NL1020838C2

NL1020838C2 - Werkwijze en een systeem voor het regelen van het draaimoment overbrengingsvermogen van een wrijvingsgesloten draaimoment overbrengende module.

Info

Publication number: NL1020838C2
Application number: NL1020838A
Authority: NL
Inventors: Franz Bitzer
Original assignee: Luk Lamellen & Kupplungsbau
Priority date: 2001-06-13
Filing date: 2002-06-12
Publication date: 2003-08-05
Also published as: DE10225285A1; CN1514916A; HUP0400133A2; US20040254705A1; WO2002101264A3; NL1020838A1; WO2002101264A2; DE10292582D2; CN100494739C; FR2826085B1; FR2826085A1; US7174246B2; JP2004529305A; KR20030038699A

Description

P60233NL00

Titel: Werkwijze en een systeem voor het regelen van het draaimoment overbrengingsvermogen van een wrijvingsgesloten draaimoment overbrengende module.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een systeem voor het regelen van het draaimoment overbrengingsvermogen van een wrijvingsgesloten draaimoment overbrengende module, in het bijzonder een module in de aandrijfketen van een motorvoertuig.

5 In de aandrijfketen van een motorvoertuig omvatte, wrijvingsgesloten draaimoment overbrengende modulen zoals koppelingen, ook overbruggingskoppelingen in de converter van een automatische aandrijving, met omspanningsmiddelen werkende aandrijvingen met continu variabele omzetting (CVT-aandrijving, wrijvingsdrijfwerken) ook 10 remmen, worden in toenemende mate geautomatiseerd, respectievelijk door eigen actuatoren bediend. De aansturing, respectievelijk regeling van het door de betreffende module wrijvingsgesloten overdraagbare draaimoment dient ter ontlasting van de actuatoren alsmede uit oogpunt van gering energieverbruik en hoge stuur- respectievelijk regelnauwkeurigheid zo 15 gering mogelijk te zijn, doch zo groot, dat aanhoudende slip, die tot snelle slijtage of verstoring van de wrijvingsgesloten draaimoment overbrengende module leidt, wordt vermeden. In het bijzonder om de laatstgenoemde reden, heeft gebruikelijk een te hoog wederzijds aandrukken plaats van de wrijvingsgesloten draaimomentoverbrengende elementen. Een te hoog 20 aandrukken heeft gebruikelijk ook plaats om de reden dat slijtage van elementen, zetverschijnselen, temperatuurinvloeden of viscositeitsafhankelijke kengetalveranderingen niet tot een niet geplande slip leiden. Een mogelijkheid om de sliptoestand van twee wrijvingsgesloten draaimoment overbrengende elementen te herkennen is bekend uit DE 195 25 44 061 Al, waarvan in de aanhef van conclusie 1 van de onderhavige

1 ft 9 Π ft Q Q

2 aanvrage wordt uitgegaan. Voor het herkennen van de aangrijp-respectievelijk glijgrens wordt hier aan een door een drukmiddel aangedreven bedieningselement, dat de aandrukkracht van de beide zich in wrijvingsgesloten aangrijping bevindende elementen bepaalt, een met een 5 modulatiesignaal gesuperponeerde bedieningsdruk toegevoerd. Het verloop van de bedieningsdruk wordt met een toerental van een uitgaande aandrijfas gekorreleerd. De bedieningsdruk wordt telkens na overschrijden of onderschrijden van een vooraf bepaalde korrelatiewaarde bijgeregeld. Een kenmerk van de bekende werkwijze is daarin gelegen, dat een sensor voor 10 het registreren van de gemoduleerde druk voorhanden dient te zijn en dat de korrelatieberekening door complexe faseverschuivingen moeilijk kan zijn.

