NL1023277C2 - Een voertuig voorzien van een laadbak met een bodem en opstaande zijwanden. - Google Patents

Description

i *

Korte aanduiding: Een voertuig voorzien van een laadbak met een bodem en opstaande zijwanden.

BESCHRIJVING

5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een voertuig voorzien van een laadbak met een bodem en opstaande zijwanden.

Voertuigen met een laadbak met een bodem en opstaande zijwanden zijn algemeen bekend voor het transport van goederen. Zo behoren bijvoorbeeld vrachtwagens voor het transport van zand, steen of 10 leem tot het dagelijks straatbeeld.

Een nadeel van een voertuig met een conventionele laadbak is dat de bodem van de laadbak niet altijd bij uitstek geschikt is voor het laden, lossen of transport van bepaalde goederen. Zo kan bijvoorbeeld bij het lossen van de laadbak materiaal de laadbak beschadigen of aan de 15 bodem of de zijwanden van de laadbak blijven kleven. Materiaal dat dan aan de bodem of de zijwanden blijft kleven dient later met een afzonderlijke bewerking alsnog te worden verwijderd. Dit kan ofwel met de hand ofwel met mechanische middelen geschieden. Het is in ieder geval een tijdrovend proces. Bovendien is het handmatig schoonmaken van de laadbak 20 uit Arbo-overwegingen ongewenst. Verder kan lading die niet tijdens het lossen uit de laadbak schuift instabiliteit in de stand van het voertuig veroorzaken met het risico dat het voertuig omvalt.

De onderhavige uitvinding beoogt een voertuig voorzien van een laadbak te verschaffen dat al dan niet in voorkeursuitvoeringsvormen 25 van de uitvinding de genoemde nadelen of althans een deel daarvan overwint. Dit doel wordt bij het voertuig en de laadbak volgens de uitvinding bereikt, doordat ten minste de bodem van de laadbak is voorzien van een vast met de bovenzijde van de bodem verbonden bekleding. Een voordeel van de bekleding is dat een bekleding kan worden gekozen die 30 geschikt is voor het transport van goederen met specifieke wensen of vereisten. Dit is met name gunstig wanneer een voertuig met een laadbak H voornamelijk wordt gebruikt voor transport van steeds hetzelfde goed met specifieke eisen. Zo kan bijvoorbeeld worden voorkomen dat hard materiaal H een laadbak beschadigd, of dat kleverig materiaal zich aan de laadbak I hecht.

5 De bekleding van de laadbak is bij voorkeur plaatvormig.

Een voordeel van de plaatvorm is, dat de bekleding in delen op de laadbak kan worden aangebracht. Door het gebruik van platen kan de bekleding op de locatie waarop de bekleding in de laadbak wordt aangebracht op maat worden gemaakt. Het uit delen samenstellen van de bekleding vereenvoudigt 10 de hantering van de bekleding voor en tijdens het aanbrengen.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm is de bekleding van kunststof, bij voorkeur van HDPE. Kunststof bekleding, en in het bijzonder HDPE, heeft het voordeel dat het materiaal niet wordt aangetast I door invloeden van buitenaf, bijvoorbeeld de lading of weersinvloeden.

I 15 Verder hechten kleverige producten zoals leem niet goed aan HDPE, waardoor een lading van een dergelijk kleverig product in de regel eenvoudig uit een laadbak kan worden geschoven zonder het risico dat er (grote) hoeveelheden van het kleverig product in de laadbak I achterblijven. Hierdoor verloopt het lossen sneller, hetgeen als I 20 bijkomend voordeel een kostenvoordeel biedt.

I Bij voorkeur is ten minste één opstaande zijwand van de laadbak ten minste ten dele voorzien van een vast met de binnenkant van I de zijwand verbonden bekleding. Door het aanbrengen van een of meer opstaande zijwanden wordt bereikt dat de lading evenmin aan een zijwand I 25 van de laadbak blijft kleven, waardoor de kans dat lading bij het lossen I in de laadbak achterblijft verder wordt verkleind.

