NL1022633C2 - Verbeterde schuimvormingseenheid. - Google Patents

Description

.....- SgiiSBiwwaBgBSCTiPv »*». ί - f ^1 1"111 *"

VERBETERDE SCHUIMVORMINGSEENHEID

De uitvinding heeft betrekking op een schuimvormingseenheid, die een mengkamer omvat voor het mengen van vloeistof en lucht, een afgiftedeel voorzien van een uitstroomkanaal met een schuimopening voor het afgeverf/ 5 van schuim, waarbij het uitstroomkanaal in verbinding staat met de mengkamer, en een schuimvormingselement dat in het uitstroomkanaal is aangebracht.

Bij voorkeur produceert een dergelijke schuimvormingseenheid een schuim van zo hoog mogelijke 10 kwaliteit, wat inhoud dat luchtbellen in het schuim zo fijn en zo gelijkmatig mogelijk zijn.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verbeteren van bekende schuimvormingseenheden.

De onderhavige uitvinding verschaft daartoe een 15 schuimvormingseenheid, omvattende: - een mengkamer die in verbinding staat met de uitlaat van een pomp voor het mengen van vloeistof en lucht; - een afgiftedeel voorzien van een uitstroomkanaal met een schuimopening voor het afgeven van schuim, waarbij 20 het uitstroomkanaal in verbinding staat met de mengkamer; en - een schuimvormingselement dat zodanig in het uitstroomkanaal is aangebracht, dat het door het uitstroomkanaal stromende schuim het schuimvormingselement ten minste twee maal passeert.

25 Doordat het schuimvormingselement twee maal gepasseerd wordt door het door het uitstroomkanaal stromende schuim blijkt een fijner en gelijkmatiger schuim te ontstaan, dat door geen enkele bekende schuimvormingseenheid geëvenaard wordt. Verder is het fabricageproces eenvoudiger, aangezien 30 slechts één schuimvormingselement voor twee passages wordt aangebracht, wat kostenbesparend werkt.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is voor het eerste schuimvormingselement een tweede schuimvormingselement in het uitstroomkanaal is aangebracht. Dit blijkt de kwaliteit van 35 het afgegeven schuim verder te verbeteren.

H In een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de schuimvormingselementen een zeef. Een zeef blijkt het H gewenste schuimvormende effect op te leveren.

In een voorkeursuitvoeringsvorm hebben de openingen 5 in de tweede zeef een diameter tussen de 0,1 mm en de 0,4 mm, en bij voorkeur in de orde van 0,2 mm. Testen hebben aangetoond dat deze afmetingen de gewenste resultaten leveren.

In een voorkeursuitvoeringsvorm heeft de eerste 10 zeef openingen met een diameter tussen de 10 μπι en de 150 μπι, en bij voorkeur in de orde van 50 μπι. Testen hebben aangetoond dat deze afmetingen de gewenste resultaten leveren.

Verder omvat de schuimvormingseenheid een pomp voor I 15 vloeistof en een pomp voor lucht, die elk van een inlaat en I een uitlaat zijn voorzien.

I In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de schuimvormingseenheid kleppen in de inlaat en de uitlaat van H elke pomp voor het aanzuigen respectievelijk afgeven van 20 lucht en vloeistof, waarbij één of meer kleppen integraal met de luchtpomp of vloeistofpomp tot een ééndelig constructie- I element zijn gevormd. Door het integraal vormen van de I kleppen wordt het aantal onderdelen en productiestappen verminderd, en op kosten bespaard.

I 25 In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het I uitstroomkanaal na de eerste passage van de eerste zeef een I holte, die zijwanden en een bovenwand met een voorafbepaalde minimale hoogte ten opzichte van de eerste zeef omvat. De holte blijkt in de praktijk geschikt voor het produceren van 30 schuim van een hogere kwaliteit.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de voorafbepaalde hoogte tussen de 1 mm en de 4 mm, en bij voorkeur in de orde van 2 mm. In de praktijk blijkt de schuimvormingseenheid bij dergelijke afmetingen fijner en 35 gelijkmatiger schuim te produceren.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm vormt een kap de wanden van de holte. De kap is eenvoudig aan te brengen, en maakt een grotere variëteit in het product

4 Λ O O cv O Q

3 mogelijk, waaronder variatie van kleur en materiaalkeuze.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de inlaat voor de pomp voor lucht tenminste één opening voor het aanzuigen van lucht in een buitenwand van de 5 schuimvormingseenheid. Door deze locatie van de luchtopeni-ng is de schuimvormingseenheid tevens in een vochtige omgeving zoals een douche te gebruiken, zonder dat er water de. werking belemmert.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm staat de 10 voorgenoemde opening in verbinding met een ruimte, waarin een buis, die in verbinding staat met een luchtreservoir van de luchtpomp, over een voorafbepaalde lengte uitsteekt. Door een dergelijke luchtinlaat blijft de schuimvormingseenheid functioneren in een vochtige omgeving zoals een douche.

