NL1016787C2 - Inrichting voor het verwijderen van vloeistof uit een mengsel van vloeistof en vaste stof. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het verwijderen van vloeistof uit een mengsel van vloeistof en vaste stof.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het 5 verwijderen van vloeistof uit een mengsel van vloeistof en vaste stof, welke inrichting is voorzien van een gestel en een door het gestel ondersteunde zeef.

Met de uitvinding wordt beoogd een inrichting van bovengenoemde soort te verkrijgen, die een eenvoudige en doelmatige opbouw 10 heeft en met behulp waarvan een effectieve verwijdering van vloeistof uit een mengsel van vloeistof en vaste stof te realiseren is.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de zeef zich vanaf een toevoereinde, waar het mengsel wordt toegevoerd, schuin omhoog uitstrekt naar een afvoereinde en middelen zijn aange-15 bracht met behulp waarvan het mengsel over de zeef vanaf het toevoereinde naar het afvoereinde kan worden verplaatst.

Bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding kan het toevoereinde op een verhoudingsgewijs laag niveau worden opgesteld hetgeen het op de zeef aanbrengen van het mengsel vergemakkelijkt.

20 Door de schuin omhoog gerichte stand wordt het mengsel naar een hoger punt gevoerd, hetgeen de afvoer van de vaste stof en de eventueel nog in de vaste stof aanwezige vloeistof vergemakkelijkt. Daarnaast zal tijdens bedrijf de vloeistof onder invloed van de zwaartekracht gemakkelijk uit het mengsel kunnen wegstromen.

25 De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuur schematisch in perspectief weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding.

De inrichting omvat een uit gestelbalken bestaand gestel 1, waardoor een zich gezien in de figuur van links naar rechts schuin 30 omhoog uitstrekkende bak 2 wordt ondersteund. De bak 2 wordt aan zijn bovenzijde afgedekt door een zeefplaat 3. Aan de langsranden van de bak 2 zijn zich omhoog uitstrekkende wanden 4 aangebracht, die een goot vormen waarin een mengsel van vaste stof en vloeistof over de zeefplaat kan worden verplaatst.

35 Verder zijn nabij de uiteinden van de zeefplaat assen 5 en 6 aangebracht waaraan kettingwielen 7 zijn bevestigd. De as 6 is aan ' ' ’· . «5 2 te drijven met behulp van een elektromotor 8. Gezien in de lengterichting van de zeefplaat is tussen de assen 5 en 6 en op enige afstand boven de zeefplaat 3 een verdere as 9 om zijn lengte-as draaibaar in de inrichting ondersteund. Aan de as 9 zijn verdere 5 kettingwielen 10 bevestigd. Om de kettingwielen 7 en 10 zijn eindloze kettingen 11 geleid. Uit de figuur zal het duidelijk zijn, dat daarbij de onderparten van de kettingen 11 zich evenwijdig aan de zeefplaat 3 uitstrekken en ter hoogte van de opstaande wanden 4 zijn gelegen.

Aan de kettingen 11 zijn op regelmatige afstand van elkaar 10 gelegen meeneemorganen 12 bevestigd, die zich loodrecht op de lengterichting van de kettingen uitstrekken. Bij voorkeur worden de meeneemorganen gevormd door borstel organen.

Aan de onderzijde van de de zeefplaat 3 ondersteunende bak 2 is nog een trilmotor 13 bevestigd.

15 Tijdens bedrijf zullen met behulp van de motor 8 de kettingen 11 zodanig worden aangedreven, dat de met de kettingen verbonden meeneemorganen of borstels 12 vanaf het gezien in de figuur laag gelegen linker einde van de zeefplaat 3 over de zeefplaat omhoog zullen bewegen naar het gezien in de figuur rechts gelegen hoger 20 gelegen afvoereinde.

