NL1022185C1 - Werkwijze en inrichting voor het laden en lossen van een binnenschip. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het laden en lossen van een binnenschip

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het laden en lossen van een binnenschip, waarbij te transporteren lading, die in eenheden is verdeeld, zoals in op pallets geplaatste goederen, big bags, rollen papier, houtpakketten en dergelijke, door althans één, een 5 verplaatsing bewerkstelligende transportinrichting, zoals een vorkheftruck, lopende band, rollenbaan, glijgoot of dergelijke, vanaf een kade tot in een ruim van het binnenschip of omgekeerd wordt verplaatst. Tevens heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van een dergelijke werkwijze.

10 Het laden en lossen van een in eenheden verdeelde lading, waarbij in eerste instantie gedacht wordt aan pallets met daarop geplaatste lading, geschiedt bij een binnenschip, waaronder ook kleinere binnenschepen worden begrepen, gebruikelijk door de pallets met behulp van een op de laad- of losplaats aanwezige kraan in en uit het ruim van het binnenschip te 15 hijsen. In het ruim gebrachte pallets kunnen vaak door middel van de kraan in of bij de gewenste afzetplaats worden gemanoeuvreerd, waartoe dan wel naast de kraanmachinist op het dek en in het ruim personeel aanwezig dient te zijn voor het sturen en fijn positioneren van de pallets. Is de afzetplaats niet door de kraan bei'eikbaar, dan dienen aanvullende 20 maatregelen te worden getroffen, zoals het voorzien in vorkheftrucks, en aanvullende arbeidsintensieve werkzaamheden te worden verricht, hetgeen zowel de benodigde tijd als de kosten nadelig kan beïnvloeden. Daar komt dan nog bij dat de lading op de pallet beschadigd kan worden door de aangrijpmiddelen, zoals pallethaken, van de kraan dan wel door het hard op 25 elkaar zetten van pallets met lading tijdens het stapelen. Ook op de wal dienen bij het laden en lossen van een binnenschip diverse handelingen te I022 1 8 5 2 worden verricht met de geladen pallets, hetgeen veelal geschiedt onder gebruikmaking van verrijdbare hefmiddelen, zoals vorkheftrucks. Onder meer deze omstandigheden zijn er de oorzaak van dat in de binnenvaart het vervoer met pallets een bescheiden rol speelt en dat vervoer veelal over de 5 weg plaatsvindt.

Met de uitvinding wordt een nieuw overslagconcept beoogd, dat minder arbeidsintensief is, een geringere kans op beschadiging van de lading met zich brengt, niet afhankelijk is van een op de laad- en losplaats aanwezige kraan en met lagere kosten is uit te voeren.

10 Dit wordt overeenkomstig de uitvinding bij een werkwijze van de in de aanhef omschreven soort bereikt, doordat een te laden of te lossen eenheid bij een opslagplaats door middel van ten minste één eerste, een verplaatsing bewerkstelligende transportinrichting, die zich op de kade dan wel in het ruim bevindt, geplaatst wordt op een zich tussen het ruim en de 15 kade bevindend bordes met een afzet- en oppakvlak, dat op een niveau boven zowel de bovenzijde van het ruim als het oppervlak van de kade wordt gesitueerd, en de eenheid door ten minste één verdere, een verplaatsing bewerkstelligende transportinrichting, die zich in het ruim dan wel op de kade bevindt, vanaf het bordes naar een gewenste neerzetplaats wordt 20 gebracht.

