NL1019414C2 - Scheidingsput. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Scheidingsput

De uitvinding heeft betrekking op een put voor het opvangen en het gescheiden afvoeren van vuil afvalwater en relatief schoon regenwater, omvattende een putlichaam met een bodem en een zijwand, welk putlichaam is voorzien van een op een bepaalde hoogte in de 5 zijwand aangebrachte toevoer, een op een lager niveau dan de toevoer in de zijwand aangebrachte eerste afvoer en een op in hoofdzaak dezelfde hoogte als de toevoer in de zijwand aangebrachte tweede afvoer.

Een dergelijke put is bekend uit NL-A-1004453. Bij de bekende 10 scheidingsput is de eerste afvoer voorzien van een zelfinstellende stroombegrenzer die bij toevoer van relatief geringe hoeveelheden water en lage stroomsnelheden in de eerste afvoer de eerste afvoer open laat en bij toenemende stroomsnelheden als gevolg van de toevoer van grotere hoeveelheden water, in het bijzonder regenwater, de 15 eerste afvoer afsluit. Bij gesloten eerste afvoer kan water afgevoerd worden via de tweede afvoer.

De bekende put wordt toegepast voor het scheiden van water dat afkomstig is van bijvoorbeeld straten en parkeerterreinen, waarbij grof vuil al is verwijderd voordat het water de scheidingsput 20 bereikt. Daardoor kan de eerste afvoer, die bedoeld is voor het vuile water, een relatief kleine diameter hebben. De diameter is voldoende om bij normale regenval, waarbij het regenwater nog allerlei klein straatvuil, olie e.d. kan bevatten, het regenwater af te voeren naar een op de eerste afvoer aangesloten vuilwaterriool. Bij zware 25 regenval wordt het debiet te groot voor de kleine eerste afvoer zodat deze wordt afgesloten. De waterspiegel in de put stijgt daardoor en vervolgens wordt al het regenwater via de tweede afvoer afgevoerd.

Het regenwater is dan inmiddels relatief schoon omdat het meeste vuil in eerste instantie al is afgevoerd en omdat door het grotere debiet 30 de concentratie van nog aanwezig vuil toch al relatief laag is.

Een nadeel van de bekende put is dat er stroomopwaarts een verwijdering van grof vuil nodig is, omdat anders de kleine eerste afvoer verstopt zal raken, dan wel de stroombegrenzer in de eerste i o 1 9: 1 4 - 2 - afvoer niet goed zal werken. Bovendien zal bij vollopen van het vuilwaterriool stroomafwaarts van de put het water uit het vuilwaterriool terug kunnen stromen in de put en via de put in de tweede afvoer voor schoon water terecht kunnen komen.

5 De uitvinding heeft tot doel een put van het in de aanhef genoemde type te verschaffen die deze nadelen niet heeft.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de toevoer en de tweede afvoer in het inwendige van de put met elkaar zijn verbonden door middel van een verbindingsbuisdeel dat voorzien is van 10 een naar de bodem van de put gerichte zijaftakking, zich in het inwendige van de put een bal bevindt die kan drijven op water en die een diameter heeft die groter is dan de diameter van de zijaftakking en in het inwendige van de put verder middelen zijn aangebracht om te voorkomen dat de bal de eerste afvoer kan afsluiten alsmede 15 geleidingsmiddelen om bij stijging van de waterspiegel in de put de bal naar de zij aftakking te geleiden.

