- 1 Hijsinrichting
De uitvinding heeft betrekking op een hijsinrichting, en in het bijzonder een hij sinrichting voor personen, ook wel tillift genoemd.
De uitvinding heeft verder betrekking op een 5 bevestigingsinrichting voor een hijsband, ook wel tilband genoemd, waarmee de hijsband aan de hijsinrichting vastgemaakt kan worden, en op een hijsband voorzien van zo'n bevestigingsinrichting.
Vooral bij het gebruik van de hijsinrichting 10 voor het tillen van een minder valide of invalide persoon . is het van belang dat de bevestigingsinrichting van een hijsband die de persoon ondersteunt, niet onbedoeld geopend kan worden en/of los schiet van de hijsinrichting.
WO 97/01319 beschrijft een sluiting voor hijs-15 banden omvattende een houder die voorzien is van een plaatvormig deel en een ronde pin met een ronde kop waarbij de kop een grotere diameter heeft dan de pin, en een verend element waarvan een gedeelte boven het vlak van het plaatvormig deel uitsteekt. Verder omvat de sluiting een 20 plaatvormige clip die voorzien is van een sleuf welke een eerste gedeelte bevat waardoor de kop van de pin past en een tweede gedeelte waardoor de pin wel, maar de kop van de pin niet past. Indien de sluiting gesloten dient te worden, wordt het eerste, gedeelte van de clip over de pin 25 van de houder geplaatst. Hierbij wordt het verend element 1022487 H van de houder door de plaatvormige clip ingedrukt. Ver- I volgens wordt de clip verschoven zodat, de pin in het tweede gedeelte van de clip terechtkomt in een positie waarin een verend element van de houder terug veert. Het 5 verend element blokkeert het terugschuiven van de clip.
Een nadeel van de bekende sluiting is dat deze B niet gebruikersvriendelijk is. Bij de bekende inrichting B is het bedieningsdeel en het sluitdeel gecombineerd in het B verend element. Hierdoor is de bekende sluiting bijvoor- B 10 beeld moeilijk te openen omdat hiervoor het verend element B op de houder handmatig ingedrukt moet worden en, gedurende B het indrukken, de clip over het verend element geschoven B dient te worden. Hierdoor is de bekende sluiting in een B noodgeval niet gemakkelijk en snel te ontgrendelen. Boven- I 15 dien kunnen vingers van de persoon die de bekende sluiting tracht te openen bekneld raken.
I Een doel van de onderhavige uitvinding is om I hierin verbetering te brengen.
I Vanuit een aspect voorziet de uitvinding hiertoe I 20 in een hijsinrichting voor personen omvattende een hijsarm I waaraan een van een kop voorziene pin bevestigd is voor het vastmaken van een hijsband aan de hijsarm, waarbij de kop een grotere doorsnede heeft dan de pin, en waarbij de I hijsband een bevestigingsinrichting omvat voor het beves- I 25 tigen van de hijsband aaii de hijsarm, omvattende een I plaatvormig deel omvattende: I - een in een vlak van het plaatvormig deel gelegen I doorgaande sleuf omvattende een eerste gedeelte waardoor I de pin en zijn kop past, een tweede gedeelte waardoor de I 30 pin wel maar de kop van de pin niet past, en een verbin- I dingsgedeelte tussen het eerste en tweede gedeelte, en I - een aan het plaatvormig deel aangebracht en I parallel aan het vlak van het plaatvormig deel verplaats- baar sluitelement dat nabij een eerste uiteinde een sluit- I 35 deel omvat en nabij een tweede uiteinde een bedieningsdeel I omvat dat bedienbaar is voor het overbrengen van het I sluitelement van een eerste positie waarbij het sluitdeel I 1 n 'i 9 A ft 7 3 het verbindingsgedeelte ten minste ten dele afsluit, naar een tweede positie waarbij het sluitdeel uit het verbindingsgedeelte geschoven is voor het vrijmaken van, het I verbindingsgedeelte voor een beweging van de pin van het 5 tweede naar het eerste gedeelte in de sleuf.
