NL1022392C1 - Inrichting voor het blokkeren van het wiel van een vrachtwagen in een laadkuil bij een gevel met een laad- en losperron. - Google Patents

Description

1 r ·

Inrichting voor het blokkeren van het wiel van een vrachtwagen in een laadkuil bij een gevel met een laad- en losperron.

5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het blokkeren van het wiel van een vrachtwagen in een laadkuil bij een gevel met een laad- en losperron, omvattend een keg gevormd door een wegzijde-as, een middelste as en een gevelzijde-as, tussen welke assen een tweetal platen draaibaar is verbonden, waarbij de keg vanuit een eerste stand, waarin de assen en de daartussen verbonden platen 10 een hoofdzakelijk vlakke plaat vormen, kan worden opgeklapt tot in een tweede stand, waarin de assen en de platen ten opzichte van elkaar een omgekeerde V- of kegvorm innemen, zodanig dat een tegen de keg aanliggend vrachtwagenwiel wordt geblokkeerd.

15 Veel goederen worden met de vrachtwagen getransporteerd. Bij het laden en lossen van de vrachtwagen wordt de vrachtauto met de achterzijde geparkeerd tegen de gevel, waarin een laad- en losperron is opgenomen. Deze perrons zijn vaak uitgerust met een in hoogte verstelbaar platform dat het mogelijk maakt dat een heftruck of palletwagen van het perron direct de vrachtwagen in kan rijden. Bij dit meerdere 20 malen in- en uitrijden van een heftruck is het mogelijk dat de vrachtauto wegkruipt van het perron, waardoor een gevaarlijke opening ontstaal tussen het perron en de laadvloer van de vrachtwagen.

Deze gevaarlijke situatie kan worden voorkomen door de vrachtauto op de plaats 25 voor het perron te blokkeren door het plaatsen van rubberen of metalen keggen voor de wielen. Het is verder bekend om de plaatsing van de keggen automatisch te doen plaatsvinden.

Bekend is een blokkeermiddel zoals de in de aanhef omschreven opklapbare keg.

30 Deze wielblokkering wordt buiten voor de gevel op de rijweg gemonteerd. De omtrek van de installatie wordt bepaald door aan weerszijden van de weg geplaatste wieldwingers. Deze geleidingen zijn een hulp voor de vrachtwagenchauffeur om de 1022392 I wagen zo recht mogelijk voor het laad- en losperron te plaatsen en beschermen de installatie die onder deze wieldwingers is geplaatst. Tussen een van de wield wingers H en een geleiding ongeveer in het midden van de laadkuil is een opklapbare keg geplaatst.

5 De keg is neergeklapt en vormt een min of meer vlakke plaat, zodat de vrachtwagen erover heen kan rijden. De keg bestaat uit een aantal met scharnieren aan elkaar verbonden staalplaten, zodat de platen omhoog kunnen scharnieren tot een omgekeerde V- of kegvorm. Zodra de vrachtwagen op de juiste plaats tegen het I perron aan staat wordt de keg in neergeklapte toestand door een riem- of 10 kettingoverbrenging in de richting van het perron getrokken. De kegplaat loopt vervolgens tegen het wiel van de vrachtwagen. De ketting trekt de keg verder door, waardoor de platen omhoog scharnieren tot een omgekeerde V-of kegvorm.

— Bij deze bekende inrichting vinden de verplaatsing van de keg tot tegen het wiel van 15 de vrachtwagen, het vervolgens opklappen van de keg tegen het wiel en het op de plaats houden van de keg en daarmede de blokkering van de vrachtwagen plaats door I de trekkracht in de ketting.

I Het is een oogmerk van de onderhavige uitvinding om een verbeterde inrichting te I 20 verschaffen.