Hierdoor wordt bereikt dat met een betrekkelijk eenvoudige put via de toevoer toegevoerd vuil afvalwater en relatief schoon regenwater via verschillende afvoeren worden afgevoerd. Bij toevoer 20 van relatief geringe hoeveelheden water, in het bijzonder vuil afvalwater, zal het via de toevoer toegevoerde water via de zij aftakking in het verbindingsbuisdeel en het inwendige van de put naar de eerste afvoer stromen, die aangesloten kan zijn op een vuilwaterriool met een beperkte capaciteit. De bal laat daarbij de 25 eerste afvoer vrij. Bij toevoer van grote hoeveelheden water, zoals het geval is bij zware regenval waarbij het toegevoerde water relatief schoon is, zal het vuilwaterriool als gevolg van een beperkte capaciteit stroomafwaarts van de eerste afvoer, vollopen. Daardoor kan het water niet meer via de eerste afvoer worden 30 afgevoerd. De waterspiegel in de put zal dan stijgen en de op het water drijvende bal zal naar de zijaftakking van het verbindingsbuisdeel worden geleid en deze afsluiten. Het via de toevoer toegevoerde water wordt dan rechtstreeks naar de tweede afvoer geleid, die aangesloten kan zijn op een 35 regenwaterafvoersysteem.

Voorkeursuitvoeringsvormen van de put volgens de uitvinding zijn vastgelegd in de onderconclusies.

- 3 -

De uitvinding zal in de hiernavolgende beschrijving nader worden toegelicht aan de hand van de tekening waarin: fig. 1 een bepaalde uitvoeringsvorm van een put volgens de uitvinding in verticale doorsnede weergeeft, en 5 fig. 2 een doorsnede van de put van fig. 1 volgens de lijn II - II weergeeft.

De in fig. 1 en 2 weergegeven put 1 is bedoeld voor het opvangen en gescheiden afvoeren van vuil afvalwater en relatief schoon regenwater. In het bijzonder is de put bedoeld toepassing in 10 systemen voor de afvoer van water afkomstig van gebouwen waarbij de scheiding van vuil water en afvalwater niet reeds in de gebouwen plaatsvindt.

De put 1 omvat een putlichaam 2 met een bodem 3 en een zijwand 4. Het putlichaam 2 is voorzien van een op een bepaalde hoogte in de 15 zijwand 4 aangebrachte toevoer 5, een op een lager niveau dan de toevoer 5,bij voorkeur bij de bodem 3 aangebrachte eerste afvoer 6 en een op in hoofdzaak dezelfde hoogte als de toevoer 5 in de zijwand 4 aangebrachte tweede afvoer 7. Op de toevoer 5 kan een watertoevoerleiding (niet weergegeven) worden aangesloten. Op de 20 eerste en tweede afvoer 6 resp. 7 kunnen een naar een vuilwaterriool leidende vuilwaterafvoerleiding (niet weergegeven) resp. een naar een regenwaterafvoersysteem leidende regenwaterafvoerleiding (niet weergegeven) worden aangesloten.

Bij voorkeur zijn de diameter van de eerste afvoer 6 en de 25 diameter van de tweede afvoer 7 in hoofdzaak gelijk aan de diameter van de toevoer 5.

De toevoer 5 en de tweede afvoer 7 zijn in het inwendige van de put 1 met elkaar verbonden door middel van een verbindingsbuisdeel 8 dat voorzien is van een naar de bodem 3 van de put gerichte 30 zijaftakking 9.

In het inwendige van de put bevindt zich een bal 10 die kan drijven op water. De bal 10 heeft een diameter die groter is dan de diameter van de zijaftakking 9. In het inwendige van de put 1 zijn verder geleidingsmiddelen 11 aangebracht om bij stijging van de 35 waterspiegel in de put 1 de bal 10 naar de zijaftakking 9 te geleiden.

De bodem 3 van de put is voorzien van een in hoofdzaak U-vormig stroomprofiel 12 dat aansluit op de eerste afvoer 6. De breedte van -N f » ·.

i Ί - 4 - de open bovenzijde van het stroomprofiel 12 is kleiner dan de diameter van de bal 10. De bal 10 kan daardoor de eerste afvoer 6 nooit afsluiten.

De put is gewoonlijk aan de bovenzijde afgesloten door een 5 deksel 13.

De werking van de put is als volgt.