I Afzonderlijke delen van de bekleding zijn bij voorkeur met I elkaar verbonden door middel van lassen. Lassen brengt op snelle wijze I een verbinding tot stand die volstaat voor de onderhavige toepassing. Een I 30 voordeel van gelaste verbindingen is dat het oppervlak nagenoeg vlak I blijft, waardoor geen uitsteeksels worden gevormd waardoor lading bij het , » 3 lossen kan worden belemmerd de laadbak te verlaten. Bovendien is lassen een techniek die zonder veel hulpmiddelen op bijna iedere gewenste locatie kan worden uitgevoerd.

Bij voorkeur is de bekleding aan de laadbak bevestigd door 5 middel van blindklinknagels. Blindklinknagels bieden enerzijds een goede bevestiging van de bekleding aan de laadbak en anderzijds zorgen blindklinknagels ervoor dat er geen ongewenste uitstulpingen in de laadbak ontstaan. Blindklinknagels kunnen in de bekleding verzonken worden aangebracht, waardoor het uit de laadbak schuiven van de lading 10 niet wordt belemmerd.

Bij een andere gunstige uitvoering is de bekleding aan de laadbak bevestigd door middel van lasstiften met een T-vormige dwarsdoorsnede. Lasstiften maken een snelle bevestiging mogelijk en laten nagenoeg geen verkleuring, markering of vervorming aan de andere zijde 15 van het werkstuk achter. De lasstiften zijn bij voorkeur nabij de bovenzijde voorzien van schroefdraad waarop een bij voorkeur ruitvormige moer is aangebracht. De schroefdraad-moer verbinding zorgt ervoor, dat de bovenzijde van de T-vorm zich kan aanpassen door rotatie van de moer. Doordat de T-vorm zich kan aanpassen is het mogelijk spanning in de 20 bekleding als gevolg van uitzetting en inkrimping van de bekleding te reduceren, waardoor het risico van schade wordt beperkt. De ruitvorm van de moer beperkt die beweging meer dan een gangbare zeskant. Een zeskantige moer met relatief grote rotatievrijheid zou door trilling van de lasstift los kunnen draaien.

25 Bij een voorkeursuitvoering heeft de bekleding een dikte tussen 3 en 20 mm en bij voorkeur tussen 7 en 10 mm. Binnen dit bereik biedt de bekleding enerzijds voldoende bescherming en is de kans op doorslijten van de bekleding gedurende de levensduur minimaal. Anderzijds is de bekleding goed te hanteren bij het aanbrengen van de bekleding en 30 wordt het laadvermogen van de laadbak niet ernstig gereduceerd.

Bij voorkeur hebben de delen van de bekleding een omvang I van maximaal 3,0 bij 1,5 m. Delen met een dergelijke omvang laten zich I goed bevestigen in een laadbak. Kleinere afmetingen maken het aanbrengen I van de afzonderlijke delen tot een volledige bekleding arbeidsintensiever en grotere afmetingen maken de afzonderlijke delen minder makkelijk 5 hanteerbaar.

I Bij een voorkeursuitvoering omvat de laadbak een achterklep, waarbij een spleet wordt vrijgehouden tussen de bekleding en I de achterklep. Een achterklep vergemakkelijkt het lossen van de laadbak I en de spleet die wordt vrijgehouden tussen de bekleding en de achterklep I 10 voorkomt dat de achterklep de bekleding kan beschadigen wanneer de bodem I van de laadbak met de bekleding uitzet. De spleet tussen de bekleding en I de achterklep bedraagt bij voorkeur ongeveer 30 tot 70 mm. Deze afstand I is voldoende om het beschadigen van de bekleding door de achterklep te voorkomen, zelfs bij grote mate van uitzetting van de bekleding.

