NL1021335C2 - Inrichting en werkwijze voor het verwerken van een uitvoer van een beeldsensor. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het verwerken van een uitvoer van een beeldsensor. Download PDF

Info

Publication number
NL1021335C2
NL1021335C2 NL1021335A NL1021335A NL1021335C2 NL 1021335 C2 NL1021335 C2 NL 1021335C2 NL 1021335 A NL1021335 A NL 1021335A NL 1021335 A NL1021335 A NL 1021335A NL 1021335 C2 NL1021335 C2 NL 1021335C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
component
value
absolute value
difference
pixel
Prior art date
Application number
NL1021335A
Other languages
English (en)
Other versions
NL1021335A1 (nl
Inventor
Soon-Jae Cho
Original Assignee
Samsung Electronics Co Ltd
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Samsung Electronics Co Ltd filed Critical Samsung Electronics Co Ltd
Publication of NL1021335A1 publication Critical patent/NL1021335A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1021335C2 publication Critical patent/NL1021335C2/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N23/00Cameras or camera modules comprising electronic image sensors; Control thereof
    • H04N23/10Cameras or camera modules comprising electronic image sensors; Control thereof for generating image signals from different wavelengths
    • H04N23/12Cameras or camera modules comprising electronic image sensors; Control thereof for generating image signals from different wavelengths with one sensor only
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N23/00Cameras or camera modules comprising electronic image sensors; Control thereof
    • H04N23/80Camera processing pipelines; Components thereof
    • H04N23/84Camera processing pipelines; Components thereof for processing colour signals
    • H04N23/843Demosaicing, e.g. interpolating colour pixel values
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N25/00Circuitry of solid-state image sensors [SSIS]; Control thereof
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N2209/00Details of colour television systems
    • H04N2209/04Picture signal generators
    • H04N2209/041Picture signal generators using solid-state devices
    • H04N2209/042Picture signal generators using solid-state devices having a single pick-up sensor
    • H04N2209/045Picture signal generators using solid-state devices having a single pick-up sensor using mosaic colour filter
    • H04N2209/046Colour interpolation to calculate the missing colour values

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Multimedia (AREA)
  • Signal Processing (AREA)
  • Color Television Image Signal Generators (AREA)
  • Image Processing (AREA)