Uit DE 199 59 470 Al is een werkwijze voor het sturen van de werking van een wrijvingsgesloten draaimoment overbrengende module bekend, waarbij toerentalschommelingen van een ingangselement en een 15 uitgangselement met elkaar worden gekorreleerd zonder dat deze toerentalschommelingen door modulatie van één van de draaimoment overbrengingsvermogens veroorzaakt zijn. Een kenmerk van deze werkwijze is daarin gelegen, dat deze in het algemeen een breed frequentiebereik, bijvoorbeeld afhankelijk van het motortoerental, bestrijkt, hetgeen een 20 korrelatie-analyse bijvoorbeeld door middel van een Fourieranalyse bemoeilijkt.

Aan de uitvinding ligt de opgave ten grondslag een dergelijke werkwijze en een systeem voor het regelen van het draaimoment overbrengingsvermogen van een wrijvingsgesloten draaimoment 25 overbrengende module, in het bijzonder een module in de aandrijfketen van een motorvoertuig te verschaffen, dat met eenvoudige uitvoerbaarheid een aansturing van de werkingstoestand van een wrijvingsgesloten draaimoment overbrengende module op zodanige wijze mogelijk maakt, dat geen onnodig hoge bedieningskrachten op de zich in wrijvingsgesloten 30 aangrijping bevindende elementen van de module worden uitgeoefend.

nonoiê 3

De uitvinding wordt opgelost door een werkwijze voor het regelen van het draaimoment overbrengingsvermogen van een wrijvingsgesloten draaimomentoverbrengende module tussen een ingang en een uitgang, in het bijzonder een module in de aandrijfketen van een motorvoertuig, bij 5 welke werkwijze • een het draaimomentoverbrengingsvermogen beïnvloedende instelgrootte wordt gemoduleerd, • een uitgangsgrootheid van de module wordt geregistreerd, • de uitgangsgrootheid aan een korrelatieberekening wordt 10 onderworpen, waarin een korrelatiewaarde wordt berekend en • het verschil tussen de berekende korrelatiewaarde en een vooraf bepaalde referentie korrelatiewaarde wordt berekend en de instelgrootte in de richting van een vermindering van 15 het verschil wordt gewijzigd, wanneer het verschil een vooraf bepaalde drempelwaarde overschrijdt, • een ingangsgrootheid en een uitgangsgrootheid van de module worden geregistreerd en • in de korrelatieberekening de korrelatiewaarde tussen de 20 ingangs- en de uitgangsgrootheid wordt berekend.

De werkwijze volgens de uitvinding biedt het voordeel, dat tussen de beide geregistreerde grootheden op grond van de gelijkheid van actie en reactie nauwelijks met faseverschuivingen in de korrelatieberekening rekening hoeft te worden gehouden, hetgeen het gebruik sterk 25 vereenvoudigd. Voorts behoeft geen afzonderlijke sensor voor het meten van modulaties van het aanstuursignaal voorhanden te zijn. Als ingangs- en uitgangsgrootheid van de aandrijving kunnen bijvoorbeeld het ingangs- en uitgangsmoment, het ingangs- en uitgangstoerental en daaruit afgeleide grootheden, zoals tijdsafhankelijke afleidingen enzovoorts geregistreerd 1 n 9 n ft 3 ft 4 respectievelijk toegepast worden. Bijzonder voordelig kan het zijn wanneer ten behoeve van een werkwijze voor het regelen van het draaimoment overbrengingsvermogen van een wrijvingsgesloten, tussen een ingang en een uitgang draaimomentoverbrengende module, in het bijzonder een 5 module in de aandrijfketen van een motorvoertuig, een ingangsgrootheid voor het bewaken van de kwaliteit of kwantiteit van de draaimomentoverbrenging, bijvoorbeeld een druksignaal voor het aandrukken van een omspanningsmiddel tegen een kegelschijfring, een moduleersignaal krijgt opgelegd waarbij tenminste twee meetgrootheden als 10 signaalresponsie tussen het opleggen van het moduleersignaal en de uitgang van de module worden geregistreerd en deze tenminste twee grootheden met elkaar worden gekorreleerd. De daaruit resulterende correctiewaarde wordt voor een correctie van de ingangsgrootheid aangewend. Bij de meetgrootheden kan het bijvoorbeeld gaan om een door 15 een druksensor geleverde meetwaarde, die passend bewerkt zoals gefilterd kan worden en/of om een slipcomponent, die bijvoorbeeld uit de verschiltoerentallen van een ingangsas en een uitgangsas van een CVT-aandrijving kan worden gevormd, waarbij eventueel rekening wordt gehouden met een tijdens het berekenen van de meetgrootheid optredende 20 verandering van de overbrenging. Op deze wijze kan, door het gebruik van de twee informatiebronnen uit de module, een meetgrootheid als rechtstreeks uit de regelkring afgeleide referentiegrootheid worden aangewend. In het bijzonder wanneer tussen een meetgrootheid en het moduleersignaal een faserelatie met een in de tijd vertraagde 25 signaalresponsie bestaat kan, in tegenstelling tot een referentiesignaal dat rechtstreeks van de signaalgenerator die het moduleersignaal afgeeft wordt afgeleid, een verbetering van de correctiewaarde worden bereikt.

