NL1022897C2

NL1022897C2 - Fence, has horizontal beam with fixing device for fastener used to secure post to beam

Info

Publication number: NL1022897C2
Application number: NL1022897A
Authority: NL
Inventors: Willem Marinus Rattink
Original assignee: Willem Marinus Rattink
Priority date: 2003-03-11
Filing date: 2003-03-11
Publication date: 2004-09-14

Abstract

At least one horizontal beam (11, 16) is provided with a fixing device for preventing movement of the fastener (34) for the post (17) in a direction transverse to the fastener length direction. The fence (1) or a part (2) thereof comprises a number of horizontal beams with openings (30, 32) for locating one or more posts which are secured to the beams using one or more elongated fasteners which are inserted into one or more cross-direction bores (22, 24) in the posts.

Description

Titel: HekwerkconstructieTitle: Fence construction

De uitvinding heeft betrekking op een hekwerkconstructie of een deel daarvan, omvattend een aantal in hoofdzaak horizontale liggers en een aantal in openingen in tenminste één der horizontale liggers geplaatste spijlen, waarbij de spijlen zijn bevestigd met behulp van tenminste één 5 langwerpig bevestigingselement, dat door in de spijlen voorziene dwarsopeningen van tenminste een aantal van de spijlen is gestoken.The invention relates to a fencing construction or a part thereof, comprising a number of substantially horizontal beams and a number of bars placed in openings in at least one of the horizontal beams, the bars being fastened with the aid of at least one elongate fixing element, which the cross openings provided with the bars of at least a number of the bars have been inserted.

Een dergelijk hekwerkelement is in de vorm van een draaipoort of een schuifpoort bekend uit EP 0 128 248 BI. Het bekende hekwerkelement omvat een, ter voorkoming van doorbuiging, in het verticale vlak 10 voorgespannen holle horizontale drager. Als voorspanelementen zijn één of meer spankabels of spanstaven toegepast, die zich in de lengterichting van de drager uitstrekken tussen twee eindplaten van de drager en aan de eindplaten zijn bevestigd. De drager heeft voorts een reeks verticale boringen waarin de spijlen van het hekwerk zijn gestoken. Ter bevestiging 15 van de spijlen kan volgens EP 0 128 248 BI een der spankabels of -staven door dwarsboringen, die in elke spijl zijn aangebracht, worden gestoken. Deze spankabel of -staaf is eveneens aan de eindplaten bevestigd. Aldus zijn de spijlen in de verticale richting in de horizontale ligger gefixeerd.Such a fencing element is known from EP 0 128 248 B1 in the form of a swing gate or a sliding gate. The known fencing element comprises a hollow horizontal carrier which is prestressed in the vertical plane in order to prevent bending. The pre-tensioning elements are one or more tension cables or tension rods, which extend in the longitudinal direction of the support between two end plates of the support and are attached to the end plates. The carrier further has a series of vertical bores into which the bars of the fencing are inserted. To secure the bars, according to EP 0 128 248 B1, one of the clamping cables or bars can be inserted through transverse bores which are arranged in each bar. This tensioning cable or rod is also attached to the end plates. The bars are thus fixed in the vertical direction in the horizontal beam.

Een bezwaar van de bekende constructie is, dat het lastig is om de 20 spankabel of spanstaaf door de openingen in de spijlen te steken; bij een hekwerkelement met een gesloten drager met een lengte van meerdere meters is dit zelfs in de praktijk nagenoeg onmogelijk. Een ander bezwaar is, dat de door de openingen in de spijlen te voeren spankabel of-staaf tussen de beide uiteinden daarvan niet ondersteund wordt, waardoor de 25 spijlen in het middengedeelte in verticale richting niet optimaal gefixeerd zijn.A drawback of the known construction is that it is difficult to insert the tension cable or tension rod through the openings in the bars; in the case of a fencing element with a closed carrier with a length of several meters, this is practically impossible even in practice. Another drawback is that the tensioning cable or rod to be passed through the openings in the bars is not supported between the two ends thereof, so that the bars in the central part are not optimally fixed in the vertical direction.

1022897 21022897 2

De uitvinding beoogt de geschetste bezwaren te ondervangen, en in het algemeen een met betrekking tot de spijlbevestiging constructief eenvoudige doch doeltreffende hekwerkconstructie te verschaffen.The invention has for its object to obviate the drawbacks outlined, and in general to provide a simple but effective fencing construction with regard to the rail mounting.

