NL1018902C2 - Verpakking, werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een dergelijke verpakking, alsmede een productfeeder die bijvoorbeeld geschikt is voor gebruik bij een dergelijke inrichting. - Google Patents

Description

Titel: Verpakking, werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een dergelijke verpakking, alsmede een productfeeder die bijvoorbeeld geschikt is voor gebruik bij een dergelijke inrichting

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het vervaardigen van een met ten minste één product gevulde verpakking.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een productfeeder die 5 bijvoorbeeld geschikt is voor gebruik bij de genoemde inrichting en werkwijze.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een verpakking die is vervaardigd uit een hoofdplano en een tweetal eindstukplano's, waarbij de eindstukplano's door vouwen en lijmen tot kokervormige eindstukken zijn 10 gevormd en door lijmen zijn verbonden met de hoofdplano, waarbij de hoofdplano is voorzien van ten minste vier evenwijdige rillijnen over welke rillijnen de hoofdplano is samengevouwen en door kleefmiddel in een gesloten stand wordt gehouden ter vorming van een in hoofdzaak kokervormige doosstructuur, waarbij de kopse einden van de kokervormige 15 doosstructuur zijn afgesloten door de zich in hoofdzaak dwars op de rillijnen uitstrekkende eindstukken.

Bij de bekende verpakkingen zijn de eindstukken altijd op de kopse uiteinden van de door de hoofdplano gevormde kokervormige doosstructuur aangebracht en hebben de eindstukken altijd een rechthoekige doorsnede.

20 Momenteel worden bijzonder veel boeken, CD's, DVD's, electronica- onderdelen en dergelijke kwetsbare producten per post verzonden. De bijzonder grote aantallen die door sommige verzenders dagelijks worden verzonden vereisen een geautomatiseerd verpakkingsproces dat met grote snelheid de verpakte producten kan produceren. Daarbij is het tevens van 25 groot belang dat het geautomatiseerde verpakkingsproces verpakkingen van verschillende afmetingen kan produceren zonder dat de omsteltijden voor 10 ; 2 het overschakelen op een ander formaat verpakkingen groot zijn. Bij voorkeur wordt beoogd de omsteltijd geheel te elimineren, zodat aftvisselend verpakkingen van verschillende afmetingen kunnen worden vervaardigd bij een hoge snelheid. Bij hoge snelheid moet worden gedacht aan een 5 capaciteit van circa 5000-6000 verpakkingen per uur.

De uitvinding verschaft hiertoe een werkwijze volgens conclusie 1 en een inrichting volgens conclusie 10.

Alhoewel met de werkwijze en inrichting verpakkingen van een op zichzelf bekend type kunnen worden geproduceerd, is het tot op heden nog 10 niet gerealiseerd dergelijke verpakkingen te vervaardigen in een verpakkingslijn waarin de hoofdplano een ononderbroken voortbewegingssnelheid heeft. De tot op heden toegepaste inrichting en werkwijze werkten discontinu. De hoofdtransporteur van de bekende inrichting was een intermitterend voortbewegende transporteur. Het 15 plaatsen van de eindstukken op de hoofdplano vond plaats terwijl de hoofdplano met bewoog. Ook het plaatsen van het product op de hoofdplano vond plaats tijdens stilstand van de hoofdplano. Met de onderhavige werkwijze en inrichting wordt de hoofdplano ononderbroken ofwel continu voortbewogen en worden de eindstukken tijdens het voortbewegen op de 20 hoofdplano geplaatst en daarmee door kleefmiddel verbonden. Het plaatsen van het product vindt tijdens het voortbewegen van de hoofdplano plaats.

Als gevolg van deze continue voortbeweging van de hoofdplano kan een veel hogere capaciteit worden gerealiseerd. Met de bekende inrichting en werkwijze werd een capaciteit van circa 2000 verpakkingen per uur 25 gerealiseerd terwijl met de werkwijze en inrichting volgens de uitvinding een capaciteit van 5000-6000 verpakkingen per uur mogelijk is.

Teneinde deze capaciteit nog verder te verhogen verdient het de voorkeur wanneer de werkwijze wordt gekenmerkt door de maatregelen van conclusie 2. Niet alleen wordt bij een dergelijke uitvoering van de werkwijze 30 de capaciteit vergroot, ook de kans op beschadiging van de producten wordt I x 3 door het ontbreken van snelheidsverschillen tussen het te plaatsen product en de hoofdplano met de daarop bevestigde eindstukken tot een minimum beperkt. Bovendien kan hierdoor een hoge positioneringnauwkeurigheid worden bereikt, hetgeen betekent dat de afstand tussen de eindstukken 5 nauw kan aansluiten bij de afmetingen van het te plaatsen product.

Wanneer de werkwijze bovendien wordt gekenmerkt door de maatregelen van conclusies 3 en 4 wordt bewerkstelligd dat de verbinding tussen de eindstukken en de hoofdplano na het loslaten van de eindstukken zeker is doordat de eindstukken gedurende enige tijd zijn vastgedrukt op de 10 hoofdplano. Dit kan bijvoorbeeld worden gerealiseerd met grijpermechanismen zoals beschreven in conclusies 20.

Het verdient volgens een nadere uitwerking van de uitvinding tevens de voorkeur wanneer de afstand tussen de eindstukken bij het bevestigen daarvan op de hoofdplano kan worden gevarieerd. Dit kan 15 bijvoorbeeld worden bewerkstelligd door het startmoment van het bewegingspatroon dat de grijpers doorlopen die de eindstukken op de hoofdplano plaatsen te variëren zoals bijvoorbeeld beschreven in conclusie 21. Het moge duidelijk zijn dat als gevolg van het continue voortbewegen van de hoofdplano's de timing van het plaatsen van de eindstukken 20 bepalend is voor de positie van de eindstukken op de hoofdplano's. Aldus kan per te produceren verpakking door variatie van de timing de lengte van de door de verpakking bepaalde binnenruimte worden gevarieerd en afgestemd op het te verpakken product. De uitvinding verschaft derhalve tevens een verpakking van het hierboven beschreven type die wordt 25 gekenmerkt doordat de eindstukken niet op de kopse uiteinden van de hoofdplano zijn geplaatst maar dichter bij elkaar ter vorming van een verpakking met een binnenruimte met een geringere lengte.