Het mengsel van vloeistof en vaste stof, waaruit de vloeistof moet worden verwijderd kan op het een toevoereinde vormende het laagst gelegen gedeelte van de zeefplaat worden gestort. Hiertoe is de inrichting bij het toevoereinde van de zeefplaat nog voorzien 25 van een vultrechter 14. Door de lage ligging van het toevoereinde van de zeefplaat met de vultrechter 14 zal het te behandelen mengsel gemakkelijk in de vultrechter kunnen worden gestort.

Het zo op het toevoereinde van de zeefplaat 3 gestorte mengsel zal met de borstel organen 12 over de zeefplaat omhoog worden 30 geschoven naar het hoger gelegen afvoereinde. Door de verhoudingsgewijs hoge ligging van het afvoereinde van de zeefplaat 3 kan met behulp van de meeneemorganen of borstels 12 van dit afvoereinde afgeschoven materiaal gemakkelijk worden opgevangen, bijvoorbeeld in een onder het afvoereinde opgestelde wagen of dergelijke.

35 Tijdens het omhoog schuiven van het mengsel van vaste stof en vloeistof zal de vloeistof door de in de zeefplaat 3 aangebrachte ' 7 & 3 openingen kunnen wegstromen. Deze vloeistof zal in de bak 2 worden opgevangen en worden afgevoerd via een niet nader weergegeven op het ondereinde van de bak 2 aangesloten leiding.

Bij voorkeur zijn middelen aangebracht met behulp waarvan 5 een onderdruk onder althans een deel van de zeefplaat 3 kan worden opgewekt met het oog op een verbeteren van de afvoer van de vloeistof uit het mengsel.

Het uit het mengsel uitstromen van de vloeistof zal verder worden bevorderd door het in trilling brengen van de bak 2 en de 10 zeefplaat 3 met behulp van de trilmotor 13. Hierbij zal ook het op de trilplaat rustende mengsel van vloeistof en vaste stof in trilling worden gebracht, hetgeen het wegstromen van vloeistof uit het mengsel zal bevorderen.

Zoals verder nog schematisch in de figuur is weergegeven 15 kunnen boven de zeefplaat 3 nog een of meerdere kasten 14 zijn aangebracht waaraan met behulp van een niet nader weergegeven ventilator of dergelijke onder druk staande lucht kan worden toegevoerd. Daarbij zijn de kasten voorzien van in de richting van de zeefplaat 3 gerichte uitstroomopeningen. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om tijdens 20 bedrijf een in de richting van de zeefplaat gerichte luchtstroom op te wekken welke in het op de zeefplaat 3 rustende mengsel aanwezige vloeistof in de richting van de zeefplaat 3 zal dringen om de afvoer van vloeistof zo te verbeteren.

*

Claims (7)

1. Inrichting voor het verwijderen van vloeistof uit een mengsel van vloeistof en vaste stof, welke inrichting is voorzien van 5 een gestel en een door het gestel ondersteunde zeef, met het kenmerk, dat de zeef zich vanaf een toevoereinde waar het mengsel wordt toegevoerd schuin omhoog uitstrekt naar een afvoereinde en middelen zijn aangebracht met behulp waarvan het mengsel over de zeef vanaf het toevoereinde naar het afvoereinde kan worden verplaatst.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een aantal meenemers, die zijn bevestigd aan eindloze kettingen of riemen, die zodanig zijn geleid, dat zij zich over een deel van hun lengte tenminste nagenoeg evenwijdig aan de zeefplaat uitstrekken voor het verplaatsen van de meenemers over het 15 oppervlak van de zeefplaat.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de meenemers worden gevormd door borstels.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de kettingen of riemen zijn geleid om een tweetal nabij de uiteinden 20 van de zeef gelegen assen en een tussen de uiteinden van de zeef en op enige afstand boven de zeef gelegen as.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat middelen zijn aangebracht om tijdens bedrijf de zeef in trilling te brengen.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat middelen zijn aangebracht met behulp waarvan een luchtstroom in de richting van een op de zeef liggend mengsel kan worden opgewekt.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het 30 kenmerk, dat middelen zijn aangebracht voor het opwekken van een onderdruk onder tenminste een deel van de zeef. Ü v ai