I De inrichting volgens de uitvinding vertoont daartoe het kenmerk, dat de keg is I verbonden aan een in de laadkuil langs een geleiding verplaatsbare bak, waarbij de gevelzijde-as van de keg vast aan de bak is verbonden en waarbij de wegzijde-as 25 met een uiteinde door een sleufopening in de zijkant van de bak steekt en daarin verplaatsbaar is, waarbij het genoemde uiteinde van de wegzijde-as verbonden is aan I de drijfstang van een in de bak gemonteerde cilinder, zodanig, dat wanneer de I cilinder wordt ingetrokken de wegzijde-as door de sleufopening in de richting van de gevel wordt getrokken waardoor de keg wordt opgeklapt in de tweede stand, en na I 30 het bereiken door de keg van de maximaal opklapbare stand, bij een verder intrekken I van de cilinder het cilinderlichaam zich beweegt in de richting van de wegzijde-as, I terwijl de cilinder is verbonden met een heugel, waarbij middelen aanwezig zijn met "'> Λ C\ .* 3 behulp waarvan de heugel, wanneer het cilinderlichaam zich beweegt in de richting van de wegzijdë-as, wordt verplaatst tot in aangrijping met een boven de I bewegingsbaan van de bak aanwezige contra-heugel, en waardoor de bak met de keg I in de laadkuil wordt vastgezet.

I 5 I Volgens een verder kenmerk van de inrichting volgens de uitvinding is het I genoemde uiteinde van de wegzijde-as in de sleufopening tussen twee I eindaanslagen verplaatsbaar, zodanig, dat wanneer de cilinder wordt ingetrokkenen I de wegzijde-as door de sleufopening in de richting van de gevel wordt getrokken, na I 10 het in aanslag komen van de wegzijde-as met de door een eindaanslag gevormde I begrenzing van de bewegingsbaan van de wegzijde-as binnen de sleufopening in de I bak, bij een verder intrekken van de cilinder het cilinderlichaam zich beweegt in de I richting van de wegzijde-as.

I 15 Volgens een ander kenmerk van de inrichting volgens de uitvinding omvat de I heugel een arm, die draaibaar in de bak is aangebracht, terwijl het cilinderlichaam I draaibaar in de aim is aangebracht, zodanig, dat met een naar de wegzijde-as toe en I af bewegen van het cilinderlichaam de arm met de heugel ten opzichte van de bak I wordt gedraaid, door middel waarvan de heugel naar de contra-heugel toe en afwordt I 20 bewogen.

I Volgens nog een kenmerk van de inrichting volgens de uitvinding is in de bak een I tweede heugel draaibaar gemonteerd, die door veerkracht omhoog wordt geduwd, I terwijl de andere, eerste, heugel is voorzien van een lip die, bij een uitgetrokken zijn I 25 van de cilinder, rust op een aan de tweede heugel aangebrachte lip en door middel I daarvan de tweede heugel legen veerkracht in naar beneden duwt, waarbij, wanneer I de cilinder wordt ingetrokken en het cilinderlichaam zich in de richting van de I wegzijde-as beweegt, met een omhoog bewegen van de eerste heugel tot in I aangrijping met de contraheugel de lip van de eerste heugel van de lip van de tweede I 30 heugel wordt afbewogen, waarna de tweede heugel door veerkracht omhoog tot in I aangrijping met de contraheugel wordt geduwd.

I .

Volgens een ander kenmerk van de inrichting volgens de uitvinding zijn middelen aanwezig met behulp waarvan de bak met keg in de laadkuil kan worden verplaatst.

H De inrichting volgens de uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de H 5 hand van de tekeningen van een uitvoeringsvoorbeeld.

H Figuur 1 toont een perspectivisch aanzicht van een laadkuil voor een gevel met een H laad- en losperron en een keg.

10 Figuur 2 toont schematisch een zijaanzicht van een tegen de gevel opgeslelde vrachtwagen met de keg.

Figuur 3 toont een bovenaanzicht in doorsnede van de inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 4 toont een zijaanzicht in doorsnede volgens de lijn A-A van Figuur 3.

Figuur 5 toont een zijaanzicht in doorsnede volgens de lijn A-A van figuur 3.