15 Tevens kan de opening relatief klein en daardoor onopvallend zijn.

Volgens een verder aspect verschaft de onderhavige uitvinding een schuimafgiftesamenstel bestaande uit een vloeistofhouder en een' schuimvormingseenheid, waarbij dé 20 schuimvormingseenheid is gevormd door een schuimvormingseenheid zoals bovenbeschreven.

De uitvinding zal nu aan de hand van de bijgevoegde tekeningen nader worden verduidelijkt. In de tekeningen toont: 25 figuur 1 een perspectivisch, gedeeltelijk opengewerkt schuimafgiftesamenstel volgens de uitvinding; figuur 2 een perspectivisch aanzicht in doorsnede van een detail van een schuimvormingseenheid volgens de onderhavige uitvinding; en 30 figuur 3 een gedeeltelijk opengewerkt detailaanzicht van de schuimvormingseenheid van figuur 2.

Een schuimafgiftesamenstel 1 volgens de onderhavige uitvinding omvat een cilindervormige vloeistofhouder 2 met daarin een te verschuimen vloeistof 3, waarop een 35 schuimvormingseenheid 4 is aangebracht (fig. 1). De schuimvormingseenheid 4 omvat een pomp 6 voor lucht en een pomp 8 voor vloeistof, die elk van een inlaat en uitlaat zijn voorzien. De inlaat 9 van de luchtpomp 6 staat in verbinding H met de omgeving (fig. 2), terwijl de inlaat van vloeistofpomp H 8 in verbinding staat met de inhoud 3 van de vloeistofhouder 2 via slang 10. Verder omvat de schuimvormingseenheid 4 een H mengkamer 12, die in verbinding staat met de uitlaat 14 van H 5 de luchtpomp 6 en de uitlaat van de vloeistofpomp 8, H omvattende klep 16. Verder is klep 18 aangebracht nabij de- H uitlaat van de luchtpomp.

H De bovenzijde van het samenstel omvat een afgiftedeel 22, omvattende een uitstroomkanaal 24 met een 10 schuimopening 26 (fig. 2). Het uitstroomkanaal 24 loopt vanaf H de mengkamer 12 naar de schuimopening 26. In dit kanaal 24 zijn schuimvormingselementen aangebracht, in de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm in de vorm van relatief fijnmazige zeefjes.

15 Een eerste zeef is door middel van ultrasoon lassen zodanig aangebracht, dat het uitstroomkanaal 24 de zeef 28 twee maal passeert. Daartoe is boven zeef 28 een kap 30 aangebracht, die een holte 32 vormt boven zeef 28. De bovenwand van kap 30 is gekromd, voor eenvoudige en 20 ergonomische bediening. De minimale hoogte, dat wil zeggen de afstand tussen kap 32 en zeef 28, is ongeveer 2 mm, wat uit I testen een voordelige hoogte voor fijner en gelijkmatiger I schuim blijkt te zijn. Zeef 28 heeft openingen met een diameter tussen de 10 μπι en de 150 μπι, en bij voorkeur in de 25 orde van 50 μπι. De kap 30 is een los onderdeel van de schuimvormingseenheid, wat een variatie van kleur en materiaal daarvan mogelijk maakt.

Verder is in de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm een tweede zeef 34 in het uitstroomkanaal aangebracht, vóór 30 de eerste zeef, die openingen heeft met een diameter tussen I de 0,1 mm en de 0,4 mm, en bij voorkeur in de orde van 0,2 I mm. De tweede zeef is aangebracht door spuitgieten, en is uit I één stuk gevormd met een ring 35. Zodoende zijn twee onderdelen van de schuimvormingseenheid geïntegreerd, I 35 waardoor de kostprijs en de montagetijd gereduceerd zijn.

Het mengsel van vloeistof en lucht verlaat de mengkamer 12 via de tweede zeef 34, waarbij schuim gevormd wordt met een relatief grove structuur. Vervolgens passeert

I 1 n o o o o Q

5 het grove schuim de eerste zeef 28 en komt in holte 32, waarbij de structuur van het schuim fijner en gelijkmatiger wordt, dat wil zeggen dat luchtbellen in het schuim kleiner en gelijkmatiger van grootte zijn. Vervolgens passeert het 5 schuim zeef 28 een tweede keer en nadert uitstroomopening 26, waarbij het schuim nog fijner en gelijkmatiger wordt.

De kwaliteit van het schuim is hoger dan bij bekende schuimvormingseenheden, die vaak eveneens twee zeven omvatten. Verder is slechts één productiestap nodig voor het 10 aanbrengen van de eerste zeef, zodat de productiekosten toch ongeveer gelijk zijn aan bekende schuimvormingseenheden. Voor een verdere verbetering van de schuimkwaliteit kan op rand 36 een derde (niet getoonde) zeef worden aangebracht.

