NL1023378C2

NL1023378C2 - Rolstoel.

Info

Publication number: NL1023378C2
Application number: NL1023378A
Authority: NL
Inventors: Fransiscus Antonius G Schepers
Original assignee: Movingpeople Net Internat B V
Priority date: 2003-05-09
Filing date: 2003-05-09
Publication date: 2004-11-15
Also published as: EP1475063A1; DE602004004308T2; EP1475063B1; DE602004004308D1

Description

* ;

I ROLSTOEL

I De uitvinding heeft betrekking op een rolstoel voorzien van I 5 ten minste twee aangedreven wielen, ten minste een zwenkwiel, I een draagframe, een zittingssamenstel, hierna en in de I conclusies kortweg "zitting" genoemd, en een I rugleuningssamenstel, hierna en in de conclusies kortweg I aangeduid met "rugleuning", waarbij de rolstoel voorts een I 10 roterend lichaam bevat om een kanteling van de rolstoel in I diens rijrichting tijdens gebruik te voorkomen. De uitvinding I refereert tevens aan een werkwijze ter vervaardiging van de I rolstoel.

I 15 Een rolstoel beschreven in het Amerikaanse octrooischrift no.

4,500,102 (Haury et al) functioneert als volgt. Indien die I rolstoel de neiging heeft om te kantelen, bijvoorbeeld als I gevolg van een uitgeoefende grote kracht tegen de I rijrichting, grijpt het roterende lichaam op de grond aan, 20 zodat het kantelen van de rolstoel wordt verhinderd. Dit I roterende lichaam is uitgevoerd als een langwerpige, om een I horizontale as roteerbare roller of als een langwerpige huls uit hard polymeer materiaal.

25 Het is het doel van de uitvinding een rolstoel te verschaffen die een optimale bescherming tegen kanteling aan een gebruiker biedt en die tegelijkertijd comfortabel over een ondergrond met oneffenheden kan rijden.

30 Opgemerkt wordt dat de uitvinding bescherming kan bieden tegen kanteling in de rijrichting van de rolstoel, dat wil H zeggen zowel voorover als achterover kanteling. Om de tekst niet onnodig te compliceren, zal in het vervolg slechts over Η kanteling in de voorwaartse richting worden gesproken, zonder dat dat beperkend dient te worden opgevat.

Hiertoe heeft een rolstoel van de in de aanhef vermelde soort 5 overeenkomstig de uitvinding als bijzonderheid dat het roterende lichaam met het draagframe is verbonden en tussen een inwaartse positie en een uitwaartse positie heen en weer H kan worden bewogen in een richting die een hoek tussen 0° en H 30° met de rijrichting van de rolstoel insluit. Hierdoor 10 wordt bewerkstelligd dat het voorwaarts zich uitstrekkende H roterende lichaam bij oneffenheden op een ondergrond, H bijvoorbeeld in het geval de onderhavig rolstoel tegen een verhoging zoals een stoeprand aanrijdt, naar binnen zal bewegen, waardoor de rolstoel althans nagenoeg zonder stoten 15 zijn weg kan vervolgen. Indien de onderhavige rolstoel in zo'n geval van de stoeprand afrijdt, zal het roterende lichaam zich in de uitwaartse positie bevinden, aldus het voorover kantelen van de rolstoel verhinderend. Het hierboven genoemde hoekbereik is zodanig gekozen dat het roterende I 20 lichaam enerzijds als gevolg van een barrière in de I rijrichting naar binnen zal bewegen en anderzijds in de I uitwaartse positie zal zijn geborgd indien de rolstoel voorover dreigt te kantelen. Uitvoerige experimenten hebben I in dit verband uitgewezen dat een hoekbereik tussen 0° en 10° I 25 ten opzichte van de rijrichting van de rolstoel de voorkeur I verdient om het hierna nog uiteen te zetten "zelfremmende I effect" uit te nutten.

I Het roterende lichaam is in het geval van achterwielgedreven I 30 rolstoelen doorgaans aan de achterzijde van de rolstoel gemonteerd, terwijl dit bij voorwielgedreven rolstoelen meestal aan de voorzijde van de rolstoel is aangebracht. Echter, telkens is het doel van het roterende lichaam om de r 3 afstand tussen het zwaartepunt van het geheel en het contactvlak van de wielen met de grond te vergroten zodra kanteling (kieping) dreigt. Die dreiging ontstaat bijvoorbeeld bij bruusk optrekken of remmen of -zoals gezegd-5 het bestijgen/afdalen van hellingen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van een rolstoel volgens de uitvinding keert het roterende lichaam vanuit de inwaartse positie automatisch in de uitwaartse positie terug. Hierdoor 10 is de rolstoel automatisch onder elke omstandigheid beveiligd tegen voorwaartse kanteling. In het bijzonder keert het roterende lichaam onder veerwerking automatisch in de uitwaartse positie terug.

