NL1022455C2

NL1022455C2 - Systeem voor het met behulp van een drijfgas aanbrengen van een werkdruk op een inhoud van een drukverpakking.

Info

Publication number: NL1022455C2
Application number: NL1022455A
Authority: NL
Inventors: Roland Frans Cyrille Vanblaere; Willy Leonard Alice Kegels
Original assignee: Packaging Tech Holding Sa
Priority date: 2003-01-21
Filing date: 2003-01-21
Publication date: 2004-07-22
Also published as: JP2006519140A; US7721919B2; PT1594765E; JP4457189B2; DE602004030760D1; EP1594765A1; WO2004065260A1; DK1594765T3; ES2358726T3; US20060054237A1; EP1594765B1; CA2513768C; ATE493348T1; EP1594765B8; CA2513768A1

Description

t *

Titel: Systeem voor het met behulp van een drijfgas aanbrengen van een werkdruk op een inhoud van een drukverpakking.

%

De uitvinding heeft betrekking op een systeem voor het met behulp van een drijfgas uitoefenen van een werkdruk op een inhoud van een drukverpakking, waarbij het systeem is voorzien van: een drukverpakking en een gastoevoerinrichting omvattende een drukregelaar en een hoge 5 drukkamer voor opslag van het drijfgas, waarbij de gastoevoerinrichting is voorzien van een doorvoer die de hoge drukkamer en de drukregelaar verbindt voor het toevoeren van drijfgas vanuit de hoge drukkamer naar de drukregelaar, waarbij de drukregelaar voorts is ingericht om op basis van een referentiedruk met behulp van het drijfgas de werkdruk op de inhoud 10 van de drukverpakking te regelen.

Een dergelijk systeem is op zich bekend. Veelal zijn de bekende systemen ingericht om kort na het vervaardigen van de drukverpakking met de inhoud met behulp van het drijfgas een werkdruk op de inhoud aan te brengen. Het kan echter na het aanbrengen van een werkdruk nog lang 15 duren voordat de inhoud onder invloed van de werkdruk uit de drukverpakking moet worden gedreven. Immers, de drukverpakking met de inhoud kan als product nog moeten worden verhandeld, getransporteerd, eventueel worden opgeslagen, worden verkocht etc. voordat het product uiteindelijk in gebruik wordt genomen. Om te voorkomen dat de initieel 20 aangebrachte werkdruk door bijvoorbeeld diffusie van drijfgassen door drukverpakkingsmateriaal afneemt in de periode tussen het aanbrengen van de werkdruk en het gebruik van het product, dient het drukverpakkingsmateriaal van een zeer hoge kwaliteit te zijn. Dit brengt met zich dat het benodigde drukverpakkingsmateriaal van een dure 25 kwaliteit is. Het langdurig uitoefenen van de werkdruk op de inhoud en binnenwanden van de drukverpakking kan bovendien nadelige effecten hebben op zowel de inhoud als op de drukverpakking.

1022455 Η I De uitvinding beoogt een systeem te verschaffen dat tegemoet komt aan tenminste één van de bovengenoemde nadelen.

I Het beoogde doel wordt bereikt met een systeem volgens de I uitvinding die wordt gekenmerkt in dat de gastoevoerinrichting voorts is I 5 voorzien van een verplaatsbaar deel dat tenminste in een regelstand en in I een neutrale stand kan worden gebracht, waarbij het verplaatsbare deel in I de regelstand de doorvoer vrijgeeft voor het kunnen regelen van de werkdruk en waarbij het verplaatsbare deel in de neutrale stand de I doorvoer blokkeert zodat het regelen van de werkdruk alsdan onmogelijk is.

I 10 In gebruik kan het drijfgas met een relatief hoge hoofddruk in de I hoge drukkamer worden opgenomen wanneer het verplaatsbare deel in een I neutrale stand is gebracht. Het verplaatsbare deel blokkeert dan de tussen I de drukkamer en de drukregelaar gelegen doorvoer. Op elk vrij te bepalen I moment kan het verplaatsbare deel in de regelstand worden gebracht. In I 15 dat geval wordt de tussen de drukkamer en de drukregelaar gelegen doorvoer vrijgegeven voor het van de hoge drukkamer naar de drukregelaar I kunnen stromen van het drijfgas. Als gevolg van de relatief hoge druk in de I hoge drukkamer stroomt althans een deel van het aandrijfgas alsdan van de I hoge drukkamer via de doorvoer naar de drukregelaar voor het regelen van I 20 een werkdruk op de inhoud van de drukverpakking. Het moment waarop een gebruiker besluit de werkdruk op de inhoud van de drukverpakking aan I te brengen is zoals gesteld vrij te kiezen. Dit betekent dat de werkdruk I bijvoorbeeld kan worden aangebracht kort voor het gebruik van de inhoud I van de drukverpakking. Aangezien het bij het systeem volgens de uitvinding I 25 niet nodig is dat de werkdruk al vanaf het vervaardigen van de I drukverpakking met de inhoud op de inhoud wordt aangebracht, kunnen de I nadelige effecten van de werkdruk op de inhoud en/of de drukverpakking I tenminste voor een deel worden vermeden. Ook kunnen minder hoge eisen I worden gesteld aan de drukverpakkingsmaterialen.