Volgens een verdere uitvindingsgedachte wordt door registratie van het ingangstoerental en het uitgangstoerental van een module het 4 Λ Λ Λ η Λ ft 5 bijkomende voordeel bereikt, dat geen speciale sensoren nodig zijn, aangezien geschikte toerentalsensoren doorgaans toch al voorhanden zijn.

De opgave wordt verder opgelost door een systeem voor het regelen van het draaimoment overbrengingsvermogen van een wrijvingsgesloten 5 draaimomentoverbrengende module, in het bijzonder een module in de aandrijfketen van een motorvoertuig, omvattende een instelrichting voor het instellen van een het draaimoment overbrengingsvermogen van de module bepalende instelgrootte, een moduleerinrichting voor het moduleren van de instelgrootte, een sensor voor het registreren van een 10 ingangsgrootheid van de module, een sensor voor het registreren van een uitgangsgrootheid van de module en een elektronische besturingsinrichting met een processor en een geheugeninrichting welke zodanig is opgebouwd, dat deze de werkwijze volgens de uitvinding uitvoert.

De het draaimoment overbrengende module kan, zoals verder 15 boven toegelicht, van de meest uiteenlopende aard zijn. Met voordeel kan de uitvinding voor een kegelschijfomspanningsaandrijving worden toegepast.

De uitvinding wordt hierna aan de hand van een schematische tekening ter illustratie en in nader detail toegelicht.

Daarin toont: 20 Figuur 1 een schema van een motorvoertuig met een aandrijfketen;

Figuur 2 een doorsnede door een CVT-aandrijving met aan de ingangszijde een koppeling en een uitgaande aandrijving;

Figuur 3 een hydrauliekschema voor de besturing van een CVT-aandrijving, 25 Figuur 4 een verder hydrauliekschema voor de besturing van een CVT-aandrijving;

Figuur 5 een stroomdiagram van een regelalgoritme en

Figuur 6a tot 6e telkens een diagram.

Volgens figuur 1 omvat een motorvoertuig een motor 2, welke via 30 een koppeling 4 en een aandrijving 6 met een cardanas 8 is verbonden. De 6 cardanas drijft via een differentieel 10 aandrijfassen 12 aan, die draaivast met de achterwielen 14 zijn verbonden. De voorwielen 16 zijn in het getoonde voorbeeld niet aangedreven.

Een elektronisch besturingstoestel 18, dat op op zichzelf bekende 5 wijze een microprocessor met bijbehorende geheugeninrichting omvat, heeft ingangen 20, die met sensoren zijn verbonden. Als sensoren zijn bijvoorbeeld een sensor 22 voor het registreren van het toerental van een aandrijvingsingangsas, een regelklepsensor 24, een motortoerental 26, een cardanastoerentalsensor 28 en eventuele verdere sensoren voorhanden.