Volgens de uitvinding wordt een hekwerkconstructie of een deel 5 daarvan van de bovenbeschreven soort daardoor gekenmerkt, dat de tenminste ene ligger is voorzien van fixatie middelen die zijn ingericht om een beweging van het tenminste ene langwerpige bevestigingselement in een richting dwars op de lengterichting daarvan in hoofdzaak te verhinderen.According to the invention, a fencing structure or a part thereof of the above-described type is characterized in that the at least one beam is provided with fixation means which are adapted to substantially move a movement of the at least one elongate fixing element in a direction transverse to the longitudinal direction thereof. to prevent.

10 In het volgende wordt de uitvinding nader beschreven met verwijzing naar de bijgevoegde tekening.In the following, the invention is further described with reference to the accompanying drawing.

Fig. 1 toont in verticale doorsnede schematisch een voorbeeld van een schuifpoort, waarin de uitvinding is toegepast; fig. 2 toont schematisch, op grotere schaal, een ligger voor een 15 soortgelijk hekwerk als getoond in fig. 1, welke geschikt is voor toepassing van de uitvinding; fign. 3, 3a, 3b tonen schematisch, op grotere schaal, een detail van fig. 2 en een tweetal varianten; fig. 4 toont schematisch in dwarsdoorsnede een voorbeeld van een 20 bovenligger voor een hekwerk volgens de uitvinding; fig. 5 toont schematisch een hekwerkelement volgens de uitvinding waarbij diverse mogelijke spijlposities zijn aangegeven; en fig. 6 toont schematisch een detail van fig. 5.FIG. 1 schematically shows, in vertical section, an example of a sliding gate in which the invention is applied; Fig. 2 schematically shows, on a larger scale, a beam for a fence similar to that shown in Fig. 1, which is suitable for applying the invention; Figs. 3, 3a, 3b show schematically, on a larger scale, a detail of Fig. 2 and two variants; Fig. 4 shows diagrammatically in cross-section an example of an upper beam for a fence according to the invention; Fig. 5 schematically shows a fencing element according to the invention, wherein various possible rail positions are indicated; and Fig. 6 schematically shows a detail of Fig. 5.

25 Fig. 1 toont schematisch in verticale dwarsdoorsnede een hekwerkconstructie 1 omvattend een schuifpoort 2, waarin de uitvinding is toegepast. De schuifpoort kan van het vrijdragende type zijn. Een dergelijke schuifpoort wordt gebruikelijk aan één uiteinde gesteund en geleid door één of meer portaalconstructies, die in de bodem zijn verankerd. In fig. 1 is één 30 portaalconstructie 3 te zien. De portaalconstructie is omgekeerd U-vormig * λ Λ Λ Λ Λ -Γ 3 met twee stijlen 4,5, die in een in de bodem 6 aangebrachte funderingsconstructie 7 zijn verankerd. De stijlen 4,5 zijn aan het boveneinde verbonden door een dwarselement 8. Eén der stijlen, in de figuur de linkerstijl 5 is in dit voorbeeld op gebruikelijke wijze voorzien van 5 om horizontale assen draaibare geleidingsrollen 9, 10, die kunnen samenwerken met een horizontale drager 11 van de schuifpoort. De drager 11 is daartoe op gebruikelijke wijze voorzien van loopvlakken 13,14 voor het geleiden en steunen van de schuifpoort. De geleidingsrollen zijn in dit voorbeeld middels beugels 15 aan de stijl 5 bevestigd.FIG. 1 schematically shows, in vertical cross section, a fencing construction 1 comprising a sliding gate 2, in which the invention is applied. The sliding gate can be of the cantilevered type. Such a sliding gate is usually supported at one end and guided by one or more portal structures that are anchored in the bottom. In figure 1 one portal structure 3 can be seen. The gantry structure is inversely U-shaped * λ Λ Λ Λ Λ -Γ 3 with two posts 4,5, which are anchored in a foundation structure 7 arranged in the bottom 6. The uprights 4,5 are connected at the top end by a transverse element 8. One of the uprights, in the figure the left-hand upright 5, is in this example provided in the usual manner with guide rollers 9, 10 rotatable about horizontal axes, which rollers can cooperate with a horizontal one. carrier 11 of the sliding gate. To this end, the carrier 11 is provided in the usual manner with treads 13, 14 for guiding and supporting the sliding gate. In this example, the guide rollers are attached to the post 5 by means of brackets.

10 De schuifpoort omvat in dit voorbeeld een eerste ligger of drager 11 en een tweede ligger of bovenregel 16, alsmede een aantal, zich tussen de drager 11 en de bovenregel 16 uitstrekkende, spijlen 17.The sliding gate in this example comprises a first beam or carrier 11 and a second beam or top rail 16, as well as a number of bars 17 extending between the carrier 11 and the top rail 16.