t * 3

Eventueel kan het regelen van de werkdruk buiten werking worden gesteld door het verplaatsbare deel terug te brengen in de neutrale stand. De werkdruk op de inhoud van de drukverpakking wordt in dat geval bij het eventuele uitstromen van een deel van de inhoud van de 5 drukverpakking, niet door het drijfgas onderhouden. Een bijkomend voordeel is dat in dat geval een hoog viskeuze inhoud bij het afnemen van de werkdruk niet snel als vanzelf de drukverpakking zal verlaten door bijvoorbeeld een onafgesloten uitstroomopening.

Een bijzondere uitvoeringsvorm van het systeem volgens de 10 uitvinding wordt gekenmerkt in dat het verplaatsbare deel tevens in een vulstand kan worden gebracht, waarbij het verplaatsbare deel in de vulstand een fLuïdumverbinding tot stand brengt tussen de hoge drukkamer en een omgevingsruimte van het systeem voor het met drijfgas kunnen vullen van de hoge drukkamer, waarbij het verplaatsbare deel in de 15 vulstand tevens de doorvoer blokkeert.

Voor een dergelijk systeem is het zelfs niet nodig dat het drijfgas bij de vervaardiging van het systeem al in de drukkamer wordt opgenomen. Het drijfgas kan in een stadium na de vervaardiging van het systeem vanuit een voorraadcontainer in de drukkamer worden opgenomen door 20 aansluiting van de voorraadcontainer op de fluïdumverbinding. Het is zelfs mogelijk om de drukkamer bij te vullen indien dit tijdens het gebruik nodig mocht blijken.

Bij voorkeur geldt dat het verplaatsbare deel in de regelstand de fluïdumverbinding blokkeert. Hiermee wordt verkomen dat de 25 voorraadcontainer een directe fluïdumverbinding met de drukregelaar verkrijgt.

Voorts geldt bij voorkeur dat het verplaatsbare deel in de neutrale stand ook de fluïdumverbinding blokkeert. Dit betekent dat het mogelijk is om het verplaatsbare deel zodanig op te stellen dat zowel de doorvoer als de 30 fluïdumverbinding wordt geblokkeerd. Dit kan gunstig zijn voor perioden

1022&KK

waarin het niet nodig is dat de drukkamer wordt gevuld of bijgevuld en het I niet nodig is om de werkdruk op de inhoud van de drukverpakking te I onderhouden. Een dergelijke periode kan zich voordoen tijdens bijvoorbeeld I opslag en/of transport.

I 5 De uitvinding heeft tevens betrekking op een gastoevoerinrichting I voor gebruik in een dergelijk systeem.

I De uitvinding wordt thans toegelicht aan de hand van een I tekening. Hierin toont: I Fig. 1 een eerste uitvoeringsvorm van een systeem volgens de I 10 uitvinding;

Fig. 2 een tweede uitvoeringsvorm van een systeem volgens de I uitvinding; I Fig. 1 toont een systeem 1 voor het met behulp van een drijfgas I uitoefenen van een werkdruk op een inhoud van een drukverpakking. Het 15 systeem 1 is daartoe voorzien van: een drukverpakking A en een I gastoevoerinrichting B omvattende een drukregelaar 2 en een hoge- I drukkamer 3 voor opslag van het drijfgas. De gastoevoerinrichting B is voorzien van een doorvoer 4 die de hoge drukkamer 3 en de drukregelaar 2 I verbindt voor het stromen van drijfgas vanuit de hoge-drukkamer 3 naar de 20 drukregelaar 2. De drukregelaar 2 is voorts ingericht om op basis van een I referentiedruk met behulp van het drijfgas de werkdruk op de inhoud van I de verpakking A te regelen. Hieronder zal daar nader op worden ingegaan.