Het sluitelement in de eerste positie zorgt voor een adequate afsluiting van het verbindingsgedeelte en zorgt ervoor dat de bevestigingsinrichting niet onbedoeld geopend kan worden en/of los schiet van de hijsarm. Het 10 sluitdeel blokkeert een doorgang van de pin door het verbindingsgedeelte. Het sluitelement kan door bediening van het bedienelement uit deze eerste positie geschoven worden naar de tweede positie waarbij het verbindingsgedeelte geopend is, waardoor de pin door het verbindings-15 gedeelte geschoven kan worden en de bevestigingsinrichting van de hijsarm losgemaakt kan worden.
In de inrichting volgens de uitvinding omvat het sluitelement een sluitdeel nabij een eerste uiteinde, en een bedieningsdeel nabij een tweede uiteinde. Hierdoor, kan 20 het bedieningsdeel verder weg van het sluitdeel geplaatst worden, waardoor de bediening van het bedieningsdeel niet interfereert met de opening van de bevestigingsinrichting, waardoor de bevestigingsinrichting volgens de uitvinding gemakkelijk te bedienen is en de kans op bekneld raken van 25 vingers verkleind is.
Een verder voordeel van de inrichting volgens de uitvinding ten opzichte van de bekende inrichting, is de bevestigingsinrichting volgens de uitvinding slechts één belast onderdeel omvat, namelijk het plaatvormig deel. 30 Daarom hoeft slecht één onderdeel solide en stevig gemaakt worden in plaats van twee zoals bij de bekende inrichting. Hierdoor kunnen de productiekosten van de inrichting volgens de uitvinding lager zijn.
In een uitvoeringsvorm van hijsinrichting vol-35 gens de uitvinding is het sluitelement draaibaar aan het plaatvormig deel bevestigd. Bij voorkeur is het draaipunt tussen het eerste en tweede uiteinde van het sluitelement 1022487 H geplaatst. Dit levert een eenvoudige constructie van het H verplaatsbaar sluitelement dat slechts ter plaatse van het draaipunt met het plaatvormig deel verbonden hoeft te worden.
5 Bij voorkeur is het bedieningsdeel nabij een zijkant van het plaatvormig deel gelegen. Het is hierbij verder voordeling als het bedieningsdeel vanaf de zijkant van het plaatvormig deel bedienbaar is. Hierdoor kan de bevestigingsinrichting vanaf beide zijden van het plaat- 10 vormig déél bediend worden, en is een eenduidige oriënta- tie van de bevestigingsinrichting volgens de uitvinding tijdens het bevestigen aan de hijsarm niet nodig.
Bij voorkeur is de zijkant in een lengterichting van de sleuf en opzij van de sleuf gelegen. Hierdoor zal H 15 een bediening van het bedieningsdeel niet interfereren met een hijsband die in het verlengde van de sleuf aan het plaatvormig deel bevestigd is. Deze uitvoeringsvorm is vooral voordelig in combinatie met een draaibaar geplaatst sluitelement dat bedienbaar is vanaf de zijkant van het 20 plaatvormig deel. Het bedieningsdeel ligt dan in het knijpvlak van de bevestigingsinrichting. Door het in de I richting van het plaatvormig deel drukken van het bedie- I ningsdeel zal het sluitdeel in de richting van de zijkant I wijken en daarbij het verbindingsgedeelte van de sleuf 25 vrijmaken, hetgeen een zeer gebruiksvriendelijke bediening mogelijk maakt.
In een uitvoeringsvorm omvat de bevestigingsinrichting middelen voor het voorspannen van het sluitelement naar de eerste positie. Bij voorkeur omvatten de 30 middelen voor het voorspannen een veer. Hierdoor kan het sluitelement automatisch in de sluittoestand gedrukt worden, hetgeen het bedieningsgemak en de veiligheid van de inrichting volgens de uitvinding verder vergroot.
In een uitvoeringsvorm van de hijsinrichting 35 volgens de uitvinding is het sluitelement ingericht om vanuit de eerste positie te wijken voor een pin die in de sleuf van het eerste naar het tweede gedeelte beweegt.
1n 7 5
Hierdoor kan de bevestigingsinrichting eenvoudig en snel aan de hijsarm bevestigd worden zonder dat het bedienings-deel bediend hoeft te worden. Bij voorkeur is het sluit- deel aan een naar het eerste gedeelte van de sleuf ge- 5 keerde zijde voorzien van een in de richting van het tweede gedeelte aflopende schuine rand.
