NL1023281C2

NL1023281C2 - Trainingsgereedschap, koppelstuk en werkwijze voor het hanteren van een trainingsgereedschap.

Info

Publication number: NL1023281C2
Application number: NL1023281A
Authority: NL
Inventors: Johannes Theodorus Hermans
Original assignee: Tube Trainer B V
Priority date: 2003-04-28
Filing date: 2003-04-28
Publication date: 2004-11-01
Also published as: ATE433788T1; EP1617918B1; EP1617918A2; DE602004021581D1; ES2328356T3; JP2006524536A; WO2004096377A3; WO2004096377A2; AU2004233717A1; AU2004233717A2; CA2523877A1; KR20060004968A; AU2011200009A1; CA2523877C; US20060079383A1; US8932189B2

Description

4

Titel: Trainingsgereedschap, koppelstuk en werkwijze voor het hanteren van een trainingsgereedschap 5

De uitvinding heeft betrekking op een trainingsgereedschap, omvattende een door een houder omsloten holle ruimte die voor een deel is gevuld met een hoeveelheid vrij beweegbare deeltjes vast materiaal.

Een dergelijk trainingsgereedschap is bijvoorbeeld bekend uit DE 10 36 09 363, waarin een halter wordt beschreven die is voorzien van een kogelvormige holle ruimte. Deze holle ruimte is in een van de uitvoeringsvormen voor een deel gevuld met korrelachtige materie, zodat het totale gewicht van de halter en de positie van het denkbeeldige zwaartepunt kunnen worden ingesteld.

15 Door te trainen met een dergelijke halter kan men spieren en bindweefsel versterken op basis van herhaalde belasting.

De uitvinding beoogt een trainingsgereedschap volgens de aanhef, waarbij tijdens gebruik de spieren extra worden versterkt en het bindweefsel extra mechanisch wordt belast tijdens het inspannen van de 20 spier, meer in het bijzonder de dieper gelegen bindweefselstructuren.

Daartoe is de holle ruimte in het trainingsgereedschap overeenkomstig de uitvinding in hoofdzaak langwerpig uitgevoerd.

Door de holle ruimte in het trainingsgereedschap in hoofdzaak langwerpig uit te voeren is een gereedschap verkregen, waarmee de 25 gebruiker tijdens het versnellen en vertragen in de lengterichting ervan een bijzonder effect ervaart. Tijdens het versnellen en vertragen in genoemde richting beweegt een deel van de hoeveelheid vrij beweegbare deeltjes vast materiaal niet ten opzichte van de houder, omdat deze deeltjes reeds aanliggen tegen het uiteinde van de langwerpige holle ruimte die 30 tegengesteld georiënteerd is ten opzichte van de door de gebruiker uitgeoefende kracht. Deze deeltjes vormen samen met de houder 'dode massa', vergelijkbaar met het gewicht van de korrelachtige materie in de 1023281 I holle ruimte van de halter, en oefenen daarom direct een reactiekracht uit I op het spierweefsel en het bindweefselomhulsel. Het andere deel van de I totale hoeveelheid vrij beweegbare deeltjes vast materiaal begint tijdens het versnellen en vertragen in eerste instantie slechts te verschuiven in de I 5 langwerpige holle ruimte, hetgeen voor de gebruiker relatief weinig energie vereist. Daarna echter, na een zekere doorlooptijd, bij aankomst van de I deeltjes aan genoemd uiteinde van de langwerpige holle ruimte, worden de I deeltjes alsnog versneld of vertraagd, zodat alle deeltjes uiteindelijk met I dezelfde snelheid bewegen als de houder. Dit leidt tot het bovengenoemde I 10 bijzondere effect, namelijk een vertraagde reactiekracht op de gebruiker, I zodat een extra mechanische belasting op spieren en bindweefsel van de I gebruiker wordt uitgeoefend nadat de spieren reeds zijn aangespannen.