I De gastoevoerinrichting B is voorts voorzien van een verplaatsbaar deel 5 dat tenminste in een regelstand en in een neutrale stand kan worden I 25 gebracht. In de regelstand geeft het verplaatsbare deel de doorvoer 4 vrij I voor het kunnen regelen van de werkdruk. In de neutrale stand blokkeert het verplaatsbare deel de doorvoer zodat het regelen van de werkdruk I alsdan onmogelijk is. In de in Fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm omvat het I verplaatsbare deel 5 voor dat doel een staaf 6, die in axiale richting I 30 verplaatsbaar is. Staaf 6 omvat een eerste uiteinde 7. In een neutrale stand I » 5 van de staaf 6 sluit het eerste uiteinde 7 de doorvoer 4 afsluit. In Fig. 4 wordt het verplaatsbare deel 5 dus in de neutrale stand getoond. In het getoonde voorbeeld is de gastoevoerinrichting B voorts voorzien van een behuizing 8 die in de hoge drukkamer 3 is opgenomen. Een deel van het 5 verplaatsbare deel 5 wordt door de behuizing 8 omgeven. Staaf 6 is tevens voorzien van een tweede uiteinde 9. Het systeem is voorts voorzien van een tussen de drukkamer 3 en een omgevingsruimte O van het systeem gelegen doorgang 10 die een fluïdumverbinding tussen de drukkamer 3 en de omgevingsruimte O tot stand kan brengen . In de regelstand en in de 10 neutrale stand steekt de staaf 6 met het tweede uiteinde 9 door de doorgang 10 en sluit daarbij deze doorgang 10 af. Het tweede uiteinde van de staaf 6 is voorzien van een trekorgaan 11 waarmee het verplaatsbare deel 5,6 in de regelstand verplaatsbaar is.

Het systeem werkt als volgt. Als uitgangspunt bevindt het 15 verplaatsbare deel 5, 6 zich, zoals getekend in Fig. 1, in de neutrale stand. Het eerste uiteinde 7 van de staaf 6 sluit daarbij de doorvoer 4. In gebruik bevindt zich in de hoge drukkamer 3 aandrijfgas onder hoge druk. In de getoonde toestand kan dit aandrijfgas niet door de doorvoer 4 naar de drukregelaar 2 stromen. De drukregelaar 2, waarvan de werking hieronder 20 nader wordt uitgelegd, kan derhalve niet met behulp van het drijfgas de werkdruk op de inhoud van de verpakking regelen. Met andere woorden, er kan in de regelstand geen aandrijfgas vanuit de hoge drukkamer 3 naar de drukverpakking A worden toegevoerd voor het uitoefenen van een werkdruk op de inhoud van de drukverpakking A. Het regelen van de werkdruk is 25 alsdan onmogelijk.

Wanneer met behulp van het drijfgas een werkdruk op de inhoud van de drukverpakking moet worden uitgeoefend, wordt het verplaatsbare deel in de regelstand gebracht. Hiertoe wordt aan het trekorgaan 11 getrokken in de richting van pijl R. Het verplaatsbare deel 5,6 geeft in de 30 regelstand de doorvoer 4 vrij voor het kunnen regelen van de werkdruk. Met Λ Λ Λ Λ I* ma I andere woorden het is dan mogelijk dat het zich in de hoge drukkamer 3 bevindende aandrijfgas door de doorvoer 4 naar de drukregelaar 2 stroomt.

I De getoonde drukregelaar 2 is uitgebreid beschreven in WO 99/62791.

I Hieronder zal derhalve slechts kort op de werking van de drukregelaar 2 I 5 worden ingegaan. Drukregelaar is ingericht om op basis van een vooraf I bepaalde referentiedruk met behulp van een drijfgas de werkdruk op de I inhoud van de verpakking te regelen. Hiertoe is de drukregelaar 2 voorzien I van een referentiedrukkamer 16. De drukregelaar 2 is voorts voorzien van I een ten opzichte van de referentiedrukkamer 16 beweegbaar afsluitorgaan I 10 17 die in dit voorbeeld als een plunjer is uitgevoerd. De plunjer 17 is voorzien van een afdichtingsring 18 voor behoud van een in de I referentiedrukkamer 16 met de referentiedruk opgenomen gas. De I drukregelaar 2 is voorts voorzien van een cilindervormige kap 19 die tezamen met de plunjer 17 de referentiedrukkamer 16 begrenst. De kap 19 I 15 is voorzien van een doorlopende uitsparing 20 voor het tot stand brengen I van een gasverbinding tussen inlaatopening 13 van de drukverpakking A en een ruimte 21 die tussen de plunjer en een de kap 19 afsluitende afsluiting I 22 is opgenomen. Voor het tot stand komen van een gasverbinding tussen de doorlopende uitsparing 20 en de drukverpakking A is een deel van de 20 drukregelaar 2 opgenomen in de cilinder 42 die aan een uiteinde aansluit op I een tussen de drukverpakking A en de gastoevoerinrichting B gelegen I scheidingswand S en aan een ander uiteinde tevens wordt afgesloten door I de afsluiting 22. In de scheidingswand S bevindt zich een inlaatopening 13 I die aan een naar de gastoevoerinrichting toegekeerd uiteinde binnen de I 25 cilinder 42 uitmondt en aan een van de gastoevoerinrichting afgekeerd I uiteinde uitmondt in de drukverpakking A. De doorlopende uitsparing 20 I mondt enerzijds uit in de cilinder 42 en anderzijds in de ruimte 21.

