NL1021283C2 - Samenstel van een kachel en een op de kachel plaatsbare brandstofhouder. - Google Patents

Description

Titel: Samenstel van een kachel en een op de kachel plaatsbare brandstofhouder

De uitvinding heeft betrekking op een samenstel van een kachel en een op de kachel plaatsbare brandstofhouder, waarbij de brandstofhouder is voorzien van een doseerstuk met een brandstofuitstroomopening, waarbij het doseerstuk is voorzien van een in een eerste resp. een tweede stand 5 brengbaar afsluitmiddel om de uitstroomopening wel resp. niet af te sluiten, waarbij het doseerstuk tevens is voorzien van veermiddelen die zijn ingericht om een zodanige veerkracht op het afsluitmiddel uit te oefenen, dat het afsluitmiddel onder invloed van die veerkracht in de eerste stand wordt gebracht, waarbij de kachel is voorzien van een brandstofvulopening 10 die is voorzien van middelen om het afsluitmiddel van de brandstofhouder in de tweede stand te brengen, tegen de veerkracht van de genoemde veermiddelen in, wanneer de brandstofhouder met het doseerstuk in een vulpositie in de vulopening van de kachel wordt geplaatst.

Een dergelijk samenstel is uit de praktijk bekend. Wanneer de 15 brandstofhouder niet in combinatie met de kachel wordt gebruikt, bijvoorbeeld tijdens opslag en/of transport, wordt de uitstroomopening van de houder door het genoemde afsluitmiddel afgesloten. Het afsluitmiddel is daarbij door de genoemde veermiddelen in de eerste stand gebracht.

Om de kachel van brandstof te voorzien wordt het doseerstuk van 20 de brandstofhouder met de uitstroomopening aan de vulopening van de kachel gekoppeld. Bij deze vulpositie bevindt de brandstofhouder zich doorgaans in een omgekeerde stand, althans met het doseerstuk en de uitstroomopening naar beneden gekeerd.

De vulopening van de kachel is ingericht om het afsluitmiddel van 25 de brandstofhouder naar de tweede stand te brengen wanneer de houder in de vulpositie op de kachel is gezet, zodat zich in de houder bevindende brandstof de kachel in kan stromen. Hiertoe is de kachel bij de vulopening 1021283· 2 voorzien van een omhoog uitstekende pen die het afsluitmiddel van de houder tegen de veerkracht van de veermiddelen in naar de tweede stand duwt. De pen oefent -na positionering van de brandstofhouder op de kachel-een omhoog gerichte normaalkracht op het afsluitmiddel uit, welke 5 normaalkracht een reactiekracht is van de zwaartekracht die door de massa van de brandstofhouder op die pen wordt uitgeoefend.

De brandstofuitstroomopening van het doseerstuk van de brandstofhouder is relatief klein, aangezien tijdens het branden van de kachel doorgaans een relatief klein brandstofdebiet via de opening naar de 10 kachel stroomt. De kleine afmeting van de brandstofuitstroomopening is bovendien gewenst om te verhinderen, dat brandstof wordt gemorst tijdens het op de kachel plaatsen of het van de kachel afnemen van de brandstofhouder. Bovendien wordt hierdoor navullen van de brandstofhouder door een gebruiker aanmerkelijk bemoeilijkt of zelfs 15 onmogelijk gemaakt.

Voordeel van het bekende samenstel is, dat de kachel op een willekeurige locatie door de brandstofhouder van brandstof kan worden voorzien. Bovendien kunnen de kachel en de daarvan afneembare brandstofhouder veilig en separaat van elkaar worden vervoerd en 20 opgeslagen, waarbij de uitstroomopening van de brandstofhouder veilig door het afsluitmiddel is afgesloten. Het aan de kachel koppelen van de brandstofhouder verloopt bovendien relatief eenvoudig door de houder eenvoudig in de gewenste vulpositie op de kachel te plaatsen. Daarbij kan de houder bijvoorbeeld door middel van vasthoudmiddelen, zoals aan de 25 kachel verbonden klem en/of vastsnoermiddelen of dergelijke, en/of zich langs de houder uitstrekkende wanddelen van de kachel, in positie worden vastgehouden.