Eventueel kan door het samendrukken van de eindstukken na het plaatsen van deze eindstukken op de hoofdplano, de hoogte van deze 30 eindstukken en daarmee de hoogte van de verpakking worden gevarieerd.

4

Een daartoe geschikt mechanisme is beschreven in conclusie 26 en/of 27. De uitvinding verschaft derhalve tevens een verpakking die wordt gekenmerkt door de maatregelen van conclusie 35 of conclusie 36.

Een tegelijkertijd met de onderhavige aanvrage ingediende 5 aanvrage die gericht is op een inrichting voor het aanbrengen van rillen, perforaties of snedes in een substraat beschrijft een automatische verstelling van de bewerkingsorganen voor het aanbrengen van de rillen, perforaties en/of snedes. Wanneer deze inrichting wordt toegepast in de onderhavige inrichting en bij de onderhavige werkwijze kan de hoogte en de 10 breedte van de verpakkingen automatisch en met minimale omsteltijd worden gevarieerd. De materie van de op dezelfde dag ingediende aanvrage van dezelfde aanvrager wordt geacht hierin te zijn opgenomen.

Aldus wordt derhalve een continu functionerende verpakkingslijn verkregen met behulp waarvan verpakkingen kunnen worden geproduceerd 15 waarvan de lengte van de binnenruimte zonder omsteltijd kan worden gevarieerd en waarvan de hoogte en de breedte van de binnenruimte automatisch en met minimale omsteltijd kan worden gevarieerd.

Het verdient de voorkeur dat de inrichting is voorzien van een besturing waarin de afmetingen van het te verpakken product worden 20 ingegeven, bijvoorbeeld door een bedieningsman of door een meetinrichting die de afmetingen automatisch bepaald. De besturing kan dan automatisch aan de hand van de ingegeven afmetingen de hoofdafmetingen van de eindstukplano's en de hoofdplano's opgeven, zodat een bedieningsman deze plano's in voor de rilstations geplaatste feeders kan plaatsen. De instelling 25 van de rilmessen en de timing van de plaatsing van de eindstukken op de hoofdplano's kan vervolgens automatisch door de besturing worden geregeld, zodanig dat een nauwkeurig rond het product passende verpakking wordt verkregen.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een verpakking volgens 30 conclusie 37.

5

De uitvinding verschaft tevens een productfeeder die bijvoorbeeld maar niet uitsluitend geschikt is voor gebruik bij een inrichting en een werkwijze zoals hiervoor beschreven. Deze productfeeder beschikt volgens de uitvinding over de maatregelen van conclusie 29. Doordat de 5 inklemtransporteurs bestuurbaar aandrijfbaar zijn kan de positionering van het product op een hoofdtransporteur nauwkeurig worden geregeld. Bovendien kunnen stijve producten, zoals boeken worden verwerkt doordat de inklemtransporteurs zich in hetzelfde vlak uitstrekken als het door de bodemtransporteur bepaalde transportvlak.

1° Het verdient de voorkeur dat de productfeeder over de maatregelen van conclusie 30 beschikt, zodat een zeer nauwkeurige positionering van de producten op een hoofdtransporteur mogelijk is. Wanneer de productfeeder tevens beschikt over de maatregelen van conclusie 31 wordt bovendien bewerkstelligd dat het toe te voeren product, althans in horizontale richting 15 over dezelfde snelheid beschikt als de transporteur van de hoofdverpakkingslijn, zodat beschadiging van de producten tijdens het plaatsen minimaal is. Wanneer de productfeeder wordt gebruikt bij een inrichting en werkwijze zoals hierboven beschreven kan de positionering van de eindstukken op de hoofdplano bovendien zeer nauwkeurig worden 20 afgestemd op de afmetingen van het te verpakken product omdat nauwelijks speling vereist is door de hoge positioneringnauwkeurigheid van de productfeeder.

Verder verdient het de voorkeur dat de productfeeder wordt gekenmerkt door de maatregelen van conclusies 32 en 33. Als gevolg van de 25 combinatie van deze maatregelen kunnen niet alleen dikke onbuigzame producten worden verwerkt, daartoe treedt dan de uitstoter eventueel samen met de bodemtransporteur in werking, maar ook enkelvoudige vellen. Voor de verwerking van enkelvoudige vellen behoeft slechts de van een vacuümkamer voorziene bodemtransporteur in werking te treden en 30 kan de uitstoter in rust blijven. Een dergehjke hybride productfeeder is tot 6 op heden nog niet beschikbaar en biedt grote mate van toepassingsflexibiliteit.

De werkwijze, inrichting, productfeeder en verpakkingen zullen nader worden toe gelicht aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden.

5 Fig. 1 toont in perspectief een overzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting; figuren 2-12 tonen soortgelijke perspectiefaanzichten van delen van het in figuur 1 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld; fig. 13 toont een tweetal grijpermechanismen voor het plaatsen van 10 de eindstukken; figuren. 14a-14f tonen een grijper in verschillende standen tijdens het opnemen en plaatsen van een eindstuk, figuren 15-17 tonen verschillende manieren voor het tijdens het plaatsen van de eindstukken vervormen van deze eindstukken.

flguren 18a-h tonen in perspectief en doorsnede verschillende met de inrichting te vervaardigen verpakkingen; en figuur 19 toont een doorsnede-aanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een productfeeder volgens de uitvinding; en fig. 20 toont een bovenaanzicht van de in fig. 19 getoonde 20 productfeeder.