I 20 In figuur 1 is getoond een gevel 1 met een laad- en losperron 2, met voor de gevel op de rijweg een laadkuil 3 met aan weerszijden een twee wieldwingers 4 en 5. Tussen I de rechter wieldwinger 4 en een geleiding 6 in de laadkuil 3 is een opklapbare keg 7 geplaatst. In de tekening van figuur 1 is deze keg twee maal weergegeven, als 7 a in een vlakke, eerste, stand, waarover een vrachtwagen heen kan rijden, en, in 25 stippellijn aangegeven, als 7 b in een opgeklaple, tweede stand.

In figuur 2 is schematisch een zijaanzicht met de gevel 1 en een tegen de gevel geparkeerde vrachtwagen 8 aangegeven. Ook in figuur 2 is de keg twee maal weergegeven, als 7 a in de vlakke, eerste stand, en als 7 b in de opgeklapte, tweede 30 stand, in welke laatste stand het wiel 9 van de vrachtwagen 8 wordt geblokkeerd, zodat de vrachtwagen niet van de gevel 1 weg in de richting van de wegzijde 10 kan rollen.

• , · ·· 7 0 f) 5

Wanneer een vrachtwagen 8 tegen de gëvel 1 is geparkeerd wordt de keg 7 langs de geleiding 6 tot tegen het achterwiel 9 verplaatst door niet verder in de tekening weergegeven middelen, bijvoorbeeld een in de gevel opgenomen aandrijving met een ketting- of riemoverbrenging.

5 De keg 7 is gevormd door een wegzijde-as 11, een middelste as 12 en een gevelzijde-as 13. Tussen de assen is een tweetal platen 14,15 draaibaar is verbonden. De keg 7 kan vanuit de eerste stand 7 a, waarin de assen 11,12, 13 en de daartussen verbonden platen 14,15 een hoofdzakelijk vlakke plaat vormen, worden opgeklapt tot in de tweede stand 7 b, waarin de assen 11, 12, 13 en de platen 14, 15 ten opzichte van 10 elkaar een omgekeerde V- of kegvorm innemen, zodanig dat een tegen de keg aanliggend vrachtwagenwiel 9 wordt geblokkeerd.

Zoals getoond in figuur 3 is de keg 7 is verbonden aan een bak 16, die langs een geleiding 6 in de laadkuil 3 in de richting van de gevel 1 en de daartegenover 15 liggende wegzijde 10 heen en weer verplaatsbaar is door een niet verder in de tekening weergegeven aandrijving en overbrenging. De gevelzijde-as 13 van de keg 7 is vast aan de bak 16 verbonden en ten opzichte van de bak niet verplaatsbaar. De wegzijde-as 11 steekt met een uiteinde 17 door een sleufopening 18 in de zijkant van ' de bak 16 en is daarin, in dit uitvoeringsvoorbeeld, tussen twee eindaanslagen 19 en 20 20 verplaatsbaar. Dit uiteinde 17 van de wegzijde-as 11 is verbonden aan de drijfstang 21 van een in de bak gemonteerde cilinder 22. Wanneer de cilinder 22 wordt ingetrokken wordt de wegzijde-as 11 door de sleufopening 18 in de richting van de gevel 1 en de gevelzijde-as 13 getrokken, waardoor de wegzijde-as 11 naar de gevelzijde-as 13 toe wordt bewogen en de keg 7 wordt opgeklapt in de tweede 25 stand. Na het in aanslag komen van de wegzijde-as 11 met de eindaanslag 20, die de begrenzing vormt van de bewegingsbaan van de wegzijde-as 11 binnen de sleufopening 18, heeft de keg 7 de maximaal opklapbare stand bereikt.

Het is ook mogelijk, dat de keg 7 de maximaal opklapbare stand bereikt, terwijl de wegzijde-as 11 nog niet in aanslag is gekomen met de eindaanslag 20 in de 30 sleufopening 18. Dit is het geval wanneer tegen de keg 7 een wiel 9 aanligt met een grotere diameter. De onderzijde ofwel het loopvlak van een dergelijk wiel 9 ligt 1 022 3.92 H alsdan tegen de plaat 15 aan en drukt of duwt deze naar beneden, hetgeen verhindert H dat de keg 7 verder omhoog wordt opgeklapt.