I In een verdere uitvoeringsvorm is de bevesti- I gingsinrichting ingericht voor een zelfborgende afsluiting I van het verbindingsdeel door het sluitelement. Het sluit- I 10 element wordt bijvoorbeeld verder in de eerste positie, I zijnde de sluitpositie, gedwongen door een druk van de pin I die zich in het tweede gedeelte bevindt, in de richting I van het eerste gedeelte van de sleuf.
I Bij voorkeur is het sluitelement verplaatsbaar I 15 bevestigd voor een van het eerste gedeelte af gerichte I verplaatsing van het sluitelement vanuit de eerste positie I en waarbij de bevestigingsinrichting een aanslag omvat I voor het tegengaan van een naar het eerste gedeelte toe I gerichte verplaatsing van het sluitelement vanuit de I 20 eerste positie. De kans dat de bevestigingsinrichting I onbedoeld geopend wordt en/of los schiet van de hijsin- I richting wordt met deze uitvoeringsvormen nog verder I verkleind hetgeen de veiligheid van de inrichting volgens I deze uitvoeringsvormen nog verder vergroot.
25 Bij voorkeur staat een aangrijpvlak van het I bedieningsdeel in hoofdzaak loodrecht op het vlak van het I plaatvormig deel. Het sluitelement is via dit aangrijpvlak I van het bedieningsdeel gemakkelijk in een richting paral- lel aan het vlak van het plaatvormig deel verplaatsbaar.
30 Bij voorkeur omvat de bevestigingsinrichting een verdere aanslag voor het stoppen van de verplaatsing van I het sluitelement als het sluitdeel buiten het verbindings- I gedeelte geplaatst is. Hierdoor wordt de slag van het sluitelement optimaal begrensd.
I 35 In een verdere uitvoeringsvorm van de hijs- inrichting volgens de uitvinding omvat de bevestigings- inrichting twee sluitelement en die aan weerszijden van het I 1022487 H verbindingsgedeelte van de sleuf geplaatst zijn. De beide sluitelementen werken samen voor het afsluiten van het verbindingsgedeelte van de sleuf. Voor het doorlaten van een beweging van de pin van het tweede naar het eerste 5 gedeelte in de sleuf dienen beide sluitelementen uit het verbindingsgedeelte geschoven te worden. De kans dat de bevestigingsinrichting onbedoeld geopend wordt en/of los schiet van de hijsarm, is met deze uitvoeringsvorm verder verkleind. Hierdoor wordt de veiligheid van de inrichting I 10 volgens de uitvinding verder vergroot.
Een verder voordeel van het gebruik van twee I sluitelementen is dat de slag van elk sluitelement kleiner kan zijn dan de slag van een enkel sluitelement. Dit kan I het bedieningsgemak verder verbeteren.
I 15 Als bovendien het bedieningsdeel van beide I sluitelementen een aangrijpvlak omvatten dat in hoofdzaak I loodrecht op het vlak van het plaatvormig deel en nabij I tegenover elkaar gelegen zijkanten van het plaatvormig I deel gelegen zijn, kan met een knijpbeweging van een hand I 20 die over het plaatvormig deel heen grijpt, beide sluitele- I menten gelijktijdig bediend worden.
I Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding I in een bevestigingsinrichting voor een hijsband, waarmee I de hijsband aan een hijsinrichting vastgemaakt kan worden, I 25 omvattende: I - een plaatvormig deel voorzien van een doorgaande I sleuf welke een eerste gedeelte bevat waardoor een pin I voorzien van een kop past, waarbij de kop een grotere diameter heeft dan de pin, een tweede gedeelte waardoor de I 30 pin wel maar de kop niet past, en een verbindingsgedeelte I tussen het eerste en tweede gedeelte, I - een sluitelement dat parallel aan een vlak van het plaatvormig deel waarin de sleuf gelegen is beweegbaar I aan het plaatvormig deel bevestigd is, waarbij het sluit- I 35 element nabij een eerste uiteinde een sluitdeel omvat en I nabij een tweede uiteinde een bedieningsdeel omvat dat I bedienbaar is voor het schuiven van het sluitelement van 7 een eerste positie waarbij het sluitdeel het verbindings-gedeelte ten minste ten dele afsluit, naar een tweede positie waarbij het sluitdeel uit het verbindingsgedeelte geschoven is voor het vrijmaken van het verbindings-5 gedeelte voor een beweging van de pin van het tweede naar het eerste gedeelte in de sleuf.