Het in figuur 1-12 getoonde uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting 1 volgens de uitvinding is voorzien van een eindstukvervaardigingslijn 2 en een hoofdverpakkingslijn 3 en ten minste één productfeeder 4, in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld twee 25 productfeeders en een adresdragerfeeder van hetzelfde type. De eindstukvervaardigingslijn 2 en de hoofdverpakkingslijn 3 elk zijn voorzien van een rilstation 5, resp. 6 en een daarachter opgestelde transporteur 7, resp. 8. De transporteur 8 van de hoofdverpakkingslijn realiseert in normaal gebruik een onderbroken transport. De transporteur 7 van de 30 eindstukvervaardigingslijn 2 transporteert weliswaar ononderbroken 7 tijdens het vervaardigen van de eindstukken E, echter, indien gedurende een zekere periode geen eindstukken vereist zijn, wordt de transporteur 7 gedurende enige tijd gestopt. Het transport van de transporteur 7 van de eindstukvervaardigingslijn 2 is derhalve afhankelijk van de vraag naar 5 eindstukken E.

Figuur 2 toont een beladingsinrichting 9 (e. loader) voor een eindstukplanofeeder 10. In de eindstukplanofeeder 10 kan een stapel eindstukplano's worden opgenomen. De eindstukplanofeeder 10 is ingericht om de eindstukplano's achtereenvolgens aan het rilstation 5 toe te voeren. 10 In het rilstation 5 worden vier of meer rillijnen in de eindstukplano aangebracht. De bovenste rilmessen 11 zijn duidelijk zichtbaar. De transporteur 7, die in meer detail is weergegeven in figuur 3, is bij voorkeur een grijpertransporteur. Een dergelijke transporteur omvat een grijperketting die zich onder een transportvlak uitstrekt. De grijpers van de 15 ketting reiken door een langssleuf 19 in het transportvlak en trekken elk een eindstukplano EP voort. Langs het transporttraject zijn eerste geleidingen 12 opgesteld voor het opklappen van als zijwanden dienende eindstukplanodelen. Verder is een aantal langs het transporttraject opgestelde tweede geleidingen 13, 14 voorzien voor het neerklappen van de 20 als bovenwand dienende eindstukplanodelen. Ook zijn lijmopbrengmiddelen in de vorm van een lijmpistool 15 zichtbaar in figuur 3 voor het met elkaar verbinden van een tweetal eindstukplanodelen ter vorming van een kokervormig eindstuk E. Naast de geleidingen 12, 13, 14 voor het omzetten van de eindstukplanodelen zijn ook langsgeleidingen 16 weergegeven voor 25 het in een opgeklapte stand houden van de als zijwanden dienende,

opgeklapte eindstukplanodelen. Deze langsgeleidingen 16 dragen tevens het genoemde lijmpistool en de tweede geleidingen 13, 14. De langsgeleidingen 16 zijn met een hoogteverstelling 17 met de transporteur 7 verbonden. Deze hoogteverstelling is voorzien teneinde het vervaardigen van eindstukken E

10 t OS u> 8 met verschillende hoogtes mogelijk te maken. Figuur 3 toont verder nog een bedieningsconsole 18 voor het bedienen van de eindstukvervaardigingslijn 2.

Figuren 4 en 5 tonen een overdrachtsamenstel voor het overdragen van eindstukken E van de eindstukvervaardigingslijn 2 naar de 5 hoofdverpakkingslijn 3 en voor het plaatsen van eindstukken E op zich in de hoofdverpakkingslijn 3 bevindende hoofdplano's MP. Het overdrachtsamenstel omvat ten minste twee evenwijdige, zich m hoofdzaak loodrecht op de hoofdlijntransportrichting uitstrekkende rails 21, 22 voor het daarin afwisselend plaatsen van eindstukken E. Elke rail is voorzien 10 van een eindloze transporteur 25, 26, die is ingericht voor het verplaatsten van de eindstukken E tot tegen een aanslag 23, 24 (zie fig. 5). Het overdrachtsamenstel omvat een bij het stroomafwaartse einde van de eindstukvervaardigingslijn 2 opgestelde eindstukoverdrager 27 (zie fig. 4) die is ingericht om de in de eindstukvervaardigingslijn 2 vervaardigde 15 eindstukken E die in gelijke oriëntatie achter elkaar worden aangevoerd afwisselend over 90 graden in een eerste richting te roteren rond een verticale hartlijn en in een eerste genoemde rails 21 te plaatsen en het volgende eindstuk over 90 graden in een tegengestelde richting te roteren rond de genoemde verticale hartlijn en in een tweede genoemde rails 22 te 20 plaatsen. De eindstukoverdrager 27 van het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld is bijzonder eenvoudig en daardoor bednjfszeker en omvat een tweetal van zuignappen voorziene opneemkoppen 28, die elk via een star verbindingsdeel 29 met een rond de genoemde verticale hartlijn roteerbare verticale as 30 zijn verbonden. In fig. 4 draagt de niet zichtbare 25 opneemkop 28 een eindstuk E.

Fig. 5 toont verder dat het overdrachtsamenstel twee grijpermechanismen 31, 32 omvat. Deze grijpermechanismen 31, 32 zullen verder worden besproken onder verwijzing naar figuren 14-17.

Figuur 5 toont ook nog een beladingsinrichting 33 (e. loader) voor 30 het beladen van het magazijn 34 van een hoofdplanofeeder. Direct -Ί i' . · ; .

