NL1022629C1 - Werkwijze en inrichting voor het gescheiden opstellen van planten. - Google Patents
Werkwijze en inrichting voor het gescheiden opstellen van planten. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1022629C1 NL1022629C1 NL1022629A NL1022629A NL1022629C1 NL 1022629 C1 NL1022629 C1 NL 1022629C1 NL 1022629 A NL1022629 A NL 1022629A NL 1022629 A NL1022629 A NL 1022629A NL 1022629 C1 NL1022629 C1 NL 1022629C1
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- plants
- placement
- compartments
- grid
- slit system
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01G—HORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
- A01G9/00—Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
- A01G9/08—Devices for filling-up flower-pots or pots for seedlings; Devices for setting plants or seeds in pots
- A01G9/083—Devices for setting plants in pots
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Cultivation Receptacles Or Flower-Pots, Or Pots For Seedlings (AREA)
- Combined Means For Separation Of Solids (AREA)
- Apparatuses For Bulk Treatment Of Fruits And Vegetables And Apparatuses For Preparing Feeds (AREA)
Description
Werkwijze en inrichting voor het gescheiden opstellen van planten
De uitvinding betreft een werkwijze voor het gescheiden opstellen van planten, waarbij de planten door een luchtstroom worden aangeblazen en tenminste 5 gedeeltelijk georiënteerd en, aldus georiënteerd, ten minste deels onder invloed van de zwaartekracht in een rooster van openingen worden ingevoerd, om vandaar afgevoerd te worden voor verdere behandeling, zoals gereciteerd in de kop van conclusie 1. Onder planten worden ook plantendelen begrepen, in het bijzonder stekken, zoals van bijvoorbeeld chrysanten. Zulke planten(-delen) worden in grote hoeveelheden 10 aangevoerd en moeten voor verdere verhandeling gesepareerd worden, zo mogelijk op uniforme wijze, en veelal daarna verder behandeld, zoals gepoot en/of in containers geplaatst.
Het oudere Nederlandse Octrooi 1 006 694, uitgegeven 990401 beschrijft een werkwijze waarin de planten van onderen worden aangeblazen door een luchtstroom, 15 en daarna met de zwaartekracht en de luchtstroom mee, langs de wand van een cilindrisch vat naar beneden zakken, om aldus telkens afzonderlijk gepositioneerd in een krans van verticale openingen in te gaan. Een extra luchtstroom brengt planten «vaarvoor de procedure onsuccesvol is geweest, weer terug naar de invoeropening van het vat. De bekende werkwijze kan goede resultaten geven, maar het rooster is in 20 principe ééndimensionaal, zodat het slechts een kleine opnamecapaciteit in parallel heeft. Bovendien kunnen in zulke cilindersymmetrische vaten rondlopende wervels en andere verstoorde luchtbewegingen optreden. Tenslotte is de ronde kransvorm weinig geschikt voor het aansluiten op compacte kisten, pallets en dergelijke tweedimensionale configuraties, waarin het aansluitende transport van zulke planten 25 gewoonlijk plaatsvindt.
De uitvinder heeft zich gerealiseerd dat derhalve een dergelijke tweedimensionale opstelling om de planten op te nemen veel voordelen zou bieden voor het presenteren van de planten aan de volgende stap van de productie-, respectievelijk verwerkingsketen.
30 Het is derhalve onder meer een doelstelling van de uitvinding om het oriënteren van de planten direct te combineren met het opstellen van de georiënteerde planten volgens een tweedimensionaal rooster.
Derhalve is volgens één van haar aspecten de uitvinding gekenmerkt doordat genoemd rooster volgens een tweedimensionale matrix gevormd wordt en verticaal I 2 I opgestelde plaatsingsvakken bevat die onderling door een spleetstelsel gescheiden I zijn, waarbij het spleetstelsel als luchttoevoer dient voor een zich boven het rooster I bevindende ruimte waarin de planten worden aangeleverd.
