NL1020088C2 - Contactdoospot met beveiligingsschuif voor een installatiecontactdoos. - Google Patents

Description

Contactdoospot met beveiligingsschuif voor een installatiecontactdoos

De uitvinding heeft betrekking op een contactdoospot met beveiligingsschuif voor een installatiecontactdoos, waarbij aan de bodemwand van de contactdoospot een 5 een door een veer gespannen beveiligingsschuif opnemende kamer is aangebracht.

Toepassingsgebied van de uitvinding is een installatiecontactdoos met een beveiligingsschuif of een zogenaamde kinderbeveiliging. DE 3.805.274 C2 beschrijft een contactdoospot aan de bodemwand waarvan een een door een veer gespannen beveiligingsschuif opnemende kamer door arreteringen bevestigd kan worden. Bij de montage 10 moeten beveiligingsschuif en veer worden gepositioneerd en dan moet de kamer arrete-rend worden opgedrukt. Dit is complex.

Doelstelling van de uitvinding is de vereenvoudiging van de montage van de beveiligingsschuif door vermijding van andere te monteren delen.

Deze doelstelling wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de kamer integraal 15 aan de bodemwand van de contactdoospot is aangevormd en tenminste twee bruggen voor het geleiden van de beveiligingsschuif en een arreteemeus heeft, doordat de beveiligingsschuif op een tap een windingskem van een beenveer opneemt, waarvan het ene been aan een arreteerbrug is vastgelegd en waarvan het andere been met de arreteemeus samenwerkt.

20 De uitvinding onderscheidt zich in zoverre van de stand van de techniek dat de toch al verschuifbare beveiligingsschuif met voorgemonteerde veer te allen tijde in de kamer kan worden geschoven en in de kamer zelfstandig wordt gepositioneerd en gear-reteerd. De beveiligingsschuif wordt dus pas dan in de contactdoospot aangebracht, wanneer de contactdoospot op een installatiecontactdoos wordt gemonteerd. Wanneer 25 een kinderbeveiliging niet gewenst is, wordt de contactdoospot zonder beveiligingsschuif, dus met lege kamer aangebracht. Daardoor wordt het voorraadbeheer vereenvoudigd.

De positionering van de beveiligingsschuif in de functiepositie wordt gewaar- 4 borgd doordat de arreteemeus in invoerrichting van de beveiligingsschuif een wigvlak 30 en aan het einde een achtersnijding heeft.

Een exacte geleiding van de beveiligingsschuif wordt bereikt doordat sleuven van de beveiligingsschuif op de bruggen zijn uitgericht en bij rechtlijnige verschuiving van de beveiligingsschuif over de bmggen glijden.

10?..:. ? 2

De blokkering van de beveiligingsschuif bij niet volgens de voorschriften optredende belasting wordt gewaarborgd doordat de zijvlakken van de beveiligingsschuif onder een spitse hoek ten opzichte van elkaar met toenemende afstand in de richting van de benen zijn uitgericht.

5 De blokkering wordt bijzonder betrouwbaar doordat in de functiepositie van de beveiligingsschuif de sleuven op een afstand vóór de bruggen staan en doordat de beveiligingsschuif bij eenzijdige belasting verdraaid kan worden.

Een uitvoeringsvoorbeeld wordt aan de hand van de tekeningen uiteengezet. Figuur 1 toont een perspectivische weergave van de contactdoospot met beveili-10 gingsschuif,

Figuur 2 toont een eerste inbouwfase van de beveiligingsschuif,

Figuur 3 toont een tweede inbouwfase van de beveiligingsschuif,

Figuur 4 toont een derde inbouwfase van de beveiligingsschuif.

Figuur 5 toont de beveiligingsschuif in de afdekpositie, 15 Figuur 6 toont de beveiligingsschuif in een kantelpositie, en

Figuur 7 toont de beveiligingsschuif in de vrijgavepositie.

Figuur 1 toont een als spuitgietvormdeel gevormde contactdoospot 1 met een afdekrand 2, een mantel 5 of kraag en een bodemwand 3, waarin doorgangen 4 voor niet weergegeven stekkerpennen van een stekker zijn gevormd. De blikrichting van 20 figuur 1 is tegen de insteekrichting van de steekpennen in. Sleuven in de mantel 5 voor aardingscontactbenen alsmede doorgangen voor verbindingsschroeven met de eveneens niet weergegeven sokkels van de installatiecontactdoos zijn niet weergegeven.

Aan de bodemwand 3 van de contactdoospot 1 is een kamer 6 integraal aangevormd, in de kopwand 8 waarvan op de doorgangen 4 uitgerichte doorgangen 7 zijn 25 gevormd. De kopwand 8 is in figuur 1 opengebroken weergegeven. De kamer 6 is in het gebied van de mantel 5 open. De doorsnede van de kamer 6 is in figuur 5 exact te herkennen. De kamer 6 heeft twee parallel aan elkaar lopende zijwanden 9, twee daarop aansluitende dwarswanden 10 en een naar achter geplaatste middenwand 11. De zijwanden 9 en de dwarswanden 10 omgeven de doorgangen 4. De hoek tussen een 30 dwarswand 10 en de aansluitende zijwand 9 is een spitse hoek van kleiner dan 90°. Aan de binnenzijde van de kopwand 8 zijn twee parallel aan elkaar lopende bruggen 12 alsmede een middelste neus 13 aangevormd. Het naar buiten gerichte vlak of wigvlak 14 van de neus 13 verloopt wigvormig stijgend, het binnenvlak van de neus 13 is als 3 achtersnijding 15 uitgevoerd.