Bij het bekende samenstel omvat de brandstofhouder een relatief grote metalen jerrycan, waarbij het doseerstuk een losmaakbare metalen 30 dop omvat. De genoemde uitstroomopening en de veermiddelen van de 1021283· 3 brandstofhouder zijn in deze dop aangebracht. Wanneer de brandstofhouder leeg is, kan de dop van de brandstofhouder worden afgenomen, zodat een relatief grote brandstofhouder-vulopening wordt vrijgemaakt. Vervolgens kan de houder via die houder-vulopening worden bijgevuld. Dit heeft het 5 voordeel, dat telkens dezelfde brandstofhouder in combinatie met de kachel kan worden gebruikt.

Nadeel van het bekende samenstel is, dat het bijvullen van de jerrycan relatief lastig is en hoge nauwkeurigheid vergt. Daarbij kan brandstof worden gemorst. Door het morsen van brandstof kan bijvoorbeeld 10 kleding van omstanders worden bedorven. Een belangrijk nadeel van het bekende samenstel is, dat de jerrycan relatief groot en zwaar is, hetgeen transport, hantering en opslag van die brandstofhouder zal bemoeilijken. Kleine jerrycans hebben daarentegen het nadeel deze een beperkte inhoud hebben.

15 De onderhavige uitvinding beoogt problemen van het bekende samenstel op te lossen met behoud van de voordelen daarvan. In het bijzonder beoogt de uitvinding een samenstel van een kachel en een brandstofhouder, waarbij gebruik van het samenstel op een relatief veilige manier kan worden uitgevoerd.

20 Volgens de uitvinding wordt het samenstel hiertoe gekenmerkt, doordat het brandstofhouder-doseerstuk onlosmaakbaar met een wand van de brandstofhouder is verbonden.

Op deze manier is de brandstofhouder geschikt voor éénmalig gebruik, hetgeen relatief veilig is ten opzichte van hergebruik van de 25 houder. Het doseerstuk kan niet gemakkelijk van de brandstofhouder worden verwijderd, althans niet zonder de houder te beschadigen en onbruikbaar te maken, doordat het doseerstuk onlosmaakbaar met de houder is verbonden, bijvoorbeeld doordat het een integraal onderdeel uitmaakt van de wand van de houder. Daardoor dient de brandstofhouder 30 na gebruik, wanneer in de houder opgeslagen brandstof door de kachel is 1021283· 4 verbruikt, door een nieuwe, gevulde brandstofhouder vervangen te worden om de kachel van verse brandstof te voorzien. Door telkens een nieuwe brandstofhouder te gebruiken, behoeft de lastige navulstap van de brandstofhouder niet te worden uitgevoerd. Elke verbruikte, lege 5 brandstofhouder kan bijvoorbeeld worden gerecycled.

Bij voorkeur zijn enkele of alle onderdelen van de brandstofhouder van kunststof vervaardigd. Daardoor kan de houder relatief licht en toch voldoende sterk worden uitgevoerd. Het geheel van kunststof vervaardigen van de houder, inclusief de genoemde veermiddelen, is bijzonder voordelig 10 omdat de houder daardoor gemakkelijker recyclebaar is dan een uit diverse materialen samengestelde houder. Verder is een kunststof houder relatief goedkoop in grote aantallen te vervaardigen, hetgeen voordelig is bij de toepassing van de houder als een wegwerptank. Door elke houder relatief licht uit te voeren kan de houder meer massa aan brandstof bevatten om 15 aan een bepaald totaalgewicht te komen ten opzichte van een relatief zware houder, hetgeen voordelig is uit transportoogpunt.

Een voordelige kunststof voor toepassing in de houder is het relatief goedkope high density polyethyleen (HDPE). Deze kunststof heeft een lage soortelijke massa, zodat gewicht kan worden bespaard. Verder is 20 HDPE enigszins lichtdoorlatend, zodat het brandstofniveau in de houder vanuit een omgeving kan worden waarnomen wanneer de houderwand van HDPE is vervaardigd. Bovendien is HDPE van zichzelf relatief brandstofondoorlatend, hetgeen noodzakelijk is voor de duurzaamheid en veiligheid van de brandstofhouder.