I Hierdoor versterken de spieren en vindt aanpassing in trekvastheid en I architectuur van het bindweefsel plaats. De extra mechanische I 15 reactiekracht wordt niet alleen op het spierweefsel en het I bindweefselomhulsel ervan uitgeoefend, zoals het geval is met de directe I reactiekracht van de 'dode massa', maar ook op het kapsel/bandapparaat I van de gewrichten, het bindweefsel in en rondom de zenuw, het bindweefsel I in de vaatwanden, de menisci en de tussenwervelschijven, alsook op de I 20 benige structuren van het houdings- en bewegingsapparaat, en meer in het I bijzonder de dieper gelegen bindweefselstructuren. Doordat de deeltjes niet I alle op hetzelfde moment bij het genoemde uiteinde van de holle ruimte I arriveren, is de reactiekracht enigszins gespreid over de tijd, zodat de extra belasting niet op één moment wordt uitgeoefend, zoals het geval ie bij de I 25 'dode massa', maar in de loop van een zekere tijdsperiode wordt opgebouwd en daarna weer geleidelijk afheemt. De extra belasting heeft hierdoor meer I het karakter van een zachte, veerkrachtige impuls dan van een harde stoot I met een korte impact. Hiermee wordt bereikt dat het weefsel door de extra reactiekracht niet wordt overbelast, zodat het optreden van blessures wordt I 30 tegengegaan. Het bijzondere effect van de extra belasting treedt op zowel bij 3 het inzetten van de beweging (het versnellen) als bij het beëindigen van de beweging (het vertragen). Door de oriëntatie van de langwerpige holle ruimte te wijzigen, varieert eveneens de belasting op het bindweefsel.

Bij voorkeur omvat de houder een buis, zodat het 5 trainingsgereedschap gemakkelijk in de hand ligt en een eenvoudige geometrie heeft. Hiermee is een kostprijsvoordeel verkregen. De buis omgeeft niet alleen de holle ruimte, maar vormt tevens een handgreep voor de gebruiker. Het trainingsgereedschap kan echter ook worden voorzien van een om of aan de buis aangebrachte ergonomisch gevormde handgreep. Door 10 de buis cilindrisch uit te voeren wordt bereikt dat de dynamiek waaraan de hoeveelheid vrij beweegbare deeltjes vast materiaal wordt onderworpen eendimensionaal is en niet wordt verstoord door structuren die afwijken van het langwerpige patroon. Door met het trainingsgereedschap driedimensionale bewegingen uit te voeren, kan de gebruiker gericht het 15 bindweefsel driedimensionaal trainen.

Bij voorkeur maken de hoeveelheid vrij beweegbare deeltjes vast materiaal bij onderlinge botsingen en/of bij botsingen met de wand en/of een eindvlak van het trainingsgereedschap geluid, bijvoorbeeld door de buiswand, het eindvlak van de holle ruimte en/of het materiaal hard uit te 20 voeren, of door de deeltjes vast materiaal niet-hygroscopisch uit te voeren, zodat de deeltjes geen vocht aantrekken. Door het geluid heeft de gebruiker en hebben eventueel ook omstanders de sensatie dat een zekere trainingsintensiteit wordt beoefend. Meer in het bijzonder draagt het ritmisch hanteren van het trainingsgereedschap hieraan bij.

25 Door het trainingsgereedschap met behulp van een koppelstuk te koppelen aan een ander, soortgelijk trainingsgereedschap kan de gebruiker het gewicht dat de reactiekrachten veroorzaakt aanpassen, meer in het bijzonder instellen op een specifieke behoefte voor zijn of haar te stimuleren bindweefsel.

1023281 4

Door het trainingsgereedschap te bevestigen aan een ledemaat, zoals arm, hand, been of voet, eventueel met behulp van een hulpstuk, is het niet meer noodzakelijk het gereedschap met de hand vast te klemmen. Op deze wijze kan de gebruiker ook het bindweefsel van de onderste ledematen 5 stimuleren.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een koppelstuk.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het hanteren van een trainingsgereedschap.

