NL1020898C1 - Droogapparaat voor het verwijderen van vloeistof uit een mengsel van vloeistof en vaste stof. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Droogapparaat voor het verwijderen van vloeistof uit een mengsel van vloeistof en vaste stof.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor 5 het verwijderen van vloeistof uit een mengsel van vloeistof en vaste stof, welke inrichting is voorzien van een gestel en een door het gestel ondersteunde zeef.

Met de uitvinding wordt beoogd een inrichting van bovengenoemde soort te verkrijgen, die een eenvoudige en 10 doelmatige opbouw heeft en met behulp waarvan een effectieve verwijdering van vloeistof uit een mengsel van vloeistof en vaste stof te realiseren is.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de zeef zich vanaf een toevoereinde, waar het mengsel wordt 15 toegevoerd, schuin omhoog uitstrekt naar een afvoereinde en middelen zijn aangebracht met behulp waarvan het mengsel over de zeef vanaf het toevoereinde naar het afvoereinde kan worden verplaatst en worden verdeeld.

Bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding - 2Ό kan het- toevoereinde ορ -een verhoudingsgewi js laag' niveau worden opgesteld hetgeen het op de zeef aanbrengen van het mengsel vergemakkelijkt.

Door de schuin omhoog gerichte stand wordt het mengsel naar een hoger punt gevoerd, hetgeen de afvoer van de vaste 25 stof en de eventueel nog in de vaste stof aanwezige vloeistof vergemakkelijkt. Daarnaast zal tijdens bedrijf de vloeistof onder invloed van de zwaartekracht gemakkelijk uit het mengsel kunnen wegstromen.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet 30 aan de hand van een in bijgaande figuur schematisch in perspectief weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding.

De inrichting omvat een uit gestelbalken bestaand gestel 1, waardoor een zich gezien in de figuur van links 35 naar rechts schuin omhoog uitstrekkende bak 2 wordt ondersteund. De bak 2 wordt aan zijn bovenzijde afgedekt * } 2 door een zeefplaat 3. Aan de langsranden van de bak 2 zijn zich omhoog uitstrekkende wanden 4 aangebracht, die een goot vormen waarin een mengsel van vaste stof en vloeistof over de zeefplaat 3 kan worden verplaatst en verdeeld. Verder zijn 5 nabij de uiteinden van de zeefplaat 3 assen 5 en 6 aangebracht waaraan kettingwielen 7 zijn bevestigd..De as 6 is aan te drijven met behulp van een elektromotor 8. Gezien in de lengterichting van de zeefplaat 3 zijn tussen de assen 5 en 6 en op enige afstand boven de zeefplaat 3 verdere assen 10 9 en 10 om de lengte-as draaibaar in de inrichting ondersteund. Aan de assen 9 en 10 zijn verdere kettingwielen 11 bevestigd. Om de kettingwielen 7 en 11 zijn eindloze kettingen 12 geleid. Uit de figuur zal duidelijk zijn, dat daarbij de onderparten van de kettingen 12 zich evenwijdig 15 aan de zeefplaat 3 uitstrekken en ter hoogte van de opstaande wanden 4 zijn gelegen. Aan de kettingen 12 zijn op regelmatige afstand van elkaar gelegen meeneemorganen 13 bevestigd, die zich loodrecht op de lengte- richting van de kettingen uitstrekken. Bij voorkeur worden de meeneemorganen 20 13 gevormd door borstelorganen. Tevens zijn aan de kettingen 12 op regelmatige afstand van elkaar gelegen om de lengte-as draaibare rollen 14 bevestigd. Deze rollen verdelen het op de zeefplaat 3 rustende mengsel over de zeefplaat 3 en drukken het op de zeefplaat 3 om de afvoer van de vloeistof zo te

25 verbeteren. Aan de onderzijde van de zeefplaat 3 onder- I

steunende bak 2 is nog een trilmotor 15 bevestigd. Tijdens bedrijf zullen met behulp van de motor 8 de kettingen 12 zodanig worden aangedreven, dat de met de kettingen verbonden meeneemorganen of borstels 13 en de rollen 14 vanaf het 30 gezien in de figuur laag gelegen linker einde van de zeefplaat 3 over de zeefplaat 3 omhoog zullen bewegen naar het gezien in de figuur rechts gelegen hoger gelegen afvoereinde. Het mengsel van vloeistof en vaste stof, waaruit de vloeistof moet worden verwijderd kan op het een 35 toevoereinde vormende het laagst gelegen gedeelte van de zeefplaat 3 worden gestort. Hiertoe is de inrichting bij het toevoereinde van de zeefplaat 3 nog voorzien van een 3 vultrechter 16. Door de lage ligging van het. toevoereinde van de zeefplaat 3 met de vultrechter 16 zal het te behandelen mengsel gemakkelijk in de vultrechter 16 kunnen worden gestort. Het zo op het toevoereinde van de zeefplaat 3 5 gestorte mengsel zal met de borstelorganen 13 over de