Volgens een voorkeursuitvoering is genoemde matrix rechthoekig en uit I 5 rechthoekige of vierkante plaatsingsvakken opgebouwd die alzijdig door spleten van het spleetstelsel zijn omgeven. Doordat de spleten nauw zijn kan in veel gevallen het I wervelen van de luchtstroom worden vermeden. Boven de matrix van I plaatsingsvakken ontstaat een laminaire gasstroom die een geschikte oriëntatie van de planten of plantenstekken, d.w.z. een oriëntatie waarbij de steel naar de I 10 plaatsingsvakken wijst, bevordert. Bovendien ontstaat boven de plaatsingsvakken, nabij de rand daarvan, een lichte onderdruk die plaatsing van de planten in de plaatsingsvakken bevordert.
Volgens een voorkeursuitvoering van de uitvinding verbreden de plaatsingsvakken zich naar boven. Zowel het ontvangen van de planten in de van 15 boven naar beneden toelopende plaatsingsvakken, als het vermijden van wervelingen H in de zich naar boven vernauwende spleten wordt daardoor bevorderd.
H Volgens een verdere voorkeursuitvoering wordt een vulmechanisme voorzien H langs een eerste as van de tweedimensionale matrix, en wordt de matrix stapsgewijze H of continu aangedreven in een richting dwars op de eerste as.
20 Volgens een verdere voorkeursuitvoering zijn de plaatsingsvakken boven een van toevoerspleten voorziene plaat opgesteld, welke toevoerspleten in hoofdzaak overeenkomstig geplaatst zijn met de posities behorende bij één van de richtingen van genoemd spleetstelsel. Op die manier wordt de naar boven stromende lucht gemakkelijk toegevoerd en wordt verstopping van de spleten goeddeels voorkomen.
25 De uitvinding betreft mede een inrichting die geschikt is voor het uitvoeren H van de werkwijze, met het kenmerk dat deze bevat een aanblaasmechanisme om de H planten door een luchtstroom aan te blazen en tenminste gedeeltelijk te oriënteren, een H roostermechanisme om de aldus georiënteerde planten ten minste deels onder invloed van de zwaartekracht in een rooster van openingen op te nemen voor afVoer, waarbij 30 genoemd rooster volgens een tweedimensionale matrix gevormd wordt en verticale plaatsingsvakken bevat die onderling door een spleetstelsel gescheiden zijn, waarbij het spleetstelsel als luchttoevoer dient voor een zich boven het rooster bevindende aanleveringsruimte voor de planten. Zo een inrichting blijkt de planten gemakkelijk
^H
^· en met een grote kans van slagen op de juiste manier en tegen geringe kosten te plaatsen.
Volgens een verdere voorkeursuitvoering zijn genoemde plaatsingsvakken en genoemde.aanleveringsruimte tezamen opgesteld in een, bij voorkeur transparante.
5 afschermdoos. Dit bevordert een gelijkmatige, laminaire gasstroom boven de H plaatsingsvakken. Ook hebben ongewenste luchtstromen zoals tocht, geen negatieve invloed op het plaatsingsproces. Aan de bovenzijde bezit de doos een opening waaruit H de luchtstroom kan ontwijken.
H Volgens een verdere voorkeursuitvoering is een bodem van genoemde 10 afschermdoos voorzien van bodemspleten die in één richting lopen ter plaatse van en substantieel evenwijdig met spleten van genoemd spleetstelsel. Op die manier zijn zowel de ondersteuning van de plaatsingsvakken als de toevoer van lucht naar de afschermdoos op eenvoudige en voordelige wijze gerealiseerd.
I Volgens een verdere voorkeursuitvoering bakent genoemd spleetstelsel per I 15 plaatsingsvak een rechthoekige ruimte af. Daardoor wordt de oriëntatie van de planten I vrijwel uniform gerealiseerd.