Door deze maatregelen kan het laden en lossen van een binnenschip zonder gebruikmaking van een kraan snel en efficiënt worden uitgevoerd door optimaler gebruik maken van een aantal eigenschappen inherent aan de bij het laden en lossen toch veelal al aanwezige verrijdbare 25 hef- of soortgelijke transportinrichtingen, meer in het bijzonder het kunnen verplaatsen, optillen en/of laten zakken van een last. Daarbij wordt niet alleen bespaard op de kosten voor een kraan en een kraanmachinist, doch tevens worden eventuele wachttijden in verband met het beschikbaar komen van een kraan en een kraanmachinist geëlimineerd, terwijl 30 daarenboven ook nog kan worden geladen en gelost op plaatsen waar in het 1 0 % 3 geheel geen kraan beschikbaar is. Verder is door het aldus hanteren van de ladingeenheden de kans op beschadiging aanzienlijk verminderd, omdat met bijvoorbeeld vorkheftrucks aanzienlijk zorgvuldiger kan worden gewerkt dan met een kraan. Dit niet alleen omdat de bedieningspersoon zich steeds 5 veel dichter bij de ladingeenheid bevindt dan een kraanmachinist, maar ook omdat bedoelde verrijdbare hefïnrichtingen veelal speciaal zijn ontworpen om op omzichtige wijze te werk kunnen gaan met ladingeenheden. In het geval van pallets komt daar nog bij dat deze speciaal zijn afgestemd op het met een vorkheftruck optimaal kunnen hanteren van de lading met een 10 minimale kans op beschadiging. Er kan zodoende niet alleen sneller en efficiënter, doch ook om meerdere redenen goedkoper worden gewerkt, terwijl er tevens kan worden geladen en gelost waar dat eerst niet mogelijk was door het ontbreken van een kraan. In dit verband zij nog opgemerkt, dat het monteren van een voor het hanteren van lading geschikte kraan aan 15 boord van een schip dat probleem zou kunnen oplossen, doch dit zou een relatief dure oplossing zijn, terwijl een dergelijke kraan de scheepshoogte zou vergroten, hetgeen de bereikbaarheid van laad- en losplaatsen achter punten met een beperkte doorvaarhoogte teniet zou doen.

Hoewel de overslagwerkwijze volgens de uitvinding in eerste 20 instantie ontwikkeld is voor het hanteren van pallets met daarop geplaatste goederen, zal het aanstonds duidelijk zijn dat deze werkwijze evenzeer is te gebruiken voor een anderszins in eenheden verdeelde lading, zoals big bags, rollen papier, houtpakketten en dergelijke.

Onder optimale omstandigheden kan de door de ene vorkheftruck 25 op het bordes neergezette eenheid door de andere vorkheftruck zonder meer worden opgepakt. Mocht evenwel als gevolg van de omstandigheden de afstand tussen de kade en het ruim te groot zijn, dan kan er volgens een verdere uitwerking van de uitvinding in zijn voorzien, dat de eenheid op het bordes wordt verplaatst van een afzetpositie naar een oppakpositie. In 30 nadere uitwerking kan daarbij gedacht worden aan het verplaatsen van de 4 eenheid ten opzichte van het bordes vanaf een eerste afzet- en oppakvlak naar een tweede afzet- en oppakvlak en/of het door verplaatsing van het bordes brengen van de eenheid van de afzetpositie naar de oppakpositie.

Er kunnen zich omstandigheden voordoen, bijvoorbeeld hoge 5 kademuren, lage waterstanden en dergelijke, waarbij de afstand tussen de bodem van het ruim en het opgestelde bordes te groot wordt om op efficiënte wijze met bijvoorbeeld een heftruck te overbruggen. In onder meer die gevallen kan het de voorkeur verdienen, dat een afzet- en oppakvlak alvorens een eenheid daarop wordt geplaatst of daarvan wordt afgenomen, 10 uit het vlak van het bordes omhoog of omlaag wordt gebracht.

Om de snelheid en efficiency van werken te bevorderen en zoveel mogelijk onafhankelijk te zijn van op de laad- of losplaats aanwezige voorzieningen, verdient het overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding de voorkeur, dat na het laden of het lossen van het 15 binnenschip het bordes met bijbehorende onderdelen aan boord van het binnenschip wordt gebracht en mee wordt genomen naar een losplaats of volgende laadplaats. Het volledig selfsupporting zijn, is daarbij dan verder te bereiken, als na het laden of het lossen van het binnenschip althans een van de op de kade gebruikte, een verplaatsing bewerkstelligende 20 transportinrichtingen aan boord van het binnenschip wordt gebracht en mee wordt genomen naar een losplaats of volgende laadplaats. Dit kan geschieden met een veelal op het schip aanwezige, relatieve kleine autokraan.

De uitvinding heeft verder betrekking op een inrichting voor het 25 uitvoeren van een werkwijze voor het laden en lossen van een binnenschip zoals in het bovenstaande bedoeld. Een dergelijke inrichting wordt gekenmerkt door een bordes, dat voorzien is van verbindingsmiddelen waarmee het althans ter zijde van een ruim van een binnenschip opstelbaar is en op een boven de bovenzijde van het ruim gelegen niveau is te brengen.