Description

Korte aanduiding: Inrichting en werkwijze voor het verwerken van een uitvoer van een beeldsensor.
i
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een elektronische camera en meer in het bijzonder op een werkwijze voor het verwerken van een digitale data-uitvoer uit een beeldsensor van een' elektronische kleurencamera met een enkele sensor gebruik makend 5 van een aantal richtingscoëfficiënten.
Een beeldsensor voor het.omzetten van een invoerscène in een elektronisch signaal meet de intensiteit van licht die verandert voor elk gedeelte op de sensor, dat wil zeggen op het gebruikelijke patroon met beeldpunten. Een kleurenfiltermatrix (CFA) wordt op de 10 sensor geplaatst, en elk beeldpunt van de sensor meet de intensiteiten van kleurensignalen die door de CIA passeren.
Bij het omzetten van een kleurensignaal in een elektronisch signaal, verdient het de voorkeur dat de beelddata die in drie kleuren- » vlakken wordt gemeten, die elk rodd, groen respectievelijk blauw me-15 ten, allemaal op hetzelfde moment wordt verkregen. De reden hiervoor is dat beelddata die in de drie kleurenvlakken is gemeten naar behoren dient te worden gemengd voor het verkrijgen van een kleurenbeeld met een hoge kwaliteit.
Wanneer er alleen één vlak dat in staat is om de drie kleuren te 20 meten, wordt gebruikt in plaats van de drie kleurenvlakken, wordt het vlak aangeduid als een enkele sensor. In het algemeen heeft een CFA voor een enkele sensor de structuur van een normaal patroon van een kleurenfilter, zodat elk beeldpunt één kleur meet. Een ladingsgekop-peld apparaat (CCD) of een CMOS-beeldsensor met een enkele sensor is 25 een apparaat voor het meten van een scène die aan een camera wordt toegevoerd, en het uitvoeren van digitale data omvattende informatie over de intensiteit van een kleur die door elk beeldpunt is gemeten. Een videodata-eenheid die geleverd wordt door de CCD- of CMOS-beeldsensor met een enkele sensor, omvat informatie met betrekking tot uit-30 sluitend één kleurensignaal uit rood (R), groen (G) en blauw (B). Derhalve dient een data-eenheid van de beeldsensor met enkele sensor informatie met betrekking tot de resterende twee kleuren te genereren door gebruik te maken van een interpolatiewerkwijze.
Een datastructuur waarin een kleureninformatiedata-eenheid geen 35 informatie omvat met betrekking tot alle drie kleuren voor het weerge- 1021335 - 2 - ♦ ven van één beeldpunt, maar informatie heeft over één kleur uit de drie kleuren, wordt aangeduid als een Bayer-matrixstructuur.
Fig. 1 toont een diagram van een Bayer-matrix. In de Bayer-ma-trix volgens fig. 1 kan een variëteit aan interpolatiewerkwijzen wor-5 den gebruikt voor het verkrijgen van de R, G en B kleuren van elk beeldpunt, en de resultaten van de interpolatie zijn in grote mate afhankelijk van welke interpolatiewerkwijze is geselecteerd.
Als eerste zal nu een interpolatiewerkwijze die gebruikmaakt van een eerste-orde filterwerkwijze worden toegelicht.
10 Wanneer een lineair interpolatiewerkwijze wordt gebruikt wordt de G component van het beeldpunt (1,1) met informatie met betrekking tot de B component in de volgende vergelijking uitgedrukt:
Gqi + Gio + G12 + G2i
Gll = —----
Bij de lineaire interpolatiewerkwijze gaat de beeldkwaliteit van 15 een complex gedeelte van het beeld, bijvoorbeeld een gebied met een spatiële rand, achteruit. Een voorbeeld van een spatiële rand is een munt op een blad wit papier. In dit geval is er een spatiële rand zonder continuïteit van het signaal langs de grens tussen het papier en de munt.
20 Om dit probleem op te lossen wordt een werkwijze voorgesteld waarin een randcomponent wordt opgetild in een horizontale richtings-coëfficiënt en een verticale richtingscomponent en wordt dan interpolatie toegepast op de richting met een kleinere graad van helling van de rand. Wanneer bijvoorbeeld de G component van het beeldpunt (1,1)
Gi o + Gi j 25 uit fxg. 1 dient te worden verkregen dan is -, wanneer de graad van de helling aan de rand in horizontale richting kleiner is dan de graad van de helling aan de rand in verticale richting, en (3ι π i %
Gii = -—, wanneer de graad van de helling langs de rand m 2 verticale richting kleiner is dan de graad van de helling langs de 30 rand in de horizontale richting.
In deze werkwijze echter gaat de beeldkwaliteit van een gedeelte met een diagonale randcomponent achteruit.
Om de problemen die kleven aan de bovenbeschreven twee werkwijzen op te lossen werd een werkwijze voorgesteld gebruikmakend 35 van tweede-orde Laplace-filtering.
Bij de werkwijze met Laplace-filtering wordt, aannemende dat het verschil tussen kleurensignalen in een lokaal gebied van een 1021335 - 3 - beeld constant is (Gi-Ri = constl, Gi-B,. = constl, en Bt-R* = const3, waar i de plaats van het beeldpunt aangeeft), en nieuwe interpola-tiewerkwijze gebruikt. Wanneer bijvoorbeeld de randcomponent langs de horizontale richting kleiner is, is de G component van het beeldpunt 5 (2,2) volgens fig. 1 gelijk aan G22 = P21 * + .
Voor een normaal beeld verschaft de werkwijze de voordelen van eenvoud in structuur van de hardware en hoge prestaties. Bij diagonale randen waar in sommige gevallen de aanname niet waar is, bijvoorbeeld bij een synthetisch beeld, kan de werkwijze het slechter 10 worden van de beeldkwaliteit zoals bij andere bestaande werkwijzen niet oplossen.
Teneinde de bovenstaande problemen op te lossen is een eerste doel van de onderhavige uitvinding om een inrichting te verschaffen voor het bewerken van uitvoerdata uit een beeldsensor, waarbij de di-15 gitale uitvoerdata van een beeldsensor van een elektronische camera wordt verwerkt gebruikmakend van meerdere richtingscoëfficiënten.
Een tweede doel van de onderhavige uitvinding is om een werkwijze te verschaffen voor het verwerken van uitvoerdata uit een beeldsensor, waarbij de digitale data-uitvoer uit een beeldsensor van een 20 elektronische camera wordt verwerkt door gebruik te maken van een aantal richtingscoëfficiënten.
Overeenstemmend met een eerste aspect van. de onderhavige uitvinding wordt een inrichting verschaft voor het verwerken van de uitvoerdata van een beeldsensor omvattende: een lijngeheugenmodule 25 voor het ontvangen en opslaan van de uitvoerdata van een enkele beeldsensor, omvattende informatie met betrekking tot kleurensigna-len die op elk beeldpunt zijn gemeten; een vertragingsmodule voor het ontvangen van de uitvoerdata van de beeldsensor en de uitvoerdata van de lijngeheugenmodule, die de ontvangen uitvoerdata gebruik 30 makend van een kloksignaal met een tevoren bepaalde tijd vertraagt en de ontvangen uitvoerdata uitvoert; een richtingscoëfficiëntwaar-deselector voor het ontvangen van de uitvoerdata van de vertragingsmodule, het selecteren van een aantal richtingscoëfficiëntwaarden voor het bepalen van de randcomponenten van de rood (R), groen (G)
35 en blauw (B) componenten van een beeldpunt dat moet worden verkregen, en het uitvoeren van de geselecteerde waarden; en een adaptieve inter-polator voor het ontvangen van de uitvoerdata van de vertragingsmodule, en het verkrijgen van de R en B componenten van een beeldpunt met de G component, de G en de B componenten van een beeldpunt met de R
1021335 - 4 - component en de G en de R componenten van een beeldpunt met de B component, door het verrichten van een interpolatie gebruik makend van de ontvangen uitvperdata van de vertragingsmodule in reactie op de uit-voerdata van de richtingscoëfficiëntwaardeselector.
» 5 Bij voorkeur omvat de lijngeheugenmodule een eerste lijngeheu gen voor het opslaan van de uitvoerdata van de beeldsensor; een tweede lijngeheugen voor het opslaan van de uitvoerdata van het eerste lijngeheugen; een derde lijngeheugen voor het opslaan van de uitvoerdata van het tweede lijngeheugen; en een vierde lijngeheugen voor het op-10 slaan van de uitvoerdata van het derde lijngeheugen.
Bij voorkeur omvat de vertragingsmodule meerdere vertragings-blokken, die elk meerdere serieel verbonden schuifrégisters omvatten en de uitvoerdata van de beeldsensor vertragen.
Bij voorkeur is het aantal serieel verbonden schuifregisters 15 vier voor elk vertragingsblok.
Bij voorkeur omvat de richtingscoëfficiëntwaardeselector: een berekeneenheid die opgebouwd is uit een aantal kleurencomponentbere-keneenheden, elk voor het bepalen of de randcomponent in de horizontale richting en/of de verticale richting' en/of de diagonale richting in 20 elk van de R, G en B componenten van een willekeurig beeldpunt, voor welke kleurencomponenten dienen te worden verkregen, bestaat, en het i berekenen van de graad van de bestaande randcomponent; en een vergelijkingsbepaler voor het bepalen van het aantal richtingscoëffi-ciëntwaarden door het vergelijken van de uitvoerdata van de bereken-25 eenheid met een tevoren bepaald aantal drempels.
Bij voorkeur omvatten, afhankelijk van welke kleurencomponent een beeldpunt voor welke een kleurencomponenten dient te worden verkregen, heeft, de meerdere kleurencomponentberekeneenheden: een eerste kleurencomponentberekeneenheid voor het verkrijgen van de randcompo-30 nent van de G component wanneer het beeldpunt de R component of de B component heeft, en het verrichten van geen bewerking wanneer het beeldpunt de G component heeft; een tweede kleurencomponentberekeneen-heid voor het verkrijgen van de horizontale randcomponent van de R component wanneer het beeldpunt de R component heeft, het verkrijgen 35 van de horizontale randcomponent van de G component wanneer het beeldpunt de G component heeft, en het verkrijgen van de horizontale rand-component van de B component wanneer het beeldpunt de B component heeft; en een derde kleurencomponentberekeneenheid voor het verkrijgen van de verticale randcomponent van de R component wanneer het 40 beeldpunt de R component heeft, het verkrijgen van de verticale 1021335__ - 5 - randcomponent van de G component wanneer het beeldpunt de G component heeft, en de verticale randcomponent van de B component wanneer het beeldpunt de B,component heeft.
Bij voorkeur berekent de eerste kleurencomponentberekeneenheid i 5 het verschil tussen de absolute waarde van de G component die in de horizontale richting toeneemt of afneemt vanaf een willekeurig beeldpunt waarvoor kleurencomponenten dienen te worden verkregen (de absolute waarde van de horizontale hellingscomponent van de G component) en de absolute waarde van de G component die toeneemt of af-10 neemt in de verticale richting vanaf het beeldpunt (de absolute waarde van de verticale hellingscomponent van de G component).
Bij voorkeur omvat, aahnemende dat de G component van een willekeurig beeldpunt (i,j) (waarbij i en j gehele getallen zijn) Gij is, de eerste kleurencomponentberekeneenheid: een eerste functieblok voor 15 het verkrijgen van de absolute waarde van het verschil (de horizontale component) tussen Gi(i+i>j 'en Gd-i^; een tweede functieblok voor het verkrijgen van de absolute waarde van het verschil (de verticale component) tussen G(j+i) en Gi^-x,; en een eerste verschileenheid voor het verkrijgen van het verschil tussen het uitvoersignaal van het eerste 20 functieblok en het uitvoersignaal van het tweede functieblok.
Bij voorkeur berekent de tweede kleurencomponentberekeneenheid het verschil tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de R component wanneer het willekeurige beeldpunt de R component heeft, het ver-25 schil berekent tussen de absolute waarde van de linker hellingscompo-nent en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de G component wanneer het willekeurige beeldpunt de G component heeft, of het verschil berekent tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent 30 van de B component wanneer het willekeurige beeldpunt de B component heeft, en waarbij de derde kleurencomponentberekeneenheid het verschil berekent tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de helling van de R component en de absolute waarde van het omlaagge-richte gedeelte van de helling van de R component wanneer het wille-35 keurige beeldpunt de R component heeft, het verschil berekent tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de helling van de G component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de helling van de G component wanneer het willekeurige beeldpunt de G component heeft, of het verschil berekent tussen de absolute 40 waarde van het omhooggerichte gedeelte van de helling van de B compo- 1021335 - 6 - nent en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hel- , ling van de B component wanneer het willekeurige beeldpunt de B component heeft.
Bij voorkeur omvat, aannemende dat de R component de G component 5 en de B component van een willekeurig beeldpunt (i,j) (waarbij i en j gehele getallen zijn) Ry, G*j respectievelijk Bij zijn, de tweede kleu-rencomponentberekeneenheid: een derde functieblok voor het verkrijgen van de absolute waarde van het verschil tussen Rij en Ri<*«>» het verkrijgen van de absolute waarde van het verschil tussen G*j en G*o«j, of 10 het verkrijgen van de absolute waarde van het verschil tussen B*j en Bio+2,; een vierde functieblok voor het verkrijgen van de absolute waarde van het verschil tussen Bio^ en Rij, het verkrijgen van de absolute waarde van het verschil tussen Giö-aj en G^, of het verkrijgen van de absolute waarde van het verschil tussen B*o-2) en Bia? en een 15 tweede verschileenheid voor het verkrijgen van het verschil tussen het uitvoersignaal van het derde functieblok en het'uitvoersignaal van het vierde functieblok, en waarbij de derde kleurencomponentberekeneenheid omvat: een vijfde functieblok voor het verkrijgen van de absolute waarde van het verschil tussen R±j en R(i-«)j, het verkrijgen van de ab-20 solute waarde van het verschil tussen en of het verkrijgen van de absolute waarde van het verschil tussen B*$ en Βμ^»; een zesde functieblok voor het verkrijgen van de absolute waarde van het verschil tussen R(i-2)j en RiS, het verkrijgen van de absolute waarde van het verschil tussen G(i^)3 en G13, of het verkrijgen van de absolute 25 waarde van het verschil tussen BMj en B^; en een derde verschileenheid voor het verkrijgen van het verschil tussen het uitvoersignaal van het vierde functieblok en het uitvoersignaal van het zesde functieblok.
Bij voorkeur selecteert de vergelijkingsbepaler een willekeurige 30 richtingscoëfficiënt als een eerste toestandswaarde wanneer de uitvoer van de kleurencomponentberekeneenheid groter is dan de negatieve waarde van een drempel en kleiner is dan de positieve waarde van de drempel, de willekeurige richtingscoëfficiënt als een tweede toestandswaarde selecteert wanneer de uitvoer kleiner is dan de negatieve 35 waarde van de drempel en de willekeurige richtingscoëfficiënt als een derde toestandswaarde selecteert wanneer de uitvoer groter is dan de positieve waarde van de drempel.
Bij voorkeur zijn de eerste tot de derde drempels gehele getallen zijn die groter dan 4 en kleiner zijn dan 20.
1021335 - 7 - ♦
Bij voorkeur is de eerste toestandswaarde gelijk is aan een 1/2, de tweede toestandswaarde gelijk aan 1, en de derde toestandswaarde gelijk is aan 0.
Bij voorkeur omvat de adaptieve interpolator: een G component 5 interpolator voor het uitvoeren van de G component door het verrichten van een interpolatie uitgaande van de uitvoersignalen van de vertra^ gingsmodule en de richtingscoëfficiëntwaardeselector; een R component interpolator voor het uitvoeren van de R component door het verrichten van een interpolatie uitgaande van de uitvoersignalen van de vertra-10 gingsmodule en de richtingscoëfficiëntwaardeselector; en een B component interpolator voor het uitvoeren van de B component door het verrichten van een interpolatie uitgaande van de uitvoersignalen van de vertragingsmodule en de richtingscoëfficiëntwaardeselector.
Bij voorkeur omvat de G component interpolator: een laagdoor-15 laatfiltercomponentcalculator voor het ontvangen van meerdere G componenten uit het uitvoersignaal van de vertragingsmodule, het verrichten van de berekening, het selecteren van het resultaat van de berekening overeenkomstig met het uitvoersignaal van de richtingscoëfficiëntwaar-de, en het uitvoeren van het geselecteerde resultaat; een hoogdoor-20 laatfiltercomponentcalculator voor het ontvangen van meerdere R componenten of B componenten uit het uitvoersignaal van de vertragingsmodule, het verrichten van de berekening, het selecteren van het resultaat van de berekening overeenkomstig met het uitvoersignaal van de rich-tingscoëfficiëntwaarde, en het uitvoeren van de geselecteerde resulta-25 ten; en een opteleenheid voor het verrichten van een OR-bewerking op het uitvoersignaal van de laagdoorlaatfiltercomponentcalculator en het uitvoersignaal van de hoogdoorlaatfiltercomponentcalculator.
Bij voorkeur omvat de laagdoorlaatfiltercomponentcalculator: een eerste logische blokeenheid omvattende meerdere logische blokken voor 30 het verrichten van OR-bewerkingen op G{1-i)3 en Gh«d), Gio+i) en G(i+i)j,
Gi(j+n en G(i-nj, Giü-i) en Gji+dj, Gi(3-u en G(i-u3, en Giq.d en Gi(j+u, respectievelijk, van beeldpunt (i,j) dat dient te worden verkregen, en het delen van elk OR-resultaat door 2; een tweede logische blokeenheid omvattende meerdere logische blokken, elk voor het selectief verrichten 35 van een OR-bewerking op twee van de uitvoersignalen van de eerste logische blokeenheden en het delen van het OR-resultaat door 2; en een eerste selector voor het selecteren van één uit G(i-D3, Gio-i), Gi<j+« en G(1+1)3, de uitvoersignalen van de eerste logische blokeenheden, en de uitvoersignalen van de tweede logische blokeenheden, overeenkomstig 1021335 - 8 - met het uitvoersignaal van de richtingscoëfficiëntwaardeselector en het uitvoeren vhn het geselecteerde.
Bij. voorkeur · omvat de hoogdoorlaatfiltercomponentcalculator: een derde logische blokeenheid omvattende meerdere logische blokken voor i 5 het door 2 delen van het verschil tussen R±j en Rji+ajj of het verschil tussen Bij en Bu^, het door cijfer 2 delen van het verschil tussen Rij en R(i-uj of het verschil tussen Bij en B(i-*}j» het door 2 delen van het verschil tussen Rij en Rn*»» of het verschil tussen Bij en Βκ*«), en het door 2 delen van het verschil tussen Rij en Ri(j-2> of - het verschil tus-10 sen Bij en Βία-*); een vierde logische blokeenheid omvattende een aantal logische blokken voor het selectief verrichten van OR-bewerkingen op de uitvoersignalen van de derde logische blokeenheid en het door 2 delen van de OR-resultaten? een vijfde logische blokeenheid omvattende meerdere logische blokken voor het selectief verrichten van OR-bewer-15 kingen op de uitvoersignalen van de vierde logische blokeenheid en het door 2 delen van de OR-resultaten; en een tweede selector voor het selecteren van één uit de uitvoersignalen van de derde tot de vijfde logische blokeenheden, overeenkomstig met het uitvoersignaal van de # richtingscoëfficiëntwaardeselectori 20 Bij voorkeur selecteert de R component interpolator, wanneer de R component dient te worden verkregen van een beeldpunt (i, j) waarvan de G component bekend is, in respons op de tweede richtingscoëfficiënt ** sij “ GiÖ+2) één uit: Ri(j+1) + 2 -'