I Volgens een verdere voorkeursuitvoering is de inrichting verder voorzien van I een aanvoermechanisme voor planten dat zich in een richting langs een rij van een I reeks van rijen plaatsingsvakken verspreid uitstrekt, en een aanvoerrichting heeft 20 dwars op genoemde rijen. Zo wordt op voordelige manier telkens een aantal planten in parallel in de plaatsingsvakken gepositioneerd.
Volgens een verdere voorkeursuitvoering zijn aangrenzende rijen van plaatsingsvakken door een eindstandig mechanisme verbonden dat relatieve draaiing I van genoemde aangrenzende rijen om een as evenwijdig aan hun lengteas toestaat.
I 25 Door de zo gevormde “keten” is een gemakkelijk aan te drijven geheel gevormd.
I Deze en andere elementen, aspecten en voordelen van de uitvinding zullen hierna in detail beschreven worden aan de hand van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding, en in het bijzonder aan de hand van de bijgevoegde Figuren welke tonen: Figuur 1, een overzichtsbeeld van de inrichting volgens de uitvinding; 30 Figuur 2, een voorbeeldkonfiguratie van de plaatsingsvakken;
Figuur 3, een tweede voorbeeldkonfiguratie van de plaatsingsvakken;
Figuur 4, een verticale doorsnede door een plaatsingsvak;
Figuur 5, de aansluiting van een aanvoermechanisme op de matrix van plaatsingsvakken.
I 4 I Figuur 1 illustreert een overzichtsbeeld van de inrichting 10 volgens de uitvinding. Afschermdoos 20, die hier transparant is, biedt ruimte aan de I plaatsingsvakken 24 die zijn opgesteld in de vorm van een rechthoekige matrix; in dit geval bevat elke matrixrij willekeurig achttien vakken. De vakken 24 zijn allen 5 onderling aan de bovenzijde van elkaar gescheiden door een overal even brede, I relatief smalle, spieetvormige opening, die een spleetstelsel 23 vormt, waardoor lucht kan passeren. De achttien vakken 24 zijn als rij aan elkaar gefixeerd door een hier niet aangegeven constructie. Per rij is verder een eindstandig mechanisme 26 voorzien.
Een daarmee overeenkomend mechanisme is niet zichtbaar aan het andere uiteinde 10 bevestigd. Deze mechanismen 26 zijn flexibel aan elkaar bevestigd, zodat elke rij plaatsingsvakken als het ware een schakel vormt van een zeer brede ketting. Zoals bij 29 aangegeven kan de ketting daarmee een zekere buiging toelaten; de ketting kan eventueel rondlopend gevormd zijn. De afschermdoos 20 meet hier 54 x 50 cm, is 200 cm hoog en is geplaatst op een doos 22, waarin plaats is voor bijvoorbeeld een 15 luchtpomp, ventilator en dergelijke om de gebruikte luchtstromen op te wekken.
Kortheidshalve is één en ander niet nader getoond.
Door spleten 28, die zich bij voorkeur telkens op een met een spleetpositie tussen opvolgende plaatsingsvakken van een matrixrij overeenkomende plaats H bevinden, wordt de lucht uit de onderste doos 22 in de spleetruimten geblazen. De 20 lucht stroomt dan door de spieetvormige openingen 23 naar de bovenzijde 21 van de H doos 20 en kan daar de doos 20 verlaten. Planten 1, hier chrysantenstekken 1, worden ^B aan de bovenzijde van de doos 20, door een opening in de bovenzijde 21 of door een ^B gat in een zijwand van de doos 20 nabij de bovenzijde, in de laminaire lucht stroom gebracht die naar de bovenzijde van de doos 20 gaat. Doordat de plaatsingsvakken op 25 de bovenkant van doos 22 staan, kan hun onderkant voor de besproken luchttoevoer als praktisch afgesloten worden beschouwd. Door de kettingachtige constructie van de plaatsingsvakken zijn ze gemakkelijk aan te drijven in de “lengterichting” van de ketting. Dit mechanisme is niet in de figuur getoond. Als dit stapsgewijze gebeurt volgens de steek van de ketting komt telkens een volgende rij plaatsingsvakken ter H 30 hoogte van een hier niet aangegeven vulmechanisme dat dan een volgende rij vakken kan vullen, of een deel daarvan. Ook het vullen van twee of eventueel meer rijen in parallel is mogelijk. Ook een min of meer continue aandrijving in de richting van de H pijl is mogelijk. Aan de voorkant van de doos 20 is een opening voor het afvoeren van H de plaatsingsvakken aanwezig. Opgemerkt wordt dat het niet noodzakelijk is dat : ; ........· · - 11 Η tijdens bedrijf van de inrichting 10 elk van de plaatsingsvakken 24 ook daadwerkelijk met een plant 1 of stek 1 gevuld wordt. Een vullingsgraad van meer dan 10 % levert reeds bevredigende resultaten op. Goede resultaten zijn verkregen bij een vullingsgraad van ongeveer 20 %.