10 Uitgangen van het besturingstoestel 18 zijn met een koppehngsbedieningsinrichting 32 en een aandrijving bedieningsinrichting 34 verbonden, alsmede met eventuele verdere actuatoren van de aandrijfketen, zoals een regelklepsteller enzovoorts.

De aandrijving 6 is in het getoonde voorbeeld een CVT-aandrijving, 15 waarvan de bedieningsinrichting 34 hydraulisch wordt bestuurd.

Figuur 2 toont schematisch belangrijke componenten van de koppeling en de aandrijving van figuur 1. Een met de krukas van de motor draaivast verbonden aandrijfas 36 drijft via de koppeling 4 en een keerring 38 een eerste kegelschijfpaar 40 van de CVT-aandrijving 6 aan. Het eerste 20 kegelschijfpaar 40 is met een tweede kegelschijfpaar 42 via een omspanningsmiddel 44 verbonden. Het omspanningsmiddel 44 is met elk van de kegelschijfparen 40 en 42 in wrijvingsgesloten aangrijping. Via een uitgaande as 46 drijft het tweede kegelschijfpaar 42 het in het voorbeeld van figuur 2 direct naast de aandrijving opgestelde differentieel aan, dat in het 25 getoonde voorbeeld de voorwielen aandrijft.

Ter aansturing van de koppeling en de aandrijving dient een hydraulisch systeem 48, dat door een pomp 50 van druk wordt voorzien.

Het aandrukken van de kegelschijven tegen het omspanningsmiddel geschiedt hydraulisch, doch kan ook anders geschieden, 30 bijvoorbeeld door middel van een elektromotor, veer, centrifugaalkracht

D O Π O Q Q

7 enzovoorts. Belangrijk is, dat ten minste een deel van de aandrukkracht door een stelelement vrij stuurbaar is. Twee uitvoeringsvarianten van een hydraulische aandruksturing zijn in de figuren 3 en 4 weergegeven.

Volgens figuur 3 stuurt een ventiel A de aanligdruk van het 5 tweede kegelschijfpaar 42. Een ventiel B stuurt de aanligdruk van het eerste kegelschijfpaar 40. Daarmee is met het ventiel A de aandrukkracht stuurbaar, terwijl samen met het ventiel B de verstelling van de overbrenging plaatsvindt. Ventiel A is vrij stuurbaar, bijvoorbeeld door een elektromagnetische besturing, die via passende logische schakelingen wordt 10 gestuurd.

Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 4 wordt het aandrukken door een combinatie van een ventiel C met een hydraulische-mechanische draaimomenttaster 52 gestuurd. Het ventiel C is vrij stuurbaar; de draaimomenttaster 52 stuurt afhankelijk van het aanliggende draaimoment 15 de druk. Daarmee is een deel van de aanligdruk vrij stuurbaar en een verder deel in afhankelijkheid van het draaimoment. De verstelling van de kegelschijfparen geschiedt doordat met behulp van een ventiel D een verschildruk tussen de schijfparen 40 en 42 wordt geproduceerd.

Meetgrootheden voor de aandrijvingsbesturing zijn bijvoorbeeld het 20 uitgangssignaal van de regelklepsensor 24 of andere meet- of stuurgrootheden, waaruit het door de motor afgegeven moment afleidbaar is.

De tot hier beschreven onderdelen en opstellingen zijn op zichzelf bekend en worden daarom noch wat betreft hun opbouw noch hun functie 25 nader toegelicht.

De door het ventiel A in figuur 3 respectievelijk C in figuur 4 gestuurde aanligdruk, waarmee de kegelschijfparen tegen het omspanningsmiddel 44 aanliggen, dient zodanig gering te zijn, dat slip tussen het omspanningsmiddel 44 en de kegelschijfparen wordt vermeden, 30 en niet onnodig hoog te zijn. De aanligdruk is normaliter overeenkomstig I0?ns3ft 8 een in het besturingstoestel 18 ingegeven karakteristiek diagram voorgestuurd. De aanligdruk kan overeenkomstig verdere bedrijfsparameters aanvullend fijngestuurd, respectievelijk geregeld zijn.