De uitvinding voorziet voorts in een hijsband voorzien van een bevestigingsinrichting zoals hiervoor beschreven.
10 De uitvinding voorziet voorts in een hijsband voorzien van een bevestigingsinrichting kennelijk geschikt en bestemd voor een hijsinrichting volgens de uitvinding.
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeeld-15 uitvoeringsvorm. Getoond wordt in:
Figuren 1 en 2 een schematische weergave van een hijsinrichting voor minder valide personen;
Figuur 3 een schematische weergave van een voorbeelduitvoeringsvorm van de inrichting volgens de 20 uitvinding in uiteengenomen toestand;
Figuur 4 een schematische weergave van de uitvoeringsvorm van figuur 3 in rusttoestand;
Figuur 5 een schematische weergave van de uitvoeringsvorm van figuur 3 in geopende toestand; 25 Figuren 6A-C een schematische weergave van het aanbrengen van de uitvoeringsvorm zoals getoond in figuur 3 over een van een kop voorziene pin; en
Figuur 7 een schematische weergave van het openen van de bevestigingsinrichting voor het losmaken van 30 de pin.
Een tweetal voorbeelduitvoeringsvormen van een hijsinrichting volgens de uitvinding worden getoond in f iguren 1 en 2.
Figuur 1 toont een hijsinrichting en in het 35 bijzonder een tillift in de vorm van een actieve stalift. Deze eerste voorbeelduitvoeringsvorm wordt gebruikt voor het vanuit zittende naar een in hoofdzaak staande positie 1022487 I optillen van een mindervalide of zieke persoon. Deze tillift is voorzien van een verrijdbaar frame 101 voorzien van een verticale staander 102. De verticale staander 102 is voorzien van hijsarmen 103. De hijsarmen 103 worden 5 aangedreven middels een motor 112, eventueel voorzien van een accu of batterij. De hijsarmen 103 zijn verder voorzien van een gasveer 113, welke aangrijpt aan de hijsarmen 103 en de verticale staander 102. De gasveer 113 dient om een deel dan wel het gehele gewicht van de patiënt te 10 compenseren waardoor de elektromotor 112 niet het volledige gewicht hoeft te heffen. Aan de hijsarmen 103 is een tilband 105 gekoppeld die achter de rug langs en onder de armen van de patiënt door bevestigd wordt. Deze tilband 105 kan middels een bevestigingsinrichting 100 aan de 15 hijsarmen 103 bevestigd worden. Hiertoe zijn de hijsarmen 103 aan hun uiteinden 104 voorzien van een van een kop voorziene pin voor het vastmaken van de bevestigingsinrichting 100 aan de hijsarmen 103, hierbij heeft de kop een grotere diameter dan de pin. De tilband 105 is aan 20 zijn beide uiteinden voorzien van de bevestigingsinrichting 100 zoals hieronder besproken, die bevestigd kan worden aan de met de kop voorziene pin.
Figuur 2 toont een verdere hijsinrichting en in het bijzonder een tillift in de vorm van een passieve 25 patiëntlift. Deze tweede voorbeelduitvoeringsvorm omvat een draaginrichting 201 die draaibaar verbonden is met een boogvormige arm 202. De boogvormige arm 202 kan gemonteerd zijn op een verrijdbaar frame (niet getoond). De draaginrichting 201 omvat vaste armen 203 en hijsarmen 204 die 30 aan hun . uiteinden voorzien zijn van een van een kop voorziene pin 209 voor het vastmaken van de bevestigingsinrichting 100 aan de hijsarmen 203, 204, hierbij heeft de kop een grotere diameter dan de pin. De hijsarmen 204 omvatten een bovenarm die gekoppeld zijn aan een motor 35 205, en een onderarm die scharnierend verbonden is met de de bovenarm. De motor 205 kan de bovenarm in verticale richting 206 bewegen. Hierbij kan de onderarm in horizon- 1022487 9 tale richting 207 bewegen onder invloed van zijn eigen gewicht of het gewicht van de patiënt. Een tilband 208 voorzien van de bevestigingsinrichtingen 100 zoals hieronder besproken, kan bevestigd worden aan de met de kop 5 voorziene pinnen 209.