Duidelijkheidshalve is naast de portaalconstructie nog een losse spijl 17' getekend. De spijlen strekken zich meestal in hoofdzaak verticaal uit en 15 liggen normaliter tenminste in een in hoofdzaak verticaal vlak.For the sake of clarity, in addition to the gantry construction, a separate bar 17 'has been drawn. The bars usually extend substantially vertically and normally lie at least in a substantially vertical plane.

De drager 11 is een holle balk, die uit een enkelvoudig of samengesteld lichtmetalen extrusieprofiel kan bestaan. Het is echter ook mogelijk de drager niet uit lichtmetaal, zoals aluminium of een aluminiumlegering te vervaardigen, maar bijvoorbeeld uit staal. Voorts kan 20 de drager met vele verschillende doorsnede vormen worden uitgevoerd.The carrier 11 is a hollow beam, which may consist of a single or composite light-metal extrusion profile. However, it is also possible to manufacture the support not from light metal, such as aluminum or an aluminum alloy, but from steel, for example. Furthermore, the carrier can be designed with many different cross-sectional shapes.

De spijlen bestaan in de eenvoudigste uitvoeringsvorm uit holle buizen met ronde doorsnede, doch kunnen in beginsel elke gewenste doorsnedevorm hebben en/of massief zijn.In the simplest embodiment, the bars consist of hollow tubes with a round cross-section, but can in principle have any desired cross-sectional shape and / or be solid.

De bovenregel 16 is in dit voorbeeld een hol extrusieprofiel, dat 25 samenwerkt met aan weerszijden van de bovenregel aan de stijlen 4,5 gemonteerde geleidingswielen 18,19, die elk om een verticale as 20, 21 draaibaar zijn.In this example, the top rail 16 is a hollow extrusion profile which cooperates with guide wheels 18, 19 mounted on either side of the top rail on the posts 4.5, each of which can be rotated about a vertical axis 20, 21.

Zoals het beste bij 17 is te zien, is elke spijl in het getoonde voorbeeld voorzien van een eerste dwarsboring 22 nabij het ondereinde 23 30 en een tweede dwarsboring 24 nabij het boveneinde 25.As can best be seen at 17, each bar in the shown example is provided with a first transverse bore 22 near the lower end 23 and a second transverse bore 24 near the upper end 25.

i ; J Z U % / 4i; J Z U% / 4

In het getoonde voorbeeld heeft de drager een bovenste sectie 27, die een ongeveer driehoekige dwarsdoorsnede heeft en waarin zich een centraal kokervormig gedeelte 28 bevindt, waarvan de inwendige breedte ten minste even groot is als de dikte van (het onderste deel van) een spijl 17.In the example shown, the carrier has an upper section 27, which has an approximately triangular cross-section and in which there is a central tubular section 28, the internal width of which is at least as great as the thickness of (the lower part of) a bar 17 .

5 In de bovenwand 29 van het kokervormige gedeelte is een aantal openingen 30 (fig. 2) aangebracht corresponderend met het aantal te monteren spijlen en met een tussenafstand die met de gewenste tussenafstand van de spijlen overeenkomt. De afmetingen van de openingen zijn zodanig dat daarin een spijl kan worden gestoken.A number of openings 30 (Fig. 2) is provided in the upper wall 29 of the tubular section corresponding to the number of bars to be mounted and with an intermediate distance corresponding to the desired intermediate distance of the bars. The dimensions of the openings are such that a bar can be inserted therein.

10 In het getoonde voorbeeld heeft het kokervormig gedeelte 28 een onderwand 31, waarin eveneens openingen 32 (fig. 2) kunnen zijn aangebracht, door welke een spijl kan reiken. De onderwand kan echter ook gesloten zijn zonder openingen.In the example shown, the tubular section 28 has a bottom wall 31, into which openings 32 (Fig. 2) can also be provided, through which a bar can extend. However, the bottom wall can also be closed without openings.

Om de spijlen te monteren kunnen deze door de openingen 30 15 worden gestoken en door de openingen 32 tot de dwarsboringen 22 in de spijlen zich in de koker bevinden. Vervolgens kan dan vanaf één der uiteinden van de koker een langwerpig bevestigingselement zoals bijvoorbeeld een staaf of kabel 34 (fig. 3) door de dwarsboringen 22 worden gestoken.To mount the bars, they can be inserted through the openings 30 and through the openings 32 to the transverse bores 22 in the bars being located in the tube. Then, from one of the ends of the tube, an elongated fastening element such as, for example, a rod or cable 34 (Fig. 3) can be inserted through the transverse bores 22.