Ri(j-1) + Ri{j+1) . 2¾ j * Gi(j-2) ~ Gi(j+2) . . Gi j ~ Gi(j-2) „ ----+---- en Kxö-i) +---» en 25 het geselecteerde uitvoert, en wanneer de R component dient te worden verkregen voor een beeldpunt (i,j) waarvan de B component bekend is, het rekenkundig gemiddelde verkrijgt R(i-1) Ü-l) + R(i-1) (Ö+l) + R(i+1) <3—1) + R(i+D (j+l>. . ^ ^ (—-—— -'-— -———— -i---) van vier beeldpun- 4 ten in de diagonale richting van beeldpunt (i,j) en het resultaat uit-30 voert; en de B component interpolator, wanneer de B component voor een beeldpunt (i, j) dient te worden verkregen waarvan de G component bekend is, in respons op de derde richtingscoëfficiënt één selecteert „ . Gij “ Gi(j+2) Biö-1) + Bi{j+D . 2Gij “ GiÖ~2) “ Gi(j+2) uit Bi(j+1) +---, ---+--- en
Gij “ Gi(j-2)
Bi(j-1) + —-———-1 en het geselecteerde uitvoert, en wanneer de B
1Ö21335 » - 9 - component dient te worden verkregen voor een beeldpunt (i.j), waarvan de R component bekend is, het rekenkundig gemiddelde B{i-1) (3-1) + B(i-l) ( ö+l) + B(i+1) (j_l) + B(i+i) (j+1) . ^ ^ (--------—-) van vier beeldpunten 4 in de diagonale richting vanaf beeldpunt (i,j) verkrijgt en het resul-5 taat uitvoert.
In overeenstemming met een ander aspect van de onderhavige uitvinding wordt een werkwijze verschaft voor het verwerken van de uit-voerdata van een beeldsensor voor het omzetten van een invoerscöne in een elektronisch signaal, waarbij de werkwijze de stappen omvat van: 10 het opslaan van de uitvoerdata van de beeldsensor; het selecteren van ten minste drie richtingscoëfficiëntwaarden voor het bepalen van de intensiteit van kleurencomponenten van een beeldpunt, te verkrijgen door gebruik te maken van de opgeslagen uitvoerdata van de beeldsensor en de huidige uitvoerdata van de beeldsensor; en het verrichten van 15 een interpolatie voor het -verkrijgen van de R enB componenten van een beeldpunt met de G component, de G en B componenten van een beeldpunt met de R component, en de G en R componenten van een beeldpunt met de B component door de meerdere xichtingscoëfficiënten die in de bovenstaande stap zijn geselecteerd en de uitvoerdata van de beeldsensor te 20 gebruiken, waarbij de richtingscoëfficiënten een eerste richtingscoëf-ficiënt omvatten voor het aangeven welke component de rand van het beeldpunt heeft uit de horizontale component, de verticale component en de diagonale component, een tweede richtingscoëfficiënt voor het aangeven van de graad van de horizontale randconponent die een tevoren 25 bepaalde breedte heeft van de horizontale lijn, en het omhooggerichte gedeelte van de component, het omlaaggerichte gedeelte van de component en zowel het omhooggerichte gedeelte als het omlaaggerichte gedeelte van de componenten van de horizontale lijn omvat, en een derde richtingscoëfficiënt voor het aangeven van de graad van de verticale 30 randconponent die een tevoren bepaalde breedte heeft van de verticale lijn, en het naar links gerichte gedeelte van de component, het naar rechts gerichte gedeelte van de component, en zowel de naar links als de naar rechts gerichte gedeelten van de componenten van de verticale lijn omvat.
35 Bij voorkeur wordt, in de stap van het opslaan van de uitvoerda ta van de beeldsensor, de uitvoerdata van de beeldsensor verdeeld tot meerdere tevoren bepaalde eenheden, lijngeheugens, elk voor het opslaan van één eenheid, het opslaan van ten minste vier eenheden van de f021335 - 10 - verdeelde data, en waarbij de tevoren bepaalde eenheid één lijn is in de Bayer-reeksst:ructuur.
Bij voorbeur omvat de stap van het selecteren van de drie rich-tingscoëfficiëntwaarden de stappen van: het bepalen of een willekeurig i 5 beeldpunt voor welke kleurencomponenten dienen te worden verkregen de G component al heeft; het één voor één selecteren van de tweede rich-tingscoëfficiëntwaarde en de derde richtingscoëfficiëntwaarde, wanneer het willekeurige beeldpunt de G component al heeft, wanneer de kleu-rencomponent van het willekeurige beeldpunt de G component niet is, 10 het bepalen of de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van de G component die toeneemt of afneemt in de horizontale richting van het willekeurige beeldpunt (hierna aangeduid als "de ab-. solute waarde van de horizontale hellingscomponent van de G component"), en de absolute waarde van de G component die toeneemt of af-15 neemt in de verticale richting van het willekeurige beeldpunt (hierna aangeduid als "de absolute waarde van de verticale hellingscomponent van de G component") minder is dan een eerste drempelwaarde; wanneer de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van de horizontale hellingscomponent van de G component en de absolute waarde 20 van de verticale hellingscomponent van de G component minder is dan de drempelwaarde, het instellen van de waarde van de eerste richtingscoëfficiënt of een eerste toestandswaarde, en het selecteren van de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt; het bepalen of het verschil tussen de absolute waarde van de horizontale hellingscomponent van de 25 G component en de absolute waarde van de verticale hellingscomponent van de G component minder is dan de negatieve waarde van de eerste drempel; wanneer het verschil tussen de absolute waarde van de horizontale hellingscomponent van de G component en de absolute waarde van de verticale hellingscomponent van de G component minder is dan de ne-30 gatieve waarde van de eerste drempel, het instellen van de waarde van de eerste richtingscoëfficiënt op een tweede toestandswaarde, en het selecteren van de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt; wanneer het verschil tussen de absolute waarde van de horizontale hellingscomponent van de G component en de absolute waarde van de verticale hel-35 lingscomponent van de G component groter is dan de positieve waarde van de eerste drenpel, het instellen van de waarde van de eerste richtingscoëfficiënt op een drempel toestandswaarde; en wanneer de waarde van de eerste richtingscoëfficiënt is ingesteld op de eerste toestandswaarde of de derde toestandswaarde, het continu selecteren van 40 de waarde van de derde richtingscoëfficiënt.
'1021335 - 11 -
Bij voorkeur is het verschil tussen de absolute waarde van de horizontale hellingscoinponent van de G component en de absolute waarde van de verticale hellingscoinponent van de G component gelijk aan |ε^+ΐ) - Gi(j-i)| - |S(i-i]j - G(i+i]r}|, waarbij de G component van het 5 beeldpunt (if j) die moet worden verkregen als de G^j is, en i en j gehele getallen zijn.
Bij voorkeur omvat de stap van het één voor één selecteren van de tweede richtingscoëfficiëntwaarde en de derde richtingscoëfficiënt-waarde, wanneer het beeldpunt dat moet worden verkregen al de G compo-10 nent heeft, de stappen van: het bepalen of de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van de G component van beeldpunten die zich aan de linkerzijde van het willekeurige beeldpunt bevinden, welke in de horizontale richting toenemen of afnemen (hierna aangeduid als "de absolute waarde van de linker hellingscoinponent van de G com-15 ponent"), en de absolute waarde van dé G component van beeldpunten aan de rechterzijde van het willekeurige beeldpunt, welke in de horizontale richting toenemen of afnemen (hierna aangeduid als "de absolute waarde van de rechter hellingscoinponent,van de G component") minder is dan een tweede drempelwaarde; wanneer de absolute waarde van het ver-20 schil tussen de absolute waarde van de linker hellingscoinponent van de G component en de absolute waarde van de rechter hellingscoinponent van de G component minder is dan de tweede drempelwaarde, het instellen van de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt op de eerste toe-standswaarde; het bepalen of het verschil tussen de absolute waarde 25 van de linker hellingscoinponent van de G component en de absolute waarde van de rechter hellingsconponent van de G component minder is dan de negatieve waarde van de tweede drempel; wanneer het verschil tussen de absolute waarde van de linker hellingsconponent van de G component en de absolute waarde van de rechter hellingsconponent van 30 de G component minder is dan de negatieve waarde van de tweede drempel, het instellen van de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt op de tweede toestandswaarde; wanneer het verschil tussen de absolute waarde van de linker hellingsconponent van de G component en de absolute waarde van de rechter hellingsconponent van de G component groter 35 is dan de tweede drempelwaarde, het instellen van de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt op de derde toestandswaarde; het bepalen, gebaseerd op de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt die in dè bovenstaande stap is bepaald, of de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van de G component van beeldpunten boven het *52133 5 ( - 12 - willekeurige beeldpunt welke toeneemt of afneemt in de verticale richting (hierna aangeduid als "de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de G component") en de absolute waarde van de G component van beeldpunten onder het willekeurige 5 beeldpunt welke toeneemt of afneemt in de verticale richting (hierna aangeduid als "de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingsconponent van de G component") minder is dan een derde drenpelwaarde; wanneer de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscompo-10 nent van de G component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingsconponent van de G component minder is dan de derde drenpelwaarde, het instellen van de waarde van de derde rich-tingscoëfficiënt op de eerste toestandswaarde; het bepalen of het verschil tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de 15 hellingsconponent van de G component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingsconponent van de G component minder is dan de negatieve waarde van de derde drempel; wanneer het verschil tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingsconponent van de G component en de absolute waarde van het om-20 laaggerichte gedeelte van de hellingsconponent van de G component minder is dan de negatieve waarde van derde drempel, het instellen van de waarde van de derde richtingscoëfficiënt op de tweede toestandswaarde; en wanneer het verschil tussen de absolute waarde van het omhoogge-richte gedeelte van de hellingsconponent van de G component en de ab-25 solute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingsconponent van de G component groter is dan de derde drenpelwaarde, het instellen van de waarde van de derde richtingscoëfficiënt op de derde toestandswaarde .
Bij voorkeur is, wanneer de G component van beeldpunt (i,j) die 30 moet worden verkregen Gy is, en i en j gehele getallen zijn, het verschil tussen de absolute waarde van de linker hellingsconponent van de G component en de absolute waarde van de rechter hellingsconponent van de G component gelijk aan j — Gj^j_2)| - [g^j - Gj^j+2)| en het verschil tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hel-35 lingsconponent van de G component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingsconponent van de G component gelijk is aan (G^j - G(i_2)j| - |Gij - G(i+2)jJ.
Bij voorkeur omvat de stap van het instellen van de derde richtingscoëfficiëntwaarde op de tweede toestandswaarde en het se- 102 1335
♦ I
- 13 - lecteren van de tweede richtingscoëfficiëntwaarde de stappen van: het bepalen of de kleurencomponent die het willekeurige beeldpunt heeft de R component is; wanneer het willekeurige beeldpunt de R component heeft, het bepalen of de absolute waarde van het verschil 5 tussen de absolute waarde van de R component van beeldpunten aan de linkerzijde van het willekeurige beeldpunt, die in de horizontale richting toeneemt of afneemt (hierna aangeduid als "de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de R component") en de absolute waarde van de R component van beeldpunten van de rechter-10 zijde van het willekeurige beeldpunt die in de horizontale richting toeneemt of afneemt (hierna aangeduid als "de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de R component") kleiner is dan de tweede drempelwaarde; wanneer de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de R 15 component en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de R component kleiner is-dan de tweede drempelwaarde, het instellen van de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt op de eerste toe-standswaarde; het bepalen of het verschil tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de R component en de absolute 20 waarde van de rechter hellingscomponent van de R component minder is dan de negatieve waarde van de tweede drempel; wanneer het verschil tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de R component en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de R component kleiner is dan de negatieve waarde van de tweede 25 drempel, het instellen van de waarde van de tweede richtingscoëffi-ciënt op de tweede toestandswaarde; wanneer het verschil tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de R component en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de R component groter is dan de tweede drempelwaarde, het instellen van de 30 waarde van de tweede richtingscoëfficiënt op de derde toestandswaarde; wanneer het willekeurige beeldpunt geen R component heeft, het bepalen of de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van de B component van beeldpunten aan de linkerzijde van het willekeurige beeldpunt dat toeneemt of afneemt in de horizontale 35 richting (hierna aangeduid als "de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de B component"), en de absolute waarde van de B component van de beeldpunten aan de rechterzijde van het willekeurige beeldpunt die toeneemt of afneemt in de horizontale richting (hierna aangeduid als "de absolute waarde van de rechter hellings- IÖ21335 - 14 -
component van de B component") kleiner is dan de tweede drempelwaarde; I
wanneer de absolute waarde van het verschil tussen de absolute » waarde van de linker hellingscomponent van de B component en de ab-5 solute waarde van de rechter hellingscomponent van de B component kleiner is dan de tweede drempelwaarde, het instellen van de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt op de eerste toestandswaarde; het bepalen of het verschil tussen de absolute waarde van de , linker hellingscomponent van de B component en de absolute waarde 10 van de rechter hellingscomponent van de B component kleiner is dan de negatieve waarde van de tweede drempelwaarde; wanneer het verschil tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de B conponent en de absolute waarde van de rechter hellingsconponent van de B conponent minder is dan de negatieve waarde van de tweede drem-15 pelwaarde, het instellen van de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt op de tweede toestandswaarde; en wanneer het verschil tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de B conponent en de absolute waarde van de rechter hellings conponent van de B conponent groter is dan de tweede drempelwaarde, het instellen van de waarde van 20 de tweede richtingscoëfficiënt op de derde toestandswaarde.
Bij voorkeur is, wanneer de R conponent van het beeldpunt (i, j) die moet worden verkregen is en i en j gehele getallen zijn, het verschil tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de R conponent en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent 25 van de R conponent gelijk aan |Rij - Ri(j_2)| ~ j^ij - Ri(j+2)| · en wanneer de B conponent van het beeldpunt (i,j) dat moet worden verkregen Btj is en i en j gehele getallen zijn,het verschil (ΔΒη) van de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de B conponent en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de B component gelijk 30 is aan |β^ j - Bi(j_2)| - |Bij - Bi(j+2)| *
Bij voorkeur omvat de stap van het continu selecteren van de waarde van de derde richtingscoëfficiënt, wanneer de waarde van de eerste richtingscoëfficiënt op de eerste toestandswaarde of de derde toestandswaarde is ingesteld, de stappen van: het bepalen of de 35 kleurencomponent van het willekeurige beeldpunt de R conponent is; wanneer de kleurencomponent van het beeldpunt de R component is, het bepalen of de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van de R component van beeldpunten boven het willekeurige beeldpunt die toeneemt of afneemt in de verticale richting (hierna 1021335 - 15 - aangeduid als "de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de R component") en de absolute waarde van de R component van (beeldpunten onder het willekeurige beeldpunt die in de verticale richting toeneemt of afneemt (hierna aangeduid als "de abso-5 lute waarde van het omiaaggerichte gedeelte van de hellingscoirponent van de R component") kleiner is dan de derde drempelwaarde; wanneer de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de R component eh de absolute waarde van het omiaaggerichte gedeelte van de hellingscom-10 ponent van de R component minder is dan de derde drempelwaarde, het instellen van de waarde van de derde richtingscoëfficiënt op de eerste toestandswaarde; het bepalen óf het verschil tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de R component en de absolute waarde van het omiaaggerichte gedeelte van de 15 hellingscomponent van de R component kleiner is dan de negatieve waarde van de derde drempelwaarde; wanneer het verschil tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de R component en de absolute waarde van het omiaaggerichte gedeelte van ( de hellingscomponent van de R component kleiner is dan de negatieve 20 waarde van de derde drempelwaarde, het instellen van de waarde van de derde richtingscoëfficiënt op de tweede toestandswaarde; wanneer het verschil tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscoirponent van de R component en de absolute waarde van het omiaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de R component 25 groter is dan de derde drempelwaarde, het instellen van de waarde van de derde richtingscoëfficiënt op de derde toestandswaarde? wanneer de kleurencomponent van het willekeurige beeldpunt niet de R component is, het bepalen of de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van de B component van beeldpunten boven het willekeurige 30 beeldpunt die toeneemt of afneemt in de verticale richting (hier aangeduid als "de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de B component") en de absolute waarde van de B component van beeldpunten onder het willekeurige beeldpunt die in de verticale richting toeneemt of afneemt (hierna aangeduid als "de abso-35 lute waarde van het omiaaggerichte gedeelte van de hellingsconponent van de B component") minder is dan de derde drempelwaarde; wanneer de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de B component en de absolute waarde van het omiaaggerichte gedeelte van de hellingscom-40 ponent van de B component minder is dan de derde drempelwaarde, het 1021335 - 16 - instellen van de waarde van de derde richtingscoëfficiënt op de eerste toestandswaarde; het bepalen of het verschil tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de B component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de 5 hellingscomponent van de B component kleiner is dan de negatieve waarde van de derde drempelwaarde; wanneer het verschil tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscompo-nent van de B component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de B component kleiner is dan de 10 negatieve waarde van de derde drempelwaarde, het instellen van de waarde van de derde richtingscoëfficiënt op de tweede toestandswaarde; en wanneer het verschil tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de B component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent 15 van de B component groter is dan de derde drempelwaarde, het instellen van de waarde van de derde richtingscoëfficiënt op de derde toestandswaarde .