Figuur 5 toont een stroomdiagram van een werkwijze volgens 5 welke het ventiel A uit figuur 3 respectievelijk het ventiel C uit figuur 4 op geschikte wijze aanvullend kan worden aangestuurd, zodat foutieve voorstuurwaarden van de in het besturingstoestel 18 opgeslagen ventielinstelling kunnen worden gecorrigeerd.

Wanneer de het besturingstoestel, bijvoorbeeld afhankelijk van 10 bepaalde bedrijfsgrootheden van de gezamenlijk aandrijfketen, een geschikt tijdvenster 50 berekent, wordt een bijvoorbeeld door een elektromotor bepaalde instelgrootte van het ventiel A respectievelijk het ventiel C door een modulator 52 gemoduleerd, waarbij de modulatieamplitude ten opzichte van het instelbereik van het ventiel, respectievelijk de betreffende 15 instelgrootte klein is.

In stap 54 wordt door de sensor 22 het ingangstoerental van de aandrijving geregistreerd; tegelijkertijd wordt in stap 56 door de sensor 28 het toerental van de cardanas geregistreerd, dat met behulp van de bekende overbrenging van de aandrijving rechtstreeks in het uitgangstoerental van 20 de aandrijving kan worden omgerekend. Voordelig is wanneer de sensor 28 niet op de kardanas is aangebracht maar, net zoals de sensor 22 rechtstreeks het toerental van de ingangsas van de aandrijving registreert, de sensor 28 rechtstreeks het toerental van de uitgangsas van de aandrijving registreert, aangezien de meetresultaten dan niet door 25 zwakheden en trillende massa's tussen de uitgangsas van de aandrijving en de cardanas worden vervuild.

In filterstappen 58 en 60 worden de gedurende het activeringstijdvenster gemeten, tijdsafhankelijke verlopen van de ingangstoerentallen en uitgangstoerentallen, die in een geschikt geheugen 30 van het besturingstoestel 18 worden opgeslagen, gefilterd bijvoorbeeld aan flOnflQÖ » 9 een laagdoorlaat-, banddoorlaat- en/of hoogdoorlaatfilter onderworpen, om vervolgens in stap 62 aan een korrelatieberekening te worden toegevoerd, waarin de korrelatie tussen de gefilterde signaalverlopen wordt berekend.

De berekende korrelatiewaarde wordt na een verder filtering in stap 64 in 5 stap 66 aan een regelaar toegevoerd, waarin de berekende korrelatiewaarde met een in het besturingstoestel 18 opgeslagen referentie korrelatiewaarde 67 wordt vergeleken. In stap 66 wordt door de regelaar een korrelatiewaarde gegenereerd, die overeenkomt met de afwijking tussen de referentie korrelatiewaarde en de berekende werkelijke korrelatiewaarde en 10 in stap 68 tot een verandering van de instelling van het ventiel leidt, hetgeen de aanligdruk tussen de kegelschijven stuurt.

Zoals in figuur 5 getoond kan de werkwijze volgens de uitvinding continu verlopen zodat na een blijvende instelling van de activerende middelen voor het regelventiel een hernieuwde cyclus wordt doorlopen.

15 De modulator 52 kan continu in werking zijn en op de zich in de tijd langzaam veranderende instelgrootte, die de instelling van het ventiel bepaalt, een modulatietrilling superponeren. Alternatief kan de modulatie en dienovereenkomstig de werkwijze volgens de uitvinding slechts in vooraf bepaalde tijdvensters verlopen, waarin het op een bijzonder nauwkeurige 20 sturing van het ventiel respectievelijk de aanligdruk van de kegelschijven aankomt.

De onder gebruikmaking van de korrelatiewaarde plaatshebbende verstelling van het ventiel kan incrementeel geschieden, dat wil zeggen onafhankelijk van de grootte van de afwijking tussen de werkelijke 25 korrelatiewaarde en de referentie korrelatiewaarde in stappen plaatsvinden die zo lang worden uitgevoerd totdat de afwijking onder een drempelwaarde daalt. De regeling kan ook proportioneel of volgens andere strategieën geschieden.