25 De uitvinding verschaft verder een brandstofhouder die wordt gekenmerkt door de materie van conclusie 17. Deze houder is zeer veilig in gebruik, doordat het brandstofhouder-doseerstuk onlosmaakbaar met een wand van de brandstofhouder is verbonden. Ongewenst navullen van de houder wordt zo tegengegaan. Derhalve is de houder in het bijzonder 30 geschikt voor éénmalig gebruik, hetgeen bovengenoemde voordelen biedt.

1021283* 5

Nadere uitwerkingen van de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies. Thans zal de uitvinding worden verduidelijkt aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld en de tekening. Daarin toont: fig. 1 een doorsnede van een samenstel van een kachel en een 5 brandstofhouder volgens de stand van de techniek; fïg. 2 detail Q van de in figuur 1 weergegeven doorsnede; fig. 3 een gedeeltelijk opengewerkt weergegeven zijaanzicht van een doseerstuk met een afsluitmiddel van een brandstofhouder volgens de uitvinding; 10 fig. 4 een bovenaanzicht van het in fig. 3 weergegeven zijaanzicht; fig. 5 een gedeeltelijk in doorsnede weergegeven zijaanzicht van het afsluitmiddel van het in fig. 3 weergegeven doseerstuk; fig. 6 een bovenaanzicht van het in fig. 5 weergegeven zijaanzicht; en 15 fig. 7 een gedeeltelijk opengewerkt weergegeven zijaanzicht van het in fig. 3 weergegeven doseerstuk.

Fig. 1 toont een samenstel van een kachel 1 met een uit de stand van de techniek bekende brandstofhouder 110. De kachel 1 is voorzien van een branderkop 30 en een kous 4 om brandstof B uit een ondertank 5 op te 20 zuigen, naar een verdampingsoppervlak 6 te transporteren en aldaar te verdampen ten behoeve van het verbranden van die brandstof. De kachel 1 omvat bovendien een luchtsluis 7 om lucht aan de verdampte brandstof B toe te voeren ten behoeve van het verbranden van de brandstof B in de branderkop 30. De luchtstroom is met pijlen in figuur 1 weergegeven.

25 De bekende brandstofhouder 110 omvat een door een wand 115 omgeven brandstofreservoir. Zoals fig. 1 toont is de houder 110 tijdens gebruik met een doseerstuk 114 op een vulopening 2 van de ondertank 5 van de kachel 1 geplaatst om die ondertank 5 continu met brandstof B tot een met een streeplijn 8 weergegeven vulniveau bij te vullen. In de vulopening 2 30 is een filter 9 opgesteld om de via die opening 2 naar de ondertank 5 1021283« 6 stromende brandstof te filteren. Het doseerstuk 114 is door middel van een schroefdraadverbinding losmaakbaar aan de houder 110 verbonden.

Zoals fig. 2 toont, is het doseerstuk 114 van de brandstofhouder voorzien van een brandstof-uitstroomventiel dat een samenstel van een plug 5 112, een metalen veer 113 en een brandstofuitstroomopening 111 omvat. Bij een niet weergegeven eerste stand van de plug 112 wordt de uitstroomopening 111 door die plug 112 afgesloten. In fig. 1 en 2 is een tweede stand van de plug 112 weergegeven, waarbij de plug 112 de uitstroomopening 111 niet afsluit. De veer 113 is ingericht om een zodanige 10 veerkracht op de plug 112 uit te oefenen, dat die plug 112 onder invloed van die veerkracht van de tweede stand in de eerste stand kan worden gebracht. Zoals fig. 1 en 2 tonen, is het filter van de brandstofvulopening 2 van de kachel 1 voorzien van een naar boven stekende pen 3 om de plug 112 van de brandstofhouder 110 in de tweede stand te brengen en houden, tegen de 15 veerkracht van de genoemde veermiddelen 113 in wanneer de brandstofhouder in de weergegeven vulpositie op de kachel is geplaatst.

Bij de in figuren 1 en 2 weergegeven stand van de plug 112 kan brandstof via de uitstroomopening 111 uit de brandstofhouder 110 en naar de ondertank 5 van de kachel 1 stromen, terwijl lucht de brandstofhouder 20 110 instroomt. Vanzelfsprekend staakt de brandstofstoom uit de houder 110 telkens op het moment dat het brandstofniveau 8 in de ondertank 5 de uitstroomopening 111 van de brandstofhouder 110 heeft bereikt, aangezien in dat geval geen lucht meer in de houder 110 kan terugstromen. Op deze manier wordt de brandstof in de ondertank 5 tijdens gebruik van de kachel 25 1 continu door de houder 110 op het gewenste niveau 8 gehouden.