1 022185 5

Het bordes kan daarbij een star met het binnenschip verbonden deel zijn. Een voorkeur wordt er evenwel voor uitgesproken, dat de verbindingsmiddelen scharniermiddelen omvatten alsmede middelen om het bordes in een gebruiksstand te arreteren. Het bordes kan dan bij niet in 5 gebruik zijn in een zodanige opbergstand worden gebracht, dat het geen obstakel vormt bij het varen van het binnenschip of het daarmee transporteren van bijvoorbeeld bulklading, terwijl er tevens voor kan worden gezorgd, dat de hulpconstructie geheel in het ruim kan worden gebracht, zodat het ruim op een gebruikelijke wijze zoals met luiken kan 10 worden afgesloten en de lading gedurende het transport volledig beschermd, droog en schoon blijft.

Een eenvoudige uitvoering is te bewerkstelligen door het bordes te laten steunen op het luikhoofd, mits dit uiteraard sterk genoeg is. Mocht dit niet het geval zijn, dan kan dit probleem vrij eenvoudig worden opgelost 15 door steunmiddelen om het bordes op een dek of een bodem van een ruim van een binnenschip af te steunen, uiteraard rekening houdende met de spantconstructie van het binnenschip.

Een ander probleem dat zich voor zou kunnen doen, is dat er omstandigheden denkbaar zijn, waarbij de vorkheftruck op de wal niet 20 voldoende dicht naar de rand van de kade kan worden gebracht in verband met de veiligheid of de sterkte van de kade. In dat geval kan er in worden voorzien, dat steunmiddelen aanwezig zijn om het bordes op de kade af te steunen. Daarbij kan het bordes dan zover boven de kade uitsteken, dat zonder gevaar een eenheid van het bordes af kan worden genomen. Om 25 daarbij flexibel te zijn wat betreft de omstandigheden die men bij verschillende kades tegenkomt, wordt er verder een voorkeur voor uitgesproken, dat de steunmiddelen in steunrichting althans wat hun lengte betreft verstelbaar zijn uitgevoerd. Door deze maatregel ook betrekking te laten hebben op de in het binnenschip geplaatste steunmiddelen wordt een 30 zelfde flexibiliteit verkregen voor het dienst kunnen doen bij verschillend ' - 1 8 5......

6 uitgevoerde binnenschepen. Een verdere verfijning is daarbij nog te realiseren als de steunmiddelen voorzien zijn van schokdempmiddelen, waardoor ook verticale verplaatsingen tussen binnenschip en kade probleemloos kunnen worden opgevangen.

5 Het tot boven de kade en/of tot boven het ruim laten uitsteken van het bordes kan tot gevolg hebben dat een door de ene vorkheftruck neergezette eenheid door de breedte van het bordes voor de andere vorkheftruck niet meer bereikbaar is. In dat geval kan er overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding in worden voorzien, dat het 10 bordes voorzien is van middelen voor het verplaatsen van een daarop geplaatste ladingeenheid. Daarbij kan dan gedacht worden aan een rollenbaan, een transportband, een karretje, een walking floor of een soortgelijk transportsysteem, waarmee de eenheid over een stationair bordes kan worden verplaatst, dan wel aan middelen die een draaiing van 15 het bordes mogelijk maken, zodat de eenheid tezamen met het bordes van een neerzetplaats naar een oppakplaats wordt verplaatst. Als praktische uitvoering kan daarbij gedacht worden aan een om zijn midden roteerbare draaibrug of aan een carrousel.

Opgemerkt is reeds dat de inrichting op velerlei wijze kan zijn 20 uitgevoerd en aangepast om bij allerlei soorten kades en binnenschepen te kunnen worden gebruikt. Daarbij verdient het dan verder de voorkeur, dat het bordes met bijbehorende middelen als los, naar behoefte aan boord van een binnenschip te plaatsen en te verwijderen hulpconstructie is uitgevoerd. Een dergelijke uitvoering heeft als verder voordeel dat de inrichting geheel 25 van het binnenschip kan worden verwijderd als geen uit eenheden samengestelde lading maar bijvoorbeeld een bulklading moet worden vervoerd.

Overeenkomstig een in de praktijk de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding is er in voorzien, dat het bordes met een 30 mast is te ondersteunen. Aldus is een stabiele en relatief weinig plaats in i '3 5- 7 beslag nemende uitvoering voor de bordesondersteuning te verkrijgen. Als de mast daarbij telescopisch in- en uitschuifbaar is, onafhankelijk van de omstandigheden wat betreft schip en kade, het bordes steeds nauwkeurig op de gewenste, juiste hoogte te brengen. Een dergelijke mast is zowel snel op 5 te stellen als tijdens het varen geheel in het ruim onder te brengen, als de mast door een scharnierverbinding met het binnenschip is verbonden, waarbij het dan de voorkeur verdient, dat de scharnierverbinding zich bevindt bij één van beide uiteinden van de mast, terwijl het andere uiteinde van de mast het bordes draagt. Een stabiele stand tijdens het ondersteunen 10 van het bordes is daarbij te bevorderen, als de mast te koppelen is met een het ruim omgevende wand. Naast de mast kan ook het bordes op snelle en handige wijze geheel in het ruim worden opgeborgen, als het bordes scharnierbaar is ten opzichte van de mast en in althans één scharnierstand arreteerbaar is ten opzichte van de mast.