I Afsluiting 22 is voorts voorzien van een drukregeldoorgang 23 waarin een I steel 24 van de plunjer 17 nauw passend is opgenomen. Steel 24 van de I 30 plunjer 17 is voorzien van een ringvormige uitsparing 25 voor het tot stand 7 kunnen brengen van een gasverbinding tussen de hoge drukkamer 3 en de ruimte 21. Steel 24 van de plunjer 17 kan zodanig in de drukregeldoorgang 23 in de richting van pijl R bewegen dat er een gasverbinding tussen de ruimte 21 en de hoge drukkamer 3 tot stand komt. De plunjer 17 kan 5 zodanig in richting van pijl "a" bewegen dat de gasverbinding tussen de ruimte 21 en de hoge drukkamer 3 wederom wordt gesloten. Het tot stand komen van een gasverbinding tussen de ruimte 21 en de hoge drukkamer 3 wordt bepaald door de positie van steel 24 ten opzichte van de ringvormige uitsparing 25. Aan het sluiten van de gasverbinding tussen de ruimte 21 en 10 de hoge drukkamer 3 draagt een in de drukregeldoorgang 23 aangebrachte afdichtingsring 26 bij. In gebruik zal de referentiedruk in de referentiedrukkamer 16 iets lager zijn gekozen dan de op de inhoud van de drukverpakking A uit te oefenen werkdruk.

De drukregelaar 2 regelt als volgt. Wanneer de druk in de 15 drukverpakking A lager is dan de referentiedruk in de referentiedrukkamer 16, zal ook de druk in de ruimte 21 lager zijn dan de referentiedruk in de referentiedrukkamer 16. Als gevolg daarvan beweegt de plunjer 17 in de richting van pijl R, althans wanneer de referentiedruk in de referentiedrukkamer 16 hoger is dan de druk in de ruimte 21. Opgemerkt zij 20 dat een op een deeloppervlak 27 uitgeoefende hoge druk van het gas in de hoge drukkamer 3 nauwelijks een bijdrage zal leveren aan de positie van de plunjer 17 aangezien dit deeloppervlak 27 zeer klein is. Zoals gezegd, wanneer plunjer 17 met de steel 24 in de richting van pijl R beweegt komt er in de drukregeldoorgang 23 via de ringvormige uitsparing 25 een 25 gasverbinding tot stand tussen de ruimte 21 en de hoge drukkamer 3. Het in gebruik in de hoge drukkamer opgenomen drijfgas zal via deze gasverbinding naar de ruimte 21 stromen. Via de in de kap 19 opgenomen doorlopende uitsparing 20 zal het aandrijfgas via inlaatopening 13 naar de drukverpakking A stromen. Wanneer in de drukverpakking A de druk iets 30 hoger is dan de referentiedruk in de referentiedrukkamer 16, zal de plunjer 1022411 8 . » 17 in de richting van pijl "a" bewegen. Daarbij wordt de gasverbinding tussen de ruimte 21 en de hoge drukkamer 3 afgesloten door het contact tussen de afdichtingsring 26 en de steel 24. De in de drukverpakking A heersende werkdruk is derhalve iets hoger dan de referentiedruk in de 5 referentiedrukkamer 16. Het is nu mogelijk om het verplaatsbare deel 5,6 weer in de neutrale stand te brengen door de hendel 11 in de richting van pijl "a" te duwen. Het eerste uiteinde 7 van de staaf 6 zal dan weer door de doorvoer 4 steken en de doorvoer 4 daarbij afsluiten. Het is dan niet meer mogelijk om de werkdruk in de drukverpakking A te regelen wanneer 10 bijvoorbeeld door een gebruiker een deel van de inhoud uit de drukverpakking is gestroomd en daarmee de druk in de drukverpakking is verlaagd. Met ander woorden, wanneer het verplaatsbare deel zich in de neutrale stand bevindt, zal bij het openen van de drukverpakking de werkdruk niet worden geregeld. Mocht een gebruiker na het wederom 15 sluiten van de drukverpakking A toch weer graag de werkdruk aanbrengen op het restant van de inhoud van de drukverpakking A, dan dient de gebruiker het verplaatsbare deel in de regelstand te brengen door de hendel 11 in de richting van pijl R te trekken. De staaf 6 beweegt dan in de axiale richting van de staaf, in de richting van pijl R, en geeft daarbij de doorvoer 4 20 vrij. Het is dan weer mogelijk dat aandrijfgas vanuit de hoge drukkamer 3 door de doorvoer 4 naar de drukregelaar 2 stroomt. De drukregelaar 2 kan dan weer op de hierboven beschreven wijze de werkdruk regelen op de inhoud van de drukverpakking A.

