NL1022533C2 - Machine voor het uitvoeren van bouwwerkzaamheden. - Google Patents

Description

Machine voor het uitvoeren van bouwwerkzaamheden.

BESCHRIJVING

De uitvinding heeft betrekking op een machine voor het 5 uitvoeren van bouwwerkzaamheden, in het bijzonder heimachines, voorzien van een door loopwielen of rupsbanden ondersteund gestel, waarop een onderwagen is aangebracht, welke onderwagen een bovenwagen zodanig ondersteunt, dat de bovenwagen ten opzichte van de onderwagen om een zich tenminste nagenoeg verticaal uitstrekkende draaiingsas verzwenkbaar is, 10 terwijl de bovenwagen middelen voor het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden ondersteunt.

Dergelijke machines zijn algemeen bekend en worden bijvoorbeeld benut voor het uitvoeren van heiwerkzaamheden, waarbij de bovenwagen een heistelling ondersteunt. In andere gevallen wordt de 15 machine bijvoorbeeld benut voor het uitvoeren van graafwerkzaamheden, waarbij de bovenwagen bijvoorbeeld een verzwenkbare arm ondersteunt aan het vrije einde waarvan een graafschop of dergelijke is bevestigd.

Bij de gebruikelijke machines is in het algemeen de onderwagen vast op het gestel aangebracht en zodanig geplaatst, dat 20 gezien in de lengterichting van de machine, d.w.z. in de richting waarin met behulp van de loopwielen of rupsbanden de machine langs een rechte baan kan worden verplaatst, de draaiingsas waarom de bovenwagen ten opzichte van de onderwagen verdraaibaar is in het langsmiddenvlak van de machine is gelegen. Daarbij is de opbouw van de bovenwagen in het 25 algemeen van zodanige afmetingen, dat bij verzwenken van de bovenwagen ten opzichte van de onderwagen het van de door de bovenwagen ondersteunde middelen voor het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden afgekeerde achtereinde van de bovenwagen zwaait door een naast een zijkant van de machine gelegen gebied. Dit kan tijdens gebruik van de machine nadelige 30 gevolgen hebben. Indien bijvoorbeeld de machine wordt gebruikt voor werkzaamheden op een spoornet met dubbel spoor en daarbij op een eerste 1°22533 H spoor staat, zal het in het algemeen gewenst zijn, dat het naast gelegen spoor voor het spoorverkeer ter beschikking blijft en niet moet worden vrijgehouden, omdat tijdens bedrijf het achtereinde van de bovenwagen over dit naast gelegen spoor zwenkt. Ook bij gebruik van de machine op 5 tweebaanswegen zal het op overeenkomstige wijze in het algemeen gewenst zijn, dat het verkeer op althans een baan ongestoord kan plaatsvinden.

Ook kan het bijvoorbeeld voorkomen, dat de machine zodanig dicht naast I een gebouw moet worden opgesteld, dat er tijdens bedrijf geen delen van de machine buiten de naast het gebouw opgestelde zijkant van de machine I 10 kunnen uitsteken.

Volgens de uitvinding zijn nu de onderwagen evenals tenminste de nabij een zijkant van de machine gelegen loopwielen of H rupsband(en) ten opzichte van het gestel dwars op de lengterichting van H de machine verplaatsbaar en in meerdere standen instelbaar.

15 Door verplaatsing van de onderwagen in een richting dwars I op de lengterichting van de machine kan een zodanige stand van de I onderwagen ten opzichte van het gestel worden verkregen, dat bij I verzwenken van de bovenwagen ten opzichte van de onderwagen de I achterzijde van de bovenwagen in geen enkele stand van de bovenwagen ten 20 opzichte van de onderwagen ongeschikt zal uitsteken buiten de zijkant van de machine, die afgekeerd is van de zijkant in de richting waarvan de I onderwagen is verschoven. Daarbij kan toch een stabiele stand van de machine worden gewaarborgd, doordat ook de loopwielen of rupsband(en), die zijn gelegen aan de zijkant van de machine in de richting waarvan de I 25 onderwagen is verschoven, worden uitgeschoven.

Voor gebruik op het spoor is de machine bij voorkeur I voorzien van nabij beide zijkanten van het gestel opgestelde in hoogterichting ten opzichte van het gestel instelbare railwielen, zodat I de inrichting gemakkelijk langs het spoor kan worden verplaatst.

I 30 Bij voorkeur zijn de aan beide zijkanten van het gestel I gelegen loopwielen en/of rupsband(en) dwars op de lengterichting van het 3 gestel verstelbaar, zodat de machine steeds op zo gunstig mogelijke wijze kan worden opgesteld.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren schematisch weergegeven uitvoeringsvorm 5 van een machine volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een zijaanzicht op een uitvoeringsvorm van een machine volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een zijaanzicht op de in figuur 1 weergegeven machine.

10 Figuur 3 toont een met figuur 2 overeenkomend aanzicht, waarbij de machine met behulp van in deze figuur niet weergegeven op rails rustende railwielen zodanig omhoog gedrukt is, dat de rupsbanden van de machine van de grond zijn afgetild.