20 In het geval dat de koker een hoogte heeft, die overeenkomt met de dikte van het bevestigingselement, is het bevestigingselement 31 goed opgesloten en derhalve gefixeerd in de koker en kan het niet op en neer bewegen. In dat geval kunnen ook de spijlen niet op en neer bewegen zodat een stevige bevestiging is verkregen.In the case that the sleeve has a height that corresponds to the thickness of the fixing element, the fixing element 31 is well locked in and therefore fixed in the sleeve and cannot move up and down. In that case also the bars cannot move up and down so that a firm attachment is obtained.

25 In het getoonde voorbeeld is echter de koker aanzienlijk hoger dan de dikte van het bevestigingselement, welke dikte weer overeenkomt met de diameter van de dwarsboringen 22 in de spijlen.In the example shown, however, the sleeve is considerably higher than the thickness of the fixing element, which thickness in turn corresponds to the diameter of the transverse bores 22 in the bars.

Teneinde het bevestigingselement, en daarmee de spijlen, toch te kunnen fixeren, is een apart opneemprofiel voor het bevestigingselement in 1 Λ O O O n -7 5 de koker 28 aangebracht. Eén en ander is op grotere schaal getekend in fig. 2 en fig. 3.In order to nevertheless be able to fix the fixing element, and with it the bars, a separate receiving profile for the fixing element is arranged in the tube 28. This is shown on a larger scale in Fig. 2 and Fig. 3.

Fig. 2 toont nog eens, in dwarsdoorsnede, een voorbeeld van een door extrusie vervaardigde drager 11 voor een schuifpoort, voorzien van een 5 kokervormig gedeelte aan de bovenzijde. In bovenwand en onderwand van het kokervormige gedeelte zijn insteekopeningen 30, 32 voor te monteren spijlen aangebracht. De insteekopeningen hebben in dit voorbeeld een diameter die in hoofdzaak overeenkomt met de breedte van het kokervormige gedeelte 28, doch kunnen zoals reeds opgemerkt ook een 10 kleinere diameter hebben. Met onderbroken lijnen is in fig. 2 een in de openingen gestoken spijl 17 aangegeven. Aan de binnenzijde van de koker is tegen de bovenwand 29 aan een opneemprofiel 33 voor het opnemen en fixeren van een bevestigingselement aangebracht. In het getoonde voorbeeld is het opneemprofiel 33 een bij het vormen van de drager meegeëxtrudeerd 15 profiel voor fixatie van een bevestigingselement. Het is echter ook mogelijk om op andere wijze een opneemprofiel of een opneemgoot o.d. voor een langwerpig bevestigingselement te vervaardigen. Bijvoorbeeld door een U-vormige goot onder de bovenwand van de koker te monteren of anderszins te vormen en/of aan te brengen.FIG. 2 shows once again, in cross-section, an example of a carrier 11 for a sliding gate manufactured by extrusion, provided with a tubular section on the top. Insertion openings 30, 32 for bars to be mounted are provided in the upper wall and lower wall of the tubular section. The insertion openings in this example have a diameter which substantially corresponds to the width of the tubular section 28, but may, as already noted, also have a smaller diameter. Dotted lines in Fig. 2 indicate a bar 17 inserted in the openings. On the inside of the tube, a receiving profile 33 is arranged against the top wall 29 for receiving and fixing a fixing element. In the example shown, the receiving profile 33 is a profile which is co-extruded when forming the support for fixing a fixing element. However, it is also possible to use a receiving profile or a receiving trough or the like in a different manner. for an elongated fastening element. For example, by mounting or otherwise forming and / or arranging a U-shaped channel under the top wall of the tube.

