NL1018773C2 - Aandrijving voor een om een as zwenkbare klep in een legnest. - Google Patents

Description

AANDRIJVING VOOR EEN OM EEN AS ZWENKBARE KLEP IN EEN LEGNEST

De uitvinding heeft betrekking op een aandrijving voor ten minste één beweegbaar orgaan, in het bijzonder een om een as zwenkbare klep in een legnest, omvattende een zich in hoofdzaak evenwijdig aan de zwenkas uitstrekkende 5 aandrijfas, en de aandrijfas met het beweegbaar orgaan verbindende bedieningsmiddelen. Een dergelijke aandrijving is bekend, bijvoorbeeld uit NL-A-9301627.

Aandrijvingen voor beweegbare organen, zoals kleppen of schuiven, worden op velerlei gebied toegepast. Een 10 bijzondere toepassing is de bediening van zogeheten "uitdrijfkleppen" in legnesten. Legnesten zijn ruimtes waarin leghennen zich kunnen terugtrekken wanneer zij een ei gaan leggen. Dergelijke legnesten zijn gevormd in pluimveestallen, waarin de dieren verder vrij rondlopen. Legnesten zijn in het 15 algemeen in lange rijen van 40 meter of meer achter elkaar geplaatst, waarbij langs een zijde van elke rij legnesten een afvoerband voor de gelegde eieren loopt. De bodem van elk legnest loopt iets af naar de band, zodat de gelegde eieren onder invloed van de zwaartekracht naar de band zullen 20 rollen.

Het is van belang dat elk dier dat een ei heeft gelegd het legnest weer verlaat, om dit vrij te maken voor volgend gebruik. Om de legnesten leeg te maken wordt er gebruik gemaakt van uitdrijfkleppen, beweegbare kleppen die 25 bij normaal gebruik van de legnesten elk tegen of nabij een wand van het nest geplaatst zijn, en die naar een opening in een wand van het nest bewogen kunnen worden. Bij die beweging van de klep wordt een eventueel in het legnest aanwezig dier voor de klep uit gejaagd of door de klep naar buiten gedrukt. 30 In het genoemde oudere document NL-A-9301627 is er in elk legnest een klep aanwezig, die zwenkbaar is om een nabij 1018773 2 de bovenzijde van het legnest aangebrachte, evenwijdig aan de afvoerband verlopende, horizontale as. De uitdrijfklep bevindt zich bij normaal gebruik van het legnest aan de zijde van het nest die grenst aan de afvoerband, en wordt voor het 5 uitdrijven van eventueel aanwezige dieren naar de tegenovergelegen, open zijde gezwenkt. Daarbij wordt elke uitdrijfklep aangedreven door een afzonderlijke tandheugel, die samenwerkt met een rondsel, dat is aangebracht op een aandrijfas. De aandrijfas verloopt evenwijdig aan de zwenkas 10 van de klep, en strekt zich uit door de zijwanden van de legnesten, zodat een aantal tandheugel/rondsel-combinaties in aangrenzende legnesten door deze as gemeenschappelijk worden aangedreven.

Een probleem dat zich daarbij voordoet is dat de 15 gemeenschappelijke aandrijfas relatief zwaar belast wordt, waardoor het risico bestaat dat deze zal torderen, en de kleppen in de verschillende legnesten dus niet synchroon worden bediend. Hierdoor wordt de maximale lengte van de aandrijfas beperkt. Daarnaast zijn door het gebruik van een 20 afzonderlijke tandheugel/rondsel-combinatie voor elk van de legnesten de kosten voor aanschaf, installatie en onderhoud van de bekende aandrijving relatief hoog.

De uitvinding heeft nu tot doel een verbeterde aandrijving van de hiervoor beschreven soort te verschaffen, 25 waarbij de bovengenoemde problemen zich niet meer voordoen. Volgens de uitvinding wordt dit bij een dergelijke aandrijving bereikt, door deze te voorzien van tussen de aandrijfas en het beweegbaar orgaan aangebrachte overbrengingsmiddelen. Door de tussenplaatsing van een 30 dergelijke overbrenging kunnen de belastingen op de aandrijfas worden verminderd, waardoor ook de torsie in de as minder wordt. Hierdoor kan met eenzelfde as een groter aantal kleppen worden bediend.

1018773 3

Opgemerkt wordt dat een overbrenging tussen een aandrijfas en een beweegbaar orgaan op zichzelf wel bekend is, maar voor geheel andere toepassingen en doeleinden dan hier beoogd.

5 Zo beschrijft het zeer oude Amerikaanse octrooi 2,811,860 een aandrijfmechanisme voor heen en weer bewegende machineonderdelen, met name werkbladen voor schaaf- of freesbanken, waarbij het werkblad aan de onderzijde voorzien is van twee tandheugels, en er een aandrijfas is die onder 10 een hoek verloopt ten opzichte van deze tandheugels. Deze aandrijfas is voorzien van twee tegengesteld gerichte wormen, die ingrijpen in wormwielen, die op hun beurt op één as zijn aangebracht met een rondsel, dat dan de bijbehorende tandheugel aandrijft. De zo gevormde overbrenging dient voor 15 het tegengaan van speling in de tandheugel/rondsel-aandrijving.