In de in Fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm is het verplaatsbare deel 25 5,6 in de regelstand fixeerbaar. De staaf is daartoe op een tussen het eerste uiteinde en het tweede uiteinde 9 gelegen deel van de staaf 6 voorzien van eerste fixeermiddelen 51. De drukkamer 3 is voorzien van tweede fixeermiddelen 52. De eerste en de tweede fixeermiddelen 51, 52 kunnen samenwerken ten behoeve van het in de regelstand houden van het 30 verplaatsbare deel 5,6. De eerste fixeermiddelen 51 bevatten bijvoorbeeld 1 n O O A r - ί · 9 een ten opzichte van de staaf 6 flexibel en uitstekend deel 53. De tweede fixeermiddelen 52 omvatten bijvoorbeeld een zodanig om het manteloppervlak van de staaf 6 aangebrachte ring 54 dat bij het plaatsen van de staaf 6 in de regelstand het flexibele deel 53 wordt ingeklemd tussen 5 de ring 54 en de staaf 6 voor het fixeren van de staaf 6. De getoonde eerste fixeermiddelen 51 zullen bij het verplaatsen van de staaf 6 in de regelstand omkrullen en klemmend worden opgesloten tussen de ring 54 en een manteloppervlak van de staaf 6. Het is echter ook mogelijk om eerste fixeermiddelen toe te passen die bijvoorbeeld enigszins indeuken bij het in 10 de regelstand brengen van staaf 6. Wanneer de staaf 6 desgewenst in een neutrale stand wordt gebracht door de staaf 6 in de richting van pijl "a" te duwen, kunnen de eerste flexibele delen 51 weer vrij komen van de ingeklemde positie tussen het manteloppervlak van de staaf 6 en de ring 54.

In de in Fig. 1 als voorbeeld getoonde uitvoeringsvorm kan het 15 verplaatsbare deel 6 tevens in een vulstand worden gebracht ten behoeve van een met drijfgas vullen van de hoge-drukkamer 3. In de vulstand brengt het verplaatsbare deel 5 een fluïdumverbinding tot stand tussen de hoge drukkamer 3 en de omgevingsruimte O van het systeem voor het met drijfgas kunnen vullen van de hoge drukkamer 3. In de vulstand blokkeert 20 het verplaatsbare deel tevens de doorvoer 4. De gastoevoerinrichting B is in dit voorbeeld voorzien van een veer 63 die voorkomt dat het verplaatsbare deel als vanzelf in de vulstand terecht kan komen. Voor het vanuit de regelstand in de vulstand brengen van het verplaatsbare deel 5 wordt een tweede uiteinde 9 van de staaf 6 tegen de veerkracht van de veer 63 in, in de 25 richting van pijl "a” geduwd. Ten behoeve van het vullen, is de staaf 6 in dit voorbeeld voorzien van een kanaal 60 dat zich van een nabij het tweede uiteinde 9 gelegen eerste positie 61 op het oppervlak van de staaf 6 door de staaf 6 uitstrekt tot aan een in de richting van het eerste uiteinde 7 gelegen tweede positie op het manteloppervlak van de staaf 6. De afstand tussen de 30 eerste positie 61 en de tweede positie 62 is zodanig dat wanneer de staaf 6 l η o o λ r je H in de vulstand is gebracht, de eerste positie buiten de hoge drukkamer 3 is I gelegen en de tweede positie binnen de hoge drukkamer 3 is gelegen. Voorts is de afstand zodanig dat wanneer de staaf 6 in de neutrale stand of in de regelstand is gebracht de eerste positie 61 en de tweede positie 62 buiten de 5 hoge drukkamer 3 zijn gelegen. Met andere woorden, wanneer de staaf 6 in I de vulstand is gebracht vormt het kanaal 60 de fluïdumverbinding tussen de hoge drukkamer 3 en een inlaat I van het systeem voor het met drijfgas kunnen vullen van de hoge drukkamer 3. In gebruik zal voor het vullen van I de hoge drukkamer 3 een niet getoonde voorraadcontainer worden 10 aangesloten op het kanaal 60. De binnenzijde van de behuizing 8 heeft een I continue fluïdumverbinding met de hoge drukkamer 3. Hierdoor is het I mogelijk om in de vulstand de hoge drukkamer 3 te vullen met aandrijfgas.

I Bij een dergelijke uitvoeringsvorm blokkeert het verplaatsbare deel 5,6 in I de regelstand de fluïdumverbinding tussen de hoge drukkamer 3 en de I 15 inlaat I van het systeem. Zoals reeds gezegd, het verplaatsbare deel 6 geeft in de regelstand de doorvoer 4 vrij. Het verplaatsbare deel 6 brengt in de I vulstand de fluïdumverbinding tussen de hoge drukkamer 3 en een inlaat 1 I van het systeem tot stand, en blokkeert in de vulstand de doorvoer 4. In de I neutrale stand van staaf 6, zoals getoond in Fig. 1, wordt zowel de doorvoer

I 20 4 als de fluïdumverbinding tussen de hoge drukkamer 3 en de inlaat I

I geblokkeerd.

I De veer 63 en althans een deel van het verplaatsbare deel 5,6 zijn I door de behuizing 8 omgeven. De eerder genoemde ring 54 is in de behuizing I 8 opgenomen. De veer 63 is om de staaf 6 gelegen en de binnenzijde van de 25 behuizing 8 is voorzien van een kraag K waartegen de veer 63 is gelegen.