20 Het opneemprofiel is in dit voorbeeld een C-vormig profiel, waarvan de opening naar beneden is gekeerd. Het getoonde opneemprofiel kan met voordeel ook gebruikt worden als schroefprofiel voor de bevestiging van einddelen, zoals eindkappen of eindplaten aan de drager, omdat het bevestigingselement zich niet tot aan de eindplaten behoeft uit te strekken. 25 Het is immers voldoende als het bevestigingselement zich iets voorbij de buitenste spijlen uitstrekt. De breedte van de opening van het C-profiel is kleiner dan de grootste dwarsafmeting van de profielholte en de diameter van het op te nemen bevestigingselement, zodat het bevestigingselement niet uit het opneemprofiel kan vallen. Het opneemprofiel kan ook andere 30 vormen hebben, bijvoorbeeld drie- of meerhoekig, of bijvoorbeeld een 1n?2 897 6 onderste, al dan niet onderbroken steunvlak 35 (fig. 3a, 3b) omvatten, met opstaande randen 36 (fig. 3a), en bijvoorbeeld een ribbe 39 langs de bovenwand 38 waartussen het bevestigingselement gefixeerd kan worden, of één of meer boven het steunvlak gevormde horizontale ribben 37 (fig. 3b) en 5 een vertikale of T-vormige ribbe 39' die een tussenruimte vrijlaten waarin een bevestigingselement kan worden opgenomen.The receiving profile is in this example a C-shaped profile, the opening of which faces downwards. The shown receiving profile can advantageously also be used as a screw profile for fixing end parts, such as end caps or end plates to the carrier, because the fixing element does not have to extend as far as the end plates. After all, it is sufficient if the fixing element extends slightly beyond the outer bars. The width of the opening of the C-profile is smaller than the largest transverse dimension of the profile cavity and the diameter of the mounting element to be received, so that the mounting element cannot fall out of the receiving profile. The receiving profile can also have other shapes, for example triangular or polygonal, or for instance comprise a lower supporting surface 35, whether or not interrupted (fig. 3a, 3b), with raised edges 36 (fig. 3a), and for example a rib 39 along the top wall 38 between which the fixing element can be fixed, or one or more horizontal ribs 37 (Fig. 3b) formed above the supporting surface and a vertical or T-shaped rib 39 'which leave a gap in which a fixing element can be included.

Andere varianten liggen voor de deskundige voor de hand.Other variants are obvious to the expert.

In het voorbeeld van fig. 2 reikt het ondereinde 23 van de spijlen 17 door openingen 32 in de onderwand van het kokervormige gedeelte 28. De 10 onderwand kan echter ook gesloten zijn, waarbij het ondereinde van de spijlen zich geheel in het kokervormige gedeelte bevindt. Met voordeel kan dan het ondereinde 23 van de spijlen op de bodem van het kokervormige gedeelte rusten, waardoor dan tevens de juiste insteekdiepte van de spijlen eenvoudig bepaald kan worden.In the example of Fig. 2, the lower end 23 of the bars 17 extends through openings 32 in the lower wall of the tubular section 28. However, the lower wall can also be closed, the lower end of the bars being entirely in the tubular section. Advantageously, the lower end 23 of the bars can then rest on the bottom of the tubular section, so that the correct insertion depth of the bars can then also be easily determined.

15 Desgewenst kan bijvoorbeeld in de in fig. 2 getoonde situatie nog een tweede dwarsboring in de spijlen worden aangebracht, juist boven de bodem van het kokervormige gedeelte, zoals aangegeven bij 38. Door de boringen 38 kan dan desgewenst een tweede bevestigingselement worden aangebracht om een extra robuuste spijlbevestiging te verkrijgen.If desired, for example, in the situation shown in Fig. 2, a second transverse bore can be provided in the bars, just above the bottom of the tubular section, as indicated at 38. If desired, a second fastening element can be provided through the bores 38 around a extra robust bar attachment available.

20 Fig. 4 toont schematisch in dwarsdoorsnede een voorbeeld van een bovenregel 16 voor een hekwerk volgens de uitvinding. De getoonde bovenregel bestaat uit een geëxtrudeerd gesloten hol profiel met een bodemvlak 40, dat aan de binnenzijde van het profiel is voorzien van een liggend C-vormig opneemprofiel 41, waarin, op soortgelijke wijze als 25 beschreven met betrekking tot het opneemprofiel 33, een langwerpig bevestigingselement kan worden opgenomen. Het bodemvlak is voorts voorzien van niet nader getoonde openingen, waarin in gemonteerde toestand de boveneinden 25 van de spijlen 17 reiken, zodanig dat het bevestigingselement zich door de boringen 24 in de spijlen uitstrekt.FIG. 4 shows diagrammatically in cross-section an example of an upper rail 16 for a fence according to the invention. The upper line shown consists of an extruded closed hollow profile with a bottom surface 40, which is provided on the inside of the profile with a lying C-shaped receiving profile 41, in which, in a similar manner as described with respect to the receiving profile 33, an elongated mounting element can be included. The bottom surface is furthermore provided with openings (not shown), in which, when mounted, the upper ends 25 of the bars 17 extend, such that the fastening element extends through the bores 24 in the bars.