15 In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een rolstoel overeenkomstig de uitvinding is het roterende lichaam middels ten minste een telescopische arm met het draagframe verbonden. Bij voorkeur bevat het roterende lichaam ten minste twee wielen die ieder middels een telescopische arm 20 met het draagframe zijn verbonden.

De werking van dit roterende lichaam berust met name op het volgende. Zodra een kracht (belasting) althans nagenoeg in de richting van de hartlijn van de telescopische arm(en) is 25 gericht, bijvoorbeeld in het geval dat de onderhavige rolstoel tegen een drempel (stoeprand) aanrijdt, schuift het roterende lichaam met diens telescopische arm zoveel naar binnen dat de voorwielen van de rolstoel de drempel raken om vervolgens daar moeiteloos tegenop te kunnen rijden. Echter, 30 bij voorover kanteling wijst de kracht (belasting) althans nagenoeg loodrecht op de hartlijn van de telescopische arm, zodat de laatste niet naar binnen kan schuiven en derhalve voorover kanteling belemmert. Met andere woorden, zodra een 1023378 I kracht (belasting) voldoende ver afwijkend is gericht ten opzichte van de eerdergenoemde hartlijn, is sprake van een "zelfremmend effect".

I 5 In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een rolstoel I volgens de uitvinding zijn de telescopische armen elk nabij een uiteinde daarvan voorzien van een wieldrager met een U- I vormige lengtedoorsnede, waarbij tussen de benen van de U- I vorm een as is aangebracht waarop een desbetreffend wiel is I 10 gelagerd. Aldus zijn de wielen optimaal gelagerd, hetgeen een I plotselinge blokkering van de wielen voorkomt in het geval I dat deze op een ondergrond aangrijpen. Dit gevaar van I blokkering is groot bij de slecht gelagerde roller van de I rolstoel, zoals bekend uit het eerdergenoemde Amerikaanse I 15 octrooischrift.

I De uitvinding ziet eveneens toe opeen werkwijze ter I vervaardiging van een rolstoel overeenkomstig de uitvinding, I waarbij de rolstoel wordt voorzien van ten minste twee I 20 aangedreven wielen, en ten minste een zwenkwiel, een draagframe, een zitting en een rugleuning en waarbij de I rolstoel voorts wordt voorzien van een roterend lichaam om I een kanteling van de rolstoel tijdens gebruik te voorkomen, I met als bijzonderheid dat het roterende lichaam zodanig met I 25 het draagframe wordt verbonden dat het roterende lichaam I tussen een inwaartse positie en een uitwaartse positie heen I en weer kan worden bewogen in een richting die een hoek I tussen 0° en 30° met de rijrichting van de rolstoel insluit.

I 30 De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van in I een rekening weergegeven figuren van een voorkeursvariant van I de uitvinding, waarbij 5 - figuur 1 een elektrisch voorwiel aangedreven rolstoel volgens de uitvinding schematisch en in zijaanzicht laat zien; 5 - figuren 2 en 3 zijaanzichten van de rolstoel van figuur 1 schematisch tonen, waarin het als twee wielen uitgevoerde roterende lichaam zich bevindt in een inwaartse positie als gevolg van een omstandigheid dat de rolstoel tegen een stoeprand is opgereden; en 10 - figuur 4 het roterende lichaam van figuren 2 en 3 schematisch en in perspectief weergeeft.

In figuur 1 onderscheidt men een rolstoel 1 volgens de 15 uitvinding voorzien van twee middels een starre vooras verbonden, elektrisch aangedreven, voorwielen 2, twee kleinere achterwielen 3, een draagframe 4, alsmede een zittingssamenstel 5 en een rugleuningssamenstel 6. Om de figuur niet onnodig te compliceren, zijn beide samenstellen 20 eenvoudigheidshalve zonder zit- en respectievelijk rugkussen getekend. Voorts kan worden voorzien in een beensteun, aan de onderzijde waarvan een voetsteun is gemonteerd (niet getekend). De beensteun kan middels een stang aan het draagframe 4 worden bevestigd.

25

Zoals figuren 1 en 4 laten zien, zijn onderaan het draagframe 4 twee in dwarsdoorsnede U-vormige beugels 7 gemonteerd, waarbij op elk van de beugels 7 een telescopische arm 8 is gelast. Iedere telescopische arm 8 is nabij diens uiteinde 30 voorzien van een wieldrager 9 met een U-vormige lengtedoorsnede, terwijl tussen de benen 10 van de U-vorm een as 11 is aangebracht waarop een wiel 12 is gelagerd. De telescopische armen 8 zijn tussen een inwaartse positie en 1023378 H een uitwaartse positie heen en weer beweegbaar in een richting die een hoek van ongeveer 7° met de rijrichting van de rolstoel 1 insluit.