Behuizing 8 is voorts voorzien van een eerste opening 0.1 en een tweede I opening 0.2. Het eerste uiteinde 7 van de staaf 6 steekt door de eerste I opening 0.1. De tweede opening 0.2 sluit aan op de doorgang 10. Staaf 6 is voorts voorzien van een zodanig tussen het eerste uiteinde 7 en een tweede I 30 uiteinde 9 gelegen verdikking D dat de staaf opgesloten is in de behuizing 8.

11

De verdikking D is zodanig dat deze noch door de eerste opening 0.1, noch door de tweede opening 0.2 van de behuizing 8 past. Het zal duidelijk zijn dat de doorvoer 4 is voorzien van een geschikte afdichtingsring 4.1. Het zal tevens duidelijk zijn dat door doorgang 10 is voorzien van een geschikte 5 afdichtingsring 10.1.

Er kan gelden dat het systeem tweedelig is uitgevoerd. Een eerste deel kan hierbij de drukverpakking omvatten en een tweede deel kan de gastoevoerinrichting B omvatten. Zoals getoond in Fig. 1 kunnen het eerste deel en het tweede deel integraal met elkaar zijn verbonden. Het is echter 10 ook mogelijk om de drukverpakking A afzonderlijk van de gastoevoerinrichting B met de drukregelaar op de markt te brengen. Bij een dergelijke uitvoeringsvorm van het systeem is het eerste deel met het tweede deel verbindbaar. De drukverpakking A kan ook bijvoorbeeld eenmalig bruikbaar zijn terwijl de gastoevoerinrichting B vele malen 15 bruikbaar is. In dat geval zijn het eerste deel en het tweede deel losneembaar met elkaar verbindbaar.

Fig. 2 toont een gastoevoerinrichting B die met een drukverpakking A verbindbaar is. Gelijke referentienummers verwijzen hierbij naar gelijke onderdelen zoals die bij de bespreking van de in Fig. 1 20 getoonde uitvoeringsvorm zijn besproken. Het systeem is in dit geval tweedelig uitgevoerd. Het eerste deel omvat daarbij de niet in Fig. 2 getoonde drukverpakking A en het tweede deel omvat daarbij de in Fig. 2 getoonde gastoevoerinrichting B. Het is bij deze uitvoeringsvorm eventueel ook mogelijk dat het eerste deel en het tweede deel losneembaar met elkaar 25 verbindbaar zijn. Zo kan het tweede deel, de gastoevoerinrichting B, eerst worden gebruik bij een eerste drukverpakking en daarna worden gebruikt bij een tweede drukverpakking om vervolgens eventueel wederom te worden gebruikt bij de eerste drukverpakking. De hoge-drukkamer 3 is bij deze uitvoeringsvorm gevuld met onder een hoge druk gebracht aandrijfgas. De 30 werking van de in Fig. 2 getoonde uitvoeringsvorm komt verder in grote I lijnen overeen met de werking van de in Fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm.

I Enkele bijzondere aspecten van de in Fig. 2 getoonde gastoevoerinrichting B

worden hieronder besproken. De gastoevoerinrichting B omvat in dit geval een buiten de hoge-drukkamer 3 opgenomen drukregelaar 2. De hoge- I 5 drukkamer 3 omvat een cirkelsymmetrisch vat V waarmee wordt vermeden I dat aandrijfgas door de wanden (vetgearceerd) van het vat V in de richting I van de hoge-drukregelaar 2 diffundeert.

I In het voorbeeld volgens Fig. 2 is de hoge-drukregelaar 2 I opgenomen in een cilindervormige uitsparing C van een buitenwand W van 10 het vat V. De drukregelaar 2 omvat een aan een eerste uiteinde C.l van de I cilindervormige uitsparing C gelegen kap 19 waarmee de uitsparing C wordt

afgesloten. De kap 19 is voorzien van een zich in de richting van het vat V

I uitstrekkende cilindermantel 80. In deze cilindermantel 80 is een plunjer 17 op genomen. De ruimte tussen de kap 19, de cilindermantel 80 en de plunjer I 15 19 vormt de referentiekamer 1. In dit voorbeeld sluit de kap 19 de cilindervormige uitsparing C af. De cilindermantel 80 sluit niet over de I gehele buitenomtrek van de cilindermantel 80 aan op de cilindervormige binnenwand van de cilindervormige uitsparing C. Met andere woorden, er is I een kanaal 81 aanwezig tussen de buitenwanden van de cilindermantel 80 20 en de binnenwanden van de cilindervormige uitsparing C. Tevens strekt de I cilindermantel C zich uit tot op een afstand van aan een tweede uiteinde G.2 van de cilindervormige uitsparing C gelegen bodem C2. In de bodem C2 I bevindt zich de drukregeldoorgang 23 waarmee analoog aan de in Fig. 1 getoonde drukregeldoorgang 23 een gasverbinding tot stand kan worden I 25 gebracht tussen de ruimte 21 en de hoge-drukkamer 3 wanneer het I verplaatsbare deel 6 in de regelstand is gebracht.