Verdere voordelige uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn 10 weergegeven in de volgconclusies.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden die in de tekening zijn weergegeven. In de tekening toont:

Fig. 1 een schematisch aanzicht van een twee aan elkaar 15 gekoppelde trainingsgereedschappen overeenkomstig de uitvinding;

Fig. 2 een schematisch aanzicht van een koppelstuk overeenkomstig de uitvinding; en

Fig. 3 een schematisch aanzicht van het koppelstuk van Fig. 2 met een ingeklemd trainingsgereedschap van Fig. 1.

20 De figuren zijn slechts schematische weergaven van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding. In de figuren zijn gelijke of corresponderende onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven.

In figuur 1 is een trainingsgereedschap 1 weergegeven dat met behulp van een koppelstuk 10 is gekoppeld aan een ander, soortelijk 25 trainingsgereedschap 1. Het trainingsgereedschap 1 omvat een langwerpige holle buis 2 met eindvlakken die als einddoppen 3 zijn uitgevoerd. De einddoppen 3 kunnen verschillende uitwendige profielen vertonen, zoals bijvoorbeeld de rotatiesymmetrische profielen 4 of de ergonomisch vormgegeven profielen 5 met uitgesneden segmenten 6, zoals weergegeven 30 in figuur 1. Voorts zijn de einddoppen 3 bij voorkeur voorzien van een 5 flensrand 7 die zich in hoofdzaak dwars op de lengteas A van de holle buis 2 uitstrekt. De flensrand 7 vormt een aanslag, zodat een gebruiker van het trainingsgereedschap 1 bij het met de hand hanteren van het gereedschap 1 tijdens het verlies van grip op de buis 2 niet direct het gereedschap 1 uit zijn 5 of haar hand laat glijden, maar de grip herstelt bij het aanliggen van de flensrand 7 tegen de binnenzijde van de handpalm.

De langwerpige buis 2 omsluit een (niet getoonde) holle ruimte die voor een deel is gevuld met een hoeveelheid (eveneens niet getoonde) vrij beweegbare deeltjes vaste materie. Door het trainingsgereedschap 1 te 10 versnellen of te vertragen in de lengteas A van de buis 2, versnellen of vertragen de deeltjes vaste materie eveneens. Echter, een deel van de deeltjes reageert direct met een reactiekracht, een ander deel pas na enige doorlooptijd, aangezien deze deeltjes nog niet tegen een einddop 3 aanliggen en dus eerst door een deel van de holle ruimte verplaatst, zodat een 15 vertraging wordt gerealiseerd. De instantaan reagerende deeltjes oefenen instantaan een reactiekracht uit op de gebruiker, het andere deel van de deeltjes oefenen een vertraagde reactiekracht, dus na de doorlooptijd. De combinatie van reactiekrachten met een instantaan en met een vertraagd effect resulteert in een betere mechanische belasting van het bindweefsel 20 dan het geval is bij een belasting die slechts instantaan wordt uitgeoefend. De extra belasting wordt voorts uitgeoefend op dieper gelegen bindweefselstructuren, zodat ook deze weefsels mechanisch worden belast.

Het bindweefsel wordt in de richting belast die evenwijdig is aan de lengteas A van de buis 2 waarin de deeltjes worden versneld en vertraagd, 25 maar ook in andere richtingen aangezien de structuren drie-dimensionaal zijn georiënteerd. Door de oriëntatie van het trainingsgereedschap 1 en de richting van het vertragen en versnellen te veranderen kan de gebruiker zijn of haar bindweefeelstructuur gericht belasten, zodat een optimaal trainingseffect wordt verkregen.

1020281 I 6 I Om het vertraagde effect te verkrijgen is de holte in de buis 2 langwerpig uitgevoerd. Om het trainingsgereedschap tevens goed I hanteerbaar te houden is de lengte van de holle buis 2 begrensd, bijvoorbeeld tussen circa 10 cm en circa 75 cm, bij voorkeur circa 40 cm.

