NL1020907C2 - Draaideur. - Google Patents

Description

I ·

Draaideur

De uitvinding heeft betrekking op een draaideur omvattende een cilindrisch vormgegeven kuipwand, binnen de kuipwand om een centrale as draaibare deurvleugels, en in de kuipwand opgenomen ingangs- en uitgangsopeningen, waarvan al-5 thans één een aan een verticale rand van de kuipwand opgestelde luchtuitstroomeenheid heeft met een uittreesleuf voor het opwekken van een verticaal verlopend luchtgordijn.

Een dergelijke draaideur is bekend uit het Duitse gebruiksmodel DE-U-200 06 968.

10 In de praktijk blijkt de bekende draaideur geen goed functionerende scheiding tussen binnenklimaat en buitenklimaat van een gebouw waarin de draaideur wordt toegepast, te verschaffen.

Met de uitvinding wordt beoogd de bekende draaideur 15 in dit opzicht te verbeteren en om in het algemeen een alternatief te verschaffen voor de bekende draaideur.

De -dra-aideu-r—vo-l-gens· de uitvinding is er daartoe _ door gekenmerkt dat de uittreesleuf in hoofdzaak radiaal naar binnen de draaideur is gericht, en dat de deurvleugels tij-20 dens gebruik een tochtwerende afsluiting verschaffen.

Verrassenderwijs blijkt de draaideur volgens de uitvinding in de praktijk te voldoen. Aanvraagster is van mening dat dit wordt veroorzaakt doordat met de maatregelen volgens de uitvinding een plaatselijk verhoogde omgevingsdruk in de 25 atmosfeer van de draaideur wordt verschaft die bij gebruik van de draaideur behouden blijft, doordat het gedeelte tussen de deurvleugels waarbinnen met de luchtuitstroomeenheid een verhoogde omgevingsdruk is aangebracht, door verdere rotatie aanvankelijk wordt afgedicht door de deurvleugels en de kuip-30 wand, en vervolgens uitkomt bij de opening tegenover de luchtuitstroomeenheid. Door de verhoogde druk kan bij deze opening uitstroom plaatsvinden, echter geen instroom van extern de draaideur aanwezige omgevingslucht. Een adequate afsluiting van het externe milieu ten opzichte van het milieu 35 binnen de draaideur is hiervan het gevolg. Bij verdere rotatie van de draaideur vindt vervolgens weer afsluiting door de 2 deurvleugels en de kuipwand plaats, zodat bij de luchtuit-stroomeenheid aangekomen, dit gedeelte van de draaideur weer op een hogere druk gebracht kan worden. Voor een goed functioneren van de draaideur volgens de uitvinding is essentieel, 5 zo zal uit het voorgaande duidelijk zijn, dat de deurvleugels tijdens gebruik aan de draaideur een tochtwerende afsluiting verschaffen.

Voor het verzorgen van een adequate afscheiding van het klimaat in een gebouw ten opzichte van het buitenklimaat 10 is het doelmatig dat de luchtuitstroomeenheid binnen het gebouw is geplaatst.

Voor het verder opvoeren van de scheiding tussen binnenklimaat en buitenklimaat is wenselijk dat in een tweede luchtuitstroomeenheid is voorzien die buiten het gebouw is 15 geplaatst en waarvan een uittreessleuf in hoofdzaak radiaal naar binnen de draaideur is gericht.

Bovendien is wenselijk dat de luchtuitstroomeenheid of luchtuitstroomeenheden een op de atmosfeer binnen het gebouw aansluitende aanzuigopening voor lucht hebben.

20 De uitvinding zal in het navolgende verder worden toegelicht onder verwijzing naar de tekening, welke - in figuur 1 schematisch een eerste uitvoerings-voorbeeld van een viervleugelige draaideur volgens de uitvinding in doorsnede toont; 25 - in figuur 2 schematisch een tweede uitvoerings- voorbeeld van een draaideur volgens de uitvinding met drie deuvleugels in doorsnede toont; - in figuur 3 de in figuur 2 getoonde draaideur in schuin bovenaanzicht toont, en 30 - in figuur 4 schematisch een derde uitvoeringsvoor- beeld van een draaideur volgens de uitvinding met twee deurvleugels in doorsnede toont.

In de figuren gebruikte gelijke verwijzingscijfers verwijzen naar dezelfde onderdelen.

35 In figuur 1 is een draaideur 10 volgens de uitvin ding getoond, die is geplaatst in een faqadeopening 40 van een gebouw. De draaideur 10 heeft in dit uitvoeringsvoorbeeld kuipwanden 16, welke cirkelvormig gebogen zijn en waarbinnen 3 een centraal geplaatst draaikruis 11 aanwezig is, welke in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld is voorzien van vier daaraan bevestigde deurvleugels 12.