15 Teneinde ook op handige en efficiënte wijze te kunnen werken als het bordes relatief ver boven de bodem van het ruim moet worden opgesteld, kan er overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm in zijn voorzien, dat het bordes ten minste één afzet- en oppakdeel heeft, dat op de wijze van een lift uit en in het vlak van het bordes is te brengen.

20 Overeenkomstig de uitvinding kan er verder in zijn voorzien, dat het bordes met behulp van aan te koppelen elementen is te verlengen. Deze maatregelen zijn onder meer van voordeel, als het begaanbare deel van de kade zich relatief ver van het ruim van het schip bevindt.

Bij toepassing van de onderhavige werkwijze en inrichting hoeft 25 slechts een luikdeel ter plaatse van het bordes te worden weggenomen om desgewenst het gehele ruim te laden of te lossen. Dit maakt het laden en lossen minder weersafhankelijk en -gevoelig, in het bijzonder als overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm is voorzien in middelen om het bordes en de directe omgeving daarvan te overkappen.

1022185 8

Onder verwijzing naar in de tekening schematisch en uitsluitend bij wijze van niet beperkende voorbeelden, weergegeven uitvoeringsvormen zullen de overslagwerkwijze en daarbij te gebruiken inrichtingen volgens de uitvinding thans nader worden toegelicht. Daarbij toont: 5 Fig. 1 in dwarsdoorsnede een binnenschip afgemeerd aan een kade en voorzien van een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting te gebruiken bij de overslagwerkwijze volgens de uitvinding;

Fig. 2 een tweede uitvoeringsvorm;

Fig. 3 een derde uitvoeringsvorm; 10 Fig. 4 een vierde uitvoeringsvorm;

Fig. 5 een vijfde uitvoeringsvorm met links een hulpconstructie voor het laden en lossen in ingeklapte vorm en rechts in de uitgeklapte bedrijfsstand;

Fig. 6 de vijfde uitvoeringsvorm met de hulpconstructie in de 15 uitgeklapte bedrijfsstand bij een op afstand gelegen kade; en

Fig. 7 de vijfde uitvoeringsvorm met de hulpconstructie in de uitgeklapte bedrijfsstand bij een hoge kade.

In Fig. 1 is in dwarsdoorsnede een grootspant van een binnenschip 1 afgemeerd aan een kade 2 schematisch weergegeven. Het binnenschip 1 is 20 voorzien van een luikhoofd 3 en een beun of ruim 4 met een bodem 5 en een dek 6 in de vorm van een smal looppad ter weerszijden boven het ruim 4, dat verder desgewenst is af te dekken met niet weergegeven luiken.

Voor het uitvoeren van de volgens de uitvinding voorgestelde overslagwerkwijze is voorzien in een bordes 7, dat steun neemt op enerzijds 25 het luikhoofd 3 en anderzijds op een of een aantal steunen 8, die op hun beurt weer steun nemen op het dek 6.

Het bordes 7 met steun of steunen 8 kan vast en star dan wel losmaakbaar met de scheepsconstructie zijn verbonden. De losmaakbare uitvoering heeft het voordeel dat het bordes 7 en zijn ondersteuning buiten 30 het laden en lossen van een in eenheden verdeelde lading, bijvoorbeeld /,>"·

: ; - · · '·· ' O J

9 tijdens het varen of het laden en lossen van andere lading zoals bulkgoederen, in een niet hinderende stand kunnen worden op geborgen.

Een dergelijke losmaakbare constructie volledig demontabel dan wel scharnierend wegklapbaar zijn uitgevoerd. Afhankelijk van het gewicht van 5 de te laden en te lossen ladingeenheden kan het de voorkeur verdienen tussen het dek 6 en de bodem 5 een aanvullend steunorgaan 9 aan te brengen, dat derhalve het boven het ruim 4 uitkragende dek 6 ondersteunt.