De werkwijze volgens de uitvinding kan op veelvuldige wijze 30 worden veranderd. Bijvoorbeeld kan in plaats van het ingangstoerental en flOnöoo 10 het uitgangstoerental het ingangsdraaimoment en het uitgangsdraaimoment van de aandrijving worden berekend en voor een korrelatieberekening overeenkomstig die aan de hand van figuur 5 is toe gelicht, worden aangewend. De registratie van de toerentallen heeft het 5 voordeel dat met doorgaans toch al voorhanden sensoren kan worden gewerkt. In plaats van de toerentallen of de draaimomenten te registreren kunnen ook hun verandering in de tijd worden geregistreerd of worden berekend en aan de korrelatieberekening ten grondslag worden gelegd.

Voor de korrelatieberekening zijn alle geschikte algoritmen 10 toepasbaar, waarmee tijdsafhankelijke relaties tussen twee meetgrootheden gekwantificeerd kunnen worden.

De referentie korrelatiewaarde die in het besturingstoestel 18 is opgeslagen kan dynamisch zijn, dat wil zeggen kan van bedrijfsparameters van de gehele aandrijfketen afhangen, bijvoorbeeld daarvan afhangen of op 15 gladde ondergrond wordt gereden, waar de aandrijfketen bij gelegenheid dient te worden beschermd tegen via plotseling slippende wielen binnenkomende draaimomentfluctuaties, dat wil zeggen de slip van de aandrijving en daarmee de aanligdruk gereduceerd kan zijn, enzovoorts. De werkwijze volgens de uitvinding kan met passende sensoruitrusting ook 20 voor de sturing van de koppeling of andere, door middel van wrijving draaimoment overbrengende inrichtingen, bijvoorbeeld ook een rem worden toe gepast.

Volgens de uitvinding kunnen bijvoorbeeld volgende activeringsmechanismen worden toegepast: 25 - een motoractivering: de motor vormt op grond van zijn veranderlijke beweging een activeringsbron.

een modulatie van de overbrengingscapaciteit: het prestatieoverbrengend onderdeel, zoals bijvoorbeeld een koppeling of een kegelschijvenpaar van een aandrijving, omvat een instelgrootte, waarmee de 30 overbrengingscapaciteit kan worden beïnvloed (bijvoorbeeld aanligkracht).

ΠΟίΙβ 11

Wordt op het instelgroottesignaal een periodieke functie gesuperponeerd, dan kan de overbrengingscapaciteit worden gemoduleerd.

een veranderlijk overbrengende ingangsstap: op grond van een veranderlijk werkende ingangsstap kan tevens een 5 draaimoment/toerentalmodulatie worden opgewekt. De activeringsfrequentie is toerentalafhankelijk.

Volgens de uitvinding kunnen als signalen bijvoorbeeld volgende grootheden toepassing vinden:

Ingangstoerental (of daaruit afgeleide grootheden, bijvoorbeeld 10 draaiversnelling)

Uitgangstoerental (of daaruit afgeleide grootheden bijvoorbeeld draaiversnelling)

Aandrijfmoment uitgaand moment 15 Instelgrootte voor modulatie van de overbrengingscapaciteit verschil tussen ingangs- en uitgangstoerental verhouding tussen ingangs- en uitgangstoerental De signalen kunnen voor de verdere verwerking bijvoorbeeld ook aan een fïlterroutine (bijvoorbeeld hoogdoorlaat-, banddoorlaat-, 20 laagdoorlaat) of een ander bewerking worden onderworpen.

Volgens de uitvinding kunnen als evaluatiemethoden de volgende worden toegepast:

Kruiskorrelatie tussen telkens twee verschillende signalen. De kruiskorrelatie kan genormaliseerd, respectievelijk ongenormaliseerd 25 worden uitgevoerd. Evenzo kan ook de maximum of minimum optredende korrelatiecoëfficiënt voor verschillende verschuivingstijden worden uitgekozen.