Bij voorkeur is het verschil tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de R component en 20 de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de R component gelijk aan jR^j - R(i-2)j| - J^ij ~ R(i+2Jj|» waarbij de R component van het beeldpunt (i, j) die moet worden verkregen gelijk is aan Ru, en i en j gehele getallen zijn, en het verschil van de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hel-25 1 ings component van de B component en de absolute waarde van het om laaggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de b component gelijk is aan jB^j - B(j__2)j| - |Bij “ B(i+2)j| * waarbij de B component van het beeldpunt (i,j) die moet worden verkregen gelijk is aan B^, en i en j gehele getallen zijn.
30 Bij voorkeur is de eerste toestandswaarde gelijk is aan 1/2, de tweede toestandswaarde gelijk aan 1 en de derde toestandswaarde gelijk is aan 0.
Bij voorkeur zijn de eerste tot de derde drempelwaarde gehele getallen zijn die groter dan 4 en kleiner zijn dan 20.
35 Bij voorkeur omvat de stap van het uitvoeren van de interpolatie de stappen van: het berekenen van de uitvoerdata van de beeldsensor, en met betrekking tot de geselecteerde richtingscoëfficiëntwaarden, het uit de berekende data selecteren van dataonderdelen die overeenkomen met de geselecteerde richtingscoëfficiëntwaarden, als de R compo- 1021335 - 17 - nent; het berekenen van de. uitvoer van de beeldsensor, en met betrekking tot de geselecteerde richtingscoëfficiëntwaarden, het uit de berekende data selecteren van dataondexdelen die overeenkomen met de geselecteerde richtingscoëfficiëntwaarden, als de G component; en het 5 berekenen van de uitvoer van de beeldsensor, en met betrekking tot de geselecteerde richtingscoëfficiëntwaarden, het uit de berekende data selecteren van dataonderdelen die overeenkomen met de geselecteerde richtingscoëfficiëntwaarden, als de B component.
Bij voorkeur zijn voorts één of meer toestandswaarden opgenomen, 10 en de toestandswaarden gebruikt worden voor het aangeven van de graad van de helling van de randen die diagonale componenten hebben met verschillende hellingen, randen die horizontale componehten hebben met verschillende hellingen, en randen die verticale componenten hebben met verschillende hellingen.
15 Het voorgaande en andere doelen, eigenschappen en voordelen van de uitvinding zullen, duidelijk worden aan de hand van een meer gedetailleerde beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding, zoals is geïllustreerd in de bijgevoegde tekeningen waarin soortgelijke verwijzingscijfers bij de verschillende aanzich-20 ten naar gelijke delen verwijzen. De tekeningen zijn niet· noodzakelijkerwijs op schaal, echter wordt in plaats daarvan nadruk gelegd op het illustreren van de principes van de uitvinding, in de tekening, waarin: fig. 1 een schema van een Bayer-matrix toont; 25 fig. 2 een blokschema van een inrichting voor het verwerken van de uitvoerdata van een beeldsensor volgens een voorkeursuitvoerings-vorm van de onderhavige uitvinding toont; fig. 3 een schema van een vertragingsmodule volgens fig. 2 toont; 30 fig. 4 een schema van een richtingscoëfficiëntwaardeselector volgens fig. 2 toont; fig. 5 een schema van een adaptieve interpolator volgens fig. 2 toont; fig. 6 eén schema van een laagdoorlaatfiltercomponentcalculator 35 volgens fig. 5 toont; fig. 7 een schema van een hoogdoorlaatfiltercomponentcalculator volgens fig. 5 toont; fig. 8 een stroomdiagram van een werkwijze voor het verwerken van de uitvoerdata van een beeldsensor volgens een voorkeursuitvoe-40 ringsvorm van de onderhavige uitvinding toont; 1021335 ♦ - 18 - fig. 9 een gedetailleerd stroomschema van een stap voor het selecteren van de richtingscoëfficiëntwaarden volgens fig. 8 toont; fig. 10 een stroomdiagram van een stap volgens fig. 9 voor het selecteren van een tweede richtingscoëfficiëntwaarde van een beeldpunt 5 dat de G component al heeft, toont; fig. 11 een stroomdiagram van een stap volgens fig. 9 voor het selecteren van een derde richtingscoëfficiëntwaarde van een beeldpunt die de G component al heeft, toont; fig. 12 een stroomdiagram van de stappen volgens fig. 9 voor het 10 selecteren van de tweede richtingscoëfficiëntwaarde van het beeldpunt voor welke kleurencomponenten dienen te worden verkregen en die de G component niet heeft, toont; fig. 13 een stroomdiagram van een stap voor het selecterën van de derde richtingscoëfficiëntwaarde van het beeldpunt voor welke kleu-15 rencomponenten dienen te worden verkrègen en die de G component niet heeft, toont; fig. 14 19 typen randen die met de werkwijze voor het verwerken van de uitvoerdata van een beeldsensor volgens de onderhavige uitvinding, kunnen worden verwerkt, toont; 20 fig. 15 een tabel toont die hoeken classificeert die kunnen wor den verwerkt met drie richtingscoëfficiënten (α*, en oc,) voor het bepalen van de G waarde van een willekeurig beeldpunt (2,2); en fig. 16 een tabel toont die de R componenten van een beeldpunt (2,3) classificeert ten opzichte van de richtingscoëfficiënt ofe, en 25 randtypen die voldoen aan de R componenten.
Fig. 2 toont een blokschema van een inrichting voor het verwerken van de uitvoerdata van een beeldsensor volgens een voorkeursuit-voeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Verwijzend naar fig. 2 omvat de inrichting voor het verwerken van de uitvoerdata van een beeld-30 sensor volgens de onderhavige uitvinding een lijngeheugenmodule 20, een vertragingsmodule 25, een richtingscoëfficiëntwaardeselector 26, en een adaptieve interpolator 27.
De lijngeheugenmodule 20 ontvangt en slaat data op die wordt geleverd door een sensor met een enkel beeld en heeft informatie over de 35 kleurensignalen die op elk beeldpunt zijn gemeten. De vertragingsmodule 25 ontvangt de uitvoerdata van de beeldsensor en de uitvoerdata van de lijngeheugenmodule 20, vertraagt de ontvangen data met een tevoren bepaalde tijd gebruikmakend van een kloksignaal, en voert de data dan uit.
1021335 - 19 -
De richtingscoëfficiëntwaardeselector 26 ontvangt de uitvoerdata · van de vertragingsmodule 25, selecteert een aantal richtingscoëffi-ciëntwaarden voor het bepalen van randcomponenten van R, G en B componenten van een beeldpunt dat dient te worden verkregen gebruikmakend 5 van de uitvoerdata van de vertragingsmodule 25, en levert de geselecteerde waarden. De adaptieve interpolator 27 ontvangt de uitvoerdata van de vertragingsmodule 25, en, in antwoord op de uitvoerdata van de richtingscoëfficiëntwaardeselector 26, interpoleert deze de ontvangen uitvoerdata van de vertragingsmodule 25 voor het verkrijgen van de R 10 en B componenten van een beeldpunt dat alleen de 6 component heeft, en de G en B componenten van het beeldpunt dat alleen de R component heeft, en de G en R componenten van een beeldpunt dat alleen de B component heeft.
De lijngeheugenmodule 20 omvat een eerste lijngeheugen 21 voor 15 het opslaan van uitvoerdata (INVOER) van de beeldsensor, een tweede lijngeheugen 22 voor het opslaan van de uitvoerdata van het eerste lijngeheugen 21, een derde lijngeheugen 23 voor het opslaan van de uitvoerdata van het tweede lijngeheugen 22, en een vierde lijngeheugen 24 voor het opslaan van de uitvoerdata van het derde lijngeheugen 23.
20 Fig. 3 is een schema van de vertragingsmodule 25 volgens fig. 2.
Verwijzend naar fig. 3 omvat de vertragingsmodule 25 een eerste ver-tragingsblok 251 tot een vijfde vertragingsblok 255.
Elk van het eerste tot het vijfde vertragingsblok 251 tot 255 werkt aan de hand van een kloksignaal (KLOK) en heeft vier schuifre-25 gisters die sequentieel zijn verbonden. Het eerste vertragingsblok 251 vertraagt de invoerdata (INVOER) van de beeldsensor. Het tweede vertragingsblok 252 vertraagt de uitvoerdata van het eerste lijngeheugen 21. Het derde vertragingsblok 253, het vierde vertragingsblok 254, en het vijfde vertragingsblok 255 vertragen de uitvoerdata van het tweede 30 lijngeheugen 22, het derde lijngeheugen 23, respectievelijk het vierde lijngeheugen 24.
Fig. 4 toont een schema van de richtingscoëfficiëntwaardeselec-tor 26 volgens fig. 2. Verwijzend naar fig. 4 omvat de richtingscoëf-ficiëntwaardeselector 26 een berekeneenheid 261 voor het bepalen of de 35 randcomponenten in de horizontale richting en/of de verticale richting en/of de diagonale richting in elk van de R, G en B componenten van een willekeurig beeldpunt bestaan, waarvoor kleurencomponenten dienen te worden verkregen en voor het berekenen van de graad van de randcom-ponent, en een vergelijkingsbepaler 263 voor het bepalen van ten min- f021335 - 20 - ste drie richtingscoëfficiëntwaarden door het vergelijken van de uit-voerdata van de berekeneenheid 261 met ten minste drie drempelwaarden.
De berekeneenheid 261 omvat eerste, tweede en derde kleurencom-ponentberekeneenheden 2611, 2613 en 2615, die randcomponenten verkrij-5 gen afhankelijk van Welke kleurenconponent een willekeurig beeldpunt als heeft. Dat wil zeggen dat de berekeneenheid 261 de eerste kleuren-componentberekeneenheid 2611 omvat voor het verkrijgen van de randcom-ponent van de G component wanneer het beeldpunt de R component of de B component heeft, en het verrichten van geen bewerking wanneer het 10 beeldpunt de G component heeft, de tweede kleurencomponentberekeneen-heid 2613 voor het bepalen van de horizontale randcomponent van de R component wanneer het beeldpunt de R component heeft, voor het ver-krijgen van de horizontale randcomponent van de G component wanneer het beeldpunt de G component heeft, en het verkrijgen van de horizon-15 tale randcomponent van de B component wanneer het beeldpunt de B component heeft, en de derde kleurencomponentberekeneenheid 2615 voor het verkrijgen van de verticale randcomponent van de R component wanneer het beeldpunt de R component heeft, het verkrijgen van de verticale randcomponent van de G component wanneer het beeldpunt de G component 20 heeft, en het verkrijgen van de verticale randcomponent van de B component wanneer het beeldpunt de B component heeft. Aannemende dat de R component van het beeldpunt (2,2) dient te worden verkregen zijn de kleurencomponenten voor de berekeneenheid 261 weergegeven.
De werking van de berekeneenheid zal nu in meer detail worden 25 beschreven.
De eerste kleurencomponentberekeneenheid 2611 berekent het verschil tussen de absolute waarde van de G component die in de horizontale richting toeneemt of afneemt vanaf een willekeurig beeldpunt voor welke kleurencomponenten dienen te worden verkregen (de absolute waar-, 30 de van de horizontale hellingscomponent van de G component), en de absolute waarde van de G component die toeneemt of afneemt in de verticale richting vanaf dat beeldpunt (de absolute waarde van de verticale hellingscomponent van de G component).
Wanneer het willekeurige beeldpunt de R component heeft, bere-35 kent de tweede kleurencomponentberekeneenheid 263 het verschil tussen de absolute waarde van de R component van beeldpunten aan de linkerzijde van het willekeurige beeldpunt die toenemen of afneraen in de horizontale richting (de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de R component), en de absolute waarde van de R component van 40 beeldpunten aan de rechterzijde van het willekeurige beeldpunt die in 1021335 - 21 - de horizontale richting toenemen of afnemen (de absolute waarde van de rechter hellingscómponent van de R component).
Wanneer het willekeurige beeldpunt de G component heeft berekent de tweede kleurencomponentberekeneenheid 2613 het verschil tussen de 5 absolute waarde van de G component van beeldpunten aan de linkerzijde van het willekeurige beeldpunt die toenemen of afnemen in de horizontale richting (absolute waarde van de linker hellingscómponent van de G component), en de absolute waarde van de G conponent van beeldpunten aan de rechterzijde van het willekeurige beeldpunt die in de horizon-10 tale richting toenemen of afnemen (de absolute waarde van de linker hellingscómponent van de G component).
Wanneer het willekeurige beeldpunt de B component heeft, berekent de tweede kleurencomponentberekeneenheid 2613 het verschil tussen de absolute waarde van de B conponent van beeldpunten aan de linker-15 zijde van het willekeurige beeldpunt die in de horizontale richting toenemen of afnemen (de absolute waarde van de linker hellingscompo-nent van de B component), en de absolute waarde van de B conponent van beeldpunten aan de rechterzijde van het willekeurige beeldpunt die in de horizontale richting toenemen of afnertien (de absolute waarde van de 20 rechter hellingscómponent van de B component).
Wanneer het willekeurige beeldpunt de R conponent heeft, berekent de derde kleurencomponentberekeneenheid 2615 het verschil tussen de absolute waarde van de R conponent van beeldpunten boven het willekeurige beeldpunt die toeneemt of afneemt in de verticale richting (de 25 absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscompo-nent van de R conponent) en de absolute waarde van de R conponent van beeldpunten onder het willekeurige beeldpunt die toeneemt of afneemt in de verticale richting (de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscómponent van de R conponent).
30 Wanneer het willekeurige beeldpunt de G conponent heeft, bere kent de derde kleurencomponentberekeneenheid 2615 het verschil tussen de absolute waarde van de G conponent van beeldpunten boven het willekeurige beeldpunt die toeneemt of afneemt in de verticale richting (de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingsconpo-35 nent van de G conponent) en de absolute waarde van de G conponent van beeldpunten onder het willekeurige beeldpunt die toeneemt of afneemt in de verticale richting (de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscómponent van de G component).
Wanneer het willekeurige beeldpunt de B component heeft, bere-40 kent de derde kleurencomponentberekeneenheid 2615 het verschil tussen 1Ö21335 ♦ - 22 - de absolute waarde van de B component van beeldpunten boven het willekeurige beeldpunt die toeneemt of afneemt in de verticale richting (de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscompo-nent van de B component) en de absolute waarde van de B component van 5 beeldpunten onder het willekeurige beeldpunt die toeneemt of afneemt in de verticale richting (de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de B component).
De eerste kleurencomponentberekeneenheid 2611 omvat een eerste functieblok 2616, een 2 functieblok 2617 en een eerste verschileenheid 10 5001. Het eerste functieblok 2611 omvat een tweedeverschileenheid 2622 voor het verkrijgen van het verschil in de kleurenconponent tussen G32 en G12, en een eerste blok 2623 voor het verkrijgen van de absolute waarde van de uitvoerdata van de tweede verschileenheid 2622. Het tweede functieblok 2617 omvat een derde verschileenheid 2624 voor het 15 verkrijgen van het verschil in de kleurenconponent tussen G2S en G», en een tweede blok 2625 voor -het verkrijgen van de absolute waarde van de uitvoerdata van de derde verschileenheid 2624. De eerste verschileenheid 5001 verkrijgt het verschil tussen de eerste uitvoerdata van het eerste functieblok 2616 en de uitvoerdata van het tweede functieblok 20 2617, en levert het verschil (xl).
De tweede kleurencomponentberekeneenheid 2613 is opgebouwd uit een circuit met eenzelfde structuur als die van de eerste kleurencomponentberekeneenheid 2611, en verkrijgt de absolute waarde van het verschil in de kleurenconponent tussen Ra en R44, en de absolute waarde 25 van het verschil in de kleurenconponent tussen Ra en Ra en levert het verschil (x2) tussen de twee absolute waarden.
De derde kleurencomponentberekeneenheid 2615 is opgebouwd uit een circuit met eenzelfde structuur als die van de eerste kleurencomponentberekeneenheid 2611, en verkrijgt de absolute waarde van het 30 verschil in de kleurenconponent tussen Ra en Ra# en de absolute waarde van het verschil in de kleurenconponent tussen Ra en Ra en levert het verschil (x3) tussen de twee absolute waarden.
De vergelijkingsbepaler 263 omvat een eerste vergelijkingsbepa-ler 2631, een tweede vergelijkingsbepaler 2633, en een derde vergelij-35 kingsbepaler 2635.
De eerste vergelijkingsbepaler 2631 selecteert een eerste rich-tingscoëfficiënt als een eerste toestandswaarde wanneer de uitvoer (xl) van de eerste kleurencomponentberekeneenheid 2611 groter is dan de negatieve waarde van een eerste drempelwaarde en kleiner is dan de 40 positieve waarde van de eerste drempelwaarde; selecteert de eerste 1021335 t - 23 - richtingscoëfficiënt als een tweede toestandswaarde wanneer de uitvoer (xl) van de eerste kleurencomponentberekeneenheid 2611 kleiner is dan de negatieve waarde van de eerste drempelwaarde; en selecteert de eerste richtingscoëfficiënt als een derde toestandswaarde wanneer de uit-5 voer (xl) van de eerste kleurencomponentberekeneenheid 2611 groter is dan de positieve waarde van de eerste drempelwaarde. Daarna levert de eerste vergelij kingsbepaler 2631 de eerste richtingscoëfficiënt (oc*).
De tweede vergelijkingsbepaler 2633 selecteert een tweede richtingscoëfficiënt als een eerste toestandswaarde wanneer de uitvoer 10 (x2) van de tweede kleurencomponentberekeneenheid 2613 groter is dan de negatieve waarde van een tweede drempelwaarde en kleiner is dan de positieve waarde van de tweede drempelwaarde; selecteert de tweede richtingscoëfficiënt als een tweede toestandswaarde wanneer de uitvoer (x2) van de tweede kleurencomponentberekeneenheid 2613 kleiner is dan 15 de negatieve waarde van de tweede drempelwaarde; en selecteert de tweede richtingscoëfficiënt als een derde toestandswaarde wanneer de uitvoer (x2) van de tweede kleurenconponentberekeneenheid 2613 groter is dan de positieve waarde van de tweede drenpelwaarde. Daarna levert de tweede vergelijkingsbepaler 2633 de tweede richtingscoëfficiënt 20 (¾) .
De derde vergelijkingsbepaler 2635 selecteert een derde richtingscoëfficiënt als een eerste toestandswaarde wanneer de uitvoer (x3) van de derde kleurencomponentberekeneenheid 2615 groter is dan de negatieve waarde van een derde drenpelwaarde en kleiner is dan de po-25 sitieve waarde van de derde drempelwaarde; selecteert de derde richtingscoëfficiënt als een tweede toestandswaarde wanneer de uitvoer (x3) van de derde kleurencomponentberekeneenheid 2615 kleiner is dan de negatieve waarde van de derde drempelwaarde; en selecteert de derde richtingscoëfficiënt als een derde toestandswaarde wanneer de uitvoer 30 (x3) van de derde kleurencomponentberekeneenheid 2611 groter is dan de positieve waarde van de derde drempelwaarde. Daarna levert de derde vergelijkingsbepaler 2635 de derde richtingscoëfficiënt (oè») .
In één uitvoeringsvorm zijn de eerste tot de derde drempelwaarden gehele getallen die groter zijn dan 4 en kleiner dan 20, is de 35 eerste toestandswaarde 1/2, de tweede toestandswaarde gelijk aan 1 en de derde toestandswaarde gelijk aan 0.
Fig. 5 toont een schema van de adaptieve interpolator 27 volgens fig. 2. Verwijzend naar fig. 5 omvat de adaptieve interpolator 27 een G component interpolator 271, een R component interpolator 40 275, en een B component interpolator 277.