I 5 Daarbij heeft de bus 2 een doorsnede tussen circa 10 mm en circa 150 mm, I bijvoorkeur 50 mm en 65 mm.

I De holle buis 2 is slechts voor een deel gevuld met de hoeveelheid I vrij beweegbare deeltjes vast materiaal, zodat de deeltjes de mogelijkheid I hebben te verschuiven en daarmee het vertraagde effect te bewerkstelligen.

I 10 Met het oog hierop is de holle buis 2 bijvoorbeeld voor circa 1/4 tot circa 5/6 I gevuld met bovengenoemde deeltjes, bijvoorkeur tot circa 2/3 gevuld.

Wanneer de deeltjes te groot zijn ontstaat een opeenvolging van I onderscheidbare krachtpulsjes, hetgeen minder gewenst is. Daarom is het I voor de afmetingen van de deeltjes vast materiaal van belang dat de deeltjes I 15 niet te groot zijn, bijvoorbeeld tot maximaal circa 5 mm in doorsnede, zodat I het vertraagde effect van de reactiekracht die de deeltjes uitoefenen op de I gebruiker geleidelijk toe- en afneemt, zodat een min of meer natuurlijk I verloop wordt verkregen. Hierdoor heeft de vertraagde reactiekracht meer I . het karakter van een zachte, veerkrachtige impuls, dan een plotselinge, 20 harde stoot. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval bij een door de houder I omsloten holle ruimte die is gevuld met een hoeveelheid vloeistof of met I relatief grote massa's, zoals een kogel. Bij voorkeur hebben de deeltjes I bijvoorbeeld afmetingen van circa 2 mm x circa 1 mm x circa 0.3 mm. De I deeltjes behoeven niet noodzakelijk een vooraf bepaalde structuur te I 25 vertonen, maar zijn bijvoorbeeld korrelvormig of scherfvormig, zoals het I geval is bij leislag. Het soortelijk gewicht van de deeltjes hangt samen met I het gewenste totale gewicht van het trainingsgereedschap, dat bijvoorbeeld I tussen circa 0.25 kg en circa 5 kg, bij voorkeur een uitvoering van circa 0.75 I en een uitvoering van circa 1.5 kg, zodat het gereedschap goed hanteerbaar I 30 is, ook voor niet- of minder getrainde personen. Uiteraard is het mogelijk 7 i een serie trainingsgereedschappen te vervaardigen met een meer verfijnd aanbod voor wat betreft het totale gewicht van de individuele gereedschappen. De toegepaste deeltjes in de langwerpige holte hebben bijvoorbeeld een soortelijk gewicht van circa 0.7 x 103 kg/m3 tot circa 15 x 5 103 kg/m3, bij voorkeur tussen circa 2.7 x 103 kg/m3 en circa 8 x 103 kg/m3.

Hierbij zijn de deeltjes vast materiaal homogeen, of vormen de deeltjes een mengsel. Voorts kan de grootte van de deeltjes per deeltje verschillen, zoals bijvoorbeeld het geval is bij leislag. Het is echter ook mogelijk de buis 2 te voorzien van deeltjes met een uniforme grootteverdeling.

10 Door de holle ruimte in de buis 2 hermetisch, dat wil zeggen luchtdicht, af te sluiten, wordt bereikt dat het vertraagde effect niet wordt verminderd door in en uit de holle buis 2 stromende lucht, die de deeltjes extra kunnen voortstuwen. Door de buis 2 bovendien waterdicht af te sluiten wordt voorkomen dat de deeltjes vocht opnemen en zich daardoor 15 fysisch anders gaan gedragen, bijvoorbeeld doordat klitvorming optreedt, zodat de effectieve doorsnede van de deeltjes drastisch toeneemt.