H 5 Figuur 2 illustreert een voorbeeldkonfiguratie van de plaatsingsvakken 24 en de daartussen liggende spieetvormige lucht openingen 23, die hier in bovenaanzicht II zijn getoond. In dit geval zijn het rechthoeken met een aspectverhouding 2:1. De afmetingen, hier ongeveer 6 cm x 3 cm, zijn aangepast aan de te ontvangen planten, waarbij zowel de dikte van een steel, als de lengte daarvan meetelt: het vak zal dan als 10 het ware een soort “vaasje” zonder bodem vormen. Er bevinden zich dan ongeveer 18 x 8 = 144 plaatsingsvakken 24 binnen de doos 20Tussen de plaatsingsvakken 24 zijn, H hier ongeveer 1 mm brede, spleten 23 aanwezig welke hier de volledige omtrek van een plaatsingsvak 24 beslaan. Hun breedte is zo klein dat weinig werveling optreedt bij de gebruikte luchtsnelheid. In het plaatsingsvak 24 zelf staat de lucht min of meer 15 stil doordat de onderzijde praktisch afgesloten is. Ter plaatse is dus vrijwel alleen de zwaartekracht werkzaam op de planten. Door het bovenstaande worden de planten 1 met voorkeur aangetrokken tot het centrum van zo’n plaatsingsvak 24, terwijl de aanblazing door de spleten 23 enerzijds die voorkeur ondersteunt, en bovendien door I de grotere luchtweerstand van bladeren en dergelijke de plant min of meer rechtop 20 probeert te houden. Als de plant 1 eenmaal het plaatsingsvak 24 ingaat, wordt dit I rechtop houden verder ondersteund door de toelopende vorm van het deel 32 van het plaatsingsvak 24. Het onderste deel 30 van het plaatsingsvak 24 is cilindrisch. Indien I gewenst, kan in deze opstelling elk afzonderlijk plaatsingsvak 24 in twee afzonderlijke en dan vierkante plaatsingsvakken gedeeld worden; daardoor wordt het I 25 aantal te plaatsen planten 1 verdubbeld, wat bijvoorbeeld voor kleine exemplaren nuttig kan zijn. Het delen kan door een totaal masker dat voor een hele rij al dan niet als vervangend voor het hier getoonde masker wordt opgezet.
Figuur 3 illustreert een tweede voorbeeldkonfiguratie van de plaatsingsvakken 24 In dit geval zijn deze vakken circulair. De algemene werking is ongeveer dezelfde 30 als in Figuur 2; door de ronde vorm kan de plaatsing van de plant nauwkeuriger symmetrisch zijn. Anderzijds is de stroming door de spleet mogelijk minder uniform. De feitelijke spleten worden gevormd doordat manchetten of kragen 40 buiten de kegelvorm 32 naar buiten uitsteken.