H In beide situaties zal, na het bereiken van de maximaal opklapbare stand van de keg 7, het cilinderlichaam 23 zich bij een verder intrekken van de cilinder 22 bewegen in H 5 de richting van de wegzijde-as 11.

H De cilinder 22 is verbonden met een heugel 24. In het getoonde H uitvoeringsvoorbeeld omvat de heugel 24 een arm 25 die, zoals is te zien in de figuren 4 en 5, draaibaar over een draaipunt 26 in de bak 16 is aangebracht. Het cilinderlichaam 23 is draaibaar over een draaipunt 27 in de arm 25 aangebracht, 10 zodanig, dat met een naar de wegzijde-as 11 toe en af bewegen van het cilinderlichaam 23 de arm 25 met de heugel 24 ten opzichte van de bak 16 wordt gedraaid, door middel waarvan de heugel 24 naar een boven de bewegingsbaan van de bak 16 aangebrachte contra-heugel 28 toe en af wordt bewogen, een en ander zoals getoond in de figuren 4 en 5. In figuur 4 is de zuigerstang 21 van de cilinder 22 15 uit het cilinderlichaam 23 getrokken, waarbij de keg 7 zich in de eerste, vlakke stand bevindt, terwijl de heugel 24 is losgekoppeld van de contra-heugel 28, zodat de keg 7 met de bak 16 verplaatsbaar is.

In figuur 5 is de zuigerstang 21 van de cilinder 22 in het cilinderlichaam 23 getrokken, waarbij de keg 7 zich in de tweede, rechtopstaande stand bevindt, terwijl I 20 het cilinderlichaam 23 in de richting van de wegzijde-as 11 is bewogen waardoor de arm 25 van de heugel 24 langs het draaipunt 26 omhoog is gedraaid en is vastgekoppeld aan de contra-heugel 28, zodat de keg 7 met de bak 16 is vastgezet en het vrachtwagenwie! 8 is geblokkeerd. .

H In de figuren 4 en 5 is een uitvoeringsvorm van de inrichting getoond, waarin in de 25 bak 16 een tweede heugel 29 draaibaar langs een draaipunt 30 is gemonteerd, die door een drukveer 31 omhoog wordt geduwd, terwijl de andere heugel 24 is voorzien I van een lip 32 die, bij een uitgetrokken zijn van de cilinder 22, rust op een aan de tweede heugel 29 aangebrachte lip 33 en door middel daarvan de tweede heugel 29 tegen veerkracht in naar beneden wordt geduwd, zoals is te zien in figuur 4. Wanneer 30 de cilinder 22 wordt ingetrokken en het cilinderlichaam 23 zich in de richting van de wegzijde-as 11 beweegt, wordt met een omhoog bewegen van de eerste heugel 24 tol in aangrijping met de contraheugel 28 de lip 32 van de eerste heugel 24 van de lip 33 •—V . ^.

7 van de tweede heugel 29 af bewogen, waarna de tweede heugel 29 door de veer 31 omhoog wordt geduwd, waarna deze in aangrijping met de contraheugel 28 wordt gebracht. 1

Beide heugels 24 en 29 komen dan in aangrijping met de contraheugel 28 waardoor 5 de bak met de keg wordt geblokkeerd.

De inrichting volgens de uitvinding is niet beperkt tot de hier beschreven uitvoeringsvorm. Het is mogelijk in plaats van een keg elk ander blokkeermiddel te gebruiken, dat vanuit een hoofdzakelijk vlakke stand kan worden omgezet tot een 10 rechtopstaande stand, terwijl een deel van het blokkeermiddel vast is verbonden aan een in de laadkuil langs een geleiding verplaatsbare bak, terwijl het andere uiteinde is verbonden aan een in de bak aangebrachte cilinder, met de bediening van welke cilinder het blokkeermiddel vanuit de vlakke in de rechtopstaande stand kan worden gestuurd, terwijl de cilinder is verbonden met middelen met behulp waarvan de bak 15 kan worden vastgekoppeld aan een boven of langs de bewegingsbaan van de bak voorzien deel, zodanig dat de bak of wagen in de laadkuil niet over de geleiding verplaatsbaar is.