9 stroomafwaarts van de hoofdplanofeeder is een rilstation 6 opgesteld waarvan de bovenste ritmessen 35 duidelijk zichtbaar zijn. Eventueel kunnen de buitenste rilmessen 35' worden vervangen door ritmessen die een groot aantal evenwijdige rillen aanbrengen. Een dergelijke meervoudige ril 5 maakt het mogelijk met dezelfde hoofdplano MP verpakkingen met verschillende hoogtes te vervaardigen. Stroomafwaarts van het rilstation 6 bevindt zich de eerder genoemde transporteur 8. In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld wordt gebruik gemaakt van een transporteur 8 met twee nokkenkettingen, waarbij het transportvlak 38 is voorzien van twee 10 langssleuven 36, 37 waardoorheen de nokken van de nokkenkettingen naar boven reiken.

Stroomafwaarts van de eerder genoemde grijpermec^anismen bevinden zich in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld twee productfeeders 4 voor het achtereenvolgens plaatsen van een eerste en een tweede product 15 PI, resp. P2. Deze productfeeders 4 zijn duidelijk weergegeven in figuren 6, 7, 19 en 20 en zullen hierna in meer detail worden besproken. Figuur 8 toont een deel van de hoofdverpakkingslijntransporteur 8 waarlangs eventueel nog meer productfeeders 4 kunnen worden opgesteld. Figuur 8 toont duidelijk de hoofdplano's MP met de daarin geplaatste producten Pl 20 en P2.

Figuur 9 toont een aantal langs het transporttraject opgestelde derde geleidingen 39 voor het opklappen van als zijwanden dienende hoofdplanodelen en een aantal langs het transporttraject opgestelde vierde geleidingen 40, resp. 41 voor het neerklappen van de als bovenwand 25 dienende hoofdplanodelen. Figuur 9 toont ook duidelijk lijmopbrengmiddelen 42 voor het verbinden van een als bovenwand dienende hoofdplanodeel met de eindstukken E en lijmopbrengmiddelen 43 voor het verbinden van een als bovenwand dienend hoofdplanodeel met het reeds neergeklapte hoofdplanodeel ter vorming van een gesloten 30 verpakking. Verder is nog een langsgeleiding 44 zichtbaar voor het in een 10 op gerichte stand houden van de als zijwand dienende hoofdplanodelen tijdens het vastlijmen van de als bovenwand dienende hoofdplanodelen.

De langsgeleiding 44, die tevens met de derde en vierde geleiding 40, resp. 41 is verbonden alsmede met de lijmopbrengmiddelen 43, is in 5 hoogte instelbaar ter vorming van verpakkingen met verschillende hoogtes.

Figuur 10 toont het laatste deel van de vierde geleiding 41 en de langsgeleiding 44. Verder is figuur 10 nog een lijmpistool 46 weergegeven met behulp waarvan lijm op de verpakking wordt gespoten of opgebracht ter bevestiging van een adresdrager. Deze adresdragers worden afgegeven door 10 een derde productfeeder 4 die is weergegeven in figuur 11. Deze productfeeder is van hetzelfde type als weergegeven in figuren 5 en 6 en plaatst adresdragers L op de gerede verpakkingen V. Figuur 11 toont tevens een uitstoter 47 met behulp waarvan de verpakkingen V in zijwaartse richting kunnen worden afgevoerd. Figuur 12 toont een afvoertransporteur 15 48 met behulp waarvan de gerede verpakkingen V kunnen worden afgevoerd.

De grijpermechanismen 31, 32 zijn in meer detail getoond in figuren 13-17. De grijpermechanismen 31, 32 leggen elk een vast, zich telkens herhalend bewegingspatroon T af voor het vanuit een opnamepositie 20 opnemen van eindstukken E en het voor het plaatsten van de eindstukken E op de hoofdplano MP. Dat bewegingspatroon is in figuur 13 met lusvormige stippellijnen T weergegeven. Het verdient de voorkeur dat de genoemde opnamepositie zich loodrecht boven de hoofdverpakkingslijn bevindt. Onder die omstandigheden kan het genoemde bewegingspatroon T eenvoudig 25 worden gerealiseerd met bijvoorbeeld nokschijven 49, 50, die een stangenstelsel aandrijven, dat zodanig is uitgevoerd dat de grijpers 48, die de eindstukken E oppakken, telkens een horizontale stand behouden.

De verschillende grijpermechanismen 31, 32 van het overdrachtsamenstel zijn voorzien van een besturing die is ingericht om het 30 startmoment van de genoemde vaste bewegingspatronen te variëren, 11 zodanig dat de onderlinge afstand tussen de eindstukken op de hoofdplano regelbaar is. Op die manier kan de lengte van de verpakkingsbinnenruimte per verpakking V worden gevarieerd.

De beweging van een grijper 48 van een grijpermechanisme 31, 32 5 is verder verduidelijkt in figuren 14a-14f. Deze figuren tonen duidelijk de grijpers 48 van de grijpermechanismen 31, 32. De grijpers 48 hebben bij voorkeur onafhankelijk bestuurbare grijperarmen 51, 52. Figuren 14a-14f tonen een eindstuk E in de opnamepositie, die zich bevindt voor de aanslagen 23, 24 in de rails 21, 22. Duidelijk is dat de eindstukken E niet 10 helemaal haaks zijn en dat door de onafhankelijke bekrachtiging van de grijperarmen 51, 52 de eindstukken E in een haakse stand worden gedwongen. Vervolgens worden de eindstukken opgepakt en op de hoofdplano gedrukt en gedurende een zekere tijd en daarmee over een zeker traject neergedrukt ter vorming van een stevige lijm verbinding tussen de 15 hoofdplano MP en het eindstuk E. Zoals weergegeven in figuren 15 en 16 kunnen de grijperarmen 51, 52 de eindstukken E ook scheefdrukken. Daarmee wordt bewerkstelligd dat de hoogte van de binnenruimte van een verpakking gedurende het proces kan worden gevarieerd. Figuur 17 toont nog een variant van een grijper 48 waarbij de grijperarmen 53, 54 zodanig 20 zijn vormgegeven dat de eindstukken langs twee extra rillijnen El en E2 worden vervormd ter vorming van een eindstuk met een variabele hoogte. Wanneer van een dergelijke grijper 48 gebruik wordt gemaakt, dient het nlstation 5 van de eindstukvervaardigingslijn 2 over twee extra rilmesparen 11 te beschikken.