1021335 - 24 -
De G component interpolator 271 omvat een laagdoor laat filter (LPF)componentcalculator 272, een hoogdoorlaatfilter(HPF)compo-nentcalculatof 273, en een eerste opteleenheid 274. De LPF-compo-nentcalculator 272 ontvangt een aantal G componenten van de uitvoer- i 5 signalen van de vertragingsmodule 25, voert een berekening uit, selecteert het resultaat van de berekening overeenkomstig met het uitvoerig signaal van de richtingscoëfficiëntwaardeselector 26 en levert het resultaat van de berekening (G**).
De HPF-componentcalculator 273 ontvangt een aantal R componenten 10 of B componenten van de uitvoersignalen van de vertragingsmodule 25, verricht een berekening, selecteert de resultaten van de berekening overeenkomstig met het uitvoersignaal van de richtingscoëfficiëntwaar-deselector 26 en levert het resultaat van de berekening (G*f).
De eerste opteleenheid 274 omvat een opteller voor het uitvoeren 15 van een OR-bewerking op het uitvoersignaal (G^) van de LPF-coinponent-calculator 272 en het uitvoersignaal (G^) van de HPF-componentcalcu-lator 273.
De R component interpolator 275 selecteert, wanneer de R compo- » nent van het beeldpunt (i,j), waarvan de G component bekend is, dient 20 te worden verkregen, in respons op de tweede richtingscóëfficiënt (Oh), één uit Ri(j+i) + ——f
RiÖ~l) + Ri(j+1) . 2Gij ~ Gi(j—2) “ Gi(j+2)___ . Gij “ Gi(j-2) -——-+---;-- en Ri(j_1} + ; -, en levert de geselecteerde (Ro), en wanneer de R component van het beeldpunt (i,j) waarvan de B component bekend is dient te worden verkregen, 25 bepaalt deze het rekenkundig gemiddelde ,R(i-l) Ö-l) + R(i-1) (Ö+D + R(i+D Ö-D + Rtf- + 1) ti+lh w (—-—— ---—i--——— -'-——-) van vier beeldpun- 4 ten in de diagonale richting van het beeldpunt (i, j) en levert het resultaat (Re).
De B component interpolator 277 selecteert, wanneer de B compo-30 nent van het beeldpunt (i,j) waarvan de G component bekend is dient te worden verkregen, in antwoord op de derde richtingscóëfficiënt (oO, „ . Gij “ Gi(j+2) Bi(j-1) + Bi(j+1) . 2Gij ” Gi(j—2) “ Gi(j+2) één uit Bi(j+i, + -γ-, ---+---
Gij ~ Gi(j-2) en Bi(j_i) + —=—-— -, en levert de geselecteerde (Bo), en wanneer de B component van het beeldpunt (i,j) waarvan de R component bekend 1021335 - 25 - is dient te worden verkregen, verkrijgt deze het rekenkundig gemiddel- · _ B(i-1) Ö-l) + B(i-1) ( Ö+l) + B(i+1) (j-1) + B(i + D <j+lh , . , .
de (-----) van vier beeld- 4 punten in de diagonale richting van beeldpunt (i, j) en levert het resultaat (Bo).
5 Fig. 6 toont een schema van de LPF-componentcalculator 272 volgens fig. 5. Verwijzend naar fig. 6 omvat de LPF-componentcalcu-lator 272 een eerste logische blokeenheid (een set bestaande uit 611 tot 616), een tweede logische blokeenheid (set bestaande uit 617 tot 621), en een eerste selector 630.
10 De eerste logische blokeenheid 611 tot 616 omvat een aantal logische blokken 611 tot 616 voor het verrichten van OR-bewerkingen op Gu en G32, G23 en G92, G23 en Gu, G2i en G32, G21 en G<? en G33 en G21, respectievelijk en voor het delen van elk OR-resultaat door 2.
De tweede logische blokeenheid 617 tot 621 omvat een aantal 15 logische blokken 617 tot'621, elk voor het selecteren van twee van de uitvoersignalen van de eerste logische blokeenheden 611 tot 616 en het delen van de geselecteerde uitvoer door 2.
De eerste selector 630 selecteert, in antwoord op de uitvoersignalen («4, of*, en av) van de richtingscoëfficiëntwaardeselector 26,. één 20 uit G12, G2i, G23, en G32, de uitvoersignalen van de eerste logische blokeenheden 611 tot 616, en de uitvoersignalen van de tweede logische blokeenheden 617 tot 621, en voert de geselecteerde uit (Gi^c).
Fig. 7 toont een schema van de HPF-componentcalculator 273 volgens fig. 5. Verwijzend naar fig. 7 omvat de HPF-componentcalculator 25 273 een derde logische blokeenheid 712 tot 715, een vierde logische blokeenheid 716 tot 721, een vijfde logische blokeenheid 722 tot 726, en een tweede selector 730.
De derde logische blokeenheid 712 tot 715 omvat meerdere logische blokken 712 tot 715 voor het delen van het verschil tussen R22 en 30 R42 (of het verschil tussen B22 en Β«) door 2, het verschil tussen R22 en R02 (of het verschil tussen B22 en B«) door 2, het verschil tussen Raï en R2« (of het verschil tussen B22 en Ba«) door 2, en het verschil tussen R22 en R20 (of het verschil tussen B22 en B20) door 2.
De vierde logische blokeenheid 716 tot 721 omvat een aantal lo-35 gische blokken 716 tot 721 voor het selecteren van twee verschillende uitvoersignalen uit de meerdere uitvoersignalen van de derde logische blokeenheid 712 tot 715, het verrichten van een OR-bewerking op de geselecteerde signalen, en het delen van de OR-resultaten door 2.
1021335 - 26 -
De vijfde logische blokeenheid 722 tot 726 omvat meerdere logische blokken 722 tot 726 voor het selecteren van twee verschillende uitvoersignalen uit de meerdere uitvoersignalen van de derde logische blokeenheid 716 tot 721, het verrichten van een OR-bewerking op de ge-5 selecteerde signalen, en het delen van de OR-resultaten door 2.
De tweede selector 730 selecteert, in respons op de uitvoersignalen (otd. Oh, en oO van de richtingscoëfficiëntwaardeselector 26, één uit de uitvoersignalen van het 12de logische blok 712 tot het 26ste· logische blok 726, en voert het geselecteerde signaal (Gipc) uit.
10. Fig. 8 toont een stroomschema van een werkwijze voor het verwer ken van de uitvoerdata van een beeldsensor volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Verwijzend naar fig. 8 om-vat de werkwijze voor het verwerken van de uitvoerdata van een beeldsensor volgens de onderhavige uitvinding de stappen 810 tot 870.
15 Bij de werkwijze voor het verwerken van de uitvoerdata van een beeldsensor die een invoerscène omzet in een elektronisch signaal wordt de uitvoerdata van de beeldsensor in stap 810 opgeslagen.
In stap 830 worden ten minste drie richtingscoëfficiëntwaarden voor het bepalen van de intensiteit van de kleurencomponenten van een 20 beeldpunt die dienen te worden verkregen door het gebruiken van de opgeslagen uitvoerdata van de beeldsensor en de huidige uitvoerdata van de beeldsensor, geselecteerd.
Bij stap 870 wordt, door gebruik te maken van de meerdere rich-tingscoëfficiënten die bij stap 830 zijn geselecteerd en de uitvoer-25 data van de beeldsensor, een interpolatie uitgevoerd voor het verkrijgen van de R en de B componenten van het beeldpunt dat de G component heeft, en de G en de B componenten van het beeldpunt dat de R component heeft, en de G en de R componenten van een beeldpunt dat de B component heeft.
30 De richtingscoëfficiënten omvatten hier een eerste richtings- coëfficiënt voor het aangeven welke component de rand van het beeldpunt heeft, onder de horizontale component, de verticale component en de diagonale component, een tweede richtingscoëfficiënt voor het aangeven van de graad van de horizontale randcomponent die een tevoren 35 bepaalde breedte heeft vanaf de horizontale lijn, en omvat de component van het omhooggerichte gedeelte, de component van het omlaagge-richte gedeelte en de componenten van zowel het omlaaggerichte gedeelte als het omhooggerichte gedeelte langs de horizontale lijn, en een derde richtingscoëfficiënt voor het aangeven van de graad van de ver-40 ticale randcomponent die een tevoren bepaalde breedte heeft vanaf de 1021335 - 27 - verticale lijn, en omvat de component met het naar links gerichte ge- deelte, de component met het naar rechts gerichte gedeelte, en zowel de componenten ipet het naar links gerichte gedeelte en het naar rechts gerichte gedeelte van de verticale lijn.
5 Bij voorkeur wordt in stap 810 de uitvoerdata van de beeldsensor verdeeld tot een aantal tevoren bepaalde eenheden, en lijngeheugens voor het elk opslaan van één eenheid die ten minste vier eenheden van de verdeelde gegevens opslaat, waarbij de tevoren bepaalde eenheid één lijn vormt in de Bayer-matrixstructuur.
10 Fig. 9 toont een gedetailleerd stroomschema van stap 830 voor het selecteren van de richtingscoëfficiëntwaarden volgens fig. 8. Verwijzend naar fig. 9 omvat stap 830 voor het selecteren van drie richtingscoëfficiëntwaarden de stappen 831 tot 851.
In stap 831 wordt bepaald of een willekeurig beeldpunt waarvoor 15 de kleurencomponenten dienen te worden, verkregen de G component al heeft.
In stap 833 en 835 worden, wanneer het willekeurige beeldpunt de G component al heeft, de tweede richtingscoëfficiëntwaarde en de derde richtingscoëfficiëntwaarde één voor één geselecteerd.
20 In stap 837 wordt, wanneer de kleurencomponent van het willekeu rige beeldpunt niet de G component is, bepaald of de absolute waarde van het verschil (|AG|) tussen de absolute waarde van de G component die toeneemt of afneemt in de horizontale richting vanaf het willekeurige beeldpunt (hierna aangeduid als de absolute waarde van de hori-25 zontale hellingscomponent van de G component) en de absolute waarde van de G component die toeneemt of afneemt in de verticale richting vanaf het willekeurige beeldpunt (hierna aangeduid als de absolute waarde van de verticale hellingscomponent van de G component) kleiner is dan de eerste drempelwaarde (Ti).
30 Bij stappen 839 en 841 wordt, wanneer de absolute waarde van het verschil (|AG|) tussen de absolute waarde van de horizontale hellings-component van de G component en de absolute waarde van de verticale hellingscomponent van de G component kleiner is dan de eerste drempelwaarde (Ti), de waarde van de eerste richtingscoëfficiënt (ctd) gezet op 35 de eerste toestandswaarde (1/2), en de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt (oh) wordt geselecteerd.
In stap 843 wordt bepaald of het verschil (AG) tussen de absolute waarde van de horizontale hellingscomponent van de G component en de absolute waarde van de verticale hellingscomponent van de G compo- 1021335 - 28 - nent kleine is dan de negatieve waarde (-Tx) van de eerste drempelwaarde (Ti).
Bij stappen 845 en 847 wordt, wanneer het verschil (AG) tussen de absolute waarde van de horizontale hellingscomponent van de G com-5 ponent en de absolute waarde van de verticale hellingscomponent van de G component kleiner is dan de negatieve waarde (-Tx) van de eerste drempelwaarde (Tx), de waarde van de eerste richtingscoëfficiënt (ofe) gezet op de tweede toestandswaarde (1), en. de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt (0¾) wordt geselecteerd.
10 In stap 849 wordt, wanneer het verschil (AG) tussen de absolute waarde van de horizontale hellingscomponent van de G component en de absolute waarde van de verticale hellingscomponent van de G component groter is dan de positieve waarde van de eerste drempelwaarde (Tx), de waarde van de eerste richtingscoëfficiënt (0¾) gesteld op de derde 15 toestandswaarde (0).
Bij stap 851 wordt, wanneer de waarde van de eerste richtingscoëfficiënt (0¾) is ingesteld op de eerste toestandswaarde (1/2) of de derde toestandswaarde (0), dan de waarde van de derde richtingscoëfficiënt (otv) geselecteerd.
20 Het verschil (AG) tussen de absolute waarde van de horizontale hellingscomponent van de G component en de absolute waarde van de verticale hellingscomponent van de G component is fsijj+l) ~ GKj-l)| _ ^(i-ljj ~ G(i+l)j| t waarbij de G component van het beeldpunt (i,j) die moet worden verkregen gelijk is aan GXJ, waarbij i 25 en j gehele getallen zijn.
Fig. 10 toont een stroomdiagram van de stap 833 volgens fig. 9 voor het selecteren van de tweede richtingscoëfficiëntwaarde wanneer het beeldpunt de G component al heeft. Verwijzend naar fig. 10 omvat stap 833 voor het selecteren van de tweede richtingscoëfficiëntwaarde 30 de stappen 8331 tot 8339.
In stap 8331 wordt bepaald of de absolute waarde van het verschil (|AG|||) tussen de absolute waarde van de G component van beeldpunten aan de linkerzijde van het willekeurige beeldpunt die in de horizontale richting toeneemt of afneemt (hierna aangeduid als de abso-35 lute waarde van de linker hellingscomponent van de G component) en de absolute waarde van de G component van beeldpunten aan de rechterzijde van het willekeurige beeldpunt die toeneemt of afneemt in de horizontale richting (hierna aangeduid als de absolute waarde van de rechter 1021335 - 29 - he11ingscomponent van de G component) kleiner is dan de tweede drempelwaarde (T2).
Bij stap 8333 wordt, wanneer de absolute waarde van het verschil (|AGhl) tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van 5 de G component en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de G component kleiner is dan de tweede drempelwaarde (T2), de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt (at*) gezet op de eerste toe-standswaarde (1/2).
In stap 8335 wordt bepaald of het verschil (fiGb) tussen de abso- 10 lute waarde van de linker hellingscomponent van de G component en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van e G component kleiner is dan de negatieve waarde (-T2) van de tweede drempelwaarde (T2).
Bij stap 8337 wordt, wanneer het verschil (AGh) tussen de abso- 15 lute waarde van de linker hellingscomponent van de G component en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de G component kleiner is dan de negatieve waarde (-T2) van de tweede drempelwaarde (T2), de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt (o^) gezet op de tweede toestandswaarde (1).
20 In stap 8339 wordt, wanneer het verschil (Δ(%) tussen de absolute waarde van de linker hellingsconponent van de G component en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de G component groter is dan de tweede drempelwaarde (T2), de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt (o»,) gezet op de derde toestandswaarde (0).
25 Het verschil (AGh) tussen de absolute waarde van de linker hel lingscomponent van de G component en de absolute waarde van de rechter hellingsconponent van de G component is Jgj_j - Gj^j_2)| - Jg^j - Gj^j+2)| / waarbij de G component van het beeldpunt (i,j) dat moet worden verkregen gelijk is aan Gi3, waarbij i en j gehele getallen zijn.
30 Fig. 11 toont een stroomdiagram van stap 835 volgens fig. 9 voor het selecteren van de derde richtingscoëfficiëntvaarde wanneer het beeldpunt de G component al heeft. Verwijzend naar fig. 11 omvat stap 835 voor het selecteren van de derde richtingscoëfficiëntwaarde de stappen 8351 tot 8359.
35 In stap 8351 wordt bepaald of de absolute waarde van het ver schil (|AG,|) tussen de absolute waarde van de G component van beeldpunten boven het willekeurige beeldpunt die toeneemt of afneemt in de verticale richting (hierna aangeduid als de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingsconponent van de G component) 1021335 - 30 - en de absolute waarde van de 6 component van beeldpunten beneden het t willekeurige beeldpunt die toeneemt of afneemt in de verticale richting (hierna aangeduid als de absolute waarde van het omlaaggerichte I ' gedeelte van de hellingscomponent van de G component) kleiner is dan 5 de derde drempelwaarde (T3).
In stap 8353 wordt, wanneer de absolute waarde van het verschil (|AG»I) tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de G component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de G component 10 kleiner is dan de derde drempelwaarde (Ts), de waarde van de derde richtingscoëfficiënt (oe») gezet op de eerste toestandswaarde (1/2).
In stap 8355 wordt bepaald of het verschil (AG,) tussen de abso-- - lute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de G component en de absolute waarde van het omlaaggerichte ge-15 deelte van de hellingscomponent van de G component kleiner is dan de negatieve waarde (-Ts) van de derde drempelwaarde (Ts).
In stap 8357 wordt, wanneer het verschil (AG,) tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de • ' i G component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van 20 de hellingscomponent van de G component kleiner is dan dè negatieve waarde (-T3) van de derde drempelwaarde (Ts), de waarde van de derde richtingscoëfficiënt (cO op de tweede toestandswaarde (1) ingesteld.
In stap 8359 wordt, wanneer het verschil (AG») tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de 25 G component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent van dè G component groter is dan de derde drempelwaarde (T3), de waarde van de derde richtingscoëfficiënt (oO op de derde toestandswaarde (0) gezet.
Het verschil (AG?) tussen de absolute waarde van het omhoogge-30 richte gedeelte van de hellingscomponent van de G conponent en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de G component is (G^j - G(j_—2öj ~ j^ij - G(i+2)j|» waarbij de G component van het beeldpunt (i, j) die moet worden verkregen G^ is, en i en j gehele getallen zijn.
35 Fig. 12 toont een stroomdiagram van stappen 841 en 847 volgens fig. 9 voor het selecteren van de tweede richtingscoëfficiëntwaarde van de kleurencomponent van het beeldpunt waarvoor de kleurencomponen-ten die moeten worden verkregen niet de G component zijn.
102133 5 - 31 -
Verwijzend naar fig. 12 omvatten de stappen 841 en 847 voor het selecteren van de tweede richtingscoëfficiëntwaarde de stappen 8411 tot 8421.,
In stap 8411 wordt bepaald of de kleurencomponent die het wille-5 keurige beeldpunt heeft de R component is.
Bij stap 8412 wordt, wanneer het willekeurige beeldpunt de R component heeft, bepaald of de absolute waarde van het verschil (|AR|,|) tussen de absolute waarde van de R component van beeldpunten aan de linkerzijde van het willekeurige beeldpunt die in de horizontalt) le richting toenemen of afnemen (hierna aangeduid als de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de R component), en de absolute waarde van de R component van beeldpunten aan de rechterzijde van het willekeurige beeldpunt die in de horizontale richting toenemen of afnemen (hierna aangeduid als de absolute waarde van de rechter 15 hellingscomponent van de R component) kleiner is dan de tweede drempelwaarde (T2).
Bij stap 8413 wordt, wanneer de absolute waarde van het verschil (|ARfej) tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de R component en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent 20 van de R component kleiner is dan de tweede drempelwaarde (T2), de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt (0¾) gezet op de eerste toe-standswaarde (1/2).
Bij stap 8414 wordt bepaald of het verschil (AR*) tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de R component en de 25 absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de R component kleiner is dan de negatieve waarde (-T2) van de tweede drempelwaarde (Ti)·.
In stap 8415 wordt, wanneer het verschil (AR^) tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de R component en de abso-30 lute waarde van de rechter hellingscomponent van de R component kleiner is dan de negatieve waarde (-T2) van de tweede drempelwaarde (T2), de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt (0¾) op de tweede toe-standswaarde (1) gezet.
In stap 8416 wordt, wanneer het verschil (AR*) tussen de absolute 35 waarde van de linker hellingscomponent van de R component en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de R component groter is dan de tweede drempelwaarde (T2), de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt (Oh) op de derde toestandswaarde (0) gezet.
102f335 ^m - 32 - ♦