77

In de bovenregel kunnen aanslagorganen zijn voorzien om de juiste insteekdiepte van de spijlkoppen 25 te bepalen. Het is ook mogelijk de spijlkoppen tot tegen de bovenwand(en) van de bovenregel in de bovenregel te steken. De afstand tussen de boring 24 en het boveneinde van de spijl 5 dient in overeenstemming te zijn met de afstand tussen de aanslag (indien toegepast), respectievelijk de bovenwand(en) en het bodemvlak 40 van de bovenregel.Stopping members may be provided in the top line to determine the correct insertion depth of the bar heads. It is also possible to insert the arrow heads up to the top wall (s) of the top line in the top line. The distance between the bore 24 and the top end of the bar 5 must be in accordance with the distance between the stop (if used), the top wall (s) and the bottom surface 40 of the top rail, respectively.

Fig. 6 toont een voorbeeld van een bovenregel 43 met rechthoekige dwarsdoorsnede, waarbij de spijlen 17 tot tegen het bovenvlak van de 10 bovenregel in de bovenregel zijn gestoken. Daarbij bevindt de dwarsboring 24 van de spijlen zich juist boven het ondervlak 44 van de bovenregel. Als vervolgens een bevestigingselement 45 vanaf één der uiteinden van de bovenregel door de dwarsboringen 24 van de spijlen wordt gestoken is de bovenregel vast op de spijlkoppen bevestigd. Beweging van de spijlen in 15 verticale zin ten opzichte van de bovenregel is dan niet meer mogelijk, ook zonder dat het bevestigingselement is opgesloten in een opneemprofiel dat verticale beweging van het bevestigingselement tegengaat. Een opneemprofiel of geleidingselementen om zijdelingse beweging van het bevestigingselement tijdens het aanbrengen daarvan te begrenzen kan, 20 afhankelijk van de stijfheid van het bevestigingselement, ook in de in fig. 6 afgebeelde situatie voordeel bieden. Opgemerkt wordt, dat reeds doorstoken spijlen zelf ook een geleidingsfunctie hebben bij het aanbrengen van een bevestigingselement.FIG. 6 shows an example of a top rail 43 with a rectangular cross-section, wherein the bars 17 are inserted into the top rail up to the top surface of the top rail. The transverse bore 24 of the bars is located just above the bottom surface 44 of the top rail. Subsequently, when a fastening element 45 is inserted through one of the ends of the top rail through the transverse bores 24 of the bars, the top rail is fixedly attached to the rail heads. Movement of the bars in a vertical sense relative to the top line is then no longer possible, even without the fastening element being enclosed in a receiving profile that prevents vertical movement of the fastening element. A receiving profile or guide elements to limit lateral movement of the fastening element during its mounting can, depending on the stiffness of the fastening element, also be advantageous in the situation shown in Fig. 6. It is noted that already pierced bars themselves also have a guiding function when applying a fastening element.

In het voorgaande is de uitvinding beschreven aan de hand van een 25 al dan niet vrijdragende schuifpoort als toepassingsvoorbeeld. De beschreven spijlbevestigingstechniek is echter ook bij andere hekwerkconstructies en -elementen toepasbaar. Fig. 5 toont bij wijze van voorbeeld een hekwerksectie 50, die bijvoorbeeld tussen twee staanders 51 kan worden bevestigd, of als draaipoort o.d. kan worden toegepast. De 30 getoonde hekwerksectie omvat een onderregel 52 en een bovenregel 53.In the foregoing, the invention has been described on the basis of a sliding gate, whether or not self-supporting, as an application example. However, the beam fixing technique described can also be used with other fencing constructions and elements. FIG. 5 shows, by way of example, a fencing section 50, which can for instance be mounted between two uprights 51, or as a swing gate or the like. can be applied. The fencing section shown comprises a bottom rail 52 and a top rail 53.

1 π '> ·'; D n ·-? ..1 π '> ·'; D n · -? ..

I 8 I Tussen de onder- en bovenregel strekken zich in bedrijfstoestand in hoofdzaak verticale spijlen 55, 56, 57 uit, die elk op de bovenbeschreven en I in de besproken figuren getoonde wijze aan de onder- en/of bovenregel I kunnen worden bevestigd.In the operating condition, substantially vertical bars 55, 56, 57 extend between the lower and upper rail, each of which can be attached to the lower and / or upper rail I in the manner described above and shown in the discussed figures.

I 5 De spijlen 55 kunnen bijvoorbeeld op de in fig. 6 getoonde wijze aan I zowel de onder- als de bovenregel zijn bevestigd, al dan niet onder I toepassing van een afzonderlijk opneemprofiel 33 of geleidingselementen 36, 37 voor een langwerpig bevestigingselement 45 zoals bijvoorbeeld een staaf I of een kabel.For example, the bars 55 can be attached to both the bottom and top rails in the manner shown in Fig. 6, with or without the use of a separate receiving profile 33 or guide elements 36, 37 for an elongate fixing element 45 such as, for example, a rod I or a cable.