5 In figuur 2 is in detail aangegeven hoe de telescopische armen 8 met de wielen 12 in hun inwaartse positie worden gedrukt door een barrière in de rijrichting van de rolstoel, bijvoorbeeld in het geval de rolstoel 1 tegen een stoeprand 13 aanrijdt. Daarbij worden de wielen 12 door de stoeprand 13 10 zover naar achteren gedrukt dat de voorwielen 2 van de rolstoel 1 de stoeprand raken teneinde gemakkelijk zonder verdere belemmeringen tegen de stoeprand 13 te kunnen I oprijden (figuur 3). Nadat de rolstoel 1 de stoep is I opgereden en de telescopische armen 8 met de wielen 12 de 15 tegendruk van de stoeprand 13 derhalve niet meer ondervinden, I worden deze weer vrijgegeven in de zin dat deze automatisch I weer vanuit de inwaartse positie naar hun uitgangspositie I (i.e. hun uitwaartse positie) terugkeren.

I 20 Figuur 1 heeft betrekking op een situatie waarin de rolstoel 1 voorover dreigt te kantelen tengevolge van bruusk afremmen.

I De wielen 12 komen daarbij in aanraking met de grond teneinde I te voorkomen dat de rolstoel 1 voorover kantelt. Zoals I gezegd, zijn de telescopische armen 8 met de wielen 12 I 25 daarbij in de uitwaartse positie geborgd, daar de I eerdergenoemde hellingshoek van circa 7° ervoor zorgt dat de in de lengterichting van de telescopische armen 8 I uitgeoefende kracht te klein is deze in te drukken.

I 30 Opgemerkt wordt dat de uitvinding zich niet beperkt tot de I hierboven besproken voorkeursvariant, doch zich eveneens I uitstrekt tot andere uitvoeringsvormen vallend binnen het I bereik van de aangehechte conclusies. Zo zal het een vakman * » 7 duidelijk zijn dat de telescopische armen 8 met de wielen 12 kunnen worden vervangen door een roller die al dan niet door middel van telescopische armen heen en waar kan worden bewogen.

5 1023378

Claims

1. Rolstoel voorzien van ten minste twee aangedreven wielen, I ten minste een zwenkwiel, een draagframe, een zitting en I 5 een rugleuning, waarbij de rolstoel voorts een roterend lichaam bevat om een kanteling van de rolstoel in diens I rijrichting tijdens gebruik te voorkomen, met het kenmerk I dat het roterende lichaam met het draagframe is verbonden en tussen een inwaartse positie en een uitwaartse positie I 10 heen en weer kan worden bewogen in een richting die een I hoek tussen 0° en 30° met de rijrichting van de rolstoel I insluit.

2. Rolstoel volgens conclusie 1, waarbij het roterende I 15 lichaam tussen een inwaartse positie en een uitwaartse I positie heen en weer kan worden bewogen in een richting I die een hoek tussen 0° en 10° met de rijrichting van de I rolstoel insluit. I 20

3. Rolstoel volgens conclusie 1 of 2, waarbij het roterende I lichaam vanuit de inwaartse positie automatisch in de I uitwaartse positie terugkeert.

4. Rolstoel volgens conclusie 3, waarbij het roterende I 25 lichaam onder veerwerking automatisch in de uitwaartse positie terugkeert.

5. Rolstoel volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en I met 4, waarbij het roterende lichaam middels tenminste I 30 een telescopische arm met het draagframe is verbonden. I 1 n ? ?. 7 ft - - 1

6. Rolstoel volgens conclusie 5, waarbij het roterende lichaam ten minste twee wielen bevat die ieder middels een telescopische arm met het draagframe is verbonden.

7. Rolstoel volgens conclusie 6, waarbij de telescopische armen elk nabij een uiteinde daarvan zijn voorzien van een wieldrager met een U-vormige lengtedoorsnede en waarbij tussen de benen van de U-vorm een as is aangebracht waarop een desbetreffend wiel is gelagerd. 10

8. Werkwijze ter vervaardiging van een rolstoel volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 7, waarbij de rolstoel wordt voorzien van ten minste twee aangedreven wielen, ten minste een zwenkwiel, een draagframe, een 15 zitting en een rugleuning en waarbij de rolstoel voorts wordt voorzien van een roterend lichaam om een kanteling van de rolstoel in diens rijrichting tijdens gebruik te voorkomen, met het kenmerk dat het roterende lichaam zodanig met het draagframe wordt verbonden dat het 20 roterende lichaam tussen een inwaartse positie en een uitwaartse positie heen en weer kan worden bewogen in een richting die een hoek tussen 0° en 30° met de rijrichting van de rolstoel insluit. 1023378