Voor het laden van het binnenschip 1 wordt met behulp van een niet weergegeven vorkheftruck of soortgelijke, verrijdbare hefinrichting een 10 ladingeenheid, bijvoorbeeld op pallets geplaatste goederen, big bags, rollen papier, houtpakketten e.d., vanaf de kade of een aangrenzend terrein opgepakt en op het bordes 7 neergezet. Een in het ruim 4 van het binnenschip 1 aanwezige, eveneens niet getoonde vorkheftruck of soortgelijke verrijdbare hefinrichting tilt de ladingeenheid van het bordes 7 15 af, laat deze zakken, brengt deze naar de gewenste plaats in het ruim 4 en zet deze daar op de bodem 5 dan wel op een reeds eerder neergezette ladingeenheid neer. Het lossen van de lading gebeurt op omgekeerde wijze, welke procedure na het voorgaande geen nadere toelichting nodig lijkt te hebben.

20 Doordat op voordeelbiedende wijze gebruik wordt gemaakt van de hefeigenschappen van een vorktruck kan het gebruik van een kraan en de diensten van een kraanmachinist achterwege blijven. Tevens is een aanzienlijk zorgvuldigere hantering van de lading mogelijk, enerzijds doordat degene die een ladingeenheid hanteert zich steeds in de directe 25 nabijheid daarvan bevindt, anderzijds omdat vorkheftrucks zijn ontworpen om dergelijke ladingeenheden te hanteren met zo min mogelijk rechtstreeks contact met de lading, hetgeen het gevaar op beschadiging van de lading minimaliseert, zeker in vergelijking met een lading eenheid die hangend aan een haak van een kraan wordt opgepakt, verplaatst en neergezet. Daar 30 komt dan nog bij dat het op de juiste, optimale wijze stouwen van de lading 10 in het ruim 4 door gebruik te maken van de heftruck sneller en efficiënter is uit te voeren. Als verdere voordelen kunnen nog worden vermeld: het kunnen laden en lossen op plaatsen waar geen kraan beschikbaar is en het elimineren van wachttijden op een beschikbare kraan, waarbij het tijdens 5 het varen meenemen van bordes met hulpelementen en vorkheftrucks het laden en lossen geheel onafhankelijk maakt van het wachten op vereiste hulpmiddelen voor het laden en lossen.

In een geval, waarbij het de voorkeur verdient het luikhoofd 3 niet te belasten, kan gebruik worden gemaakt van een inrichting zoals getoond 10 in Fig. 2. Daarbij is het bordes 7 op afstand boven het luikhoofd 3 geplaatst en wordt enerzijds ondersteund een steunorgaan 10, dat op de bodem 5 steun neemt en anderzijds wederom door een of een aantal steunen 8, die uiteraard iets langer zijn uitgevoerd dan die bij de in Fig. 1 weergegeven uitvoeringsvorm. Ook deze constructie kan wederom demontabel in 15 onderdelen zijn uitgevoerd. Een andere mogelijkheid is een op zich vaste, stijve constructie, waarbij desgewenst de onderdelen 8 en 10 in hoogte instelbaar zijn uitgevoerd om aan verschillende situaties, schepen en kades te kunnen worden aangepast.

Een verdere mogelijke uitvoeringsvorm is getoond in Fig. 3, 20 waarbij een bordesconstructie 11 binnen het dek 6 op de bodem 5 is geplaatst. Deze bordesconstructie 11 ondersteunt een uiteinde van een bordes 12, waarvan het andere uiteinde via een steunorgaan 13 rust op de kade 2. Bij een dergelijke uitvoering van het bordes zal het veelal niet mogelijk zijn een door de ene heftruck daar opgezette ladingeenheid direct 25 op te pakken met de andere vorkheftruck. Alsdan wordt het bordes zodanig uitgevoerd, dat de ladingeenheid daarop van de ene naar de andere kant wordt getransporteerd of is te transporteren. Hiertoe kan gedacht worden aan het uitvoeren van het bordes met een rollenbaan, met al dan niet aangedreven rollen, een transportband een walking floor of een draaimolen 30 of een draaibrug. Omdat er veelal of wordt geladen of wordt gelost kan ook 11 gedacht worden aan het licht hellend opstellen van het bordes in de gewenste transportrichting, waarmee het verplaatsen van de ladingeenheid kan worden vergemakkelijkt.