De hoeveelheid vrij beweegbare deeltjes vast materiaal maken bij botsingen onderling, met de wand en/of een eindvlak van het trainingsgereedschap geluid. Dit effect kan worden vergroot door niet-20 hygroscopische deeltjes in de buis 2 op te nemen, die bovendien, net als de wand en de einddoppen 3, hard zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval met leislag, maar ook andere materialen zijn mogelijk, zoals bijvoorbeeld diverse soorten granulaat, grit of zand. Het materiaal waaruit de wand van de buis 2 en de einddoppen 3 zijn samengesteld omvat bijvoorbeeld een metaal, 25 zoals aluminium, of een hard en slijtvast kunststof, zoals een nylon glasgevuld kunststof. Zo omvat een voorkeursuitvoering bijvoorbeeld een aluminium buis en kunststof einddoppen.

In figuur 1 is het trainingsgereedschap 1 met behulp van het koppelstuk 10 gekoppeld aan een ander, soortgelijk trainingsgereedschap 1 30 met een andere diameter, waarbij de lengteassen van de buizen 2 min of 1023281 I meer samenvallen. Hierdoor wordt het trainingseffect op het bindweefsel I vergroot. Het koppelstuk is tevens weergegeven in figuren 2 en 3, waarbij I een min of meer blokvormig koppelblok 11, bijvoorbeeld van een metaal, I zoals aluminium, of vervaardigd uit een kunststof, is voorzien van een 5 mechanisme voor koppeling aan twee trainingsgereedschappen 1. Daartoe heeft het koppelblok 11 twee onderveren 12 en twee spanveren 13 die I scharnierend in het koppelblok 11 zijn opgenomen. Voorts zijn aan de I onderveren 12 sluitstukken 14, bijvoorbeeld clips, aangebracht, zodat het I geheel van koppelblok 11, onderveer 12, sluitstuk 14 en spanveer 13 een I 10 trainingsgereedschap 1 met een snelkoppeling omsluiten. Echter, ook andere snelkoppelingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld met behulp van I spanbanden.

I Tevens is het koppelblok 11 voorzien van aansluitmiddelen, zoals I bijvoorbeeld gleuven 15 waardoor bevestigingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld I 15 een bevestigingsriem, kunnen worden aangebracht, zodat het I trainingsgereedschap aan ledematen kunnen worden bevestigd met het I koppelstuk 10 als hulpstuk. Hierdoor kan een gebruiker ook het bindweefsel I in de onderste ledematen mechanisch belasten.

I De uitvinding is niet beperkt tot de hier beschreven 20 uitvoeringsvoorbeelden. Vele varianten zijn mogelijk.

I Zo kan de diameter, maar ook de lengte van de buis 2 indicatief I zijn voor het totale gewicht van het trainingsgereedschap 1. Het gewicht I kan echter ook worden aangeduid door het gebruik van kleuren op de buis 2 I of de einddoppen 3.

I 25 Dergelijke varianten zullen de vakman duidelijk zijn en worden I geacht te liggen binnen het bereik van de uitvinding, zoals verwoord in de I hiernavolgende conclusies.

Claims

1. Trainingsgereedschap, omvattende een door een houder omsloten I holle ruimte die voor een deel is gevuld met een hoeveelheid vrij beweegbare I 5 deeltjes vast materiaal, waarbij de holle ruimte in hoofdzaak langwerpig is I uitgevoerd.

2. Trainingsgereedschap volgens conclusie 1, waarbij de houder een I buis omvat.

3. Trainingsgereedschap volgens conclusie 2, waarbij de buis I 10 cilindrisch is uitgevoerd.

4. Trainingsgereedschap volgens één der voorgaande conclusies, I waarbij de lengte van de holle ruimte tussen circa 10 cm en circa 75 cm I bedraagt.

5. Trainingsgereedschap volgens één der voorgaande conclusies, I 15 waarbij de diameter van het trainingsgereedschap tussen circa 10 mm en I circa 150 mm bedraagt.