Bij toevoer van relatief geringe hoeveelheden water, in het bijzonder vuil afvalwater, stroomt het via de toevoer 5 toegevoerde water via de zijaftakking 9 in het verbindingsbuisdeel 8 en het 10 inwendige van de put 1 naar de eerste afvoer 6, die is aangesloten op een vuilwaterriool. De bal 10 laat daarbij de eerste afvoer 6 vrij.

De put zal niet verstopt raken door grof vuil dat eventueel meekomt vanuit de toevoer 5, omdat dat grove vuil via het vrij gedeelte van het stroomprofiel 12 naar de eerste afvoer kan worden afgevoerd.

15 Bij toevoer van grote hoeveelheden water, zoals het geval is bij zware regenval, waarbij het toegevoerde water relatief schoon is, zal het op de eerste afvoer 6 aangesloten vuilwaterriool gevuld raken, aangezien dit stroomafwaarts van de eerste afvoer 6 een beperkte capaciteit heeft. De waterspiegel in de put 1 zal daardoor 20 stijgen en de op het water drijvende bal 10 zal door de geleidingsmiddelen 11 naar de zijaftakking 9 van het verbindingsbuisdeel 8 worden geleid en deze afsluiten. Het via de toevoer 5 toegevoerde water wordt dan rechtstreeks naar het op de tweede afvoer 7 aangesloten regenwaterafvoersysteem geleid. Het 25 regenwaterafvoersysteem kan een overstort, een opslaginrichting en/of een infiltratievoorziening omvatten.

Met de hiervoor beschreven put 1 wordt bereikt dat via de toevoer 5 toegevoerd vuil afvalwater en relatief schoon regenwater via verschillende afvoeren 6, 7 worden afgevoerd.

30 De put volgens de uitvinding is in het bijzonder bedoeld om te worden toegepast bij de renovatie van bestaande rioolsystemen, waarbij de overheid het rioolsysteem in de straat kan aanpassen om vuil water en regenwater te scheiden en een vuilwaterriool met geringere capaciteit te creëren. Hierdoor hoeft de capaciteit van 35 zuiveringsinstallaties niet verder te groeien. Veelal bestaat er geen mogelijkheid om voor elk huis of ander gebouw een gescheiden afvoer van vuil water en regenwater af te dwingen. Met de put volgend de - 5 - uitvinding kan een scheiding achteraf op die momenten dat het er op aan komt worden bewerkstelligd tegen relatief geringe kosten.

Claims (3)

1. Put voor het opvangen en het gescheiden afvoeren van vuil afvalwater en relatief schoon regenwater, omvattende een putlichaam 5 met een bodem en een zijwand, welk putlichaam is voorzien van een op een bepaalde hoogte in de zijwand aangebrachte toevoer, een op een lager niveau dan de toevoer in de zijwand aangebrachte eerste afvoer en een op in hoofdzaak dezelfde hoogte als de toevoer in de zijwand aangebrachte tweede afvoer, met het kenmerk, dat de toevoer (5) en de 10 tweede afvoer (7) in het inwendige van de put met elkaar zijn verbonden door middel van een verbindingsbuisdeel (8) dat voorzien is van een naar de bodem (3) van de put gerichte zijaftakking (9), zich in het inwendige van de put een bal (10) bevindt die kan drijven op water en die een diameter heeft die groter is dan de diameter van de 15 zijaftakking en in het inwendige van de put verder middelen zijn aangebracht om te voorkomen dat de bal de eerste afvoer kan afsluiten alsmede geleidingsmiddelen (11)· om bij stijging van de waterspiegel in de put de bal naar de zijaftakking te geleiden.

2. Put volgens conclusie 1, waarbij de diameter van de eerste 20 afvoer (6) en de diameter van de tweede afvoer (7) in hoofdzaak gelijk zijn aan de diameter van de toevoer (5).

3. Put volgens conclusie 1 of 2, waarbij de bodem van de put is voorzien van een in hoofdzaak U-vormig stroomprofiel (12) dat aansluit op de eerste afvoer (6), waarbij de breedte van de open 25 bovenzijde van het stroomprofiel kleiner is dan de diameter van de bal (10).