25 Met name wanneer gebruik wordt gemaakt van het schuindrukken of samendrukken van de eindstukken E, zoals weergegeven in figuren 15-17, verdient het de voorkeur dat stroomafwaarts van de grijpermechanismen 31, 32 een meelopende neerhouder is opgesteld die is ingericht voor het in neerwaartse richting samendrukken van de 30 eindstukken E, totdat een als bovenwand dienend hoofdplanodeel over de 10 1Oi 02 12 eindstukken E is neergeklapt. De meelopende neerhouder kan bijvoorbeeld zijn gemonteerd op een soortgelijk mechanisme als de grijpermechamsmen 31, 32. Ook andere mechanismen voor het laten meelopen van een neerhouder vallen binnen het bereik van de uitvinding.

5 Figuren 18a en 18e tonen een gedeeltelijk gesloten verpakking V

waarbij de eindstukken E helemaal aan de kopse uiteinden van de hoofdplano MP zijn geplaatst en een rechthoekige doorsnede hebben. Een der gelijke verpakking is op zichzelf bekend.

Figuren 18b en 18f tonen een gedeeltelijk gesloten verpakking V

10 waarbij de eindstukken E enigszins naar binnen zijn geplaatst ter vorming van een kleinere binnenruimte voor het opsluiten van zich daarin bevindende producten P.

Figuren 18c en 18g tonen een gedeeltelijk gesloten verpakking V waarbij de eindstukken E met behulp van een grijper 48 volgens figuren 15 15 en 16 enigszins schuin zijn gedrukt teneinde een verpakking te verkrijgen met een binnenruimte waarvan de hoogte geringer is en waarin twee producten met verschillende lengte vast kunnen worden opgesloten.

Figuren 18d en 18h tonen een gedeeltelijk gesloten verpakking V waarbij de eindstukken E met behulp van een grijper 48 volgens figuur 17 is 20 samengedrukt langs extra nllijnen El en E2 ter vorming van een in hoogte samendrukbaar eindstuk, zodanig dat de hoogte van de achtereenvolgens te produceren verpakkingen telkens kan worden gevarieerd.

Het uitvoeringsvoorbeeld van de productfeeder 4 zal thans worden verduidelijkt aan de hand van figuren 6, 19 en 20. De productfeeder 4 is 25 voorzien van een beladingsruimte 55 waarvan de bodem, die gezien vanaf een achterzijde naar een voorzijde van de productfeeder enigszins naar beneden hellend is opgesteld, is voorzien van een eindloze transporteur 06, die in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld drie rond keerrollen 57 geleide transportbanden 56 omvat. In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld wordt 30 de beladingsruimte 55 op de hoekpunten daarvan begrensd door in i! · ; .... .s- 13 hoofdzaak rechtopstaande productgeleiders 58. Deze productgeleiders 58 zijn met klemmen 62 op geleiders 64 geklemd. De achterste geleider 64 kan worden verschoven doordat deze met een klem 62 is verbonden met een geleider 63. Aldus kunnen eenvoudig producten met verschillende 5 afmetingen worden verwerkt. De middelste klem 62 van de voorste drie klemmen draagt een aanslag 69 voor het tegenhouden van de producten die bovenop het onderste product liggen. Deze aanslag 69 begrensd een opening 59 aan de voorzijde van de beladingsruimte 55 bij de bodem daarvan voor het in een voorwaartse richting afvoeren van een onderste product P van 10 een zich in de beladingsruimte 55 bevindende stapel producten P.

Stroomafwaarts van de opening 59 is ten minste één bovenste en ten minste één onderste, eindloze inklemtransporteur 60, resp. 61 opgesteld waartussen het af te voeren product P in gebruik wordt ingeklemd. De inklemtransporteurs 60, resp. 61 zijn bestuurbaar aandrijfbaar teneinde de 15 producten getimed en met de juiste snelheid te kunnen afgeven. Het door de inklemtransporteurs 60, 61 bepaalde transporttraject strekt zich in hetzelfde vlak uit als het door de bodemtransporteurs 56 bepaalde transporttraject. Zoals duidelijk blijkt uit figuur 20 is aan een stroomafwaarts einde van de inklemtransporteurs een sensor 65 opgesteld, 20 die is ingericht voor het waarnemen van de voorzijde van een zich tussen de inklemtransporteurs ingeklemd product P. De productfeeder is voorzien van een besturing die is voorzien van een ingang die aansluitbaar is op een besturing van een hoofdverpakkingslijn. De feederbesturing is ingericht om een zich tussen de inklemtransporteurs 60, 61 bij de genoemde sensor 65 25 klaarliggend product P te doen afgeven op het moment dat de hoofdverpakkingslijnbesturing hiertoe een signaal afgeeft aan de productfeederbesturing. Wanneer de hoofdverpakkingslijn is voorzien van een hoofdverpakkingslijntransporteur, verdient het de voorkeur dat de productfeederbesturing is ingericht voor het in gebruik zodanig regelen van 30 de snelheid van de inklemtransporteurs 60, 61, dat een product P bij afgifte 14 door de inklemtransporteurs 60, 61 een horizontale snelheidscomponent heeft die overeenstemt met de snelheid van de hoofdverpakkingslijn, welke laatste snelheid telkens door de hoofdverpakkingslijnbesturing aan de feederbesturing wordt gecommuniceerd.