De bevestigingsinrichting 100 omvat een plaatvormig deel 1 voorzien van een doorgaande sleuf 2a, 2b > zoals getoond in figuur 3. De sleuf omvat een eerste gedeelte 2a waardoor een van een kop voorziene pin past. 10 De sleuf omvat een tweede gedeelte 2b waardoor de pin wel maar de kop van de pin niet past. Het eerste gedeelte 2a en het tweede gedeelte 2b zijn met elkaar verbonden door middel van een verbindingsgedeelte. De uiteinden van het plaatvormig deel 1 die in het verlengde liggen van de 15 sleuf 2a, 2b, zijn voorzien van openingen 3 waar doorheen een hijsband vastgemaakt kan worden (niet getoond). Het plaatvormig deel 1 vormt het dragende deel van de bevestigingsinrichting. Dat wil zeggen dat hierop alle belastingen komen te staan. Het dragende deel (het plaatvormig 20 deel 1) is daarom alleen op het contactvlak met de kop van de pin dun genoeg zodat de van een kop voorziene pin van het eerste gedeelte 2a naar het tweede gedeelte 2b van de sleuf geschoven kan worden. In deze voorbeelduitvoerings-vorm is de dikte van het dragende deel op het contactvlak 25 van de kop circa 5 mm. Verder is het plaatvormig deel 1 verdikt om een sterk en dus veilig bevestigingsinrichting te kunnen garanderen. Dit is zowel gunstig voor buigende belasting als trekbelasting.
Verder omvat de bevestigingsinrichting twee 30 sluitelementen 6, 7 die aan weerszijde van de sleuf 2a, 2b geplaatst zijn. De sluitelementen 6, 7 zijn draaibaar rond een scharnierpunt 8 aan het plaatvormig deel 1 bevestigd. De scharnierpunten 8 bestaan uit een combinatie van een persverbinding en een schroefverbinding. Hierbij bestaan 35 beide sluitelementen 6, 7 uit twee delen 6a, 6b, respectievelijk 7a, 7b. De beide delen 6a en 6b, respectievelijk 7a en 7b worden over het plaatvormig deel 1 op elkaar 1022487 10 H geperst met een zogenaamde man-vrouw verbinding 40, 41.
Hierbij worden drukveren 9 direct in positie gebracht. Om de verbinding veilig en permanent te maken worden beide H sluitelementen 6, 7 tevens met RVS-schroeven 10 geborgd.
5 De sluitelementen 6, 7 worden door de veren 9 in een gesloten positie gedwongen. Hierbij is gebruik gemaakt van RVS-drukveren. Deze veren zijn bedrijfszeker en vallen volledig weg onder de sluitelementen 6, 7.
H Figuur 4 toont de voorbeelduitvoeringsvorm van 10 de bevestigingsinrichting 100, zoals getoond in figuur 3, in samengestelde vorm. In de hier getoonde rusttoestand I staan de RVS-drukveren onder lichte voorspanning. Ze I worden tijdens de assemblage van de bevestigingsinrichting I tussen de twee delen 6a en 6b, respectievelijk 7a, 7b van 15 de sluitelementen 6, 7 geplaatst. Beide sluitelementen 6, I 7 zijn aan een eerste uiteinde 11 voorzien van een sluit- I deel dat het verbindingsgedeelte tenminste ten dele af- I sluit. Een tweede uiteinde van de sluitelementen 6, 7 zijn I voorzien van een bedieningsdeel 12. Het draaipunt 8 is I 20 daarbij tussen het eerste uiteinde 11 en tweede uiteinde I 12 geplaatst. In deze rusttoestand, is het verbindings- I gedeelte van de sleuf afgesloten door de sluitdelen 11 van de sluitelementen 6, 7.
De borgschroef bij het draaipunt 8 van het in I 25 figuur 4 getoonde linker sluitelement 7 is in de hier I getoonde zijde van de bevestigingsinrichting gelegen. De I borgschroef bij het draaipunt 8 van het rechter sluitele- I ment 6 is aan de ommezijde van de bevestigingsinrichting I gelegen en daarom middels een stippellijn aangeduid in 30 figuur 4.
In de in figuur 4 getoonde rusttoestand zijn de sluitelementen 6, 7 voorgespannen tegen de aanslagen 30.