De kuipwanden 16 zijn bijvoorbeeld in glas uitge-5 voerd en kunnen verder met beschermingspro£ielen aan boven-en onderkant zijn voorzien. Ter verzorging van de bediening van het draaikruis 11 met de daaraan bevestigde deurvleugels 12 is bijvoorbeeld een op zichzel£ bekende aandrij£trein voorzien die boven of onder het draaikruis 11 aangrijpt (niet 10 getoond).

Het draaikruis 11 met de daaraan verbonden deurvleugels 12 roteren om een (denkbeeldige) as 13.

De draaideur 10 heeft een naar binnen respectievelijk naar buiten leidende doorgangsopening 15 aan beide zij-15 den van de draaideur 10 die als ingangs- en uitgangsopening fungeert.

Voor het passeren van de draaideur 10 is het daarbij nodig dat het draaikruis 11 roteert in bijvoorbeeld de met pijl 14 aangeduide richting. _ 20 Aan het in de draairichting 14 liggende uiteinde 17 van de rechtsgelegen kuipwand 16 van de draaideur 10 bevindt zich een luchtuitstroomeenheid 20. In de met pijl A aangeduide richting blaast de luchtuitstroomeenheid 20 radiaal naar binnen gericht in de ruimte van de draaideur 10. De luchtuit-25 stroomeenheid 20 bevindt zich daarbij aan de binnenzijde van het gebouw. De ruimte B van de draaideur 10 bevindt zich derhalve in open verbinding met de buitenlucht.

In de figuren 2 en 3 is een verder uitvoeringsvoorbeeld van een draaideur 10 volgens de uitvinding getoond. De-30 ze wijkt van de in figuur 1 getoonde draaideur af, in die zin dat het draaikruis 11 in dit uitvoeringsvoorbeeld slechts drie deurvleugels 12 heeft. Verder is de draairichting van het draaikruis 11 in het in figuur 2 en 3 getoonde geval omgekeerd aan de draairichting getoond in figuur l. Het zal 35 duidelijk zijn dat dit voor de uitvinding geen verschil maakt.

De luchtuitstroomeenheid 20 is aan haar achterzijde voorzien van een intreeopening waarmee omgevingslucht van t 4 binnen het gebouw volgens pijl 50 wordt aangezogen. Deze lucht wordt vervolgens zoals eerder toegelicht, in de richting van de pijl A in de ruimte van de draaideur 10 gebracht.

In figuur 4 is een derde uitvoeringsvoorbeeld van 5 een draaideur 10 volgens de uitvinding getoond, welke, zich van de eerdere voorbeelden onderscheidt, doordat het hier gaat om een tweevleugelige draaideur.

In het in figuur 4 getoonde geval is de draairichting 14 van de draaideur 10 wederom gelijk aan die van het in 10 figuur 1 getoonde geval.

Hoewel in alle getoonde uitvoeringsvoorbeelden telkens slechts één luchtuitstroomeenheid 20 is getoond, zal het duidelijk zijn dat de uitvinding hiertoe niet beperkt is, maar dat evengoed uitvoeringen denkbaar zijn, waarbij een 15 luchtuitstroomeenheid zowel aan de binnenzijde als een degelijke luchtuitstroomeenheid aan de buitenzijde van het gebouw is geplaatst. Dit kan tot nog hogere effectiviteit van de scheiding tussen binnenklimaat en buitenklimaat leiden. Het is daarbij wenselijk dat ook de aan de buitenzijde van het 20 gebouw geplaatste luchtuitstroomeenheid de aan te zuigen lucht van binnen het gebouw betrekt.

Claims (4)

1. Draaideur omvattende een cilindrisch vormgegeven kuipwand, binnen de kuipwand om een centrale as draaibare deurvleugels, en in de kuipwand opgenomen ingangs- en uit- 5 gangsopeningen, waarvan althans één een aan een verticale rand van de kuipwand opgestelde luchtuitstroomeenheid heeft met een uittreesleuf voor het opwekken van een verticaal verlopend luchtgordijn, met het kenmerk, dat de uittreesleuf in hoofdzaak radiaal naar binnen de draaideur is gericht, en dat 10 de deurvleugels tijdens gebruik een tochtwerende afsluiting verschaffen.

2. Draaideur volgens conclusie 1, waarbij de kuipwand in een fa$ade van een gebouw is geplaatst, met het kenmerk, dat de luchtuitstroomeenheid binnen het gebouw is ge- 15 plaatst.

3. Draaideur volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat in een tweede.-luchtuitstroomeenheid is voorzien, die buiten het gebouw is geplaatst en waarvan een uittreessleuf in hoofdzaak radiaal naar binnen de draaideur is gericht.

4. Draaideur volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de luchtuitstroomeenheid of luchtuit-stroomeenheden een op de atmosfeer binnen het gebouw aansluitende aanzuigopening voor lucht hebben. y -*