Zoals fig. 1 en 2 tonen omvat de uit de stand van de techniek bekende houder 110 een afschroefbaar doseerstuk 114, hetgeen de in de inleiding genoemde nadelen met zich meebrengt.

Figuren 3-4 tonen een deel van een brandstofhouder 10 volgens de 30 uitvinding. Deze brandstofhouder 10 is voorzien van een integraal aan de 1021283* 7 brandstofhouderwand 15 verbonden, concaaf doseerstuk 14. Het doseerstuk 14 is voorzien van een ronde uitstroomopening 11. In het doseerstuk 14 is een in een eerste resp. een tweede stand brengbaar afsluitmiddel 12 opgesteld om de uitstroomopening 11 wel resp. niet af te sluiten. In fig. 3 is 5 de eerste stand van het afsluitmiddel weergegeven. Het afsluitmiddel 12 is via veermiddelen 13 aan een binnenzijde 23 van het doseerstuk 14 gekoppeld. De veermiddelen 13 zijn ingericht om een zodanige veerkracht op het afsluitmiddel 12 uit te oefenen, dat het afsluitmiddel 12 onder invloed van die veerkracht in de eerste stand wordt gebracht.

10 Zoals fig. 5 toont, omvat het afsluitmiddel 12 een frusco-conisch lichaam 16 dat in de eerste stand van het afsluitmiddel 12 op een binnenzijde van de uitstroomopening 11 aansluit om die opening 11 af te sluiten. Een buitenzijde 17 van het frusco-conische lichaam 16, op welke zijde de pen 3 van de vulopening 2 van de kachel 1 aangrijpt om het 15 afsluitmiddel 12 naar zijn tweede stand te brengen, is concaaf uitgevoerd.

De genoemde concave buitenzijde 17 van het afsluitmiddel 12 omvat een segment van een bolvormig oppervlak, zodanig dat het afsluitmiddel 12 zelfcentrerend op de pen 3 aangrijpt tijdens het op bovenbeschreven wijze in de vulpositie op de kachel 1 plaatsen van deze houder 10. Haaks op een van 20 de genoemde buitenzijde 17 afgekeerde binnenzijde 19 van het frusco- conisch lichaam 16 strekt zich een cilindervormig geleidingselement 20 uit. Dit geleidingselement 20 is aan een buitenzijde voorzien van vier zich in longitudinale richting van dat element uitstrekkende geleidingsribben 21.

De genoemde veermiddelen 13 omvatten een spiraalveer 13 die zich rondom 25 het geleidingselement 20 uitstrekt. De spiraalveer 13 is met het ene einde integraal aan de genoemde binnenzijde 19 van het frusco-conisch lichaam 16 verbonden. Het andere einde van de spiraalveer 13 is door middel van drie dwarsverbindingen 24 verbonden aan een bevestigingsring 22. Deze bevestigingsring 22 is aan de binnenwand 23 van het doseerstuk 14 30 verbonden, bijvoorbeeld door een klik- en/of lijmverbinding.

T021283· 8

Wanneer de in fig. 3 weergegeven houder 10 op de vulopening 2 van de kachel 1 wordt geplaatst, wordt het afsluitlichaam 16 door de pen 3 van de kachel 1 in een richting R bewogen, tegen de veerkracht van de veer 13 in, zodat brandstof vanuit de houder 10 via de uitstroomopening 11 naar 5 de tank 5 van de kachel 1 kan stromen.

Bij voorkeur omvatten de genoemde veermiddelen 13 een kunststof spiraalveer. Daarnaast is het voordelig indien het afsluitmiddel 12 in hoofdzaak van kunststof is vervaardigd. Het afsluitmiddel kan bijvoorbeeld een integraal deel van de veermiddelen zijn. Verder kan de brandstofhouder 10 10 geheel van kunststof zijn vervaardigd. Bij voorkeur is de wand 15 van de brandstofhouder vervaardigd van High Density Polyethyleen (HDPE).