I 15 De delen van de bekleding zijn bij voorkeur nabij een overgang van de bodem naar een zijwand of nabij een overgang van de bodem I naar een zijwand of nabij een overgang tussen twee zijwanden zijn I voorzien van ten minste één inkeping en bij verdere voorkeur van twee I inkepingen. Door de inkepingen kunnen de delen eenvoudig worden aangepast I 20 aan de vorm van de laadbak. Door de inkepingen kan de plaat eenvoudig in I een hoek worden gebogen door de plaat naar de van de inkepingen I afgekeerde zijde om te klappen.

De onderhavige uitvinding heeft ook betrekking op een I laadbak met een bodem en opstaande zijwanden. De onderhavige uitvinding I 25 beoogt daarom een laadbak te verschaffen die al dan niet in voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding de genoemde nadelen of I althans een deel daarvan overwint. Dit doel wordt bereikt door een I laadbak voor een voertuig zoals bij het in het voorafgaande genoemde I voertuig met laadbak.

I 30 De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een I werkwijze voor het bekleden van een binnenkant van een laadbak van een 5 voertuig. De onderhavige uitvinding beoogt daarom een werkwijze te verschaffen voor het bekleden van een binnenkant van een laadbak van een voertuig. Dit doel wordt bereikt door een werkwijze, waarbij de bekleding wordt gevormd door een plaat of een aantal onderling met elkaar verbonden 5 platen, omvattend de volgende stappen: het op maat maken van de plaat of platen; het eventueel maken van inkepingen op met hoeken en/of zijkanten van de laadbak corresponderende posities van een plaat of platen; 10 het op met hoeken en/of zijkanten van de laadbak corresponderende posities zetten of het langs de gevormde inkepingen buigen van de plaat of platen; het aanbrengen van de plaat of platen in de laadbak; het, in geval van meerdere platen, direct onderling met 15 elkaar verbinden van de platen; en het aan de laadbak bevestigen van de plaat of platen. Op deze wijze kan een laadbak worden voorzien van een bekleding, waardoor de voordelen van een beklede laadbak als in het voorafgaande genoemd kunnen worden bereikt. Wanneer de platen (op een zitbank) worden gezet worden de 20 platen ter plaatse van de aan te brengen verbuiging voorafgaand aan het zetten verwarmd.

De platen worden bij voorkeur onderling met elkaar verbonden door middel van lassen. Lassen brengt op snelle wijze een verbinding tot stand die volstaat voor de onderhavige toepassing. Een 25 voordeel van gelaste verbindingen is dat het oppervlak nagenoeg vlak blijft, waardoor geen uitsteeksels worden gevormd waardoor lading bij het lossen kan worden belemmerd de laadbak te verlaten. Bovendien is lassen een techniek die zonder veel hulpmiddelen op bijna iedere gewenste locatie kan worden uitgevoerd. Nog een voordeel is, dat bijvoorbeeld bij 30 kunststof platen een lasnaad een zeer stevige onderlinge verbinding van de platen verschaft.

ή Λ O λ » ·»

, I

6

Ter plaatse van eventuele inkepingen worden de plaat of platen verstevigd door middel van een lasnaad. Wanneer de platen die zijn voorzien van een inkeping in de vorm van de laadbak worden gebogen, resteert zeker bij verbuigingen van meer dan ongeveer 30° een kwetsbare 5 verbinding van de twee plaatdelen ter plaatse van de inkeping. De lasnaad zorgt voor een versteviging van die verbinding.

Bij voorkeur worden de plaat of platen door middel van blindklinknagels aan de laadbak bevestigd. Blindklinknagels bieden enerzijds een goede bevestiging van de bekleding aan de laadbak en 10 anderzijds zorgen blindklinknagels ervoor dat er geen ongewenste uitstulpingen in de laadbak worden bevestigd. Blindklinknagels kunnen in de bekleding verzonken worden aangebracht, waardoor wordt voorkomen dat het uit de laadbak schuiven van de lading wordt belemmerd door uitstekende verbindingselementen.