Door het steun nemen van het bordes 12 op zowel het binnenschip 5 1 als de kade 2, die ten opzichte van elkaar kunnen verplaatsen, kan het de voorkeur verdienen het steunorgaan 13 met behulp van rollen of wielen op de kade te laten rusten en het bordes om een horizontale langsscheepse as met de bordesconstructie 11 te verbinden. Ook kan daarbij gedacht worden aan het met schokdempmiddelen uitvoeren van het steunorgaan 13.

10 Verder wordt opgemerkt, dat zowel de bordesconstructie 11 als het steunorgaan 13 in hoogterichting instelbaar kunnen zijn uitgevoerd. Dit geldt desgewenst ook voor het bordes 12 zelf in die zin dat dit in lengterichting instelbaar kan zijn uitgevoerd.

In Fig. 4 is een bordesconstructie 14 weergegeven die voorzien is 15 van uitschuifbare poten 15, die op de bodem 5 steun nemen. Aldus is de bordesconstructie in zijn totaliteit compacter uit te voeren, hetgeen nog verder is te bevorderen door ook het bordes 12 en het steunorgaan 13 gesegmenteerd en in de bordesconstructie 14 schuifbaar uit te voeren. In plaats van uitschuifbare poten zou ook kunnen worden gekozen voor een op 20 de bodem 5 steun nemende schaarconstructie voor het op de gewenste hoogte brengen van het bordes 12.

In Fig. 5 is een binnenschip 21 weergegeven dat voorzien is van een buitenbodem 22, een binnenbodem 23, zijwanden 24, een gangboord 25, een dekbalk 26, een schoor 27 en een luikhoofd 28. Op de binnenbodem 23 nabij 25 een zijwand 24 is een fundatie 29 voor een hulpconstructie ten behoeve van het laden en lossen aangebracht.

Bedoelde hulpconstructie omvat een mast 30, die uit een aantal telescoperend in en uit elkaar schuifbare elementen bestaat, waarvan de onderlinge stand hydraulisch kan worden bepaald. Het ondereinde van de 30 mast 30 is scharnierbaar verbonden met de fundatie 29, zodat de mast 30 - 0221 85 12 van een zich in het ruim van het schip 21 bevindende positie, zoals getoond in het linker deel van Fig. 5, gezwenkt kan worden in een verticale stand, zoals getoond in het rechter deel van Fig. 5. Het zwenken wordt tot stand gebracht door middel van een zuigercilinder-eenheid 31. In de verticale 5 stand kan de mast 30 worden vastgezet aan delen van het schip 21, zoals de dekbalk 26 en het luikhoofd 28. Het bovenuiteinde van de mast 30 is scharnierbaar gekoppeld met een bordes 32, dat zich in de bedrijfsstand tijdens het laden en het lossen in hoofdzaak horizontaal en zodoende verticaal op de mast 30 uitstrekt, zoals is weergegeven in het rechter deel 10 van Fig. 5. Tijdens het varen van het schip 21 is het bordes 32 naar de omgeklapte mast 30 toe gezwenkt, zoals getoond in het linker deel van Fig. 5. De wijziging van positie van het bordes 32 ten opzichte van de mast 30 wordt bewerkstelligd door een zuigercilinder-unit 33. Het uitschuiven en intrekken van de mast 30, het kantelen van de mast 30 en het zwenken van 15 het bordes 32 ten opzichte van de mast 30 worden gestuurd door een regelunit 34. Het bordes 32 rust met een walsteun 35 op de bovenzijde van de kade 36. De hoogte van de walsteun 35 is daarbij afhankelijk van belading van het schip 21 en hoogte van waterspiegel 37 ten opzichte van de bovenzijde van de kade 36. De walsteun kan daartoe instelbaar zijn 20 uitgevoerd en voorzien zijn van dempmiddelen om verticale verplaatsingen van het schip 21 ten opzichte van de kade 36 op te vangen. Dit laatste kan ook geschieden door geschikte sturing van de zuigercilinder-unit 33. Horizontale verplaatsingen zijn op te vangen door de walsteun 35 verrijdbaar op de bovenzijde van de kade 36 af te steunen.

25 In het linker deel van Fig. 5 is nog een bordesverlenging 38 aangeduid, die tijdens het varen in het ruim is ondergebracht en van nut is in een situatie waarbij de kade is uitgevoerd zoals is weergegeven in Fig. 6, waar aanwezige meerpalen 39 en een taludvormige kademuur 40 verhinderen dat het schip 21 dicht bij de bovenzijde van de kade worden 30 gebracht. Alsdan wordt gebruik gemaakt van de bordesverlenging 38 voor 1 022 1 [ 13 het dusdanig verlengen van het bordes 32, dat vanaf de vlakke bovenzijde van de kade geloste lading kan worden weggenomen en te laden lading kan worden afgezet.