De veermiddelen 13 van het afsluitmiddel 12 oefenen bij voorkeur een zodanige veerkracht op het afsluitmiddel uit bij de eerste stand van dat afsluitmiddel 12, dat de brandstofvulopening 2 van de kachel 1 het 15 afsluitmiddel 12 van de brandstofhouder 10 ten minste onder invloed van het gewicht van de brandstofhouder 10 in de tweede stand houdt wanneer de brandstofhouder 10 zich in de genoemde vulpositie bevindt. Op deze manier wordt bereikt dat de veermiddelen niet een zodanig grote veerkracht uitoefenen, dat het afsluitmiddel reeds naar de gesloten, eerste, stand wordt 20 terugbewogen door de veermiddelen terwijl de houder 10 nog een bepaalde hoeveelheid brandstof bevat. Verder dienen de veermiddelen 12 wel een voldoende hoge veerkracht uit te oefenen, zodanig dat het afsluitmiddel volledig naar de eerste stand wordt bewogen wanneer de brandstofhouder 10 zich in een van de kachel 1 afbewogen rustpositie bevindt.

25 De kachel 1 en brandstofhouder 10 volgens de uitvinding zijn relatief veilig in gebruik, aangezien de houder 10 slechts geschikt is voor éénmalig gebruikt.

Het spreekt vanzelf dat de uitvinding niet is beperkt tot het beschreven uitvoeringsvoorbeeld. Diverse wijzigingen zijn mogelijk binnen 30 het raam van de uitvinding zoals is verwoord in de navolgende conclusies.

1021283« 9

Zo kan de brandstofhouder van diverse materialen zijn vervaardigd. Bij voorkeur is de houder volledig van wegwerpmateriaal vervaardigd. Verder is het voordelig wanneer de houder 10 geen metalen delen omvat, in het bijzonder om de houder relatief licht uit te voeren.

5 De uitstroomopening 12 kan verschillende afmetingen hebben. In het bijzonder is de diameter van de uitstroomopening niet meer dan circa 1 cm.

Verder kan de uitstroomopeningl2 op diverse manieren zijn gevormd, zoals rond, hoekig of een combinatie van deze of andere vormen omvatten.

10 De uitstroomopening 12 kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld doordat de opening 12 een boring omvat, is voorzien van een poreuze massa of een poreus afgiftelichaam of doordat de uitstroomopening 12 anderszins is uitgevoerd.

Voorts kan de houder in diverse standen op de kachel worden 15 geplaatst, bijvoorbeeld horizontaal, verticaal en/of schuin, afhankelijk van de positie van het doseerstuk en de uitstroomopening van de houder.

Daarnaast kan de houder in verschillende posities op de kachel worden geplaatst, afhankelijk van de positie van de vulopening van de kachel.

20 Verder kunnen de genoemde veermiddelen 13 bijvoorbeeld zijn ingericht om toe te staan dat het afsluitmiddel 12 van de eerste naar de tweede stand wordt gebracht wanneer de genoemde middelen 3 van de brandstofvulopening 2 een kracht op het afsluitmiddel uitoefenen die kleiner is dan circa 3 N, in het bijzonder kleiner dan circa 2 N. Zo kan een 25 relatief licht uitgevoerde brandstofhouder toch door de genoemde middelen 3, zoals de pen 3, worden geopend ten behoeve van brandstoftoevoer aan de kachel 1, met name in het geval dat de houder 1 slechts voor een klein deel met brandstof is gevuld. Zo wordt vermeden dat de uitstroomopening van de houder vroegtijdig door die veermiddelen wordt afgesloten, zodat de houder 30 geheel in de kachel 1 kan leeglopen.

1021283* 10

De massa van de houder is bij voorkeur, althans in een niet-gevulde toestand, kleiner dan circa 0,3 kg, in het bijzonder kleiner dan circa 0,2 kg, zodat de houder met relatief weinig materiaal kan worden uitgevoerd.