Figuur 4 toont een met figuur 2 overeenkomend aanzicht van 15 de machine, waarbij de rupsbanden zijn uitgeschoven ten opzichte van het gestel.

Figuur 5 toont een met figuur 4 overeenkomend aanzicht op de machine, waarbij de onderwagen vanuit het midden van het gestel naar een zijkant van het gestel is verschoven.

20 Figuur 6 toont een met figuur 2 overeenkomend aanzicht, waarbij de bovenwagen ten opzichte van de in figuur 2 weergegeven stand over 90° is verdraaid.

De in de figuren weergegeven machine omvat een gestel 1, dat aan zijn beide langszijden is voorzien van op zich bekende rupsbanden 25 2 respectievelijk 2' die dienen voor het ondersteunen en voortbewegen van de inrichting in zijn lengterichting.

Verder is het gestel voorzien van een zogenaamde onderwagen 3, welke een bovenwagen 4 ondersteunt, zodanig, dat de bovenwagen 4 op op zich bekende wijze ten opzichte van de onderwagen 3 kan worden verdraaid 30 om een draaiingsas, die zich bij op een horizontale ondergrond staande machine in een althans nagenoeg verticale richting uitstrekt.

1 η?? ς '!o H Op de bovenwagen 4 is een bedieningscabine 5 aangebracht I alsmede een onder een afschermkap 5' opgestelde aandrijfbron. Zoals in het bijzonder gezien in figuur 2 is de bovenwagen 4 nabij de voorzijde voorzien van aankoppelmiddelen 6 met behulp waarvan bijvoorbeeld een hei - 5 uitrusting of een giek met daaraan gekoppelde graafbak of dergelijke gebruikelijke middelen voor het uitvoeren van bouwwerkzaamheden kunnen worden aangekoppeld, zoals algemeen bekend is voor gebruikelijke machines van dit type.

I De rupsbandsamenstellen 2, 2' zijn bevestigd aan 10 kokervormige mantels 7 respectievelijk 8, die verschuifbaar zijn opgenomen door met hun uiteinden in de kokervormige mantels 7 en 8 ingestoken dwarsbalken 9 van het gestel.

I De bovenwagen 3 is eveneens bevestigd aan kokervormige I mantels 10, waardoorheen zich de balken 9 uitstrekken. Daarbij zijn ook H 15 de kokervormige mantels 10 ten opzichte van de dwarsbalken 9 in de I lengterichting van de dwarsbalken 9 en dus dwars op de lengterichting van I de machine verschuifbaar. Voor het verschuiven van de verschillende I kokervormige mantels 7, 8 en 10 kunnen niet nader weergegeven en I bijvoorbeeld in de kokervormige balken 9 ingebouwde verstel cilinders of I 20 dergelijke zijn aangebracht.

In de weergegeven uitvoeringsvorm is de machine aan iedere I zijkant nabij beide uiteinden voorzien van railwielen in het bijzonder I een stel van twee railwielen 11 bij ieder uiteinde. De beide bij een I uiteinde opgestelde railwielen 11, waarvan de draaiingsassen zich I 25 loodrecht op de lengterichting van de machine uitstrekken, worden I ondersteund door een juk 12, dat met behulp van een zich evenwijdig aan I de draaiingsas van de wielen uitstrekkende as 13 vrij zwenkbaar gekoppeld I is met een uiteinde van een arm 14. Het andere uiteinde van de arm 14 is met behulp van zich evenwijdig aan de as 13 uitstrekkende as 15 zwenkbaar I 30 met het gestel 1 van de machine gekoppeld. Daarbij kan iedere arm 14 met behulp van een verstel cilinder 16 ten opzichte van het gestel worden I 1 Π O O r- Λ ~ 5 verzwenkt en in een gewenste stand ten opzichte van het gestel worden geblokkeerd.

Zoals in het bijzonder uit figuur 6 blijkt steekt, indien de rupsbanden de voor dergelijke graafmachines gebruikelijke stand, in 5 het onderhavige geval de geheel ingeschoven stand innemen, het achtereinde van de bovenwagen, d.w.z. het einde van de bovenwagen, dat afgekeerd is van de bovengenoemde bevestigingsmiddelen 6, aanzienlijk buiten het gestel van de machine uit. Dit kan hinderlijk zijn voor verkeer, dat beweegt langs de plaats waar de machine staat opgesteld of 10 kan eventueel een dergelijk verkeer geheel uitsluiten. Verder kan, indien de machine dicht naast een gebouw moet worden opgesteld, een verzwenken van de bovenbouw naar de in figuur 6 weergegeven stand zelfs onmogelijk zijn.