Bij stap 8417 wordt, wanneer het willekeurige beeldpunt geen R component heeft, bepaald of de absolute waarde van het verschil (ΔΒ*) tussen de absolute waarde van de B component van beeldpunten aan de linkerzijde van het willekeurige beeldpunt die in de horizontale rich-5 ting toenemen of afnamen (hierna aangeduid als de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de B component) en de absolute waarde van de B component van beeldpunten aan de rechterzijde van het willekeurige beeldpunt die in de horizontale richting toenemen of afnamen (hierna aangeduid als de absolute waarde van de rechter hellingscompo-10 nent van de B component kleiner is dan de tweede drempelwaarde (Ta).
In stap 8418 wordt, wanneer de absolute waarde van het verschil (|ABhl) tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de B component en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de B component kleiner is dan de tweede drempelwaarde (Ta), de 15 waarde van de tweede richtingscoëfficiënt (ο*) op de eerste toestands-waarde (1/2) gezet.
In stap 8419 wordt bepaald of het verschil (ABh) tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de B component en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de B component 20 kleiner is dan de negatieve waarde (-T2) van de tweede drempelwaarde (T2).
In stap 8420 wordt, wanneer het verschil (ABh) tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de B component en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de B component klei-25 ner is dan de negatieve waarde (-T2) van de tweede drempelwaarde (Ta), de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt (0¾) op de tweede toe-standswaarde (1) gezet.
In stap 8421 wordt, wanneer het verschil (ABh) tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de B component en de abso-30 lute waarde van de rechter hellingscomponent van de B component groter is dan de tweede drempelwaarde (T2), de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt (ofh) op de derde toestandswaarde (0) gezet.
Het verschil (AR*) tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de R component en de absolute waarde van de rechter 35 hellingscomponent van de R component is |Rij - Ri(j-2)| - j^ij - Ri(j+2)| · waarbij de R component van het beeldpunt (i,j) die dient te worden verkregen R*a is, en i en j gehele getallen zijn.
Het verschil (ABh) tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de B component en de absolute waarde van de rechter 1021335 - 33 - hellingscomponent van de B component is Je^j - Bi(j_2)| " J®ij “ ®i(j+2){ · waarbij de B component van het beeldpunt (i,j) die moet worden verkregen Bi) isf en'i en j gehele getallen zijn.
Fig. 13 toont een stroomdiagram van stap 851 voor het selecteren 5 van de derde richtingscoëfficiëntwaarde wanneer de kleurencomponent van het willekeurige beeldpunt geen G component heeft. Verwijzend naar fig. 13 omvat stap 851 voor het selecteren van de derde richtingscoëfficiëntwaarde de stappen 8511 tot 8521.
In stap 8511 wordt bepaald of de kleurenconponent die het wille- . 10 keurige beeldpunt heeft de R component is.
Bij stap 8512 wordt, wanneer het willekeurige, beeldpunt de R component heeft, bepaald of de absolute waarde van het verschil (|AR*|) tussen de absolute waarde van de R component van beeldpunten boven het willekeurige beeldpunt die in de verticale richting toenemen 15 of afnemen (hierna aangeduid als de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de R component), en de absolute waarde van de R component van beeldpunten onder het willekeurige beeldpunt die in de verticale richting toenemen of afnemen (hierna aangeduid als de absolute waarde van het omlaaggerichte ge-20 deelte van de hellingscomponent van de R component) kleiner is dan de derde drempelwaarde (T3).
Bij stap 8513 wordt, wanneer de absolute waarde van het verschil (|AR*|) tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de R component en de absolute waarde van het 25 omlaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de R component kleiner is dan de derde drempelwaarde (T3>, de waarde van de derde richtingscoëfficiënt (oc*) gezet op de eerste toestandswaarde (1/2).
Bij stap 8514 wordt bepaald of het verschil (AR*) tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent 30 van de R component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de R component kleiner is dan de negatieve waarde (-T3) van de derde drempelwaarde (T3).
In stap 8515 wordt, wanneer het.verschil (AR*) tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de 35 R component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de R component kleiner is dan de negatieve waarde (-Ta) van de derde drempelwaarde (T3), de waarde van de derde richtingscoëfficiënt (ct*) op de tweede toestandswaarde (1) gezet.
fÖ2133 5 - 34 -
In stap 8516 wordt, wanneer het verschil (AR») tussen de absoluté waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de R component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de R component groter is dan de derde drem-5 pelwaarde (T3), de waarde van de derde richtingscoëfficiënt (o») op de derde toestandswaarde (0) gezet.
Bij stap 8517 wordt, wanneer het willekeurige beeldpunt geen R component heeft, bepaald of de absolute waarde van het verschil (|ΔΒ»|) tussen de absolute waarde van de B component van beeldpunten 10 boven het willekeurige beeldpunt die in de verticale richting toenemen of afnemen (hierna aangeduid als de absolute waarde van het omhoogge-richte gedeelte van de hellingscomponent van de B component) en de absolute waarde van de B component van beeldpunten onder het willekeurige beeldpunt die in de verticale richting toenemen of afnemen (hier-15 na aangeduid als de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de B component kléiner is dan de derde drempelwaarde (T3) .
In stap 8518 wordt, wanneer de absolute waarde van het verschil (|ΔΒν I) tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van 20 de hellingscomponent van de B component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de B component kleiner is dan de derde drempelwaarde (T3), de waarde van de derde richtingscoëfficiënt (o£») op de eerste toestandswaarde (1/2) gezet.
In stap 8519 wordt bepaald of het verschil (ΔΒ») tussen de abso-25 lute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de B component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de B component kleiner is dan de negatieve waarde (-T3) van de derde drempelwaarde (T3).
In stap 8520 wordt, wanneer het verschil (ΔΒ») tussen de absolute 30 waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingsconponent van de B component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingsconponent van de B component kleiner is dan de negatieve waarde (-T3) van de derde drempelwaarde (T3), de waarde van de derde richtingscoëfficiënt (os») op de tweede toestandswaarde (1) gezet.
35 In stap 8521 wordt, wanneer het verschil (ΔΒ») tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingsconponent van de B component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de B component groter is dan de derde drem 1021335 » - 35 - pelwaarde (T3), de waarde van de derde richtingscoëfficiënt (a,) op de ' derde toestandswaarde (0) gezet.
Het verschil (AR*) tussen de absolute waarde van het omhoogge-richte gedeelte van de hellingscomponent van de R component en de ab-5 solute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de R component is [Rj_j - R(i-2)jj ~ |Rij - R(i-f 2)jj · waarbij de R component van het beeldpunt (i, j) die dient te worden verkregen Rij is, en i en j gehele getallen zijn.
Het verschil (AB*) tussen de absolute waarde van het omhoogge-10 richte gedeelte van de hellingscomponent van de B component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de B component is |Bj. j - B(i_2)j| - [Bij - B(i+2)j|, waarbij de B component van het beeldpunt (i, j) die moet worden verkregen B1} isf en i en j gehele getallen zijn.
15 Bij voorkeur zijn de eerste drempelwaarde (Ti) tot de derde drem pelwaarde (Tg) gehele getallen die groter zijn dan 4 en kleiner zijn dan 20.
De interpolatiestappen omvatten een stap voor het berekenen van de uitvoerdata van de beeldsensor, en met betrekking tot de geselèc-20 teerde richtingscoëfficiëntwaarden het selecteren uit de berekende data van data-eenheden die overeenkomen met de geselecteerde xich-tingseoëfficiëntwaarden, als de R component (niet getoond), een stap voor het berekenen van de uitvoer van de beeldsensor, ën met betrekking tot de geselecteerde richtingscoëfficiëntwaarden het uit de bere-25 kende data selecteren van data-eenheden die overeenkomen met de geselecteerde richtingscoëfficiëntwaarden, als de G component (niet getoond) , en een stap voor het berekenen van de uitvoer van de beeldsensor, en met betrekking tot de geselecteerde richtingscoëfficiëntwaarden, het onder de berekende data selecteren van data-eenheden die 30 overeenkomen met de geselecteerde richtingscoëfficiëntwaarden, als de B component (niet getoond).
In de werkwijze voor het verwerken van de uitvoerdata in de beeldsensor, zijn verder ten minste één of meer toestandswaarden opgenomen, en de toestandswaarden kunnen worden gebruikt voor het aangeven 35 van de graad van de helling van randen die diagonale componenten hebben met verschillende hellingen, randen die horizontale componenten hebben met verschillende hellingen, en randen die verticale componenten hebben met verschillende hellingen.
1021335 - 36 -
De mathematische basis voor de inrichting en werkwijze voor het verwerken van de uitvoerdata van een beeldsensor volgens de onderhavige uitvinding zal nu worden beschreven.
Het verschil tussen de G waarde en de R waarde van het beeldpunt 5 (2,2) volgens fig. 1 kan worden verkregen door de G waarden en de R
waarden van vier beeldpunten ((2,1), (2,3), (1,2), en (3,2)) die naast beeldpunt (2,2) liggen, te gebruiken. Dat wil zeggen dat het verschil tussen de G waarde en de R waarde van het beeldpunt (2,1) wordt vermenigvuldigd met een tevoren bepaalde gewichtswaarde (a). Dienovereen-10 komstig worden de verschillen van de G waarden en de R waarden van de overgebleven beeldpunt (2,3), (1,2), en (3,2) vermenigvuldigd met tevoren bepaalde gewichtswaarden β, γ, respectievelijk σ. Wanneer de vier berekeningsresultaten worden opgeteld (gewogen som), is het resultaat dan het verschil tussen de G waarde en de R waarde van het 15 beeldpunt (2,2). Dat wil zeggen dat het verschil tussen de G waarde en de R waarde van het beeldpunt (2,2) middels de volgende vergelijking 1 is verkregen: G22 — B22 = α(Ga-Rai) + β(^3-½) + y(Gjj-R]2)+ otGa-Re) ..... (1)
Hierbij isa+p+o=l 20 Vergelijking 1 kan als de navolgende vergelijking 2 worden uitgedrukt voor wat betreft de richting van de randcomponent van een beeld in het beeldpunt (2,2): G22-R22 = ot^[oih(Gaj—R21) + (1-0¾) (Gaj-Ras) ] + (l_otd) [Qtv(Gi2—Ria) + ( 1—ov(Gs2“R«) 1 .....(2) 25 Hier geeft 04 aan of de horizontale richtingsrandcomponent of de verticale richtingsrandcomponent bestaat, geeft 0¾ de graad van de horizontale richtingsrandcomponent aan, en geeft av de graad van de verticale richtingsrandcomponent aan.
Een werkwijze voor het verkrijgen van richtingscoëfficiënten 30 (otd, On, en o*) zal nu worden beschreven tezamen met een voorbeeld voor het verkrijgen van de G waarde van het beeldpunt (2,2).
Eerst wordt ot* die de graad van de horizontale richting van de rand of de verticale richting van de rand aangeeft middels de volgende formule 3 bepaald: 35 als (-Ti< | G23-G221 -1 G^-Gja I <Ti), dan ¢¢4 — 1/2 anders als (t G»<~Gm | | Gu-Gj21 <—Ti, dan 0(4 ~ 1 anders 0(4=0 .....(3)
Verwijzend naar formule 3 is, wanneer de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde () g23-g2j )) van het verschil 1021335 - 37 - tussen de G componenten van de beeldpunten (2,3) en (2,1) die naast het beeldpunt (2,2) in de horizontale richting liggen, en de absolute waarde (^G^-Gaal) van het verschil tussen de G conponenten van de beeldpunten (1,2) en (3,2) die naast het beeldpunt (2,2) in de 5 verticale richting liggen, kleiner is dan de eerste drempelwaarde (Ti), 0(4=1/2. Wanneer de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde (I Gm-Gü. |) van het verschil tussen de G conponenten van de beeldpunten (2,3) en (2,1) die in de horizontale richting naast het beeldpunt (2,2) liggen, en de absolute waarde (| Gu-GM |) 10 van het verschil tussen de G conponenten van de beeldpunten (1,2) en (3,2) die in de verticale richting naast het beeldpunt (2,2) liggen, kleiner is dan de negatieve waarde (-Ti) van de eerste drempelwaarde (Ti), 0^=1, en anders is ot<r=0.
o^ die de graad van de horizontale richtingsrandconponent van 15 het huidige beeldpunt aangeeft wordt middels de volgende formule 4 bepaald: alst-T^IRü-Raol-IRia-RaeKT*), dan ofe » 1/2 anders als (I Ra2_R*o I ~ I R»**Ra« I <-T2, dan 0¾ = 1 anders o^=0 .....(4) 20 Verwijzend naar formule 4 is, wanneer de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde (| R22-R201) van het verschil tussen de R componenten van het beeldpunt (2,2) en het beeldpunt (2,0) die in de horizontale richting naast het beeldpunt (2,2) liggen, en de absolute waarde (I Rn-Ga* I) van het verschil tussen de R 25 componenten van het beeldpunt (2,2) en het beeldpunt (2,4) die in de horizontale richting naast het beeldpunt (2,2) liggen, kleiner is dan de tweede drempelwaarde (T2), ofc=l/2. Wanneer de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde (|R22-Raol) van het verschil tussen de R componenten van het beeldpunt (2,2) en het beeld-30 punt (2,0) die in de horizontale richting naast het beeldpunt (2,2) liggen, en de absolute waarde (IR^-RmI) van het verschil tussen de R conponenten van het beeldpunt (2,2) en het beeldpunt (2,4) die in de horizontale richting naast het beeldpunt (2,2) liggen, kleiner is dan de negatieve waarde (-T2) van de tweede drempelwaarde (T2), Ofc=l, 35 en anders is ah-0.
αν die de graad van de verschil richtingsrandconponent aangeeft wordt middels de volgende formule 5 bepaald: 1021335 -38- « als(-Ts<|Ra2-R«2|-|R22-IUal<Ts) » dan α» = 1/2 anders als (IRja-Real-IRaa-IUaK^Ta, 'dan 06,.= 1 anders a,=0 .....(5)
Verwijzend naar formule 5 is, wanneer de absolute waarde van 5 het verschil tussen de absolute waarde ( | R22-R021) van het verschil tussen de R componenten van het beeldpunt (2,2) en het beeldpunt (0,2) die in de verticale richting naast het beeldpunt (2,2) liggen, en de absolute waarde (| R22-G421) van het verschil tussen de R componenten van het beeldpunt (2,2) en het beeldpunt (4,2) die in de ver-10 ticale richting naast het beeldpunt (2,2) liggen, kleiner is dan de derde drempelwaarde (T3), dan c*v=l/2. Wanneer de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde (IR22-R02I) van het verschil tussen de R componenten van het beeldpunt (2,2) en het beeldpunt (0,2) die in de verticale richting naast het beeldpunt (2,2) liggen, 15 en de absolute waarde (|Ra2-R«2t) van het verschil tussen de R componenten van het beeldpunt (2,2) en het beeldpunt (4,2) die in de verticale richting naast het beeldpunt (2,2) liggen, kleiner is dan de negatieve waarde (-Ts) van de derde drempelwaarde (Ts), ov=l, en anders is av=0.
20 Hier zijn Tlr T2, en Ts gehele getallen die groter zijn dan 4 en kleiner zijn dan 20.
Aannemende dat de waardes van de coëfficiënten alleen 1/2 (0£<ι=α^=αν=1/2) voor het vereenvoudigen van de uitleg, dan kunnen de R waarden van de beeldpunten die naast het beeldpunt (2,2) liggen 25 middels de volgende vergelijking 6 worden uitgedrukt: „21 = R2° + R22 , R23 = 522^24, ^ , 502 ^22 , en R32,f22_L242 .....(6) 2
Gebruikmakend van de aanname (o6d=ah=oe,=l/2), en de resultaten van de vergelijking 6 en de vergelijking 2 wordt de waarde van de G 30 component van het beeldpunt (2,2) middels de volgende vergelijking 7 vergeleken: G G2i + G23 + G12 + G33 t 4R22 - R20 ~ ^24 ~ r02 ~ ^42 22 4 8
Alhoewel het voorbeeld voor het verkrijgen van de waarden van het beeldpunt (2,2) is beschreven kunnen met dezelfde werkwijze de 35 waarden van elk willekeurig beeldpunt worden verkregen.
1021335 ; - 39 -
Fig. 14 illustreert 19 soorten randen die met de werkwijze voor het verwerken van de uitvoerdata van een beeldsensor volgens de onderhavige uitvinding kunnen worden verwerkt. Fig. 15 toont een tabel die randen classificeert die middels drie richtingscoëfficiënten (ofe, o<h, 5 en o?) voor het bepalen van de G waarde van een willekeurig beeldpunt (2,2), kunnen worden bewerkt.
Verwijzend naar fig. 14 en fig. 15 wordt getoond dat de werkwijze voor het verwerken van de uitvoerdata van een beeldsensor volgens de onderhavige uitvinding alle diagonale randcomponenten (a, b, c én 10 d), de horizontale randcomponenten (f, h, j, 1, n, o, p, q en r) en de verticale randcomponenten (e, g, k, m, o, p, q en s) kan verwerken. In het bijzonder kunnen vier randcomponenten (o, p, q en r) voor twee werkwijzen voor het verwerken van de horizontale component en de verticale component worden gebruikt.
15 Aangezien, wanneer de R waarde en de B waarde van een beeldpunt dat de G waarde heeft moet worden verkregen alleen interpolatie in één richting wordt gebruikt, wordt de berekening vereenvoudigd. Een werkwijze voor het verkrijgen van de R waarde kan op dezelfde wijze als een werkwijze voor het verkrijgen van de B waarde worden toegepast.
20 Derhalve zal hier alleen de R waarde worden verkregen. Ook wordt otd die gebruikt wordt voor het verkrijgen van de waarde in het G vlak, hier niet gebruikt, en wordt alleen ah, dat wil zeggen de horizontale richtingsrandcomponent, in beschouwing genomen.
Fig. 16 toont een tabel, die de R componenten van het beeldpunt 25 (2,3) ten opzichte van de richtingscoëfficiënt o^, en de classificatie van randtypen die voldoen aan de R componenten, tonen.
Gebruikmakend van een interpolatie kan de B waarde van een beeldpunt dat de R waarde heeft, of de R waarde van het beeldpunt dat de B waarde heeft, worden verkregen. Echter, aangezien de R waarde en 30 de B waarde van een willekeurig beeldpunt niet veel invloed hebben op de beeldkwaliteit zal het verkrijgen van de waarden door middel van een benadering geen probleem veroorzaken.
De B waarde van het beeldpunt (2,2) dat de R waarde heeft kan bijvoorbeeld worden verkregen door het rekenkundig gemiddelde te bepa-35 len van de B waarden van vier naburige beeldpunten (1,1), (1,3), (3,1), en (3,3). op dezelfde wijze kan de R waarde van een willekeurig beeldpunt dat de B waarde heeft worden verkregen.
Zoals bovenstaand beschreven kunnen met de inrichting en de werkwijze voor het verwerken van de uitvoerdata van een beeldsensor 40 volgens de onderhavige uitvinding, beelden met een hoge kwaliteit wor- 1021335 - 40 - den verkregen onafhankelijk van of het verschil tussen intensiteiten van verschillende kleuren die bij een willekeurig beeldpunt van de beeldsensor worden gemeten, regelmatig of onregelmatig is. Ook kunnen alle randen van een beeld, inclusief horizontale randen, verticale i 5 randen, diagonale randen, hoekranden, en dikke en dunne randen, op een adaptieve wijze worden verwerkt.
Ondanks dat deze uitvinding in het bijzonder aan de hand van de voorkeursuitvoeringsvormen daarvan is getoond en beschreven, zal duidelijk zijn voor de vakman dat verscheidene aanpassingen in de vorm en 10 in details daarin kunnen worden aangebracht zonder van de uitvindings-gedachte zoals in de bijgaande conclusies is gedefinieerd, af te wijken.
1021335