15 Bij voorkeur wordt een werkwijze voor het bekleden van een binnenkant van een laadbak van een voertuig gekenmerkt door het schuiven van de platen over een geleiding aanwezig aan de binnenzijde van de laadbak, waarbij de verbinding zich binnen de dikte van de bekleding bevindt. Dit is een zeer eenvoudige en snelle manier om de bekleding in 20 de laadbak aan te brengen. Bovendien biedt deze bevestigingswijze de mogelijkheid om op eenvoudige wijze reparaties te verrichten aan de bekleding, omdat de platen ook over de geleiding kunnen worden los geschoven en daarna gerepareerde of nieuwe platen kunnen worden teruggeplaatst.

25 De plaat of platen worden bij voorkeur aangebracht door het over geleidingsmiddelen met een T-vormige verticale dwarsdoorsnede schuiven van de plaat of platen.

In een voorkeursuitvoering wordt de werkwijze gekenmerkt door het over T-vormige lasstiften schuiven van de plaat of platen.

30 Lasstiften zijn eenvoudig en snel aan te brengen aan de binnenzijde van een laadbak. Het is bovendien gunstig dat lasstiften niet zichtbaar zijn 7 aan de buitenzijde aan de binnenzijde van de laadbak kunnen worden aangebracht.

Bij laadbakken met een gebogen verticale doorsnede omvat de werkwijze bij voorkeur het buigen van de platen in de vorm van de ronding 5 overeenkomend met die van de laadbak. Door het buigen worden de platen snel en eenvoudig tot de gewenste vorm gevormd.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van voorkeursuitvoeringsvormen volgens de uitvinding. Een en ander is onder andere weergegeven in de navolgende figuren, waarin 10 overeenkomende onderdelen zijn voorzien van eenzelfde verwijzingscijfer:

Figuur 1 toont een achteraanzicht van een voertuig met laadbak met rechthoekige dwarsdoorsnede volgens de uitvinding waarbij van de laadbak een verticale doorsnede wordt getoond;

Figuur 2 toont een achteraanzicht van een voertuig met 15 laadbak met boogvormige dwarsdoorsnede volgens de uitvinding, waarbij van de laadbak een verticale doorsnede wordt getoond;

Figuur 3 toont een bovenaanzicht van zes platen bekleding, waarbij bij twee platen een patroon zichtbaar is waarmee de platen met blindklinknagels aan de laadbak zijn bevestigd; 20 Figuur 4 toont een verticaal doorsnede-aanzicht van een bllnkklinknagel waarmee een plaat aan de laadbak van een voertuig wordt bevestigd;

Figuur 5a toont een verticaal doorsnede-aanzicht van een plaat met een sleuf voor het over een lasstift schuiven van de plaat; 25 Figuur 5b toont een verticaal doorsnede-aanzicht van een lasstift met moer voor het verbinden van een plaat met de bodem van een laadbak;

Figuur 5c toont een verticaal doorsnede-aanzicht van een plaat die door middel van lasstiften is bevestigd aan de bodem van een 30 laadbak;

Figuur 6a toont een verticaal doorsnede-aanzicht van een 1 n?S977 plaat waarin inkepingen zijn aangebracht voor het in een hoek aanbrengen I van de plaat; I Figuur 6b toont een verticaal doorsnede-aanzicht van de plaat uit figuur 6a die is aangebracht in een hoek van een laadbak; I 5 Figuur 6c toont een verticaal doorsnede-aanzicht van de plaat uit figuur 6b die ter hoogte van de inkepingen is verstevigd door I middel van een lasnaad.

Figuur 7 toont een verticaal doorsnede-aanzicht van een I plaat die door middel van lasstiften is verbonden met een boogvormige 10 laadbak.

I Nu verwijzend naar de figuren tonen figuren 1 en 2 ieder een achteraanzicht van een vrachtwagen 1, 51 volgens de uitvinding.