Na het inknijpen van de sluitelementen 6, 7 in de richting A, zoals getoond in figuur 5, zullen de sluit-35 elementen 6, 7 rond hun draaipunt 8 draaien, waardoor het sluitgedeelte 11 het verbindingsgedeelte van de sleuf vrijmaakt voor een beweging van een van een kop voorzien 1 n o o /1 fl 7 11 I pin van het tweede gedeelte 2b naar het eerste gedeelte 2a I in de sleuf. Hierbij worden de RVS-veren niet volledig I ingedrukt. De begrenzing van de beweging komt tot stand I doordat de sluitelementen 6, 7 tegen het plaatvormig deel I 51 komen.
I In de in figuur 5 getoonde geopende toestand I wordt een verdere verdraaiing van de sluitelementen 6, 7 I geblokkeerd door de aanslagen 31.
I De werking van deze voorbeelduitvoeringsvorm van I 10 de bevestigingsinrichting volgens de uitvinding is getoond in de figuren 6A-C. Figuur 6A toont de bevestigingsinrich- I ting in rust. De sluitelementen 6, 7 staan onder invloed I van de drukveren onder lichte voorspanning en sluiten het I verbindingsgedeelte van de sleuf 2a, 2b af. Alleen de I 15 grote opening 2a van de sleuf is toegankelijk voor de kop I 20 van de pin. Als de kop 20 van de pin door de bevesti- I gingsinrichting heen gestoken is, wordt de bevestigings- I inrichting in de richting van pijl B, zoals getoond in figuur 6B, verplaatst. Hierbij worden de sluitelementen 6, I 20 7 door de pin weggedrukt. De sluitelementen 6, 7 wijken I voor de pin die in de sleuf van het eerste gedeelte 2a I naar het tweede gedeelte 2b beweegt. De gebruiker hoeft de I sluitelementen 6, 7 niet te bedienen. Wanneer de pin de I sluitdelen 11 van de sluitelementen 6, 7 gepasseerd is, 25 dan klikken de sluitelementen 6, 7 terug in hun rustposi- I tie, zoals getoond in figuur 6C. De gebruiker hoort en I voelt een klik. De van een kop voorziene pin is nu veilig I geborgd in het tweede gedeelte 2b van de sleuf.
I Figuur 6C toont verder dat de van een kop 20 I 30 voorziene pin volledig omsloten wordt door enerzijds het I plaatvormig deel 1, en anderzijds de sluitdelen 11 van de I sluitelementen 6, 7. Bovendien is de sluiting zelfborgend, I omdat een druk door de pin in de richting van het eerste I gedeelte 2a, de slüitelement 6, 7 alleen nog maar vaster 35 in hun gesloten positie, tegen de aanslagen 30 duwen.
Hierdoor kan de bevestigingsinrichting nooit vanzelf I losraken.
I 1n9?4ft7 H Voor het ontgrendelen van de bevestigingsinrich- ting, moeten beide sluitelementen 6, 7 ingedrukt worden H bij het bedieningsdeel 12, zoals getoond in figuur 7. Dit is een eenvoudige en gebruiksvriendelijke handeling omdat 5 de bedieningsdelen 12 van de sluitelementen 6, 7 in het knijpvlak van de bevestigingsinrichting liggen. Hierna kan de bevestigingsinrichting in de richting C verplaatst worden waardoor de van een kop 20 voorziene pin in de grote opening 2a terechtkomt, zodat de bevestigingsinrich- 10 ting van de pin afgenomen kan worden.
Een verder voordeel van de hier getoonde voor- beelduitvoeringsvorm van de bevestigingsinrichting is dat gebruik gemaakt kan worden van spuitgegoten delen. Een eerste spuitgietdeel vormt dan het plaatvormig deel 1, en I 15 een tweede spuitgietdeel vormt respectievelijk de delen I 6a, 6b, 7a, 7b van de sluitelementen 6, 7.
I Het zal duidelijk zijn dat de hierboven beschre- I ven voorbeelduitvoeringsvorm van de uitvinding bedoeld is I als illustratie van de uitvinding en niet om de uitvinding 20 te beperken. Een deskundige zal zeker in staat zijn om I alternatieve uitvoeringsvormen te ontwerpen die binnen de I beschermingsomvang van de bijgevoegde conclusies vallen.
I Zo kan de bevestigingsinrichting ook voor ander I typen hij sinrichtingen of andere tilliften gebruikt worden.
I 1022487