Claims (33)

1. Inrichting voor het verwerken van de uitvoerdata van een beeldsensor omvattende: een li jngeheugenmodule voor het ontvangen en opslaan van de uitvoerdata van een enkele beeldsensor, omvattende informatie met 5 betrekking tot kleurensignalen die op elk beeldpunt zijn gemeten; een vertragingsmodule voor het ontvangen van de uitvoerdata van de beeldsensor en de uitvoerdata van de lijngeheugenmodule, die de ontvangen uitvoerdata gebruik makend van een kloksignaal met een tevoren bepaalde tijd vertraagt en de ontvangen uitvoerdata dan uit-10 voert; een richtingscoëfficiëntwaardeselector voor het ontvangen van de uitvoerdata van de vertragingsmodule, het selecteren van een aantal richtingscoëfficiëntwaarden voor het bepalen van de randcom-ponenten van de rood (R), groen (G) en blauw (B) componenten van een 15 beeldpunt dat moet worden verkregen, en het uitvoeren van de geselecteerde waarden; en een adaptieve interpolator voor het ontvangen van de uitvoerdata van de vertragingsmodule, en het verkrijgen van de R en B componenten van een beeldpunt met de G component, de G en de B componenten van een 20 beeldpunt met de R component en de G en de R componenten van een beeldpunt met de B component, door het verrichten van een interpolatie gebruik makend van de ontvangen uitvoerdata van de vertragingsmodule in reactie op de uitvoerdata van de richtingscoëfficiëntwaardeselec-tor.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de lijngeheugenmodule omvat: een eerste lijngeheugen voor het opslaan van de uitvoerdata van de beeldsensor; een tweede lijngeheugen voor het opslaan van de uitvoerdata van 30 het eerste lijngeheugen; een derde lijngeheugen voor het opslaan van de uitvoerdata van het tweede lijngeheugen; en een vierde lijngeheugen voor het opslaan van de uitvoerdata van het derde lijngeheugen.
3. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de vertragingsmodule een aantal vertragingsblokken omvat, die elk meerdere serieel verbonden schuifregisters omvatten en de uitvoerdata van de beeldsensor vertragen. 1021335 - 42 -
4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij het aantal serieel verbonden schuldregisters vier is voor elk vertragingsblok.
5. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de richtingscoëffi-ciëntwaardeselector omvat: t 5 een berekeneenheid die opgebouwd is uit een aantal kleurencompo- nentberekeneenheden, elk voor het bepalen of de randcomponent in de horizontale richting en/of de verticale richting en/of de diagonale richting in elk van de R, G en B componenten van een willekeurig beeldpunt, voor welke kleurencomponenten dienen te worden verkregen, 10 bestaat, en het berekenen van de graad van de bestaande randcomponent? en een vergelijkingsbepaler voor het bepalen van het aantal rich-tingscoëfficiëntwaarden door het vergelijken van de uitvoerdata van de berekeneenheid met een tevoren bepaald aantal drempels. 15
6, Inrichting volgens conclusie 5, waarbij afhankelijk van welke kleurencomponent een beeldpunt voor welke een kleurencomponenten dient te worden verkregen, heeft, de meerdere kleurencomponentberekeneenhe-den omvatten: een eerste kleurencomponentbereke'neenheid voor het verkrijgen 20 van de randcomponent van de G component wanneer het beeldpunt de R component of de B component heeft, en het verrichten van geen bewerking wanneer het beeldpunt de G component heeft? een tweede kleurencoirponentberekeneenheid voor het verkrijgen van de horizontale randcomponent van de R component wanneer het beeld-25 punt de R component heeft, het verkrijgen van de horizontale randcomponent van de G component wanneer het beeldpunt de G component heeft, en het verkrijgen van de horizontale randcomponent van de B component wanneer het beeldpunt de B component heeft; en een derde kleurencomponentberekeneenheid voor het verkrijgen 30 van de verticale randcomponent van de R component wanneer het beeldpunt de R component heeft, het verkrijgen van de verticale randcomponent van de G component wanneer het beeldpunt de G component heeft, en de verticale randcomponent van de B component wanneer het beeldpunt de B conponent heeft.
7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de eerste kleuren componentberekeneenheid het verschil berekent tussen de absolute waarde van de G component die in de horizontale richting toeneemt of af neemt vanaf een willekeurig beeldpunt waarvoor kleurencomponenten dienen te worden verkregen (de absolute waarde van de horizontale 40 hellingscomponent van de G component) en de absolute waarde van de G 1Ó21335 - 43 - component die toeneemt of afneemt in de verticale richting vanaf het beeldpunt (de absolute waarde van de verticale hellingscomponent van de G component).
8. Inrichting volgens conclusie 6( waarbij aannemende dat de G i 5 component van een willekeurig, beeldpunt (i, j) (waarbij i en j gehele getallen zijn) GtJ is, de eerste kleurencomponentberekeneenheid omvat: een eerste functieblok voor het verkrijgen van de absolute waarde van het verschil (de horizontale component) tussen Gn^j en ' -i»*; 10 een tweede functieblok voor het verkrijgen van de absolute waarde van het verschil (de verticale component) -tussen en Gi0_u; en een eerste verschileenheid voor het verkrijgen van het verschil tussen het uitvoersignaal van het eerste functieblok en het uitvoer-15 signaal van het tweede functieblok.
9. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de tweede kleurencom-' ponentberekeneenheid het verschil berekent tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de R component wanneer het willekeurige beeld-20 punt de R component heeft, het verschil berekent tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de G component wanneer het willekeurige beeldpunt de G component heeft, of het verschil berekent tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent en de absolute waarde 25 van de rechter hellingscomponent van de B component wanneer het willekeurige beeldpunt de B component heeft, en waarbij de derde kleurencomponentberekeneenheid het verschil berekent tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de helling van de R component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hel-30 ling van de R component wanneer het willekeurige beeldpunt de R component heeft, het verschil berekent tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de helling van de G component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de helling van de G component wanneer het willekeurige beeldpunt de G component heeft, of 35 het verschil berekent tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de helling van de B component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de helling van de B component wanneer het willekeurige beeldpunt de B component heeft.
10. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij aannemende dat de R 40 component de G component en de B component van een willekeurig beeld- 1021335 4 - 44 - punt (i,j) (waarbij i en j gehele getallen zijn) GiS respectievelijk zijn, de tweede kleurencoraponentberekeneenheid omvat: een derde functiéblok voor het verkrijgen van de absolute waarde van het verschil tussen Rij en Ri(j+2>* het verkrijgen van de absolute 5 waarde van het verschil tussen (¾ en Gio+2), °f het verkrijgen van de absolute waarde van het verschil tussen Bij en Bio*2)f een vierde functiéblok voor het verkrijgen van de absolute waarde van het verschil tussen Ria-a» en Rij# het verkrijgen van de absolute waarde van het verschil tussen Gio-2) en Gij, of het verkrijgen 10 van de absolute waarde van het verschil tussen Bifl-aj en Bij» en een tweede verschileenheid voor het verkrijgen van het verschil tussen het uitvoersignaal van het derde functiéblok en het uitvoersignaal van het vierde functiéblok, en waarbij de derde kleurencomponent— berekeneenheid omvat: 15 een vijfde functiéblok voor het verkrijgen van de absolute waarde van het verschil tussen R41 en R(i+2jj« het verkrijgen van de absolute waarde van het verschil tussen G*j en G(1.«ii» of het verkrijgen van de absolute waarde van het verschil tussen Bij en B^»? een zesde functiéblok voor het verkrijgen van de absolute waarde 20 van het verschil tussen R<i-2)j en Rij, het verkrijgen van de absolute waarde van het verschil tussen G(i-2>j en Gij, of het verkrijgen van de absolute waarde van het verschil tussen B(i-2)j en Bij/ en een derde verschileenheid voor het verkrijgen van het verschil tussen het uitvoersignaal van het vierde functiéblok en het uitvoer-25 signaal van het zesde functiéblok.
11. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de vergelijkingsbe-paler een willekeurige richtingscoëfficiënt selecteert als een eerste toestandswaarde wanneer de uitvoer van de kleurencomponentberekeneen-heid groter is dan de negatieve waarde van een drempel en kleiner is 30 dan de positieve waarde van de drempel, de willekeurige richtingscoëfficiënt als een tweede toestandswaarde selecteert wanneer de uitvoer kleiner is dan de negatieve waarde van de drempel en de willekeurige richtingscoëfficiënt als een derde toestandswaarde selecteert wanneer de uitvoer groter is dan de positieve waarde van de drempel.
12. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij de eerste tot de derde drempels gehele getallen zijn die groter zijn dan 4 en kleiner zijn dan 20. f 0 2 1335 ί - 45 -
13. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij de eerste toe-standswaarde gelijk is aan een 1/2, de tweede toestandswaarde gelijk . is aan 1, en de derde toestandswaarde gelijk is aan 0.
14. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de adaptieve inter-5 polator omvat: een G component interpolator voor het uitvoeren van de G component door het verrichten van een interpolatie uitgaande van de uit-voersignalen van de vertragingsmodule en de richtingscoëfficiëntwaar-deselector; 10 een R component interpolator voor het uitvoeren van de R compo nent door het verrichten van een interpolatie uitgaande van de uit-voersignalen van de vertragingsmodule en de richtingscoëfficiëntwaar-deselector; en een B component interpolator voor het uitvoeren van de B compo-15 nent door het verrichten van een interpolatie uitgaande van de uit-voersignalen van de vertragingsmodule en de richtingscoëfficiëntwaar-deselector.
15. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij de G component interpolator omvat: 20 een laagdoorlaatfiltercomponentcalculator voor het ontvangen van meerdere G componenten uit het uitvoersignaal van de vertragingsmodule, het verrichten van de berekening, het selecteren van het resultaat van de berekening overeenkomstig met het uitvoersignaal van de rich-tingscoëfficiëntwaarde, en het uitvoeren van het geselecteerde resul-25 taat; een hoogdoorlaatfiltercomponentcalculator voor het ontvangen van meerdere R componenten of B componenten uit het uitvoersignaal van de vertragingsmodule, het verrichten van de berekening, het selecteren van het resultaat van de berekening overeenkomstig met het uitvoersig-30 naai van de richtingscoëfficiëntwaarde, en het uitvoeren van de geselecteerde resultaten; en een opteleenheid voor het verrichten van een OR-bewerking op het uitvoersignaal van de laagdoorlaatfiltercomponentcalculator en het uitvoersignaal van de hoogdoorlaatfiltercomponentcalculator.
16. Inrichting volgens conclusie 15, waarbij de laagdoorlaatfil- tercomponentcalculator omvat: een eerste logische blokeenheid omvattende meerdere logische blokken voor het verrichten van OR-bewerkingen op G(i_i)j en G(i>i>), Gi(J+l) en G<i+i)j, GKj+D en G(i-i)j, Gnj_u en G(i+i)j, Gi(j-i) en G(j-i)j, en Gj.(j-n en 1021335 - 46 - Gio+i), respectievelijk, van beeldpunt (i, j) dat dient te worden verkregen, en het delen van elk OR-resultaat door 2; een tweede logische blokeenheid omvattende meerdere logische blokken, elk voor het selectief verrichten van een OR-bewerking op 5 twee van de uitvoersignalen van de eerste logische blokeenheden en het delen van het OR-resultaat door 2; en een eerste selector voor het selecteren van één uit Gd^, , Gi(j+u en Gfi+uj, de uitvoersignalen van de eerste logische blokeenheden, en de uitvoersignalen van de tweede logische blokeenheden, overeenkom-10 stig met het uitvoersignaal van de richtingscoëfficiëntwaardeselector en het uitvoeren van het geselecteerde.
17. Inrichting volgens conclusie 15, waarbij de hoogdoorlaatfil-tercomponentcalculator omvat: een derde logische blokeenheid omvattende meerdere logische 15 blokken voor het door 2 delen van het verschil tussen Rij en R<na)j of het verschil tussen B13 en 'B(1+2)J, het door cijfer 2 delen van het verschil tussen Rij en R^-dj of het verschil tussen B13 en B(1-2)3, het door 2 delen van het verschil tussen Ri3 en Rkj+s) of het verschil tussen B13 en B10+2), en het door 2 delen van het verschil tussen Rij en Rkj-2) of 20 het verschil tussen Bij en B4ö-»; een vierde logische blokeenheid omvattende een aantal logische blokken voor het selectief verrichten van OR-bewerkingen op de uitvoersignalen van de derde logische blokeenheid en het door 2 delen van de OR-resultaten; 25 een vijfde logische blokeenheid omvattende meerdere logische blokken voor het selectief verrichten van OR-bewerkingen op de uitvoersignalen van de vierde logische blokeenheid en het door 2 delen van de OR-resultaten; en een tweede selector voor het selecteren van één uit de uitvoer-30 signalen van de derde tot de vijfde logische blokeenheden, overeenkomstig met het uitvoersignaal van de richtingscoëfficiëntwaardeselector.
18. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij de R component in-terpolator, wanneer de R component dient te worden verkregen van een beeldpunt (i,j) waarvan de G component bekend is, in respons op de Gij - 35 tweede richtingscoëfficiënt één selecteert uit: Ri(j+i) + ---, Ri(j-1) + Ri<j+1) . 2Gij ” Gi(j~2) “ Gi(j+2) __ „ . Gij “ Gi(j-2) _ ---+--- en Ri(j-i) + ---' en het geselecteerde uitvoert, en wanneer de R component dient te worden 1021335 -47- verkregen voor een beeldpunt (i, j) waarvan de B component bekend is, het rekenkundig 'gemiddelde verkrijgt ,R(i-l) (j-1) + R(i-1) ( ö+D + R(i+1) <j-l) + R(i+1) Ö+.1). · (—-—— ---— ---——'---—-) van vier beeldpun- 4 t ten in de diagonale richting van beeldpunt (i,j) en het resultaat uit-5 voert; en de B component interpolator, wanneer de B component voor een • beeldpunt (i,j) dient te worden verkregen waarvan de G component bekend is, in respons op de derde richtingscoëfficiënt één selecteert ' „ . Gij ~ Gi(j+2) Bi{j-1) + Bi(j+1) . ^ij “ Gi(j-2) “ Gi(j+2) _ Bi(j+i) +---, -—-;-+--- en Gij — Gi(j_2) Bi(j_i) + —-—-— -, en het geselecteerde uitvoert, ën wanneer de B 10 component dient te worden verkregen voor een beeldpunt (i,j), waarvan de R component bekend is, het rekenkundig gemiddelde + *+» van vier beeldpunten 4 in de diagonale richting vanaf beeldpunt (i,j) verkrijgt en het resultaat uitvoert.
19. Werkwijze voor het verwerken van de uitvoerdata van een beeldsensor voor het omzetten van een invoerscène in een elektronisch signaal, waarbij de werkwijze de stappen omvat van: het opslaan van de uitvoerdata van de beeldsensor; het selecteren van ten minste drie richtingscoëfficiëntwaarden 20 voor het bepalen van de intensiteit van kleurencomponenten van een beeldpunt, te verkrijgen door gebruik te maken van de opgeslagen uit-voerdata van de beeldsensor en de huidige uitvoerdata van de beeldsen-sór; en het verrichten van een interpolatie voor het verkrijgen van de R 25 en B componenten van een beeldpunt met de G component, de G en B componenten van een beeldpunt met de R component, en de G en R componenten van een beeldpunt met de B component door de meerdere richtings-coëfficiënten die in de bovenstaande stap zijn geselecteerd en de uitvoerdata van de beeldsensor te gebruiken, 30 waarbij de richtingscoëfficiënten een eerste richtingscoëffi ciënt omvatten voor het aangeven welke component de rand van het beeldpunt heeft uit de horizontale component, de verticale component en de diagonale component, een tweede richtingscoëfficiënt voor het aangeven van de graad van de horizontale randcomponent die een tevoren 35 bepaalde breedte heeft van de horizontale lijn, en het omhooggerichte gedeelte van de component, het omlaaggerichte gedeelte van de compo- 'f02133 5 » - 48 - nent en zowel het omhooggerichte gedeelte als het omlaaggerichte gedeelte van de componenten van de horizontale lijn omvat, en een derde richtingscoëfficiënt voor het aangeven van de graad van de verticale randcomponent die een tevoren bepaalde breedte heeft van de verticale 5 lijn, en het naar links gerichte gedeelte van de component, het naar rechts gerichte gedeelte van de component, en zowel de naar linies als de naar rechts gerichte gedeelten van de componenten van de verticale lijn omvat.
20. Werkwijze volgens conclusie 19, waarbij in de stap van het 10 opslaan van de uitvoerdata van de beeldsensor, de uitvoerdata van de beeldsensor wordt verdeeld tot meerdere tevoren bepaalde eenheden, lijngeheugens, elk voor het opslaan van één eenheid, het opslaan van ten minste vier eenheden van de verdeelde data, en waarbij de tevoren bepaalde eenheid één lijn is in de Bayer-reeksstructuur.
21. Werkwijze volgens conclusie 19, waarbij de stap van het se lecteren van de drie richtingscoëfficiëntwaarden de stappen omvat van: het bepalen of een willekeurig beeldpunt voor welke kleurencom-ponenten dienen te worden verkregen de G conponent al heeft; het één voor één selecteren van de tweede richtingscoëfficiënt- I 20 waarde en de derde richtingscoëfficiëntwaarde, wanneer het willekeurige beeldpunt de G component al heeft, wanneer de kleurencomponent van het willekeurige beeldpunt de G component niet is, het bepalen of de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van de G component die toeneemt of afneêmt 25 in de horizontale richting van het willekeurige beeldpunt (hierna aangeduid als "de absolute waarde van de horizontale hellingscomponent van de G component"), en de absolute waarde van de G component die toeneemt of afneemt in de verticale richting van het willekeurige beeldpunt (hierna aangeduid als "de absolute waarde van de verticale 30 hellingscomponent van de G component") minder is dan een eerste drempelwaarde; wanneer de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van de horizontale hellingscomponent van de G component en de absolute waarde van de verticale hellingscomponent van de G component 35 minder is dan de drempelwaarde, het instellen van de waarde van de eerste richtingscoëfficiënt of een eerste toestandswaarde, en het selecteren van de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt; het bepalen of het verschil tussen de absolute waarde van de horizontale hellingscomponent van de G component en de absolute waarde 1021335 t - 49 - van de verticale hellings component van de G component minder is dan de negatieve waarde van de eerste drempel; wanneer l?et verschil tussen de absolute waarde van de horizontale hellingscomponent van de G component en de absolute waarde van de i 5 verticale hellingscomponent van de G component minder is dan de negatieve waarde van de eerste drempel, het instellen van de waarde van de eerste richtingscoëfficiënt op een tweede toestandswaarde, en het selecteren van de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt; wanneer het verschil tussen de absolute waarde van de horizonta-10 le hellingscomponent van de G component en de absolute waarde van de verticale hellingscomponent van de G component groter is dan de positieve waarde van de eerste drempel, het instellen van de waarde van de eerste richtingscoëfficiënt op een drempel toestandswaarde; en wanneer de waarde van de eerste richtingscoëfficiënt is inge-15 steld op de eerste toestandswaarde of de derde toestandswaarde, het continu selecteren van de waarde van de derde richtingscoëfficiënt.
22. Werkwijze volgens conclusie 21, waarbij het verschil tussen de absolute waarde van de horizontale hellingscomponent van de G component en de absolute waarde van de verticale hellingscomponent van de 20. component gelijk is aan |Gi{j+i) - Gjj(j_i)| - jG(i_i)j - G(i+i)j|, waarbij de G component van het beeldpunt (i,j) die moet worden verkregen als de Gjj is, en i en j gehele getallen zijn.
23. Werkwijze volgens conclusie 21, waarbij de stap van het één voor één selecteren van de tweede richtingscoëfficiëntwaarde en de 25 derde richtingscoëfficiëntwaarde, wanneer het beeldpunt dat moet worden verkregen al de G component heeft, de stappen omvat van: het bepalen of de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van de G component van beeldpunten die zich aan de linkerzijde van het willekeurige beeldpunt bevinden, welke in de horizon-30 tale richting toenemen of afnemen (hierna aangeduid als "de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de G component"), en de absolute waarde van de G component van beeldpunten aan de rechterzijde van het willekeurige beeldpunt, welke in de horizontale richting toenemen of afnemen (hierna aangeduid als "de absolute waarde van de 35 rechter hellingscomponent van de G component") minder is dan een tweede drempelwaarde; wanneer de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de G component en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de G component minder 1021335 - 50 - is dan de tweede drempelwaarde, het instellen van de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt op de eerste toestandswaarde/ het bepalen of het verschil tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de G component en de absolute waarde van 5 de rechter hellingscomponent van de G component minder is dan de negatieve waarde van de tweede drempel; wanneer het verschil tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de G component en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de G component minder is dan de negatie-10 ve waarde van de tweede drempel, het instellen van de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt op de tweede toestandswaarde; wanneer het verschil tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de G component en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de G component groter is dan de tweede 15 drempelwaarde, het instellen van de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt op de derde toestandswaarde; het bepalen, gebaseerd op de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt die in de bovenstaande stap is bepaald, of de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van de G component van 20 beeldpunten boven het willekeurige beeldpunt welke toeneemt of afneemt in de verticale richting (hierna aangeduid als "de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de G component") en de absolute waarde van de G component van beeldpunten onder het willekeurige beeldpunt welke toeneemt of afneemt in de verticale 25 richting (hierna aangeduid als "de absolute waarde van het omlaagge-richte gedeelte van de hellingscomponent van de G component") minder is dan een derde drempelwaarde; wanneer de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de 30 G component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de G component minder is dan de derde drempelwaarde, het instellen van de waarde van de derde richtingscoëfficiënt op de eerste toestandswaarde; ; het bepalen of het verschil tussen de absolute waarde van het 35 orahooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de G component en 1 de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscom- | ponent van de G component minder is dan de negatieve waarde van de derde drempel; j wanneer het verschil tussen de absolute waarde van het omhoogge-40 richte gedeelte van de hellingscomponent van de G component en de ab- 1021335 - 51 - solute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent' van de G component minder is dan de negatieve waarde van derde drempel, het instellen van de waarde van de derde richtingscoëfficiënt op de tweede toestandswaarde; en 5 wanneer het verschil tussen de absolute waarde van het omhoogge- richte gedeelte van de hellingscomponent van de G component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de G component groter is dan de derde drempelwaarde, het instellen van de waarde van de derde richtingscoëfficiënt op de derde toestands- 10 waarde.
24. Werkwijze volgens conclusie 23, waarbij, wanneer de G component van beeldpunt (i, j) die moet worden verkregen Gjj is, en i en j gehele getallen zijn, het verschil tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de G component en de absolute waarde van 15 de rechter hellingscomponent van de G component gelijk is aan (Gij - Gi(j_2)| - (Gij - G^j+2)( en het verschil tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de G component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de G component gelijk is aan 20 (Gij - G(i_2)j| - (Gij - G(i+2)j|.
25. Werkwijze volgens conclusie 21, waarbij de stap van het instellen van de derde richtingscoëfficiëntwaarde op de tweede toestandswaarde en het selecteren van de tweede richtingscoëfficiëntwaarde de stappen omvat van: 25 het bepalen of de kleurencomponent die het willekeurige beeld punt heeft de R component is; wanneer het willekeurige beeldpunt de R component heeft, het bepalen of de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van de R component van beeldpunten aan de linkerzijde van het 30 willekeurige beeldpunt, die in de horizontale richting toeneemt of afneemt (hierna aangeduid als "de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de R component") en de absolute waarde van de R component van beeldpunten van de rechterzijde van het willekeurige beeldpunt die in de horizontale richting toeneemt of afneemt (hierna 35 aangeduid als "de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de R component”) kleiner is dan de tweede drempelwaarde; wanneer de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de R component en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de R component 1021335 -52- kleiner is dan de tweede drempelwaarde, het instellen van de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt op de eerste toestandswaarde; het bepalen of het verschil tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de R component en de absolute waarde 5 van de rechter hellingscomponent van de R component minder 'is dan de negatieve waarde van de tweede drempel; wanneer het verschil tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de R component en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de R component kleiner is dan de nega-10 tieve waarde van de tweede drempel, het instellen van de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt op de tweede toestandswaarde; wanneer het verschil tussen de absolute waarde, van de linker hellingscomponent van de R comporient en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de R component groter is dan de tweede 15 drempelwaarde, het instellen van de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt op de derde toestandswaarde; wanneer het willekeurige beeldpunt geen R component heeft, het bepalen of de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van de B component van beeldpunten aan de linkerzijde van het 20 willekeurige beeldpunt dat toeneemt of af neemt in de horizontale richting (hierna aangeduid als "de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de B component"), en de absolute waarde van de B component van de beeldpunten aan de rechterzijde van het willekeurige beeldpunt die toeneemt of afneemt in de horizontale richting 25 (hierna aangeduid als "de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de B component") kleiner is dan de tweede drempelwaarde; wanneer de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de B component en de ab-30 solute waarde van de rechter hellingscomponent van de B component kleiner is dan de tweede drempelwaarde, het instellen van de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt op de eerste toestandswaarde; het bepalen of het verschil tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de B component en de absolute waarde 35 van de rechter hellingscomponent van de B component kleiner is dan de negatieve waarde van de tweede drempelwaarde; wanneer het verschil tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de B component en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de B component minder is dan de negatie- f021335 - 53 - ve waarde van de tweede drempelwaarde, het instellen van de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt op de tweede toestandswaarde; en wanneer ,het verschil tussen de absolute waarde van de linker heHings component van de B component en de absolute waarde van de 5 rechter hellingscomponent van de B component groter is dan de tweede drempelwaarde, het instellen van de waarde van de tweede richtingscoëfficiënt op de derde toestandswaarde.
26. Werkwijze volgens conclusie 25, waarbij de R component van het beeldpunt (i,j) die moet worden verkregen is en i en j gehele 10 getallen zijn, het verschil tussen de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de R component en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de R component gelijk is aan j^ij “ Ri(j—2)| ~ |Ri j - Ri(j+2)| t en wanneer de B component van het beeldpunt (i,j) dat moet worden verkregen Bi3 is en i en j gehele getallen 15 zijn,het verschil (ΔΒκ) van de absolute waarde van de linker hellingscomponent van de B component en de absolute waarde van de rechter hellingscomponent van de B component gelijk is aan |®ij -1 ®i(j-2)| - [Bij " Bi{j+2)| ·
27. Werkwijze volgens conclusie 21, waarbij de stap van het 20 continu selecteren van de waarde van de derde richtingscoëfficiënt, wanneer de waarde van de eerste richtingscoëfficiënt op de eerste toestandswaarde of de derde toestandswaarde is ingesteld, de stappen omvat van: het bepalen of de kleurencomponent van het willekeurige beeld-25 punt de R component is; wanneer de kleurencomponent van het beeldpunt de R component is, het bepalen of de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van de R component van beeldpunten boven het willekeurige beeldpunt die toeneemt of afneemt in de verticale richting 30 (hierna aangeduid als "de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de R component") en de absolute waarde van de R component van beeldpunten onder het willekeurige beeldpunt die in de verticale richting toeneemt of afneemt (hierna aangeduid als "de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van 35 de hellingscomponent van de R component") kleiner is dan de derde drempelwaarde; wanneer de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de R component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van '102133 5 ♦ - 54 - de hèllingscomponent van de R component minder is dan de derde drempelwaarde, het instellen van de waarde van de derde richtingscoëf-ficiënt op de eerste toestandswaarde; het bepalen of het verschil tussen de absolute waarde van het 5 omhooggerichte gedeelte van de hèllingscomponent van de R component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscom-ponent van de R component kleiner is dan de negatieve waarde van de derde drempelwaarde; wanneer het verschil tussen de absolute waarde van het omhoogge-10 richte gedeelte van de hèllingscomponent van de R· component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hèllingscomponent van de R component kleiner is dan de negatieve waarde van de derde drempelwaarde, het instellen van de waarde van de derde richtingscoëf-ficiënt op'de tweede toestandswaarde; 15 wanneer het verschil tussen de absolute waarde van het oirihoogge- richte gedeelte van de hèllingscomponent van de R component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hèllingscomponent van de R component groter is dan de derde drempelwaarde, het instellen van de waarde van de derde richtingscoëfficiënt op de derde toestands-20 waarde; wanneer de kleurencomponent van het willekeurige beeldpunt niet de R component is, het bepalen of de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van de B component van beeldpunten boven het willekeurige beeldpunt die toeneemt of afneemt in de verticale rich-25 ting (hier aangeduid als "de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hèllingscomponent van de B component") en de absolute waarde van de B component van beeldpunten onder het willekeurige beeldpunt die in de verticale richting toeneemt of afneemt (hierna aangeduid als "de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van 30 de hèllingscomponent van de B component") minder is dan dé derde drempelwaarde; wanneer de absolute waarde van het verschil tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hèllingscomponent van de B component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van 35 de hèllingscomponent van de B component minder is dan de derde drempelwaarde, het instellen van de waarde van de derde richtingscoëfficiënt op de eerste toestandswaarde; het bepalen of het verschil tussen de absolute waarde van het omhooggerichte gedeelte van de hèllingscomponent van de B component en 40 de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscom- 1091335 - 55 - . ponent van de B component kleiner is dan de negatieve waarde van de derde drempelwaarde; wanneer het verschil tussen de absolute waarde van het omhoogge-richte gedeelte van de hellingscomponent van de B component en de ab-5 solute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de B component kleiner is dan de negatieve waarde van de derde drempelwaarde, het instellen van de waarde van de derde richtingscoëf-ficiënt op de tweede toestandswaarde; en wanneer het verschil tussen de absolute waarde Van het omhoogge- 10 richte gedeelte van de hellingscomponent van de B component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de B component groter is dan de derde drempelwaarde, het instellen van de waarde van de derde richtingscoëfficiënt op de derde toestandswaarde .
28. Werkwijze volgens conclusie 27, waarbij het verschil tussen de absolute waarde van het. omhooggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de R component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de R component gelijk is aan jRi j - R(i-2)j| “ l^ij ~ R(i+2)j| i waarbij de R component van het beeldpunt 20 (i,j) die moet worden verkregen gelijk is aan R±j, en i en j gehele getallen zijn, en het verschil van de absolute waarde van het omhoogge-richte gedeelte van de hellingscomponent van de B component en de absolute waarde van het omlaaggerichte gedeelte van de hellingscomponent van de b component gelijk is aan |Bij - B(i_2)j| - |bij - B(i+2)j|, waarbij 25 de B component van het beèldpunt (i,j) die moet worden verkregen gelijk is aan B±j, en i en j gehele getallen zijn.
29. Werkwijze volgens conclusie 21, waarbij de eerste toestandswaarde gelijk is aan 1/2, de tweede toestandswaarde gelijk is aan 1 en de derde toestandswaarde gelijk is aan 0.
30. Werkwijze volgens een van de conclusies 21, 23, 25 en 27, waarbij de eerste tot de derde drempelwaarde gehele getallen zijn die groter zijn dan 4 en kleiner zijn dan 20.
31. Werkwijze volgens conclusie 19, waarbij de stap van het uit-voeren van de interpolatie de stappen omvat van: 35 het berekenen van de uitvoerdata van de beeldsensor, en met be trekking tot de geselecteerde richtingscoëfficiëntwaarden, het uit de berekende data selecteren van dataonderdelen die overeenkomen met de geselecteerde richtingscoëfficiëntwaarden, als de R component; 7021335 - 56 - het berekenen van de uitvoer van de beeldsensor, en met betrekking tot de geselecteerde richtingscoëfficiëntwaarden, het uit de berekende data selecteren van dataonderdelen die overeenkomen met de geselecteerde richtingscoëfficiëntwaarden, als de G component; en het i 5 berekenen van de uitvoer van de beeldsensor, en met betrekking tot de geselecteerde richtingscoëfficiëntwaarden, het uit de berekende data selecteren van dataonderdelen die overeenkomen met de geselecteerde richtingscoëfficiëntwaarden, als de B component.
32. Werkwijze volgens conclusie 21, waarbij voorts één of meer 10 toestandswaarden zijn opgenomen, en de toestandswaarden gebruikt worden voor het aangeven van de graad van de helling van de randen die diagonale componenten hebben met verschillende hellingen, randen die horizontale componenten hebben met verschillende hellingen, en randen die verticale componenten hebben met verschillende hellingen.
33. Inrichting voor het verwerken van de uitvoerdata van een beeldsensor omvattende: - een lij ngeheugenmodule voor het ontvangen en opslaan van dé uitvoerdata van een enkele beeldsensor, omvattende informatie met betrekking tot kleurensignalen die bij elk beeldpunt zijn gemeten; 20 een vertragingsmodule voor het ontvangen van de uitvoerdata van de beeldsensor en de uitvoerdata van de lijngeheugenmodule, waarbij de ontvangen uitvoerdata gebruikmakend van een kloksignaal met een tevoren bepaalde tijd vertraagd wordt en de ontvangen uitvoerdata dan uitgevoerd wordt; 25 een richtingscoëfficiëntwaardeselector voor het ontvangen van de uitvoerdata van de vertragingsmodule, het selecteren van een aantal richtingscoëfficiëntwaarden voor het bepalen van de randcom-ponenten van de rood (R), groen (G) en blauw (B) componenten van een beeldpunt dat moet worden verkregen, en het uitvoeren van de geselec-30 teerde waarden; en een adaptieve interpolator voor het ontvangen van de uitvoerdata van de vertragingsmodule, en het verkrijgen van de R en B componenten van een beeldpunt met de G component, de G en de B componenten van een beeldpunt met de R component en de G en de R componenten van een 35 beeldpunt met de B component, door het verrichten van een interpolatie gebruikmakend van de ontvangen uitvoerdata van de vertragingsmodule in reactie op de uitvoerdata van de richtingscoëfficiëntwaardeselector, waarbij de richtingscoëfficiëntwaardeselector omvat: een berekeneenheid die opgebouwd is uit meerdere kleurencompo-40 nentberekeneenheden, elk voor het bepalen of de randcomponent in de 10?133 5 - 57 - horizontale richting en/of verticale richting en/of diagonale richting . in elk van de R, G en B componenten van een willekeurig beeldpunt waarvoor de kleurencomponent dient te worden verkregen, bestaat, en het berekenen van de graad van de bestaande rand component; en 5 een vergelijkingsbepaler voor het bepalen van de meerdere rich- tingscoëfficiëntwaarden door de uitvoerdata van de berekeneenheid te vergelijken met een tevoren bepaald aantal drempels. 1021335
NL1021335A 2001-09-13 2002-08-27 Inrichting en werkwijze voor het verwerken van een uitvoer van een beeldsensor. NL1021335C2 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
KR10-2001-0056442A KR100396898B1 (ko) 2001-09-13 2001-09-13 이미지센서 출력데이터 처리장치 및 처리방법
KR20010056442 2001-09-13