I Daarbij wordt van de laadbak 3t 53 met rechthoekige respectievelijk I halfronde binnenkant een verticale doorsnede getoond. De vrachtwagen I 15 heeft een onderstel 2, 52 en een kipbare laadbak 3, 53. Aan de binnenkant van de kipbare laadbak 3, 53 is een bekleding 4, 54 aangebracht. Bij de I laadbak 3 in figuur 1 is zichtbaar dat zowel de bodem 5 als de zijwanden I 6 van de laadbak 3 zijn voorzien van een bekleding.

I In figuur 3 wordt bovenaanzicht van een deel van een bodem I 20 van een kipbare laadbak getoond bestaande uit zes kunststof platen 5 tot I en met 10, waarbij op de platen 9 en 10 het patroon zichtbaar is van de blindklinknagels 11 waarmee de platen zijn bevestigd aan de bodem van de I laadbak (niet getoond).

I In figuur 4 is in detail te zien hoe een kunststof plaat 10 I 25 door middel van een blindklinknagel 11 is bevestigd aan de bodem 12 van I een laadbak. In de kunststof plaat 10 is een uitsparing 14 aangebracht I waarin de kop 12 van de blindklinknagel is verzonken. Tevens is zichtbaar I dat aan de onderzijde van de bodem 12 de andere kop 13 van de I blindklinknagel 11 aan de buitenkant van de laadbak uitsteekt.

30 De figuren 5a tot en met 5c tonen in onderdelen een andere I bevestigingswijze voor de kunststof plaat 20 aan de laadbak 23. Figuur 5a 9 toont een kunststof plaat 20 met een sleuf 21 voor het met een lasstift 22 bevestigen van de plaat 20 aan de bodem 23 van de laadbak. Figuur 5b toont de lasstift 22 omvattende een kop 24 die aan de bodem 23 van de laadbak moet worden gelast en een stift 25 waaraan een moer 26 kan worden 5 bevestigd. Figuur 5c toont vervolgens de plaat 20 die door middel van de lasstift 22 is bevestigd aan de bodem 23 van de laadbak.

In de figuren 6a tot en met 6c wordt weergegeven hoe een plaat 30 in de hoek van een laadbak 32 kan worden aangebracht. Hiertoe worden in de onderzijde van de kunststof plaat 30 inkepingen 31 gemaakt 10 die zich uitstrekken over bijna de gehele hoogte van de plaat 30. Hierdoor worden afzonderlijke plaatdelen 30a, 30b, 30c gevormd die ter hoogte van de inkepingen 31 nog juist door een laagje kunststof met elkaar zijn verbonden. Vervolgens wordt de plaat 30 als het ware in de vorm van de laadbak 32 gebogen, waarbij de inkepingen 31 zich verwijden 15 waardoor de plaatdelen 30a, 30b en 30c ten opzichte van elkaar in een hoek komen te liggen. Doordat twee inkepingen 31 zijn voorzien, kan bij het aanbrengen van de inkepingen van de plaat 30 enige tolerantie worden geaccepteerd. Binnen bepaalde grenzen wordt de onnauwkeurigheid van de inkepingen 31 opgeheven doordat de hoek tussen het plaatdeel 30b en 20 respectievelijk de plaatdelen 30a en 30c zich enigszins aanpast. Om te voorkomen dat op de plaatsen van de inkepingen 31 kwetsbare plaatsen ontstaan, worden de inkepingen verstevigd door middel van een lasnaad 33.

Figuur 7 tenslotte toont een kunststof plaat 41 die door middel van lasstiften 45 is verbonden met een boogvormige bodem 42 van 25 een laadbak.