In een verdere voorkeursuitvoering is de 15 luchtinlaat van de luchtpomp gevormd door een spleet 37 die tussen kap 30 en wand 38 is aangebracht (fig. 3). Lucht wordt aangezogen en komt in een ruimte 40, waarin een buis 42 uitkomt, die dient als een schoorsteen en de lucht doorlaat naar luchtkamer 44 voor de luchtpomp. Bij voorkeur is het 20 boveneinde 46 van buis 42 schuin, waarbij de hoek met de lengteas van de buis ongeveer 30° is. Buis 42 steekt over een voorafbepaalde lengte van ongeveer 4 mm uit in ruimte 40. De constructie werkt zodoende als een ingekapselde schoorsteen. Deze luchtinlaat heeft als voordeel, dat in een vochtige 25 omgeving nauwelijks water aan wordt gezogen, zodat de schuimvormingseenheid ook onder de douche blijft functioneren.

De verdere werking van bovenbeschreven schuimvormingseenheid 4 en samenstel 1 staat beschreven in de 30 internationale octrooiaanvrage 0 242 005 van aanvraagster. De inhoud daarvan is hierbij ingesloten.

De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de bovenbeschreven voorkeursuitvoeringsvormen daarvan, waarin velerlei wijzigingen denkbaar zijn, maar wordt bepaald door 35 de strekking van de bijgevoegde conclusies.

4 A ^ O Cs O Q

Claims (13)

1. 2. Schuimvormingseenheid volgens conclusie 1, waarbij een tweede schuimvormingselement in het uitstroomkanaal is aangebracht.
2. 3. Schuimvormingseenheid volgens conclusie 2, I 15 waarbij de schuimvormingselementen een zeef omvatten.
3. 4. Schuimvormingseenheid volgens één van de I conclusies 1-3, tevens omvattende een pomp voor vloeistof en een pomp voor lucht, die elk van een inlaat en een uitlaat zijn voorzien. I 20 5. Schuimvormingseenheid volgens conclusie 4, omvattende kleppen in de inlaat en de uitlaat van elke pomp voor het aanzuigen respectievelijk afgeven van lucht en vloeistof, waarbij één of meer kleppen integraal met de luchtpomp of vloeistofpomp tot een ééndelig constructie- I 25 element zijn gevormd.
4. 6. Schuimvormingseenheid volgens conclusie 3, I waarbij de zeef van het eerste schuimvormingselement I openingen met een diameter tussen de 10 μιη en de 150 urn I heeft, en bij voorkeur in de orde van 50 yim. I 30 7. Schuimvormingseenheid volgens conclusies 3 of 6, I waarbij de openingen in de zeef van het tweede I schuimvormingselement een diameter tussen de 0,1 mm en de 0,4 I mm hebben, en bij voorkeur in de orde van 0,2 mm.
5. 8. Schuimvormingseenheid volgens één van de I 35 voorgaande conclusies, waarbij het uitstroomkanaal na de I eerste passage van het eerste schuimvormingselement een holte I 1022633 ^i——ρμρμμμ-ιριμ!·^·1··**»· " j -.-»,|>ir™ip. yiLrT?1?^' . ·» -“a·-·-*—< 1 « omvat, die zijwanden en een bovenwand met een voorafbepaalde minimale hoogte ten opzichte van het eerste schuimvormingselement omvat.
6. 9. Schuimvormingseenheid volgens conclusie 8, 5 waarbij de voorafbepaalde hoogte tussen de 1 mm en de 4 mm is, en bij voorkeur in de orde van 2 mm.
7. 10. Schuimvormingseenheid volgens conclusie 8 of 9, waarbij een kap de wanden van de holte vormt en waarbij de bovenwand gekromd is.
8. 11. Schuimvormingseenheid volgens conclusie 10, waarbij de kap op binnenwanden van de schuimvormingseenheid is aangebracht, voor het vormen van de holte.
9. 12. Schuimvormingseenheid volgens conclusie 4 of 5, waarbij de inlaat voor de pomp voor lucht tenminste één 15 opening voor het aanzuigen van lucht in een buitenwand van de schuimvormingseenheid omvat.
10. 13. Schuimvormingseenheid volgens conclusie 12, waarbij de opening voor het aanzuigen van lucht in verbinding staat met een ruimte, waarin een buis, die in verbinding 20 staat met een luchtreservoir van de luchtpomp, over een voorafbepaalde lengte uitsteekt.
11. 14. Schuimafgiftesamenstel bestaande uit een vloeistofhouder en een schuimvormingseenheid, waarbij de schuimvormingseenheid is gevormd door een 25 schuimvormingseenheid volgens één van de conclusies 1-13.
12. 15. Werkwijze voor de fabricage van een schuimvormingseenheid volgens één van de conclusies 1-13 en/of een schuimafgiftesamenstel volgens conclusie 14.
13. 16. Werkwijze voor het gebruik van een 30 schuimvormingseenheid volgens conclusie 1 en/of een schuimafgiftesamenstel volgens conclusie 14. 1022633