I 6 I Figuur 4 illustreert een verticale doorsnede door een plaatsingsvak 24. Zoals te I zien is het plaatsingsvak opgebouwd uit een cilindrische schacht 30 en een toelopend I deel 32. Bij voorkeur is de schacht 30 gemaakt van dun plaatmateriaal of gezaagd uit I een dunwandige buis van bijvoorbeeld een kunststof zoals polyethyleen of teflon. Het I 5 toelopend deel 32 geeft het verloop van de ronde buis naar de rechthoekige vorm getoond in Figuur 2. Bij voorkeur is dit gemaakt samen met de schacht 30 als een I enkel kunststof spuitgietstuk. Ook een vervaardiging uit twee onderlinge te bevestigen I delen is mogelijk, welke delen aan elkaar bevestigd zijn op voor dit soort
I bevestigingen gebruikelijke manier, bijvoorbeeld door klemmen of met hard-PVC
10 lijm. In de uitvoering van Figuur 3 is het toelopende deel kegelvormig; de kraag 40 van Figuur 3 is hier niet getoond. De chrysantenstek 1 van dit voorbeeld bevat een ca: 4 cm lange steel IA en een 4 cm lang deel 1B met zijwaarts uitstekende bladeren. Het toelopende deel 32 kan met voordeel voorzien worden van een binnenzijde die voorzien is van ribbels om het daaraan "kleven" van een plant te beperken.
15 Figuur 5 illustreert de aansluiting van een aanvoermechanisme op de matrix van plaatsingsvakken 64. Indicatie 50 geeft een zogenoemde Jakobsladder aan die om een rolstelsel 54 is opgespannen; hij kan daarbij ook stijgend zijn opgesteld. Rolstelsel 54 draait om as 56 volgens de pijl 68. De Jakobsladder 50 zelf bevat verlaagde opneemplaatsen 52, zodat op de Jakobsladder verdeelde planten 1 door een opening 20 70 in een zijwand in de afschermdoos 20 (Figuur 1) worden gebracht, waarbij ze tenslotte van de Jakobsladder afvallen op de matrix van plaatsingsvakken 60. Daarvan is aangegeven de aandrijfrichting 62, de bodemplaat 58 van de afschermdoos, en een H deel van luchtspleetstelsel 64. De relatieve afstand van Jakobsladder en H plaatsingsvakken kan grotër zijn om de vallende planten beter te positioneren, de H 25 breedte van de Jakobsladder kan min of meer gelijk zijn aan die van de matrix van H plaatsingsvakken, de draaisnelheid van de Jakobsladder en de aandrijfsnelheid van de matrix kunnen op elkaar worden aangepast. De opening 70 kan gebruikt worden voor afvoer van de door de spleten 28 en spieetvormige openingen 23 (Figuur 1) toegevoerde lucht, maar dit kan ook anders gerealiseerd worden. Het vullen / beladen 30 van de Jakobsladder 50 kan gebeuren door het daarop storten van de planten 1.
Andere aanvoermechanismen kunnen ook gebruikt worden. De Jakobsladder 50 kan in plaats van evenwijdig aan de bodemplaat 58 - zoals in de tekening * ook onder een hoek daarmee staan. Aldus kunnen de planten 1 gemakkelijker vanaf een werkvloer naar de bovenzijde 21 van de doos 20 omhoog getransporteerd worden. In een gunstige variant bevindt zich het uiteinde van de Jakobsladder 50 buiten de doos 20 en dichtbij het gat 70 in de wand van de doos 20. Door een daaronder en eveneens buiten de doos 20 geplaatste ventilator kunnen de planten dan, op het moment dat ze van de ladder 50 afvallen, in het gat 70 en zo in de doos 20 geblazen worden.
5 Hierdoor wordt de luchtstroom in de doos 20 zoweinig mogelijk verstoord.
In het voorgaande is de uitvinding beschreven aan de hand van voorkeursuitvoeringen. Deskundigen in de relevante techniek zullen zich realiseren dat vele wijzigingen daarop kunnen worden aangebracht zonder de omvang van de bijgevoegde conclusies te buiten te gaan. Derhalve moeten de uitvoeringen 10 beschouwd worden als illustratief en mogen geen andere beperkingen op de uitvinding worden verondersteld dan zulke gereciteerd in de conclusies.