Fouriertransformatie van telkens een van bovengenoemde signalen.

30 - Filtering van een der bovengenoemde signalen 10 7 n 8 3 ft 12

Lock-In methode (tussen twee verschillende signalen; methode wordt hieronder kort toegelicht).

Ook combinaties van activeringmechanismen, signalen en evalutatiemethoden zijn voor een slipregeling volgens de uitvinding 5 doelmatig. Zo kan bijvoorbeeld als modulatie de verandering van de overbrengingscapacitieit toepassing vinden. Als evaluatiesignaal kan bijvoorbeeld het verschiltoerental en de instelgrootte van de modulatie dienen. Met de werkwijze volgens het lock-in principe kan dan de slip worden berekend.

10 Voor het lock-in principe zij verwezen naar de figuren 6a tot 6e. De lock-in werkwijze is een methode voor het detecteren van een signaal dat zwakker is dan ruis of stoorsignalen.

De functioneringswijze van de lock-in wordt in de volgende figuren 6a tot en met 6e schematisch verduidelijkt. In figuur 6a is een signaal A als 15 functie van de tijd weergegeven. Signaal A is bijvoorbeeld het gemeten aanligdruksignaal van een aandrijving. In figuur 6b is een signaal B als functie van de tijd weergegeven. Signaal B komt voort uit de metingen van toerentallen van een eerste schijfring en een tweede schijfring en een aansluitende verschilvorming van de toerentallen.

20 In figuur 6c is een signaal C als functie van de tijd weergegeven.

Signaal C wordt uit het referentiesignaal A afgeleid. Dit signaal neemt slechts waarden aan tussen -1 en 1 en omvat de correcte "klokpuls" van het referentiesignaal van de aanligdruk. Wordt signaal C met signaal B vermenigvuldigd, dan worden in de "klokpuls" van het referentiesignaal de 25 amplitudes van het verschiltoerental naar boven "omgeklapt", zie figuur 6d met signaal D. Legt men aansluitend een laagdoorlaatfilter over signaal D dan volgt daaruit een gemiddelde amplitude, zoals uit signaal E is te zien, zie figuur 6e. De amplitude van signaal E is proportioneel met de slip van de variator of van het systeem van de koppeling of van de aandrijving.

0 7 fl 8 :¾ ft 13

De met de aanvrage ingediende conclusies zijn formuleringsvoorstellen zonder precedent voor het bereiken van verdergaande octrooibescherming. Aanvraagster behoudt zich voor op een nog verdere, tot nu slechts in de beschrijving en/of tekening geopenbaarde 5 kenmerkcombinatie aanspraak te maken.

In de volgconclusies gebruikte terugverwijzingen duiden op de verdere uitwerking van het onderwerp van de hoofdconclusie door de kenmerken van de betreffende onderconclusie. Zij zijn niet op te vatten als een afzien van het bereiken van een zelfstandige, concrete bescherming voor 10 de kenmerkcombinaties van de onderconclusies waarnaar wordt teruggewezen.

Aangezien de onderwerpen van de onderconclusies gezien de stand van de techniek op de prioriteitsdatum eigen en onafhankelijke uitvindingen kunnen vormen, behoudt aanvraagster zich het recht voor deze 15 tot onderwerp van onafhankelijke conclusies of afsplitsingen te maken. Zij kunnen voorts ook zelfstandige uitvindingen behelzen, die een van de onderwerpen van de voorgaande onderconclusies onafhankelijke vorm vertonen.