Om een kipbare laadbak 3, 53 van een vrachtwagen 1, 51 te voorzien van een HDPE-bekleding 4, 10, 20, 30, 41, 54 worden platte HDPE-platen op maat gezaagd. In het geval van een rechthoekige laadbak 3, 32 is het niet nodig om de HDPE-platen 4, 30 exact af te zagen 30 overeenstemmend met de afmetingen van de bodem c.q. de wanden 32 van de laadbak 4. Door het aanbrengen van inkepingen 31 aan de onderzijde van de i n O o ^ ^ I 10 I HDPE-platen 30 kan de vorm van de platen 30 door middel van buigen I eenvoudig worden aangepast aan de vorm van de laadbak 3f 32. De grootte I van de hoek die twee aangrenzende zijden van een laadbak met elkaar maken I is niet van belang. De vorm van de plaat 30 past zich aan doordat de I 5 inkepingen 31 meer of minder open gaan staan. Het is ook niet I noodzakelijk de exacte positie voor inkepingen 31 in een plaat 30 te bepalen. Doordat twee inkepingen 31 worden gemaakt* ontstaat er tussen I twee plaatdelen 30a, 30c, die aan de aangrenzende zijden van een laadbak I worden bevestigd, een tussenstuk 30b. Dit tussenstuk 30b past zijn I 10 positie aan afhankelijk van de bevestiging van de plaatdelen 30a en 30c.

I Nadat de platen 30 op maat zijn gezaagd en eventueel zijn I voorzien van inkepingen worden de platen 30 aan elkaar gelast en wordt I het geheel bevestigd aan de laadbak 32. Dit bevestigen kan op I verschillende wijzen geschieden. Eén manier is het aanbrengen van I 15 blindklinknagels 11 in boringen die worden aangebracht in zowel de HDPE-I plaat 10 als in de laadbak 12. Dit geschiedt bij voorkeur wanneer de I platen 10 in de laadbak 12 zijn gepositioneerd en aan elkaar zijn gelast. I Er worden voldoende blindklinknagels 11 aangebracht om een goede I betrouwbare bevestiging van de HDPE-plaat 10 aan de laadbak 12 te I 20 garanderen.

I Het is echter ook mogelijk de platen 20 te voorzien van I sleuven 21 die evenwijdig aan elkaar in een langsrlchting van de laadbak I 23 lopen. De laadbak 23 wordt op corresponderende posities voorzien van I evenwijdig in de langsrichting van de laadbak uitgelijnde lasstiften 22. I 25 De sleuven 21 kunnen dan over de uitgelijnde rijen lasstiften 22 worden I geschoven. Ook hierdoor ontstaat een stevige betrouwbare bevestiging met als bijkomend voordeel dat aan de binnenzijde van de bekleding 20 en aan I de buitenzijde van de laadbak geen littekens worden aangebracht die het I uit de kipbare laadbak 4 schuiven van een lading (niet getoond) zouden I 30 kunnen belemmeren. In het geval dat de binnenzijde van de laadbak 42 is I voorzien van een kromming, worden de HDPE platen 41 in de vorm van de 11 kromming gebogen, alvorens ze door middel van de lasstiften 45 aan de bodem 42 van de laadbak worden bevestigd.

Nadat de HDPE-platen op enige wijze aan de laadbak zijn bevestigd, is de laadbak 4 klaar voor gebruik.

5 Hoewel de uitvinding in dit document is beschreven aan de hand van enkele specifieke uitvoeringsvormen volgens de uitvinding, hebben deze voorbeelden geen beperkend karakter. Vele voor de vakman voor de hand liggende variaties voor het bekleden van een laadbak zijn mogelijk zonder de strekking de uitvinding te verlaten. Zo worden 1n de 10 figuren en de voorafgaande uitvoeringsvormen besproken voor voertuigen met open kipbare laadbakken. Maar de uitvinding kan ook worden toegepast bij gesloten en/of niet kipbare laadbakken van voertuigen of aanhangers, bijvoorbeeld bij gesloten laadbakken voor gekoeld transport.

\Π?Ά977

Claims (25)

1. Voertuig voorzien van een laadbak met een bodem en opstaande zijwanden, met het kenmerk, dat ten minste de bodem van de 5 laadbak is voorzien van een vast met de bovenzijde van de bodem verbonden bekleding.

2. Voertuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bekleding plaatvormig is.

3. Voertuig volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de 10 bekleding van kunststof is.

4. Voertuig volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat de kunststof HDPE is.

5. Voertuig volgens êén van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste êên opstaande zijwand van de laadbak ten minste 15 ten dele is voorzien van een vast met de binnenkant van de zijwand verbonden bekleding.

6. Voertuig volgens êên van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat afzonderlijke delen van de bekleding met elkaar zijn verbonden door middel van lassen.

7. Voertuig volgens êên van de voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de bekleding aan de laadbak is bevestigd door middel van blindklinknagels.

8. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de bekleding aan de laadbak is bevestigd door middel van 25 lasstiften met een T-vormige verticale dwarsdoorsnede.

9. Voertuig volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de lasstiften nabij de bovenzijde zijn voorzien van schroefdraad waarop een moer is aangebracht.

10. Voertuig volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de 30 moeren ruitvormig zijn uitgevoerd.

11· Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bekleding een dikte heeft tussen 3 en 20 mm en bij voorkeur tussen 7 en 10 mm.

12. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de delen van de bekleding een omvang hebben van maximaal 3,0 5 bij 1,5 m.

13. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de laadbak een achterklep omvat, waarbij een spleet wordt vrijgehouden tussen de bekleding en de achterklep.

14. Voertuig volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de 10 spleet tussen de bekleding en de achterklep ongeveer 30 tot 70 mm bedraagt.

15. Voertuig volgens één van de conclusies 2 tot en met 14, met het kenmerk, dat de delen van de bekleding nabij een overgang van de bodem naar een zijwand of nabij een overgang tussen twee zijwanden zijn 15 voorzien van ten minste één inkeping en bij verdere voorkeur van twee inkepingen.

16. Laadbak voor een voertuig volgens een der voorgaande conclusies.

17. Werkwijze voor het bekleden van een binnenkant van een 20 laadbak van een voertuig, waarbij de bekleding wordt gevormd door een plaat of een aantal onderling met elkaar verbonden platen, omvattend de volgende stappen: het op maat maken van de plaat of platen; het eventueel maken van inkepingen op met hoeken en/of 25 zijkanten van de laadbak corresponderende posities van een plaat of platen; het op met hoeken en/of zijkanten van de laadbak corresponderende posities zetten of het langs de gevormde inkepingen buigen van de plaat of platen; 30 het aanbrengen van de plaat of platen in de laadbak; het, in geval van meerdere platen, direct onderling met 1 023?77 4 elkaar verbinden van de platen; en het aan de laadbak bevestigen van de plaat of platen.

18. Werkwijze volgens conclusie 17, gekenmerkt door het onderling met elkaar verbinden van de platen door middel van lassen.

19. Werkwijze volgens één van de conclusies 17 of 18, gekenmerkt door het ter plaatse van eventuele inkepingen door middel van een lasnaad verstevigen van de plaat of platen;

20. Werkwijze volgens één van de conclusies 17 tot en met 19, gekenmerkt door het door middel van blindklinknagels aan de laadbak 10 bevestigen van de plaat of platen.

21. Werkwijze volgens conclusie 17 of 18, gekenmerkt door het schuiven van de platen over geleiding aanwezig aan de binnenzijde van de laadbak, waarbij de verbinding zich binnen de dikte van de bekleding bevindt.

22. Werkwijze volgens conclusie 21, gekenmerkt door het over geleidingsmiddelen met een T-vormige verticale dwarsdoorsnede schuiven van de plaat of platen.

23. Werkwijze volgens conclusie 20, 21 of 22, gekenmerkt door het over T-vormige lasstiften schuiven van de plaat of platen.

24. Werkwijze volgens conclusie 23, met het kenmerk dat de lasstiften nabij de bovenzijde zijn voorzien van schroefdraad, waarbij moeren op het schroefdraad worden aangebracht nadat de lasstiften zijn bevestigd aan de laadbak.

25. Werkwijze volgens één van de conclusies 21 tot en met 24, 25 gekenmerkt door het buigen van de platen in de vorm van de ronding overeenkomend met die van een laadbak.