5 1021283·

Claims (19)

1. Samenstel van een kachel en een op de kachel plaatsbare brandstofhouder, waarbij de brandstofhouder (10) is voorzien van een doseerstuk (14) met een brandstofuitstroomopening, waarbij het doseerstuk (14) is voorzien van een in een eerste resp. een tweede stand brengbaar 5 afsluitmiddel (12) om de uitstroomopening (11) wel resp. niet af te sluiten, waarbij het doseerstuk (14) tevens is voorzien van veermiddelen (13) die zijn ingericht om een zodanige veerkracht op het afsluitmiddel (12) uit te oefenen, dat het afsluitmiddel (12) onder invloed van die veerkracht in de eerste stand wordt gebracht, waarbij de kachel (1) is voorzien van een 10 brandstofvulopening (2) die is voorzien van middelen (3) om het afsluitmiddel (12) van de brandstofhouder (10) in de tweede stand te brengen, tegen de veerkracht van de genoemde veermiddelen (13) in, wanneer de brandstofhouder (10) met het doseerstuk (14) in een vulpositie in de vulopening (2) van de kachel (1) wordt geplaatst, met het kenmerk, dat 15 het brandstofhouder-doseerstuk (14) onlosmaakbaar met een wand (15) van de brandstofhouder (10) is verbonden.

2. Samenstel volgens conclusie 1, waarbij de genoemde veermiddelen (13) in hoofdzaak van kunststof zijn vervaardigd.

3. Samenstel volgens conclusie 2, waarbij de genoemde veermiddelen 20 een kunststof spiraalveer (13) omvatten.

4. Samenstel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het afsluitmiddel (12) van kunststof is vervaardigd.

5. Samenstel volgens ten minste conclusies 2 en 4, waarbij het afsluitmiddel (12) een integraal deel van de veermiddelen (13) omvat.

6. Samenstel volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de brandstofhouder (10) geheel van kunststof is vervaardigd. 1021283*

7. Samenstel één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de wand (15) van de brandstofhouder (10) is vervaardigd van High Density Polyethyleen (HDPE).

8. Samenstel volgens één van de voorgaande conclusie, waarbij het 5 doseerstuk (14) een convex deel (14) van de wand (15) van de brandstofhouder (10) is.

9. Samenstel volgens één van de voorgaande conclusie, waarbij de genoemde veermiddelen (13) een zodanige veerkracht op het afsluitmiddel (12) uitoefenen bij de eerste stand van dat afsluitmiddel (12), dat de 10 brandstofvulopening (2) van de kachel (1) het afsluitmiddel (12) van de brandstofhouder (10) ten minste onder invloed van het gewicht van de brandstofhouder (10) in de tweede stand houdt wanneer de brandstofhouder (10) zich in de genoemde vulpositie bevindt.

10. Samenstel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de 15 brandstofhouder (10) volledig van wegwerpmateriaal is vervaardigd.

11. Samenstel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de brandstofhouder (10) geen metalen delen omvat.

12. Samenstel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een diameter van de uitstroomopening (12) circa 1 cm of minder bedraagt.

13. Samenstel volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de brandstofvulopening (2) van de kachel (1) is voorzien van een in hoofdzaak omhoog uitstekende penvormig lichaam (3) om het afsluitmiddel (12) van de brandstofhouder (10) in de tweede stand te brengen.

14. Samenstel volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de genoemde veermiddelen (13) zijn ingericht om toe te staan dat het afsluitmiddel (12) van de eerste naar de tweede stand wordt gebracht wanneer de genoemde middelen (3) van de brandstofvulopening (2) een kracht op het afsluitmiddel uitoefenen die kleiner is dan circa 3 N. 10212839

15. Samenstel volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de genoemde veermiddelen (13) zijn ingericht om toe te staan dat het afsluitmiddel (12) van de eerste naar de tweede stand wordt gebracht wanneer de genoemde middelen (3) van de brandstofvulopening (2) een kracht op het afsluitmiddel 5 uitoefenen die kleiner is dan circa 2 N.

16. Samenstel volgens conclusie 1, waarbij ten minste de genoemde veermiddelen (13) in hoofdzaak uit metaal zijn vervaardigd.

17. Brandstofhouder, kennelijk bestemd voor een samenstel volgens één van de voorgaande conclusies.

18. Brandstofhouder volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de houder in een niet-gevulde toestand een massa heeft die kleiner is dan circa 0,3 kg.

19. Brandstofhouder volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de genoemde massa kleiner is dan circa 0,2 kg. 15 1021283·