10 Fig. 5 toont, bij wijze van voorbeeld, nog een spijl 56, die aan het I boveneinde tot voorbij de bovenregel 53 reikt, terwijl voorts een spijl 57 is I getoond, die zowel tot voorbij de bovenregel als tot voorbij de onderregel I reikt. Het zich in fig. 5 links van de spijl 57 bevindende gedeelte is I normaliter ook van spijlen voorzien, die echter niet zijn getekend. Bij een I 15 hekwerkelement als getoond in fig. 5, doch in beginsel ook bij andere I hekwerkelementen, kunnen de bevestigingselementen in gemonteerde I toestand in boven- en onderregel of -ligger zowel tegen een onder- als de I bovenwand van een regel of ligger liggen. Indien geen opneemprofielen worden toegepast die de bevestigingselementen omsluiten zodat geen I 20 verticale beweging mogelijk is, ligt het onderste bevestigingselement ofwel bij voorkeur tegen het binnenoppervlak van de bovenwand van het I onderregelprofiel terwijl het bovenste bevestigingselement tegen het I binnenoppervlak van de onderwand van het bovenregelprofiel ligt, ofwel ligt H het onderste bevestigingselement in het onderregelprofiel tegen het I 25 ondervlak terwijl het bovenste bevestigingselement in het bovenregelprofiel I tegen het bovenvlak ligt.FIG. 5 shows, by way of example, a bar 56 which extends at the upper end beyond the top rail 53, while furthermore a bar 57 is shown which extends both beyond the top rail and beyond the bottom rail I. The portion located to the left of the bar 57 in Fig. 5 is normally also provided with bars, which, however, are not shown. With an I fencing element as shown in Fig. 5, but in principle also with other I fencing elements, the fastening elements in mounted I condition in top and bottom rail or girder can bear against both a bottom and the top wall of a rail or girder. lie. If no mounting profiles are used that enclose the fastening elements so that no vertical movement is possible, the lower fastening element, or preferably, lies against the inner surface of the upper wall of the bottom rail profile, while the upper fastening element lies against the inner surface of the bottom wall of the top rail profile. or the lower fixing element in the bottom control profile lies against the bottom surface while the top fixing element in the top control profile lies against the top surface.

I In beide gevallen kunnen de spijlen niet in verticale zin bewegen I indien althans de afstand tussen onder- en bovenregel vast is, bijvoorbeeld I doordat de onder- en bovenregel aan eindelementen, zoals bijvoorbeeld de 30 palen 51, zijn bevestigd.In both cases the bars cannot move in the vertical sense if at least the distance between the bottom and top rails is fixed, for example I because the bottom and top rails are attached to end elements, such as, for example, the posts 51.

99

Een constructie, waarbij de spijlen tot voorbij een bovenregel reiken, biedt voordelen in verband met de overklimbaarheid van aldus geconstrueerde hekwerken.A construction in which the bars extend beyond an upper rail offers advantages in connection with the over-climbability of fences thus constructed.

Ook bij toepassing van slechts een enkele drager of ligger kunnen 5 vrij omhoogstaande spijlen worden gemonteerd, bijvoorbeeld op de in fig. 2 geïllustreerde wijze waarbij desgewenst meer dan één bevestigingselement 34,38 door corresponderende boringen in de spijlen aangebracht kan worden.Also, when only a single carrier or beam is used, freely raised bars can be mounted, for example in the manner illustrated in Fig. 2, wherein, if desired, more than one fastening element 34,38 can be provided in the bars through corresponding bores.

Voorts is het in beginsel mogelijk om een bevestigingselement aan 10 de buitenzijde van een ligger en/of regel aan te brengen. Hierbij kan weer een het bevestigingselement opsluitend opneemprofiel o.d. worden toe gepast.Furthermore, it is in principle possible to provide a fastening element on the outside of a beam and / or rail. Here again, a receiving profile or the enclosing enclosing the fastening element can be used. are applied.

Bij toepassing van meerdere langwerpig bevestigingselementen op verschillende hoogten aan de buitenzijde en/of binnenzijde van de liggers is 15 dikwijls een opsluitend profiel niet noodzakelijk. Ook is een combinatie van inwendig en uitwendig toegepaste bevestigingselementen denkbaar, al dan niet toegepast bij één enkele horizontale ligger of regel of twee of meer horizontale regels, zoals bijvoorbeeld een onderligger of -regel, een tussenregel en een bovenregel.When using several elongated fastening elements at different heights on the outside and / or inside of the beams, a confining profile is often not necessary. A combination of internally and externally applied fastening elements is also conceivable, whether or not applied to a single horizontal beam or rail or two or more horizontal rails, such as for example a lower rail or rail, an intermediate rail and an upper rail.