Zo kan de laminaire luchtstroom, in plaats van aanblazen van onder de plaatsingsvakken ook gecreëerd worden door het aanzuigen van lucht op een afstand boven de plaatsingsvakken, bijvoorbeeld vanaf de open bovenzijde van de 15 afschermdoos.
Claims (11)
1. Een werkwijze voor het gescheiden opstellen van planten, waarbij de I planten door een luchtstroom worden aangeblazen en tenminste gedeeltelijk 5 georiënteerd en, aldus georiënteerd, ten minste deels onder invloed van de zwaartekracht in een rooster van openingen worden ingevoerd, om vandaar afgevoerd te worden voor verdere behandeling, met het kenmerk, dat genoemd rooster volgens een tweedimensionale matrix gevormd wordt en verticaal opgestelde plaatsingsvakken bevat die onderling 10 door een spleetstelsel gescheiden zijn, waarbij het spleetstelsel als luchttoevoer dient voor een zich boven het rooster bevindende ruimte waarin de planten worden aangeleverd.
2. Een werkwijze volgens conclusie 1, waarbij genoemde matrix Η 15 rechthoekig is en uit rechthoekige of vierkante plaatsingsvakken is opgebouwd die alzijdig door spleten van het spleetstelsel zijn omgeven.
3. Een werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij de plaatsingsvakken zich naar boven verbreden.
4. Een werkwijze volgens conclusie 1,2 of 3, waarbij een vulmechanisme wordt voorzien langs een eerste as van de tweedimensionale matrix, en de matrix stapsgewijze of continu wordt aangedreven in een richting dwars op de eerste as. H 25
5. Een werkwijze volgens één der conclusies 1 tot en met 4, waarbij de plaatsingsvakken boven een van toevoerspleten voorziene plaat zijn opgesteld, welke H toevoerspleten in hoofdzaak overeenkomstig geplaatst zijn met de posities behorende H bij één van de richtingen van genoemd spleetstelsel.
6. Een inrichting die geschikt is voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat deze bevat een aanblaasmechanisme om de planten door een luchtstroom aan te blazen en tenminste gedeeltelijk te oriënteren, een roostermechanisme om de aldus georiënteerde planten ten minste deels onder invloed van de zwaartekracht in een rooster van openingen op te nemen voor afvoer, genoemd Η rooster volgens een tweedimensionale matrix gevormd is en verticale plaatsingsvakken bevat die onderling door een spleetstelsel gescheiden zijn, waarbij het spleetstelsel als luchttoevoer dient voor een zich boven het rooster bevindende aanleveringsruimte voor de planten.
7. Een inrichting volgens conclusie 6, waarbij genoemd plaatsingsvakken en genoemde aanleveringsruimte tezamen opgesteld zijn in een afschermdoos.
8. Een inrichting volgens conclusie 7, waarbij een bodem van genoemde H 10 afschermdoos voorzien is van bodemspleten die in één richting lopen ter plaatse van H en substantieel evenwijdig met spleten van genoemd spleetstelsel.
9. Een inrichting volgens conclusie 6, waarin genoemd spleetstelsel per plaatsingsvak een rechthoekige ruimte afbakent.
10. Een inrichting volgens conclusie 6, verder voorzien van een aanvoermechanisme voor planten dat zich in een richting langs een rij van een reeks van rijen plaatsingsvakken verspreid uitstrekt, en een aandrijfrichting heeft dwars op genoemde rijen. I 20
11. Een inrichting volgens conclusie 6, waarbij aangrenzende rijen van plaatsingsvakken door een eindstandig mechanisme verbonden zijn dat relatieve draaiing van genoemde aangrenzende rijen om een as evenwijdig aan hun lengteas toestaat.