De beveiligingsschuif 16 heeft volgens figuur 1 in wezen een U-doorsnede. Op een middenbrug 17 steunen twee benen 18, die op de naar de insteekrichting van de stekkerpennen toegewende zijde telkens een naar het einde van het betreffende been 18 5 geheld wigprofiel 19, 19' hebben. Een buitenste afsluitwand 20 van de middenbrug 17 is aan de omtreklijn van de mantel 5 aangepast en heeft een middelsleuf 21 in uitrich-ting op de neus 13 en twee zijdelingse sleuven 22 in uitrichting op de bruggen 12. In een dwarsgeul 23 van de middenbrug 17 zijn een tap 24 en een arreteerbrug 25 aangebracht. De tap 24 neemt een windingskem 26 van een beenveer op, waarvan het ene 10 been 27 onder de arreteerbrug 25 is vastgelegd en waarvan het andere been 28 boven de sleuf 21 uitsteekt. De beenveer kan dus onvervreemdbaar aan de beveiligingsschuif 16 worden gemonteerd. De zijwanden 29 van de beveiligingsschuif 16 zijn onder een spitse hoek zodanig ten opzichte van elkaar uitgericht, dat de afstand in de richting van de benen 18 groter wordt. Het middensegment 30 tussen de benen 18 is breder dan de 15 middenwand 11 van de kamer 6.

Aan de contactdoospot 1 is steeds de aangevormde kamer 6 aanwezig. Indien een beveiligingsschuif niet wordt aangebracht, kan de contactdoospot 1 in deze uitvoering met lege kamer worden gebruikt.

Indien een beveiligingsschuif 16 moet worden aangebracht, kan de met de been-20 veer uitgeruste beveiligingsschuif 16 in de kamer 6 worden geschoven. Daarbij grijpen de bruggen 12 van de kamer 6 in de sleuven 22 en de neus 13 grijpt in de sleuf 21, zie figuur 2. Bij verder inschuiven wordt volgens figuur 3 het been 28 aan het wigvlak 14 * opgetild. In de eindfase van de inschuifbeweging komt het been 28 over de kant van de neus 13 en glijdt naar de bodem van de achtersnijding 15. Daarmee is de beveiligings-25 schuif 16 gepositioneerd en niet vemielingsvrij demonteerbaar gehouden.

Figuur 5 toont de beveiligingsschuif 16 in de aangebrachte functietoestand, waarbij de kopwand 8 van de kamer 6 is weggenomen. De benen 18 dekken de doorgangen 4 af. De stekkerpennen kunnen vanaf de achterzijde van het tekenvlak worden ingevoerd. In de functiepositie van de beveiligingsschuif staan de sleuven 22 op een afstand 30 vóór de bruggen 12, zodat de beveiligingsschuif bij eenzijdige belasting verdraaid kan worden en daarmee een ingrijping in de bruggen 12 niet mogelijk is.

Bij volgens de voorschriften plaatsvindend invoeren van een stekker vallen de beide stekkerpennen gelijkmatig op de wigvlakken 19, 19' en drukken daarmee de be- 4 veiligingsschuif rechtlijnig in de positie volgens figuur 7, waarbij de sleuven 22 over de bruggen 12 glijden. Het veerbeen wordt gespannen, zodat de beveiligingsschuif na uittrekken van de stekker weer in de positie volgens figuur 5 wordt teruggedrukt.

Wanneer slechts één penvormig voorwerp volgens figuur 6 in de linker doorgang 5 4 wordt ingevoerd, vindt door de werking van de beenveer een draaiing van de beveili gingsschuif 16 plaats. Daardoor worden de sleuven 22 ten opzichte van de bruggen 12 verzwenkt, zodat de sleuven 22 niet meer over de bruggen 12 geschoven kunnen worden. De beveiligingsschuif 16 is geblokkeerd. Het is dan niet mogelijk om met een penvormig voorwerp het spanningsvoerende gebied van de installatiecontactdoos bin-10 nen te dringen.

Claims (5)

1. Contactdoospot met beveiligingsschuif voor een installatiecontactdoos, waarbij aan de bodemwand van de contactdoospot een, een door een veer gespannen beveili- 5 gingsschuif opnemende kamer is aangebracht, met het kenmerk, dat de kamer (6) integraal aan de bodemwand (3) is aangevormd en tenminste twee bruggen (12) voor het geleiden van de beveiligingsschuif (16) en een arreteemeus (13) heeft, dat de beveiligingsschuif (16) op een tap (24) een windingskem (26) van een beenveer opneemt, waarvan het ene been (27) aan een arreteerbrug (25) is vastgelegd en waarvan het ande-10 re been (28) met de arreteemeus (13) samenwerkt.

2. Contactdoospot volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de arreteemeus (13) in invoerrichting van de beveiligingsschuif (16) een wigvlak (14) en aan het einde een achtersnijding (15) heeft.

3. Contactdoospot volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat sleuven (22) 15 van de beveiligingsschuif (16) op de bruggen (12) zijn uitgericht en bij rechtlijnige verschuiving van de beveiligingsschuif over de bruggen glijden.

4. Contactdoospot volgens een van de conclusies 1 tot en met 3, met het kenmerk, dat de zijvlakken (29) van de beveiligingsschuif (16) onder een spitse hoek ten opzichte van elkaar met toenemende afstand in de richting van de benen (18) zijn uitgericht.

5. Contactdoospot volgens een van de conclusies 1 tot en met 4, met het kenmerk, dat in de functiepositie van de beveiligingsschuif de sleuven (22) op een afstand vóór de bruggen (12) staan en dat de beveiligingsschuif bij eenzijdige belasting verdraaid kan worden.