5 In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld bevindt zich nabij de achterzijde van de feeder vlak boven de genoemde bodem een bekrachtigde stoter 66 voor het uit de beladingsruimte 55 tot tussen de inklemtransporteurs 60, 61 stoten van een onderste product P met een zekere dikte. De stoter 66 is in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld 10 uitgevoerd als een plaat 66 die via een verbindingsplaat 67 is verbonden met een bekrachtigde zuigerstangloze pneumatisch zuiger/cilinder-samenstel 68.

Eventueel kan de ten minste ene bodemtransporteur 56 zijn voorzien van openingen, waarbij onder het bovenste part van de ten minste 15 ene bodemtransporteur 56 een vacuümkamer is opgesteld die is voorzien van een althans ten dele open bovenzijde waarover het bovenpart zich uitstrekt. Aldus wordt een hoge frictie tussen het onderste product en de bodemtransporteur bewerkstelligd, hetgeen gunstig is voor een zekere werking van de productfeeder.

20 Het is duidelijk dat de uitvinding niet is beperkt tot het beschreven uitvoeringsvoorbeeld maar dat diverse wijzigingen binnen het raam van de uitvinding zoals gedefinieerd door de conclusies mogelijk zijn. Zo kunnen bijvoorbeeld ook drie eindstukken op de hoofdplano worden geplaatst.

25 /.

Claims (37)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een verpakking en voor het daarin plaatsen van een product, waarbij in een eindstukvervaardigingslijn eindstukplano's uit karton worden voortbewogen en tijdens dit transport worden voorzien van evenwijdig verlopende rillijnen waarna tijdens het 5 transport de door de rillijnen begrensde eindstukplanodelen door geleidingen worden omgevouwen en waarbij althans één van de eindstukplanodelen wordt voorzien van een kleefmiddel zodanig dat kokervormige eindstukken (e. pads) worden vervaardigd, waarbij in een hoofdverpakkingslijn hoofdplano's in normaal gebruik ononderbroken 10 worden voortbewogen in een hoofdlijntransportrichting en tijdens dit transport worden voorzien van evenwijdig verlopende rillijnen, waarbij vervolgens ten minste twee kokervormige eindstukken op de hoofdplano worden geplaatst en met kleefmiddel daarmee worden verbonden, waarna vervolgens ten minste één te verpakken product tussen de eindstukken op 15 de hoofdplano wordt geplaatst, waarna tijdens het voortbewegen een aantal door de rillijnen van de hoofdplano begrensde hoofdplanodelen door geleidingen worden omgevouwen en waarbij althans één van de hoofdplanodelen en of eindstukken wordt voorzien van kleefmiddel zodanig dat een gesloten verpakking wordt vervaardigd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het plaatsen van de producten van bovenaf plaatsvindt en waarbij tijdens het plaatsen van de producten, deze producten een voorwaartse snelheid hebben waarvan de horizontale snelheidscomponent in hoofdzaak overeenstemt met de voortbewegingssnelheid van de hoofdplano.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het plaatsen van de eindstukken op de hoofdplano van bovenaf plaatsvindt en waarbij tijdens het plaatsen van de eindstukken deze eindstukken een voorwaartse snelheid hebben die in hoofdzaak overeenstemt met de voortbewegingssnelheid van de hoofdplano.

4 Werkwijze volgens conclusie 3, waarbij de eindstukken gedurende enige tijd en derhalve over een zeker voortbewegingstraject worden 5 vastgedrukt op de hoofdplano.

5. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusie, waarbij de eindstukken na vervaardiging in de eerste verpakkingslijn om en om in twee of meer evenwijdige, zich in hoofdzaak loodrecht op de hoofdlijntransportrichting uitstrekkende rails worden geplaatst en waarbij 10 telkens twee of meer eindstukken vervolgens door een overeenkomstig aantal grijpermechanismen die elk een vast, zich telkens herhalend bewegingspatroon afleggen vanuit deze rails worden opgenomen en op de hoofdplano worden geplaatst, waarbij de onderlinge afstand tussen de eindstukken op de hoofdplano regelbaar is doordat het starttijdstip van de 15 bewegingspatronen van de diverse grijpermechanismen ten opzichte van elkaar of ten opzichte van de positie van de hoofdplano kan worden gevarieerd.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, waarbij tijdens het plaatsen van de eindstukken, deze eindstukken die in gelijke oriëntatie worden aangevoerd 20 door de eindstukvervaardigingslijn afwisselend over 90 graden in een eerste richting wordt geroteerd rond een verticale hartlijn en in een eerste genoemde rails worden geplaatst en de volgende over 90 graden in een tegengestelde richting worden geroteerd rond een verticale hartlijn en in een tweede genoemde rails worden geplaatst.

7. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de onderlinge afstand tussen de rillijnen in de eindstukplano's kan worden gevarieerd ter vorming van eindstukken met verschillende hoogtes.

8. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusie, waarbij de onderlinge afstand tussen de rillijnen in de hoofdplano's kan worden 10 i όΌ:~>'£ gevarieerd ter vorming van verpakkingen met verschillende breedte en/of hoogte.

9. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij in de eindstukvervaardigingslijn het aantal in de eindstukplano's aan te brengen 5 rillijnen zodanig is dat de daaruit te vormen eindstukken in de zich in opwaartse richting uitstrekkende planodelen een rillijn bevatten, zodanig dat de eindstukken in hoogte richting samendrukbaar zijn, waarbij de eindstukken, nadat deze zijn bevestigd op de hoofdplano en nadat het ten minste ene product is geplaatst tot de gewenste hoogte worden neergedrukt 10 alvorens de buitenste flappen van de hoofdflappen op deze eindstukken worden neergeklapt en bevestigd.

10. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de inrichting een eindstukvervaardigingslijn en een hoofdverpakkingslijn en ten minste één productfeeder omvat, waarbij 15 de eindstukvervaardigingslijn en de hoofdverpakkingslijn elk zijn voorzien van een rilstation en een daarachter opgestelde transporteur, waarbij althans de transporteur van de hoofdverpakkingslijn in normaal gebruik is ingericht voor onderbroken transport.

11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de 20 eindstukvervaardigingslijn is voorzien van een aantal langs het transporttraject opgestelde eerste geleidingen voor het opklappen van als zijwanden dienende eindstukplanodelen en een aantal langs het transporttraject opgestelde tweede geleidingen voor het neerklappen van de als bovenwand dienende eindstukplanodelen, en van lijmopbrengmiddelen 25 voor het met elkaar verbinden van een tweetal eindstukplanodelen ter vorming van een eindstuk.

12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, waarbij de hoofdverpakkingslijn is voorzien van een aantal langs het transporttraject op gestelde derde geleidingen voor het opklappen van als zijwanden 30 dienende hoofdplanodelen en een aantal langs het transporttraject opgestelde vierde geleidingen voor het neerklappen van de als bovenwand dienende hoofdplanodelen, en van lijmopbrengmiddelen voor het verbinden van de als bovenwand dienende hoofdplanodelen ter vorming van een gesloten verpakking.

13. Inrichting volgens conclusie 12, waarbij de productfeeder stroomopwaarts is opgesteld van de derde geleidingen.

14 Inrichting volgens conclusie 12 of 13, waarbij de vierde geleidingen in hoogte instelbaar zijn ter vorming van verpakking met verschillende hoogte. IQ

15. Inrichting volgens één der conclusies 10-14, waarbij een overdrachtsamenstel is voorzien voor het overdragen van eindstukken van de eindstukvervaardigingslijn naar de hoofdverpakkingslijn en voor het plaatsen van eindstukken op zich in de hoofdverpakkingslijn bevindende hoofdplano's.

16. Inrichting volgens conclusie 15, waarbij het overdrachtsamenstel is voorzien van ten minste twee evenwijdige, zich in hoofdzaak loodrecht op de hoofdlijntransportrichting uitstrekkende rails voor het daarin afwisselend plaatsen van eindstukken.

17. Inrichting volgens conclusie 16, waarbij elke rail is voorzien van 20 een eindloze transporteur, die is ingericht voor het verplaatsen van de eindstukken tot tegen een aanslag.

18. Inrichting volgens conclusie 16 of 17, waarbij het overdrachtsamenstel een bij het stroomafwaartse einde van de eindstukvervaardigingslijn eindstukoverdrager omvat die is ingericht om de 25 in de eindstukvervaardigingslijn vervaardigde eindstukken die in gelijke oriëntatie achter elkaar worden aangevoerd afwisselend over 90 graden in een eerste richting te roteren rond een verticale hartlijn en in een eerste genoemde rails te plaatsen en het volgende eindstuk over 90 graden in een tegengestelde richting te roteren rond de genoemde verticale hartlijn en m 30 een tweede genoemde rails te plaatsen.

19. Inrichting volgens conclusie 18, waarbij de eindstukoverdrager een tweetal, van zuignappen voorziene opneemkoppen omvat, die elk via een star verbindingsdeel met een rond de genoemde verticale hartlijn roteerbare verticale as zijn verbonden.

20. Inrichting volgens één der conclusies 15-19, waarbij het overdrachtsamenstel ten minste twee grijpermechanismen omvat die elk een vast, zich telkens herhalend bewegingspatroon afleggen voor het vanuit een opnamepositie opnemen van eindstukken en voor het plaatsten van de eindstukken op de hoofdplano.

21. Inrichting volgens conclusie 20, waarbij de verschillende grijpermechanismen van het overdrachtsamenstel zijn voorzien van een besturing die is ingericht om het startmoment van de genoemde vaste bewegingspatronen te variëren, zodanig dat de onderlinge afstand tussen de eindstukken op de hoofdplano regelbaar is.

22. Inrichting volgens conclusie 20 of 21, waarbij de grijpermechanismen elk zijn voorzien van een tweetal grijpers die zijn voorzien van bestuurbare grijperarmen, welke grijperarmen zich zodanig sluiten om een eindstuk dat het eindstuk in de gewenste vorm wordt gedrukt.

23. Inrichting volgens conclusie 22, waarbij de grijperarmen zijn voorzien van een geknikte of gebogen contour om de eindstukken in een gewenste geknikte of gebogen contour te drukken bij het opnemen van de eindstukken.

24. Inrichting volgens één der conclusies 20-23, waarbij de genoemde 25 opnamepositie de positie voor de in conclusie 17 genoemde aanslag in een betreffende rail is, waarbij deze opnamepositie zich loodrecht boven de hoofdverpakkingslijn bevindt.

25. Inrichting volgens één conclusies 20-24, waarbij de genoemde ten minste ene productfeeder stroomafwaarts van de genoemde 30 grijpermechanismen is opgesteld.

26. Inrichting volgens één der conclusies 20-25, waarbij stroomafwaarts van de grijpermechanismen een meelopende neerhouder is opgesteld die is ingericht voor het in neerwaartse richting samendrukken van de eindstukken, totdat een als bovenwand dienende hoofdplanodeel over 5 de eindstukken is neergeklapt.

27. Inrichting volgens conclusie 26, waarbij de meelopende neerhouder is gemonteerd op een soortgelijk mechanisme als de grijpermechanismen.

28. Inrichting volgens één der conclusies 10-27, waarbij stroomafwaarts van de vierde geleidingen een adresdragerfeeder is 10 opgesteld voor het aanbrengen van een adres op de inmiddels gesloten verpakking.