Zoals eerder reeds vermeld, zal voor het hanteren van de te laden 5 en te lossen lading gebruik worden gemaakt van heftrucks. Is de laad- en losplaats evenwel voorzien van automatische aan- en afvoermiddelen 41, zoals een rollenbaan, een transportband en dergelijke, dan kan de lading direct aan dergelijke, een verplaatsing bewerkstelligende transportmiddelen worden overgedragen vanaf het bordes 32 of zijn verlenging 38 dan wel 10 daarop worden geschoven. Mocht zich hierbij een niveauverschil voorzoen tussen het bordes 32 of zijn verlenging 38 en de automatische aan- en afvoermiddelen 41, dan is dit op eenvoudige wijze op te vangen door de hulpconstructie uit te breiden met een stationair op te stellen hefeenheid 42.

Door middel van de telescopisch uitschuifbare mast 30 is het ook 15 mogelijk een relatief hoog gelegen bovenzijde van de kade, bijvoorbeeld als gevolg van een lage waterspiegel 37, te bedienen. Die situatie is weergegeven in Fig. 7. tevens is daarin getoond dat het in dergelijke gevallen de voorkeur kan verdienen een deel van het bordes 32 te plaatsen op een liftbordes 43, dat langs een liftgeleiding 44 in verticale richting langs 20 de mast 30 verplaatsbaar is. Ook is het daarbij mogelijk de mast 30 zodanig uit te voeren dat het bordes 32 omhoog en omlaag kan worden gebracht.

Uiteraard dient dan wel een deel van het bordes 32, dat wil zeggen het in Fig. 7 boven de bovenzijde van de kade uitkragende deel, tot in althans een verticale stand opklapbaar te zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld met een 25 koppeling zoals aangeduid bij de bordesverlenging 38.

Het spreekt voor zich, dat er binnen het kader van de uitvinding, zoals neergelegd in de bijgaande conclusies, nog vele wijzigingen en varianten mogelijk zijn naast de hierboven besproken mogelijke uitvoeringsvormen. Zo wordt er veelal gesproken over vorkheftrucks.

30 Desgewenst kan ook gedacht worden aan andere dan wel op het gebruik 14 aangepaste verrijdbare hefinrichtingen, zoals van zijdelings uitklapbare steunpoten aan de vorkheftrucks in het ruim teneinde steeds een stabiele stand te kunnen innemen bij het op en af het bordes brengen van ladingeenheden. Ook kan het de voorkeur verdienen de verrijdbare 5 hefinrichtingen zodanig uit te voeren dat deze in een bepaalde rijrichting staande in verschillende richtingen ladingen kunnen opnemen en neer zetten. Dit is in het bijzonder voordeelbiedend voor de in het ruim te gebruiken hefinrichtingen waar de manoeuvreerruimte vaak beperkt zal zijn. Verder kunnen er op de bodem van het ruim voorzieningen zijn 10 getroffen om het heen en weer rijden van de vorkheftrucks te bevorderen. Voor het laden en lossen hoeft slechts een beperkt deel van het ruim te worden geopend, namelijk dat deel waar zich de hulpconstructie bevindt.

Om daarbij het laden en lossen aanzienlijk minder afhankelijk te maken van de weersomstandigheden kan boven de hulpconstructie een overkapping 15 worden aangebracht. Gesproken is over een in hoofdzaak horizontale positie van het bordes tijdens het laden en het lossen. Uiteraard is het ook moge lijk het bordes ietwat hellend op te stellen, zodat de zwaartekracht het laden of lossen kan ondersteunen.

Claims (26)

1. Werkwijze voor het laden en lossen van een binnenschip, waarbij te transporteren lading, die in eenheden is verdeeld, zoals in op pallets geplaatste goederen, big bags, rollen papier, houtpakketten en dergelijke, door althans één, een verplaatsing bewerkstelligende transportinrichting, 5 zoals een vorkheftruck, lopende band, rollenbaan, glijgoot of dergelijke, vanaf een kade tot in een ruim van het binnenschip of omgekeerd wordt verplaatst, met het kenmerk, dat een te laden of te lossen eenheid bij een opslagplaats door middel van ten minste één eerste, een verplaatsing bewerkstelligende transportinrichting, die zich op de kade dan wel in het 10 ruim bevindt, geplaatst wordt op een zich tussen het ruim en de kade bevindend bordes met een afzet- en oppakvlak, dat op een niveau boven zowel de bovenzijde van het ruim als het oppervlak van de kade wordt gesitueerd, en de eenheid door ten minste één verdere, een verplaatsing bewerkstelligende transportinrichting, die zich in het ruim dan wel op de 15 kade bevindt, vanaf het bordes naar een gewenste neerzetplaats wordt gebracht.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eenheid op het bordes wordt verplaatst van een afzetpositie naar een oppakpositie.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de eenheid 20 ten opzichte van het bordes van een eerste afzet- en oppakvlak naar een tweede afzet- en oppakvlak wordt verplaatst.