zeefplaat 3 omhoog worden geschoven naar het hoger gelegen afvoereinde. Door de verhoudingsgewijs hoge ligging van het afvoereinde van de zeefplaat 3 kan met behulp van de meeneemorganen of borstels 13 van dit afvoereinde afgeschoven 10 materiaal gemakkelijk worden opgevangen, bijvoorbeeld in een I

onder het afvoereinde opgestelde wagen of dergelijke. Tijdens het omhoog schuiven van het mengsel van vaste stof en vloeistof zal de vloeistof door de zeefplaat 3 kunnen wegstromen. Deze vloeistof zal in de bak 2 worden opgevangen 15 en worden afgevoerd via een aan opvangbak 17 aangesloten I

leiding 18 door afvoerpomp 19. Een centrifugaalventilator 20 brengt een met klep 21 regelbare onderdruk aan op de zeefplaat 3 met het oog op het verbeteren van de afvoer van de vloeistof uit het mengsel. Het uit het mengsel uitstromen 20 van de vloeistof zal verder worden bevorderd door het in I

trilling brengen van de bak 2 en de zeefplaat 3 met behulp van de trilmotor 15. Hierbij zal ook het op de zeefplaat 3 rustende mengsel van vloeistof en vaste stof in trilling worden gebracht, hetgeen het wegstromen van vloeistof uit het 25 mengsel zal bevorderen. Zoals verder nog schematisch in de figuur is weergegeven kan boven de zeefplaat 3 nog een blaasmond 22 zijn aangebracht. Deze blaasmond 22 van de ventilator zorgt tevens voor overdruk boven de zeef. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om tijdens bedrijf een in de 30 richting van de zeefplaat 3 gerichte luchtstroom op te wekken welke in het op de zeefplaat 3 rustende mengsel aanwezige vloeistof in de richting van de zeefplaat 3 zal dringen om de afvoer van vloeistof zo te verbeteren.

35 A '-N f'\ ,"· r

Claims (8)

1. Inrichting voor het verwijderen van vloeistof uit een 5 mengsel van vloeistof en vaste stof, welke inrichting is voorzien van een gestel en een door het gestel ondersteunde zeef, met het kenmerk, dat de zeef zich vanaf een toevoer-einde waar het mengsel wordt toegevoerd schuin omhoog uitstrekt naar een afvoereinde. en middelen zijn aangebracht 10 met behulp waarvan het mengsel over de zeef vanaf het I toevoereinde naar het afvoereinde kan worden verplaatst.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een aantal meenemers en een aantal rollen, die zijn bevestigd aan eindloze kettingen of riemen, 15 die zodanig zijn geleid, dat zij zich over een deel van hun I lengte tenminste nagenoeg evenwijdig aan de zeefplaat 3 uitstrekken voor het verplaatsen van de meenemers en de rollen over het oppervlak van de zeefplaat 3.

3. Inrichting volgens voorgaande conclusies, met het 20 kenmerk, dat de meenemers worden gevormd door borstels.

4. Inrichting volgens voorgaande conclusiea, met het kenmerk, dat de rollen zijn aangebracht om een op de zeef liggend mengsel aan te drukken en gelijkmatig te verspreiden

5. Inrichting volgens voorgaande conclusies, met het 25 kenmerk, dat de kettingen of riemen zijn geleid om een tweetal nabij de uiteinden van de zeef gelegen assen en twee tussen de uiteinden van de zeef en op enige afstand boven de zeef gelegen assen.

6. Inrichting volgens voorgaande conclusies, met het 30 kenmerk, dat middelen zijn aangebracht om tijdens bedrijf de I zeef in trilling te brengen.

7. Inrichting volgens voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat middelen zijn aangebracht met behulp waarvan overdruk kan worden verzorgd boven de zeefplaat. 35

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat middelen zijn aangebracht voor het opwekken van een onderdruk onder de zeef.