29. Productfeeder die bijvoorbeeld bestemd is voor een inrichting volgens één der conclusies 10-28, waarbij de productfeeder is voorzien van een beladingsruimte waarvan de bodem, die gezien vanaf een achterzijde 15 naar een voorzijde van de productfeeder enigszins naar beneden hellend is opgesteld, is voorzien van ten minste één eindloze transporteur, waarbij de beladingsruimte aan een voorzijde bij de bodem is voorzien van een opening voor het in een voorwaartse richting afvoeren van een onderste product van een zich in de beladingsruimte bevindende stapel producten, waarbij 20 stroomafwaarts van de opening ten minste één bovenste, en ten minste één onderste, eindloze inklemtransporteur is opgesteld waartussen het af te voeren product in gebruik wordt ingeklemd, waarbij de inklemtransporteurs bestuurbaar aandnjfbaar zijn, waarbij het door de inklemtransporteurs bepaalde transporttraject zich in hetzelfde vlak uitstrekt als het door de ten 25 minste ene bodemtransporteur bepaalde transporttraject.

30. Productfeeder volgens conclusie 29, waarbij aan een stroomafwaarts einde van de inklemtransporteurs een sensor is opgesteld, die is ingericht voor het waarnemen van de voorzijde van een tussen de inklemtransporteurs ingeklemd product, waarbij de productfeeder is 30 voorzien van een besturing die is voorzien van een ingang die aansluitbaar is op een besturing van een hoofdverpakkingslijn, waarbij de feederbesturing is ingericht om een zich tussen de inklemtransporteurs bij de genoemde sensor klaarliggend product te doen afgeven op het moment dat de hoofdverpakkingslijnbesturing hiertoe een signaal afgeeft aan de 5 productfeederbesturing.

31. Productfeeder volgens conclusie 30, waarbij de hoofdverpakkingslijn is voorzien van een hoofdverpakkingslijntransporteur, waarbij de productfeederbesturing is ingericht voor het in gebruik zodanig regelen van de snelheid van de inklemtransporteurs, dat een product bij 10 afgifte door de inklemtransporteurs een horizontale snelheidscomponent heeft die in hoofdzaak overeenstemt met de snelheid van de hoofdverpakkingslijn, welke laatste snelheid telkens door de hoofdverpakkingslijnbesturing aan de feederbesturing wordt gecommuniceerd.

32. Productfeeder volgens één der conclusies 29-31, waarbij zich nabij de achterzijde van de feeder vlak boven de genoemde bodem een bekrachtigde stoter bevindt voor het uit de beladingsruimte tot tussen de inklemtransporteurs stoten van een onderste product met een zekere dikte.

33. Productfeeder volgens één der conclusies 29-32, waarbij de ten 20 minste ene bodemtransporteur is voorzien van openingen, waarbij onder het bovenste part van de bodemtransporteur een vacuümkamer is opgesteld die is voorzien van een althans ten dele open bovenzijde waarover het bovenpart zich uitstrekt.

34. Verpakking die is vervaardigd uit een hoofdplano en een tweetal 25 eindstukplano's, waarbij de eindstukplano's door vouwen en lijmen tot kokervormige eindstukken zijn gevormd en door lijmen zijn verbonden met de hoofdplano, waarbij de hoofdplano is voorzien van ten minste vier evenwijdige rillijnen over welke rillijnen de hoofdplano is samengevouwen en door kleefmiddel in een gesloten stand wordt gehouden ter vorming van 30 een in hoofdzaak kokervormige doosstructuur, waarbij de kopse einden van 1 ü 1 C' l 2.2 de kokervormige doosstructuur zijn afgesloten door de zich in hoofdzaak dwars op de nllijnen uitstrekkende eindstukken, gekenmerkt doordat de eindstukken niet op de kopse uiteinden van de hoofdplano zijn geplaatst maar dichter bij elkaar ter vorming van een verpakking met een 5 binnenruimte met een geringere lengte.

35. Verpakking die is vervaardigd uit een hoofdplano en een tweetal eindstukplano's, waarbij de eindstukplano's door vouwen en lijmen tot kokervormige eindstukken zijn gevormd en door lijmen zijn verbonden met de hoofdplano, waarbij de hoofdplano is voorzien van ten minste vier 10 evenwijdige rillijnen over welke rillijnen de hoofdplano is samengevouwen en door kleefmiddel in een gesloten stand wordt gehouden ter vorming van een in hoofdzaak kokervormige doosstructuur, waarbij de kopse einden van de kokervormige doosstructuur zijn afgesloten door de zich in hoofdzaak dwars op de rillijnen uitstrekkende eindstukken, met het kenmerk, dat de 15 eindstukken een doorsnede in de vorm van een parallellogram hebben.

36. Verpakking die is vervaardigd uit een hoofdplano en een tweetal eindstukplano's, waarbij de eindstukplano's door vouwen en lijmen tot kokervormige eindstukken zijn gevormd en door lijmen zijn verbonden met de hoofdplano, waarbij de hoofdplano is voorzien van ten minste vier 20 evenwijdige rillijnen over welke rillijnen de hoofdplano is samengevouwen en door kleefmiddel in een gesloten stand wordt gehouden ter vorming van een in hoofdzaak kokervormige doosstructuur, waarbij de kopse einden van de kokervormige doosstructuur zijn afgesloten door de zich in hoofdzaak dwars op de rillijnen uitstrekkende eindstukken, met het kenmerk, dat 25 opstaande wanden van de eindstukken zijn voorzien van extra rillijnen, waarbij de zich boven en onder de extra rillijnen bevindende opstaande wanddelen van de eindstukken onderling een hoek insluiten, zodanig dat de eindstukken, althans tijdens het vervaardigen van de verpakking samendrukbaar zijn.

37. Verpakking verkregen met de werkwijze volgens één der conclusie 1-9 onder gebruikmaking van een inrichting volgens één der conclusies 10-28.