Priority Applications (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1022629A NL1022629C1 (nl) | 2003-02-07 | 2003-02-07 | Werkwijze en inrichting voor het gescheiden opstellen van planten. |
EP04100366A EP1444885A3 (en) | 2003-02-07 | 2004-02-02 | Method and apparatus for a separate arrangement of plants |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1022629 | 2003-02-07 | ||
NL1022629A NL1022629C1 (nl) | 2003-02-07 | 2003-02-07 | Werkwijze en inrichting voor het gescheiden opstellen van planten. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1022629C1 true NL1022629C1 (nl) | 2004-08-10 |
Family
ID=32653389
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1022629A NL1022629C1 (nl) | 2003-02-07 | 2003-02-07 | Werkwijze en inrichting voor het gescheiden opstellen van planten. |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP1444885A3 (nl) |
NL (1) | NL1022629C1 (nl) |
Family Cites Families (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DK152872C (da) * | 1983-06-20 | 1989-04-10 | Grene Soren | Plantedyrkningsramme |
CA2028290C (en) * | 1989-11-01 | 1996-12-17 | Aart Van Wingerden | Tray, apparatus and method for propagating, growing and handling plants |
US5573558A (en) * | 1991-03-11 | 1996-11-12 | Huang; Barney K. | Automatic transplanting system |
NL194357C (nl) * | 1992-10-09 | 2002-02-04 | Visser S Gravendeel Holding | Inrichting voor het in een teeltmedium plaatsen van planten. |
NL1006694C1 (nl) | 1997-07-31 | 1999-02-02 | Edwin Otto Maria Janus | Werkwijze en inrichting voor het uit een ongeordende toevoer separeren van producten, zoals planten, en het stuksgewijze afvoeren van de gesepareerde producten. |
-
2003
- 2003-02-07 NL NL1022629A patent/NL1022629C1/nl not_active IP Right Cessation
-
2004
- 2004-02-02 EP EP04100366A patent/EP1444885A3/en not_active Withdrawn
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP1444885A3 (en) | 2004-08-18 |
EP1444885A2 (en) | 2004-08-11 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
EP2451731B1 (en) | Article distribution and sorting system | |
DE102006011667B3 (de) | Fördervorrichtung für Schüttgut umfassend eine Vielzahl von Einzelteilen | |
EP3892572A1 (en) | Straight advance feeder and combination weighing device provided with same | |
US20040011623A1 (en) | Automatic linear machine for orienting and aligning articles | |
CN105764384A (zh) | 改进的水果和蔬菜榨汁器 | |
US5297666A (en) | Machine for automatically orienting containers | |
US7472648B2 (en) | Device for separating the stalks of fruit, grouped together in clusters, from one another | |
RU2416195C2 (ru) | Раздаточный лоток для кормораздатчика | |
JP2021151649A (ja) | 雑穀選別装置 | |
NL1022629C1 (nl) | Werkwijze en inrichting voor het gescheiden opstellen van planten. | |
JP6538385B2 (ja) | 食品計量装置および冷凍食品の製造方法 | |
US8070083B2 (en) | Method and apparatus for processing logs | |
US6756546B2 (en) | Combination weighing apparatus | |
US6439367B1 (en) | Bowl diverter | |
AU594387B2 (en) | Rotary feeder | |
US1256492A (en) | Richard for snipping string-beans. | |
CN111093377B (zh) | 用于虾处理机的单个化和分离系统 | |
NL8105285A (nl) | Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal. | |
JP2008048688A (ja) | 生葉の篩分装置 | |
NL2007003C2 (nl) | Inrichting en werkwijze voor het verwerken van agrarische producten. | |
NL1034539C2 (nl) | Inrichting en werkwijze voor het verwijderen van objecten uit flessen. | |
EP4219354A1 (en) | Spray container pump sorting machine | |
KR102620827B1 (ko) | 원료 싸이로 구조체 | |
JP2004089887A (ja) | 削り節の異物除去方法及び異物除去装置 | |
KR20050029451A (ko) | 참깨 탈곡장치 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
VD1 | Lapsed due to non-payment of the annual fee |
Effective date: 20070901 |