4. Werkwijze volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de eenheid door verplaatsing van het bordes van de afzetpositie naar de oppakpositie wordt gebracht.

5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een afzet- en oppakvlak alvorens een eenheid daarop wordt geplaatst of daarvan wordt afgenomen, uit het vlak van het bordes omhoog of omlaag wordt gebracht. 1022185

6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat na het laden of het lossen van het binnenschip het bordes met bijbehorende onderdelen aan boord van het binnenschip wordt gebracht en mee wordt genomen naar een losplaats of volgende laadplaats.

7. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat na het laden of het lossen van het binnenschip althans een van de op de kade gebruikte, een verplaatsing bewerkstelligende transportinrichtingen aan boord van het binnenschip wordt gebracht en mee wordt genomen naar een volgende laadplaats of losplaats.

8. Inrichting te gebruiken bij het uitvoeren van een werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt door een bordes, dat voorzien is van verbindingsmiddelen waarmee het althans ter zijde van een ruim van een binnenschip opstelbaar is en op een boven de bovenzijde van het ruim gelegen niveau is te brengen.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de verbindingsmiddelen scharnier middelen omvatten alsmede middelen om het bordes in een gebruiksstand te arreteren.

10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat steunmiddelen aanwezig zijn om het bordes op een dek of een bodem van 20 een ruim van een binnenschip af te steunen.

11. Inrichting volgens een der conclusies 8-10, met het kenmerk, dat steunmiddelen aanwezig zijn om het bordes op de kade af te steunen.

12. Inrichting volgens conclusie 10 en/of 11, met het kenmerk, dat de steunmiddelen in steunrichting althans wat hun lengte betreft verstelbaar 25 zijn uit gevoerd.

13. Inrichting volgens conclusie 10, 11 of 12, met het kenmerk, dat de steunmiddelen voorzien zijn van schokdempmiddelen.

14. Inrichting volgens een der conclusies 8-13, met het kenmerk, dat het bordes voorzien is van middelen voor het verplaatsen van een daarop 30 geplaatste ladingeenheid. I1 V'';. '7 :··>

15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de middelen een rollenbaan, een transportband, een karretje, een walking floor of een soortgelijk transportsysteem omvatten.

16. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de middelen 5 een draaiing van het bordes mogelijk maken.

17. Inrichting volgens een der conclusies 8-16, met het kenmerk, dat het bordes met bijbehorende middelen als los, naar behoefte aan boord van een binnenschip te plaatsen en te verwijderen hulpconstructie is uitgevoerd.

18. Inrichting volgens een der conclusies 8-17, met het kenmerk, dat het 10 bordes met een mast is te ondersteunen.

19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de mast telescopisch in- en uitschuifbaar is.

20. Inrichting volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk, dat de mast door een scharnierverbinding met het binnenschip is verbonden.

21. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de scharnierverbinding zich bevindt bij één van beide uiteinden van de mast, terwijl het andere uiteinde van de mast het bordes draagt.

22. Inrichting volgens een der conclusies 18-21, met het kenmerk, dat de mast te koppelen is met een het ruim omgevende wand.

23. Inrichting volgens een der conclusies 18-22, met het kenmerk, dat het bordes scharnierbaar is ten opzichte van de mast en in althans één scharnierstand arreteerbaar is ten opzichte van de mast.

24. Inrichting volgens een der conclusies 8-23, met het kenmerk, dat het bordes ten minste één afzet- en oppakdeel heeft, dat op de wijze van een lift 25 uit en in het vlak van het bordes is te brengen.

25. Inrichting volgens een der conclusies 8-24, met het kenmerk, dat het bordes met behulp van aan te koppelen elementen is te verlengen.

26. Inrichting volgens een der conclusies 8-24, met het kenmerk, dat voorzien is in middelen om het bordes en de directe omgeving daarvan te 30 overkappen. 1 0 2 i * .. „