20 1 30

Claims (5)

1. Inrichting voor het blokkeren van het wiel van een vrachtwagen in een laadkuil bij H een gevel met een laad- en losperron, omvattend een keg gevormd door een H 5 wegzijde-as, een middelste as en een gevelzijde-as, tussen welke assen een tweetal H platen draaibaar is verbonden, waarbij de keg vanuit een eerste stand, waarin de assen en de daartussen verbonden platen een hoofdzakelijk vlakke plaat vormen, kan H worden opgeklapt tot in een tweede stand, waarin de assen en de platen ten opzichte H van elkaar een omgekeerde V- of kegvorm innemen, zodanig dat een tegen de keg H 10 aanliggend vrachtwagenwiel wordt geblokkeerd, met het kenmerk, dal de keg is H verbonden aan een in de laadkuil langs een geleiding verplaatsbare bak, waarbij de gevelzijde-as van de keg vast aan de bak is verbonden en waarbij de wegzijde-as met een uiteinde door een sleufopening in de zijkant van de bak steekt en daarin verplaatsbaar is, waarbij het genoemde uiteinde van de wegzijde-as verbonden is aan 15 de drijfstang van een in de bak gemonteerde cilinder, zodanig, dat wanneer de cilinder wordt ingetrokken de wegzijde-as door de sleufopening in de richting van de gevel wordt getrokken waardoor de keg wordt opgeklapt in de tweede stand, en na het bereiken door de keg van de maximaal opklapbare stand, bij een verder intrekken · van de cilinder het cilinderlichaam zich beweegt in de richting van de wegzijde-as, 20 terwijl de cilinder is verbonden met een heugel, waarbij middelen aanwezig zijn met behulp waarvan de heugel, wanneer het cilinderlichaam zich beweegt in de richting van de wegzijde-as, wordt verplaatst tot in aangrijping met boven de bewegingsbaan van de bak aanwezige contra-heugel, en waardoor de bak in de laadkuil wordt I vastgezet. I 1

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het genoemde uiteinde van de I wegzijde-as in de sleufopening tussen twee eindaanslagen verplaatsbaar is, zodanig, dat wanneer de cilinder wordt ingetrokken en de wegzijde-as door de sleufopening I in de richting van de gevel wordt getrokken, na het in aanslag komen van de I 30 wegzijde-as met de door een eindaanslag gevormde begrenzing van de I bewegingsbaan van de wegzijde-as binnen de sleufopening in de bak, bij een verder intrekken van de cilinder het cilinderlichaam zich beweegt in de richting van de wegzijde-as. '

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de heugel een arm omvat 5 die draaibaar in de bak is aangebracht, terwijl het cilinderlichaam draaibaar in de arm is aangebracht, zodanig, dat met een naar de wegzijde-as toe en af bewegen van het cilinderlichaam de arm met de heugel ten opzichte van de bak wordt gedraaid, door middel waarvan de heugel naar de contra-heugel toe en af wordt bewogen.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de bak een tweede heugel draaibaar is gemonteerd, die door veerkracht omhoog wordt I geduwd, terwijl de andere, eerste, heugel is voorzien van een lip die, bij een I uitgetrokken zijn van de cilinder, rust op een aan de tweede heugel aangebrachte lip I en door middel daarvan de tweede heugel tegen veerkracht in naar beneden duwt, I 15 waarbij, wanneer de cilinder wordt ingetrokken en het cilinderlichaam zich in de I richting van de wegzijde-as beweegt, met een omhoog bewegen van de eerste heugel I tot in aangrijping met de contraheugel de lip van de eerste heugel van de lip van de I tweede heugel wordt afbewogen, waarna de tweede heugel door veerkracht omhoog I tot in aangrijping met de contraheugel wordt geduwd. I 20

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat middelen I aanwezig zijn met behulp waarvan de bak met keg in de laadkuil kan worden verplaatst. I 25 I 30 I i n ? o o o o