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL1021335A1 NL1021335A1 (nl) 2003-03-14
NL1021335C2 true NL1021335C2 (nl) 2005-06-13

Family

ID=19714232

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1021335A NL1021335C2 (nl) 2001-09-13 2002-08-27 Inrichting en werkwijze voor het verwerken van een uitvoer van een beeldsensor.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US7142239B2 (nl)
JP (1) JP4127638B2 (nl)
KR (1) KR100396898B1 (nl)
DE (1) DE10243306A1 (nl)
NL (1) NL1021335C2 (nl)
TW (1) TWI243584B (nl)

Families Citing this family (30)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US7202894B2 (en) 2002-06-04 2007-04-10 Micron Technology, Inc. Method and apparatus for real time identification and correction of pixel defects for image sensor arrays
KR100510532B1 (ko) 2003-06-10 2005-08-26 삼성전자주식회사 베이어 패턴 컬러 신호에 대한 적응형 노이즈 제거 필터,이를 구비한 디지털 영상 신호 처리 장치, 및 그 방법
US7446812B2 (en) * 2004-01-13 2008-11-04 Micron Technology, Inc. Wide dynamic range operations for imaging
CN1326088C (zh) * 2004-02-10 2007-07-11 华晶科技股份有限公司 补足像素色彩的内插法
CN1857008B (zh) 2004-02-19 2010-05-05 三菱电机株式会社 图像处理方法
JP4133908B2 (ja) 2004-03-31 2008-08-13 シャープ株式会社 画像処理装置、画像処理方法、画像処理プログラムおよび画像処理プログラムを格納した記憶媒体
KR101087345B1 (ko) * 2004-04-21 2011-11-25 인텔렉츄얼 벤처스 투 엘엘씨 컬러 보정 방법
KR100585004B1 (ko) 2004-04-21 2006-05-29 매그나칩 반도체 유한회사 이미지센서의 디지털 신호 처리 장치
KR100699831B1 (ko) 2004-12-16 2007-03-27 삼성전자주식회사 베이어 패턴의 컬러 신호를 보간하는 방법 및 보간기
KR100587979B1 (ko) * 2004-12-20 2006-06-08 한국전자통신연구원 이미지 확대를 위한 경계선 및 귀퉁이 기반 보간 방법
KR100708465B1 (ko) * 2005-02-03 2007-04-18 삼성전자주식회사 컬러 상관 유사도와 다방향 에지 정보를 이용한 컬러 필터보간 방법
KR100782812B1 (ko) 2005-06-15 2007-12-06 삼성전자주식회사 에지 적응적 컬러 보간 방법 및 장치
US7830426B2 (en) * 2005-12-29 2010-11-09 Micron Technology, Inc. Method and apparatus providing color interpolation in color filter arrays using edge detection and correction terms
US20070263918A1 (en) * 2006-02-13 2007-11-15 David Jenya Method and system of recognizing profiles and defects in wood processing
KR100809687B1 (ko) 2006-02-28 2008-03-06 삼성전자주식회사 영상신호에 포함된 잡음을 제거할 수 있는 영상신호처리장치 및 방법
KR100929349B1 (ko) * 2007-01-30 2009-12-03 삼성전자주식회사 유기물 컬러 필터를 포함하지 않는 컬러 픽셀, 이미지 센서, 및 컬러 보간방법
TWI400961B (zh) * 2007-08-24 2013-07-01 Holtek Semiconductor Inc 用於ymcg彩色濾波陣列的色彩內插法
CN101452573B (zh) * 2007-12-04 2013-01-30 比亚迪股份有限公司 一种图像边缘增强方法
EP2229658A1 (en) * 2007-12-21 2010-09-22 Dolby Laboratories Licensing Corporation Edge directed image processing
US20090237530A1 (en) * 2008-03-20 2009-09-24 Ilia Ovsiannikov Methods and apparatuses for sharpening images
TWI395154B (zh) * 2009-04-14 2013-05-01 Holtek Semiconductor Inc Color Filter Array Image Enhancement Method and Device
US8526719B2 (en) * 2009-12-29 2013-09-03 Postech Academy-Industry Foundation Method of converting color image into grayscale image and recording medium storing program for performing the same
JP5631769B2 (ja) * 2011-02-17 2014-11-26 株式会社東芝 画像処理装置
TW201305965A (zh) * 2011-07-18 2013-02-01 Novatek Microelectronics Corp 影像處理方法
CN102905083A (zh) * 2011-07-27 2013-01-30 联咏科技股份有限公司 图像处理方法
KR101921964B1 (ko) 2012-03-05 2019-02-13 삼성전자주식회사 라인 메모리 및 이를 이용한 시모스 이미지 집적회로소자
PL3219360T3 (pl) * 2014-11-10 2020-10-19 Sanhe Laserconn Tech Co., Ltd. Urządzenie do zabiegów z laserem vcsel dużej mocy z funkcją chłodzenia skóry i jego struktura montażowa
US10366471B2 (en) * 2015-12-02 2019-07-30 Texas Instruments Incorporated Universal and adaptive de-mosaicing (CFA) system
JP6627528B2 (ja) * 2016-01-25 2020-01-08 株式会社Jvcケンウッド 画像処理方法及び画像処理装置
GB2559776B (en) * 2017-02-17 2022-04-06 Grass Valley Ltd Decoding a bayer-mask or like coded image

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0732859A2 (en) * 1995-03-17 1996-09-18 Eastman Kodak Company Adaptive colour plane interpolation in an electronic single-sensor colour camera
JPH11122626A (ja) * 1997-10-17 1999-04-30 Nikon Corp 画像処理方法及び装置並びに画像処理プログラムを記録した記録媒体
WO2000013406A1 (en) * 1998-09-01 2000-03-09 Divio, Inc. Method and apparatus for edge enhancement in digital images
JP2001028691A (ja) * 1999-07-14 2001-01-30 Sharp Corp 画像処理装置
EP1111904A2 (en) * 1999-12-20 2001-06-27 Texas Instruments Incorporated Digital camera system and method

Family Cites Families (19)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5347599A (en) * 1991-06-14 1994-09-13 Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. Adaptive interpolation method and apparatus using correlation detection
KR0125108B1 (ko) * 1992-12-11 1997-12-01 가나이 쯔또무 정지화상기록 디지탈 카메라
US5382976A (en) * 1993-06-30 1995-01-17 Eastman Kodak Company Apparatus and method for adaptively interpolating a full color image utilizing luminance gradients
JP3392564B2 (ja) * 1995-02-27 2003-03-31 三洋電機株式会社 単板式カラービデオカメラ
US5652621A (en) * 1996-02-23 1997-07-29 Eastman Kodak Company Adaptive color plane interpolation in single sensor color electronic camera
GB9605527D0 (en) * 1996-03-15 1996-05-15 Vlsi Vision Ltd Image restoration
US5631703A (en) * 1996-05-29 1997-05-20 Eastman Kodak Company Particular pattern of pixels for a color filter array which is used to derive luminance and chrominance values
KR100196922B1 (ko) * 1996-09-19 1999-06-15 윤종용 4판식 이미지 센서를 이용한 고해상도 영상 신호처리 장치 및 방법
JP3612891B2 (ja) * 1996-10-02 2005-01-19 松下電器産業株式会社 固体撮像素子の撮像出力の輪郭強調方法
JP3787927B2 (ja) * 1996-11-18 2006-06-21 ソニー株式会社 撮像装置及びカラー画像信号の処理方法
US6339479B1 (en) * 1996-11-22 2002-01-15 Sony Corporation Video processing apparatus for processing pixel for generating high-picture-quality image, method thereof, and video printer to which they are applied
KR100222971B1 (ko) * 1997-06-20 1999-10-01 윤종용 3판식 고해상도 촬상 장치
US6563537B1 (en) * 1997-07-31 2003-05-13 Fuji Photo Film Co., Ltd. Image signal interpolation
JP4066484B2 (ja) * 1997-12-08 2008-03-26 ソニー株式会社 画像処理装置および画像処理方法、並びにカメラ
US6229578B1 (en) * 1997-12-08 2001-05-08 Intel Corporation Edge-detection based noise removal algorithm
JP3771054B2 (ja) * 1998-07-01 2006-04-26 株式会社リコー 画像処理装置及び画像処理方法
US6836289B2 (en) * 1999-12-20 2004-12-28 Texas Instruments Incorporated Digital still camera architecture with red and blue interpolation using green as weighting factors
US6771835B2 (en) * 2000-06-12 2004-08-03 Samsung Electronics Co., Ltd. Two-dimensional non-linear interpolation system based on edge information and two-dimensional mixing interpolation system using the same
KR100390847B1 (ko) * 2001-06-30 2003-07-12 주식회사 하이닉스반도체 이미지 센서의 칼라 보간 장치

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0732859A2 (en) * 1995-03-17 1996-09-18 Eastman Kodak Company Adaptive colour plane interpolation in an electronic single-sensor colour camera
JPH11122626A (ja) * 1997-10-17 1999-04-30 Nikon Corp 画像処理方法及び装置並びに画像処理プログラムを記録した記録媒体
US6570616B1 (en) * 1997-10-17 2003-05-27 Nikon Corporation Image processing method and device and recording medium in which image processing program is recorded
WO2000013406A1 (en) * 1998-09-01 2000-03-09 Divio, Inc. Method and apparatus for edge enhancement in digital images
JP2001028691A (ja) * 1999-07-14 2001-01-30 Sharp Corp 画像処理装置
US6788825B1 (en) * 1999-07-14 2004-09-07 Sharp Kabushiki Kaisha Image processing apparatus
EP1111904A2 (en) * 1999-12-20 2001-06-27 Texas Instruments Incorporated Digital camera system and method

Non-Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 1999, no. 09 30 July 1999 (1999-07-30) *
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 2000, no. 16 8 May 2001 (2001-05-08) *

Also Published As

Publication number Publication date
US7142239B2 (en) 2006-11-28
DE10243306A1 (de) 2003-04-24
NL1021335A1 (nl) 2003-03-14
JP4127638B2 (ja) 2008-07-30
US20030081465A1 (en) 2003-05-01
JP2003143615A (ja) 2003-05-16
TWI243584B (en) 2005-11-11
KR20030023294A (ko) 2003-03-19
KR100396898B1 (ko) 2003-09-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1021335C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het verwerken van een uitvoer van een beeldsensor.
US7835573B2 (en) Method and apparatus for edge adaptive color interpolation
US6570616B1 (en) Image processing method and device and recording medium in which image processing program is recorded
EP2087725B1 (en) Improved light sensitivity in image sensors
US6563538B1 (en) Interpolation device, process and recording medium on which interpolation processing program is recorded
US11463664B2 (en) Universal and adaptive de-mosaicing (CFA) system
US7477781B1 (en) Method and apparatus for adaptive pixel correction of multi-color matrix
US7667738B2 (en) Image processing device for detecting chromatic difference of magnification from raw data, image processing program, and electronic camera
EP2843947B1 (en) Image processing device, image processing method, and program
US7499089B2 (en) Color interpolation method in bayer array
EP2352301A1 (en) Image processing device, image processing method, and program
EP0964585A2 (en) Color image pickup apparatus
US7760255B2 (en) Method and apparatus for interpolation of interlaced CMYG color format
WO2007020930A1 (ja) 撮像装置、ノイズリダクション装置およびノイズリダクション方法、ならびに、プログラム
JP4333997B2 (ja) 画像処理装置、撮影装置、画像処理方法、画像処理プログラムおよび記録媒体
JP4617870B2 (ja) 撮像装置および方法、並びにプログラム
CN108307162B (zh) 高效灵活的色彩处理器
CN113747137A (zh) 图像信号处理器、图像信号处理方法及其电子装置
JP4940086B2 (ja) 色処理装置およびその方法
KR20080070231A (ko) 다채널 필터를 이용하여 영상을 생성하는 장치 및 방법
JP2015211347A (ja) 画像処理装置、撮像装置、画像処理方法およびプログラム
KR100996797B1 (ko) 화상 처리 장치, 화상 처리 방법, 및 화상 처리를 달성하는프로그램
Zapryanov et al. Demosaicing methods for pseudo-random Bayer color filter array
KR20030096565A (ko) 소팅 및 평균을 통한 알지비 컬러 신호 보간 방법

Legal Events

Date Code Title Description
AD1A A request for search or an international type search has been filed
RD2N Patents in respect of which a decision has been taken or a report has been made (novelty report)

Effective date: 20050207

PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20100301