I De kap 19 is voorzien van een uitsparing (niet getoond) die zich I door de kap uitstrekt vanaf een positie die aansluit op het kanaal 81 tot aan I de uitstroomopening 13. Tussen de ruimte 21 en de uitstroomopening 13 is I 30 derhalve een continue gasverbinding aanwezig.

< » 13

Door verplaatsing van verplaatsbaar deel 5 in de richting van pijl "a" wordt het verplaatsbare deel in de neutrale stand gebracht. Immers, een fluïdumverbinding tussen de drukregelaar 2 en de hoge-drukkamer 3 wordt dan afgesloten. In Fig. 2 bevindt het verplaatsbare deel 5 zich in de 5 regelstand. Immers, er is een gasverbinding tussen de hoge-drukkamer 3 en een uiteinde 23.1 van de drukregeldoorgang 23.

Het is uiteraard ook mogelijk dat het systeem een voorraadcontainer met aandrijfgas omvat. Deze voorraadcontainer kan in dat geval worden aangesloten op een buiten de hoge-drukkamer 3 gelegen 10 deel van een verplaatsbaar deel 5,6 dat in een vulstand kan worden gebracht. Er geldt dan dat de voorraadcontainer is aangesloten op de inlaat I.

De drukverpakking kan zijn voorzien van een inhoud die onder druk uit een bijvoorbeeld tegenover de drukregelaaropening 13 gelegen 15 uitlaatopening (niet getoond) uit de drukverpakking A wordt geperst. Zo kan de drukverpakking A bijvoorbeeld als inhoud een viskeuze vloeistof hebben. Deze viskeuze vloeistof kan bijvoorbeeld een kit omvatten. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een siliconenkit of een acrylaatkit. De gastoevoerinrichting B, bijvoorbeeld zoals die is getoond in Fig. 2, kan 20 daarbij zijn opgenomen in een siliconenkitpistool.

De uitvinding beperkt zich geenszins tot het getoonde uitvoeringsvoorbeeld, zo kan het verplaatsbare deel 8 ook een deel van de drukkamerwand omvatten. De gastoevoerinrichting 4 kan bijvoorbeeld zodanig zijn uitgevoerd dat de staaf in de vulstand door indrukking met 25 behulp van een voorraadcontainer uitlaat geheel binnen de drukkamer terechtkomt, doorgang 15 niet meer afsluit en op deze wijze de tweede fluïdumverbinding tot stand brengt. De veer en de behuizing kunnen zijn ingericht om het verplaatsbare deel bij een ontspannen veer in de neutrale stand te houden. De flexibele delen 16a kunnen daarbij ook verend zijn 30 uitgevoerd.

^ λ a a . _ Ί H Het fixeren van het verplaatsbare deel zal bij voorkeur overigens tijdelijk zijn. Uitvoeringsvormen waarbij het fixeren van het verplaatsbare deel eenmalig en definitief is zijn echter ook denkbaar en worden tevens geacht tot de uitvinding te behoren.

5 Een vergrendeling van één of alle mogelijke standen van het verplaatsbare deel kan ook buiten de drukkamer zijn gelegen zodat een gebruiker deze vergrendeling handmatig kan bedienen. In dat geval kan de stand van het verplaatsbare deel duidelijk zichtbaar zijn voor een gebruiker.

Al dergelijke varianten worden geacht binnen het raamwerk van 10 de uitvinding te vallen.

I Λ o o i r

Claims

1. Systeem voor het met behulp van een drijfgas uitoefenen van een werkdruk op een inhoud van een drukverpakking, waarbij het systeem is voorzien van: een drukverpakking en een gastoevoerinrichting omvattende een drukregelaar en een hoge-drukkamer voor opslag van het drijfgas, 5 waarbij de gastoevoerinrichting is voorzien van een doorvoer die de hoge-drukkamer en de drukregelaar verbindt voor het toevoeren van drijfgas vanuit de hoge-drukkamer naar de drukregelaar, waarbij de drukregelaar voorts is ingericht om op basis van een vooraf bepaalde referentiedruk met behulp van het drijfgas de werkdruk op de inhoud van de drukverpakking te 10 regelen, met het kenmerk, dat de gastoevoerinrichting voorts is voorzien van een verplaatsbaar deel dat tenminste in een regelstand en in een neutrale stand kan worden gebracht, waarbij het verplaatsbare deel in de regelstand de doorvoer vrijgeeft voor het kunnen regelen van de werkdruk en waarbij het verplaatsbare deel in de neutrale stand de doorvoer blokkeert 15 zodat het regelen van de werkdruk alsdan onmogelijk is.