De uitvoeringsvoorbeelden zijn niet als beperking van de 20 uitvinding op te vatten. Veeleer zijn in het kader van de onderhavige openbaarmaking talrijke veranderingen en modificaties mogelijk, in het bijzonder zulke varianten, elementen en combinaties en/of materialen, die bijvoorbeeld door combinatie of verandering van afzonderlijke in verband met de in de algemene beschrijving en uitvoeringsvormen alsook de 25 conclusies beschreven en in de tekening omvatte kenmerken respectievelijk elementen of werkwijzestappen voor de vakman met het oog op de oplossing van de opgave afleidbaar zijn en door combineerbare kenmerken tot een nieuw onderwerp of tot nieuwe werkwijzestappen respectievelijk werkwijzestapgevolgen leiden, ook voor zover zij vervaardigings-, 30 onderzoeks- en werkmethoden betreffen.

η?Π838

Claims

1. Werkwijze voor het regelen van een draaimoment overbrengingsvermogen van een wrijvingsgesloten, tussen een ingang en een uitgang draaimomentoverbrengende module, in het bijzonder een module in een aandrijfketen van een motorvoertuig, bij welke werkwijze: 5. een het draaimoment overbrengingsvermogen beïnvloedende instelgrootte wordt gemoduleerd; een uitgangsgrootheid van de module wordt geregistreerd; de uitgangsgrootheid aan een korrelatieberekening wordt onderworpen, in welke een korrelatiewaarde wordt berekend; en 10 - het verschil tussen de berekende korrelatiewaarde en een vooraf bepaalde referentie korrelatiewaarde wordt berekend en de instelgrootte in de richting van een vermindering van het verschil wordt veranderd, wanneer het verschil een vooraf bepaalde drempelwaarde overschrijdt, met het kenmerk, dat 15 de draaimomentoverbrengende module een kegelschijfomspanningsdrijfwerk is, dat traploos kan worden versteld; een ingangsgrootheid en een uitgangsgrootheid van de module worden geregistreerd; en in de korrelatieberekening de korrelatiewaarde tussen de ingangs- en de 20 uitgangsgrootheid wordt berekend.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ingangs- en uitgangsgrootheid telkens gedurende een gemeenschappelijk tijdsbestek, gedurende welk de instelgrootte wordt gemoduleerd, worden geregistreerd en de aldus geregistreerde waarden de korrelatieberekening ingaan.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de geregistreerde grootheden voor de korrelatieberekening worden gefilterd.

4. Werkwijze volgens een van de conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de referentie korrelatiewaarde en/of de drempelwaarde van bedrijfsgrootheden van een de module omvattende aandrijfsketen afhangt.

5. Werkwijze volgens een van de conclusies 1 tot 4, met het kenmerk, dat 5 het ingangstoerental en het uitgangstoerental van de module worden geregistreerd.

6. Systeem voor het regelen van het draaimoment overbrengingsvermogen van een wrijvingsgesloten draaimomentoverbrengende module, in het bijzonder een module in de aandrijfketen van een motorvoertuig, omvattende een 10 instelrichting voor het instellen van een het draaimoment overbrengingsvermogen van de module bepalende instelgrootte, een moduleerinrichting voor het moduleren van de instelgrootte, een sensor voor het registreren van een ingangsgrootheid van de module, een sensor voor het registreren van een uitgangsgrootheid van de module en een elektronische 15 besturingsinrichting met een processor en een geheugeninrichting, welke zodanig is opgebouwd, dat deze de werkwijze volgens conclusie 1 uitvoert.

7. Werkwijze voor het regelen van het draaimoment overbrengingsvermogen van een wrijvingsgesloten tussen een ingang en een uitgang draaimomentoverbrengende module, in het bijzonder een module in de 20 aandrijfketen van een motorvoertuig, bij welke werkwijze een het draaimoment overbrengingsvermogen beïnvloedende instelgrootte een moduleersignaal wordt opgelegd; ten minste twee tussen de uitgang en het opleggen van het moduleersingaal geregistreerde meetgrootheidsignalen van de module worden 25 verwerkt; de ten minste twee meetgrootheden aan een korrelatieberekening worden onderworpen, waarin een korrelatiewaarde wordt berekend; de korrelatiewaarde ter correctie van de instelgrootte wordt aangewend; en de draaimomentoverbrengende module een kegelschijfomspanningsdrijfwerk is dat traploos kan worden versteld.