | Suspension de motocyclette articulee dans laquelle les composants des fourches inferieure et superieure sont creux | |
FR2663604A3 (fr) | Pedale sans cale-pied avec moyens de fixation. | |
CA2345986A1 (en) | Light weight bicycle pedal | |
FR2810009A1 (fr) | Dispositif d'entrainement a chenille pour vehicule tout terrain | |
US8403350B2 (en) | Seatstay suspension mount | |
EP0134595A1 (fr) | Chaussure de ski | |
US20070152423A1 (en) | Pivoting belt or chain guard | |
WO2005025370A1 (fr) | Pince a cheveux munie d'un lien travaillant en elongation | |
EP0700824B1 (fr) | Dispositif de pédalage à suspension pour des cycles | |
FR2705300A1 (fr) | Dispositif d'essuie-glace comportant une attache de liaison et attache de liaison pour un tel dispositif. | |
RU2000105073A (ru) | Узел педали велосипеда | |
FR2913659A1 (fr) | Velo pourvu d'une suspension motrice | |
FR2729633A1 (fr) | Dispositif formant pedale et support de chaussure | |
FR2690125A1 (fr) | Garde-boue arrière notamment pour vélos de route. | |
JPH0573638B2 (nl) | ||
BE1030206B1 (fr) | Stabilisateur de vélo à raideur variable | |
EP1312542B1 (fr) | Cadre de byciclette articulé et suspendu | |
WO2023031539A1 (fr) | Element de couverture pour un frein a disque a etrier flottant, fixe a une chape du frein | |
FR2848152A1 (fr) | Vehicule a pedales, a trois ou quatre roues | |
EP0937629A2 (en) | A mudguard bracket assembly | |
FR2776977A1 (fr) | Char de loisir demontable et a suspension elastique destine notamment a la traction par cerf-volant | |
FR2720996A1 (fr) | Selle pour bicyclette. | |
FR2644129A1 (fr) | Dispositif souple de fixation d'une chaussure sur une pedale de bicyclette |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20121201 |