6. Trainingsgereedschap volgens één der voorgaande conclusies, I waarbij de langwerpige holle ruimte voor circa 1/4 tot circa 5/6 is gevuld met I de hoeveelheid vrij beweegbare deeltjes vast materiaal. I 20

7. Trainingsgereedschap volgens één der voorgaande conclusies, I waarbij de hoeveelheid vrij beweegbare deeltjes vast materiaal korrelvormig I materiaal omvat.

8. Trainingsgereedschap volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de hoeveelheid vrij beweegbare deeltjes vast materiaal scherfvormig 25 materiaal omvat.

9. Trainingsgereedschap volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de hoeveelheid vrij beweegbare deeltjes vast materiaal leislag omvat. inborn I 10

10. Trainingsgereedschap volgens één der voorgaande conclusies, I waarbij de doorsnede van de deeltjes vast materiaal maximaal circa 5 mm I bedraagt.

11. Trainingsgereedschap volgens één der voorgaande conclusies, I 5 waarbij de deeltjes vast materiaal een soortelijke gewicht hebben tussen I circa 0.7 x 103 kg/m3 en circa 15 x 103 kg/m3.

12. Trainingsgereedschap volgens één der voorgaande conclusies, I waarbij het totale gewicht van het trainingsgereedschap tussen circa 0.25 I kg en circa 5 kg bedraagt. I 10

13. Trainingsgereedschap volgens één der voorgaande conclusies, I waarbij de langwerpige holle ruimte hermetisch is gesloten.

14. Trainingsgereedschap volgens één der voorgaande conclusies, I waarbij de langwerpige holle ruimte vochtdicht is afgesloten.

15. Trainingsgereedschap volgens één der voorgaande conclusies, 15 waarbij het trainingsgereedschap nabij de uiteinden is voorzien van een zich in hoofdzaak dwars op de lengteas van het trainingsgereedschap uitstrekkende flensrand.

16. Trainingsgereedschap volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de hoeveelheid vrij beweegbare deeltjes vast materiaal bij 20 onderlinge botsingen en/of bij botsingen met de wand en/of een eindvlak van het trainingsgereedschap geluid maken.

17. Trainingsgereedschap volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het trainingsgereedschap is gekoppeld aan een koppelstuk, waaraan tevens een ander, soortgelijk trainingsgereedschap is gekoppeld die in 25 hoofdzaak evenwijdig is gepositioneerd ten opzichte van het trainingsgereedschap.

18. Trainingsgereedschap volgens één der voorgaande conclusies, H waarbij het trainingsgereedschap is gekoppeld aan een hulpstuk voor H bevestiging aan een ledemaat. <1 O O λ Λ

19. Trainingsgereedschap volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het koppelstuk en het tussenstuk zijn geïntegreerd.

20. Koppelstuk voor koppeling aan twee in hoofdzaak evenwijdig ten opzichte van elkaar gepositioneerde trainingsgereedschappen, omvattende 5 een met de hand hanteerbare langwerpige holle ruimte die voor een deel is gevuld met een hoeveelheid vrij beweegbare deeltjes vast materiaal, waarbij het koppelstuk een koppelblok alsmede koppelmiddelen omvat voor het koppelen van de trainingsgereedschappen.

21. Koppelstuk volgens conclusie 20, waarbij de koppelmiddelen voor 10 het koppelen van een trainingsgereedschap een onderveer en een spanveer omvatten voor het met behulp van een snelkoppeling omsluiten van het trainingsgereedschap.

22. Koppelstuk volgens conclusie 20 of 21, waarbij het koppelblok is voorzien van aansluitmiddelen voor het opnemen van een bevestigingsband 15 ter bevestiging aan een ledemaat.

23. Werkwijze voor het door hantering van trainingsgereedschap mechanisch belasten van bindweefsel, waarbij door het versnellen of vertragen van een hoeveelheid vrij beweegbare deeltjes vaste materie in een deels gevulde holle ruimte, een reactiekracht op het bindweefsel van de 20 gebruiker wordt uitgeoefend die deels direct, deels vertraagd plaatsvindt. 102328i