2 Systeem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het verplaatsbare deel in de regelstand fixeerbaar is.

3. Systeem volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verplaatsbare deel tevens in een vulstand kan worden gebracht, 20 waarbij het verplaatsbare deel in de vulstand een fiuïdumverbinding tot stand brengt tussen de hoge-drukkamer en een inlaat van het systeem voor het met drijfgas kunnen vullen van de hoge-drukkamer, waarbij het verplaatsbare deel in de vulstand tevens de doorvoer blokkeert.

4. Systeem volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het 25 verplaatsbare deel in de regelstand de fluïdumverbinding blokkeert.

5. Systeem volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk dat het verplaatsbare deel ook in de neutrale stand de fluïdumverbinding blokkeert. 1. o o a p

6. Systeem volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de gastoevoerinrichting is voorzien van een veer die voorkomt dat het verplaatsbare deel als vanzelf in de vulstand terecht kan komen.

7 Systeem volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, 5 dat het verplaatsbare deel een staaf omvat, welke staaf in axiale richting verplaatsbaar is.

8 Systeem volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de staaf een eerste uiteinde omvat, waarbij het eerste uiteinde van de staaf in de neutrale stand de doorvoer afsluit.

10. Systeem volgens conclusie 3 en 8, met het kenmerk, dat het eerste uiteinde van de staaf in de vulstand de doorvoer afsluit.

10 Systeem volgens conclusie 3, 7, 8 of 9 met het kenmerk, dat de staaf is voorzien van een tweede uiteinde en dat het systeem is voorzien van een tussen de hoge drukkamer en een omgevingsruimte van het systeem 15 gelegen doorgang die de fluïdumverbinding tussen de drukkamer en de omgevingsruimte tot stand kan brengen, waarbij de staaf in de regelstand en in de neutrale stand met het tweede uiteinde door de doorgang steekt en deze doorgang daarbij afsluit.

11 Systeem volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de staaf is 20 voorzien van een kanaal dat zich van een nabij het tweede uiteinde gelegen eerste positie op het oppervlak van de staaf uitstrekt tot aan een in de richting van het eerste uiteinde gelegen tweede positie op het manteloppervlak van de staaf, waarbij de afstand tussen de eerste positie en de tweede positie zodanig is dat wanneer de staaf in de vulstand is gebracht 25 de eerste positie buiten de drukkamer is gelegen en de tweede positie binnen de drukkamer is gelegen en zodanig dat wanneer de staaf in de neutrale stand of in de regelstand is gebracht de eerste positie en de tweede positie buiten de drukkamer zijn gelegen.

12 Systeem volgens conclusie 10, met het kenmerk dat de staaf op een 30 tussen het eerste en het tweede uiteinde gelegen deel van de staaf is 1 nppi?; * voorzien van eerste fixeermiddelen en dat de drukkamer is voorzien van tweede fixeermiddelen, waarbij de eerste en de tweede fixeermiddelen kunnen samenwerken ten behoeve van het in de regelstand houden van het verplaatsbare deel. 5 13 Systeem volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de eerste fixeermiddelen een ten opzichte van de staaf flexibel en uitstekend deel omvat en de tweede fixeermiddelen een zodanig om het manteloppervlak van de staaf aangebrachte ring omvat dat bij het plaatsen van de staaf in de regelstand het flexibele deel wordt ingeklemd tussen de ring en de staaf 10 voor het fixeren van de staaf.

14 Systeem volgens één der conclusies 11-13, met het kenmerk, dat het tweede uiteinde van de staaf is voorzien van een trekorgaan waarmee het verplaatsbare deel in de regelstand verplaatsbaar is.

15 Systeem volgens een der conclusies 11-14, met het kenmerk, dat 15 het tweede uiteinde van de staaf duwbaar is in de richting van de drukkamer voor het plaatsen van het verplaatsbare deel in de regelstand.

16 Systeem volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de gastoevoerinrichting is voorzien van een behuizing die in de hoge drukkamer is opgenomen en waardoor althans een deel van het 20 verplaatsbare deel is omgeven.

17 Systeem volgens conclusies 16, met het kenmerk, dat de behuizing is voorzien van een eerste en een tweede opening, waarbij het eerste uiteinde van de staaf door de eerste opening steekt en de tweede opening aansluit op de doorgang. 25 18 Systeem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het systeem tweedelig is uitgevoerd, waarbij een eerste deel de drukverpakking omvat en waarbij een tweede deel de gastoevoerinrichting omvat.

19 Systeem volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat het eerste deel 30 en het tweede deel integraal met elkaar zijn verbonden. 1. o o a c r Η I 18 I 20 Systeem volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het eerste deel I en het tweede deel met elkaar verbindbaar zijn. I 21 Systeem volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat het eerste deel en het tweede deel losneembaar met elkaar verbindbaar zijn. 5 22 Systeem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, I dat de drukverpakking een verpakking voor een viskeuze vloeistof omvat. I 23 Systeem volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de viskeuze vloeistof een kit omvat. I 24 Gastoevoerinrichting zoals beschreven in één der conclusies 1-16. I 10 H A A ^ ^ .