20 Dergelijke varianten liggen voor de deskundige voor de hand.Such variants are obvious to the person skilled in the art.

Een voordeel van een uitwendig toegepast langwerpig bevestigingselement, dat door dwarsboringen in de spijlen van een hekwerk gestoken wordt, is dat het aanbrengen daarvan veelal relatief eenvoudig is. Een bezwaar is natuurlijk, dat een uitwendig bevestigingselement 25 kwetsbaar is.An advantage of an externally applied elongated fastening element, which is inserted through transverse bores in the bars of a fence, is that the fitting thereof is often relatively simple. A drawback is of course that an external fixing element 25 is vulnerable.

Opgemerkt wordt nog, dat in het voorgaande is uitgegaan van een situatie waarin de drager en/of regel(s) van het hekwerk zich in hoofdzaak horizontaal uitstrekken en de spijlen verticaal. Bij een andere oriëntatie van de spijlen ten opzichte van een drager en/of regel(s), dan wel een andere 30 oriëntatie van een compleet hekwerk of deel daarvan, kan de in hetIt is to be noted that the above is based on a situation in which the carrier and / or rail (s) of the fence extend substantially horizontally and the bars vertically. With a different orientation of the bars relative to a carrier and / or rule (s), or a different orientation of a complete fence or part thereof, the

1 Qn-T1 Qn-T

I 10 I voorgaande beschreven uitvinding ook toegepast worden. Voorts wordt I opgemerkt, dat in plaats van een bevestigingselement, dat zich over de I gehele lengte van een hekwerk(element) uitstrekt, ook bijvoorbeeld twee I bevestigingselementen met de halve lengte van het hekwerk(element) I 5 kunnen worden toegepast, die vanaf tegenoverliggende einde van een ligger door de dwarsboringen van de spijlen worden gestoken.The invention described above can also be applied. It is further noted that instead of a fastening element which extends over the entire length of a fence (element), it is also possible, for example, to use two fastening elements with half the length of the fence (element), which from opposite end of a beam are inserted through the transverse bores of the bars.

Claims

1. Fence structure or part thereof, comprising a number of substantially horizontal beams and a number of bars placed in openings in the at least one of the horizontal beams, the bars being secured with the aid of at least one elongate fixing element, which is provided by transverse openings provided in the bars is inserted from at least a number of the bars, characterized in that the at least one beam is provided with fixing means which are adapted to substantially prevent movement of the at least one elongate fixing element in a direction transverse to the longitudinal direction thereof.

2. Fence construction according to claim 1, characterized in that the fixing means comprise at least one hollow receiving profile provided in or on the at least one horizontal beam for an elongate fixing element.

3. Fence construction according to claim 2, wherein at least one beam is an extruded beam, characterized in that the at least one hollow receiving profile is a co-extruded profile.

A fencing structure as claimed in claim 2 or 3, characterized in that the at least one receiving profile has a C-shaped cross section.

5. Fence construction according to claim 1 or 2, characterized in that the at least one hollow receiving profile is a tubular profile receiving the at least one elongate fastening element and enclosing the fastening element.

A fencing structure according to claim 5, characterized in that the tubular section is provided with internal ribs for positioning of the fixing element.

7. Fence construction as claimed in claim 1, characterized in that the fixing means one or more longitudinal walls of the beam and / or of a hollow wall! π O O-Τ,, 'U X X L' 12 12 I 12 space in the girder, wherein at least one of the said longitudinal walls rests an elongate fixing element.

8. Fence construction according to claim 7, characterized in that the bars for further fixation are supported with an end extending into the beam against an internal surface of the beam. I

9. Fence structure according to claim 1, characterized in that the bars are each provided with a first transverse bore, wherein at least I a part of the joint first transverse bores is inserted an elongate I fastening element, and with at least a second, spaced I 10 of the first arranged transverse bore, wherein a second elongate securing element is inserted through at least a part of the joint second transverse bores, and wherein the first and the second I elongate securing element against a surface of a longitudinal wall I of the beam and / or of a hollow space in the beam, such that movement in a first direction transversely of the longitudinal direction of the fixing element is prevented by the one elongated fastening element, while movement in the opposite direction is prevented by the second fastening element.

10. Fence construction according to any one of the preceding claims, characterized in that the at least one beam is a carrier of a movable fencing element.

11. Fence construction according to any one of claims 2 to 4, characterized in that end parts of the receiving profile located near the ends of the at least one horizontal beam form screw profiles for attaching end plates or the like to the beam. I) 22897-