Indien het bijvoorbeeld gewenst is om de machine op het 15 spoornet te gebruiken kan men door aandrijven van de rupsbanden 2 en 3 de machine op een uit een tweetal rails 17 opgebouwde spoorbaan rijden en vervolgens, door het op de rails plaatsen en ten opzichte van het gestel 1 naar beneden drukken van de spoorwielen 11 de machine optillen naar de in figuur 3 weergegeven stand. Vervolgens kan men dan bijvoorbeeld gezien 20 in de figuren 3 en 4 de aan de linker zijde opgestelde rupsband 2 over de kokervormige balken 9 en de kokervormige balken 9 ten opzichte van de aan de rechter zijde opgestelde rupsband 2' naar links verschuiven en eventueel ook de op de kokervormige mantels 10 geplaatste onderwagen 3 en bovenwagen 4 vanuit de in figuur 4 weergegeven stand eveneens naar links 25 verschuiven zoals in figuur 5 is weergegeven. Na het op de gewenste wijze uitschuiven van de rupsbanden 2 en 2' kunnen deze weer op de grond worden geplaatst door de rail wiel en 11 ten opzichte van het gestel omhoog te bewegen.

Indien men dan de bovenwagen vanuit de in figuur 4 30 weergegeven stand over 90° verdraait naar de in figuur 5 weergegeven stand van de bovenwagen zal de achterzijde van de bovenwagen 4 althans 1 022533 H nagenoeg niet buiten de aan de rechter zijkant gelegen rupsband 2' uitsteken zodat bijvoorbeeld op een naast het in figuur 4 weergegeven spoor 17 gelegen spoor rijdende treinen de machine ongehinderd kunnen passeren terwijl met behulp van de machine aan de gezien in figuren 4, 5 5 linker zijde van het spoor 17 bouwwerkzaamheden worden uitgevoerd.

Doordat daarbij de rupsbanden zijn uitgeschoven is toch een stabiele stand van de machine tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden gewaarborgd.

I Doordat beide rupsbanden dwars op de lengterichting van de 10 machine instelbaar zijn en ook de combinatie van bovenwagen en onderwagen H vanuit de normale middenstand in tegengestelde richtingen ten opzichte I van het gestel kan worden verschoven kan steeds een optimale stabiele I stand van de machine worden verkregen, terwijl tevens de combinatie van I onderwagen en bovenwagen in een zo gunstig mogelijke stand kan worden I 15 opgesteld.

Bij voorkeur is althans een van de rail wiel en 11 voorzien I van een eigen aandrijf bron bijvoorbeeld een in de naaf van het wiel I geïntegreerde hydromotor zodat de machine, na het van de grond optillen I van de rupsbanden gemakkelijk over het spoor kan worden verplaatst.

I 20 Hoewel in het bovenstaande een uitvoering is beschreven I waarbij het gestel van de machine is ondersteund door rupsbanden zal het I duidelijk zijn dat in plaats van rupsbanden ook loopwielen kunnen worden gebruikt.

I Op iedere verstel cilinder 16 is bij voorkeur een in de I 25 figuren niet nader weergegeven accumulator aangesloten, zodanig, dat de I accumulator als verend orgaan kan werken. Zodoende kan iedere I wieldraagarm 14 onafhankelijk van de andere wieldraagarmen in I hoogterichting verend ten opzichte van de machine uitwijken waardoor ook I oneffenheden in het spoor kunnen worden opgevangen.

I 1 0 2 ? ς Q O

Claims (10)

1. Machine voor het uitvoeren van bouwwerkzaamheden, in het bijzonder heimachine, voorzien van een door loopwielen of rupsbanden 5 ondersteund gestel, waarop een onderwagen is aangebracht, welke onderwagen een bovenwagen zodanig ondersteunt, dat de bovenwagen ten opzichte van de onderwagen om een zich tenminste nagenoeg verticaal uitstrekkende draaiingsas verzwenkbaar is, terwijl de bovenwagen middelen voor het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden ondersteunt, met het kenmerk, 10 dat de onderwagen evenals tenminste de nabij een zijkant van de machine gelegen loopwielen of rupsband(en) ten opzichte van het gestel dwars op de lengterichting van de machine verplaatsbaar en in meerdere standen instelbaar zijn.

2. Machine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 15 machine nabij beide zijkanten van het gestel is voorzien van het gestel ondersteunende in hoogten'chting ten opzichte van het gestel instelbare steunorganen.

3. Machine volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de steunorganen worden gevormd door railwiel en.

4. Machine volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat nabij ieder einde van een zijkant van het gestel railwielen zijn aangebracht.

5. Machine volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat nabij ieder uiteinde een stel van twee railwielen is aangebracht, die gekoppeld zijn met een arm, die om een horizontale en zich loodrecht op de 25 lengterichting van de machine uitstrekkende as verzwenkbaar en in gewenste standen instelbaar is.

6. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat althans een van de railwielen gekoppeld is met een aandrijfbron.

7. Machine volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat aan beide zijden van de machine een met een aandrijfbron gekoppeld rail wiel is 1Ί2253Λ H aangebracht. Η

8. Machine volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de aandrijfbron wordt gevormd door een in het wiel geïntegreerde hydromotor.

9. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het I 5 kenmerk, dat de aan beide zijkanten van het gestel gelegen loopwielen of rupsband(en) dwars op de lengterichting van het gestel verstelbaar zijn.

10. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de railwiel en verend ten opzichte van het gestel kunnen bewegen. I * Γ*. t / U Λ Λ -J ei A