Ook uit de Europese octrooipublicatie 0 921 520 is een aandrijfmechanisme bekend met een tandheugel/rondsel-combinatie en een tussen die combinatie en de eigenlijke 20 aandrijving geplaatste overbrenging. Het betreft daarbij een aandrijfmechanisme voor de lees/schrijf-kop van een cd-speler, waarbij de tandheugel/rondsel-combinatie via een stelsel van tandwielen verbonden is met de aandrijfmotor. Daarbij dient dus de overbrenging voor het terugbrengen van 25 de motorsnelheid tot een geschikte bewegingssnelheid van de lees/schrijf-kop.

Een constructief eenvoudige uitvoering wordt verkregen, wanneer de overbrengingsmiddelen tussen de aandrijfas en de bedieningsmiddelen zijn aangebracht. Bij 30 voorkeur omvatten dan de overbrengingsmiddelen ten minste één stel getande wielen, waardoor een compacte overbrenging ontstaat. Wanneer dan nog de overbrengingsmiddelen ten minste één met de aandrijfas verbonden, relatief klein tandwiel en 1018773 4 ten minste één daarmee samenwerkend, met de bedieningsmiddelen verbonden, relatief groot tandwiel omvatten, wordt op eenvoudige wijze het moment op de aandrijfas beperkt.

5 Een doelmatige bediening van de klep(pen) wordt bereikt, wanneer de bedieningsmiddelen zich in hoofdzaak dwars op de zwenkas en de aandrijfas uitstrekken. Een robuuste en constructief relatief eenvoudige uitvoering wordt in dat geval verkregen wanneer de bedieningsmiddelen ten 10 minste één met de aandrijfas verbonden rondsel en ten minste één in het rondsel ingrijpende, met het beweegbaar orgaan verbonden tandheugel omvatten. In het geval van een tandwiel-overbrenging is daarbij met voordeel het rondsel aangebracht op een het relatief grote tandwiel dragende as.

15 Teneinde bewegingen dwars op de aandrijfas zoveel mogelijk te beperken, in verband met de ingrijping van het rondsel op de tandheugel, die zich immers over een relatief grote lengte zal kunnen uitstrekken, is bij voorkeur de tandheugel in hoofdzaak rechtlijnig verschuifbaar gelagerd, 20 en is deze door een in een sleuf stekende nok met het beweegbaar orgaan verbonden.

Om optimaal gebruik te kunnen maken van de aandrijving bevinden zich met voordeel aan weerszijden van de aandrijfas ten minste twee beweegbare organen, die elk door 25 een tandheugel met een gemeenschappelijk rondsel verbonden zi jn.

Wannéér een aantal zich evenwijdig aan de aandrijfas uitstrekkende, om een gemeenschappelijke as zwenkbare organen door gemeenschappelijke bedieningsmiddelen met de aandrijfas 30 verbonden zijn, kan worden volstaan met een relatief klein aantal overbrengings- en bedieningsmiddelen. In dat geval zou een enkele, relatief zwaar uitgevoerde 1 0 1 8773 5 tandheugel/rondsel-combinatie meerdere kleppen kunnen bedienen.

In het geval van meerdere zich evenwijdig aan de aandrijfas uitstrekkende, om onderling evenwijdige en/of in 5 eikaars verlengde gelegen assen zwenkbare organen, die elk door bijbehorende bedieningsmiddelen met de aandrijfas verbonden zijn, kunnen met behulp van een enkele, gemeenschappelijke aandrijfas meerdere overbrengings- en bedieningsmiddelen worden aangedreven. Daarbij kan de 10 aandrijfas zijn gevormd door een aantal op een lijn gelegen, met elkaar verbonden segmenten, kan elk segment verbonden zijn met een bijbehorend stel bedieningsmiddelen en overbrengingsmiddelen, en kunnen meerdere segmenten zijn verbonden met een gemeenschappelijke aandrijfmotor.

15 De uitvinding betreft ook een legnest, omvattende ten minste één door een bodem, een aantal wanden en een bovenzijde bepaalde ruimte, waarin ten minste één klep zwenkbaar opgehangen is, alsmede een met de klep verbonden aandrijving als hiervoor beschreven.

20 De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een voorbeeld, waarbij wordt verwezen naar de bij gevoegde tekening, waarin:

Fig. 1 een schematisch perspectivisch aanzicht is van een deel van een rij legnesten waarin de aandrijving volgens 25 de uitvinding is toegepast,

Fig. 2 een schematisch bovenaanzicht is van de aandrijving, en

Fig. 3 een gedeeltelijk doorgesneden zij-aanzicht is van de overbrengings- en bedieningsmiddelen van de 30 aandrijving volgens de lijn III-III in fig. 2.

Een aantal in een dubbele rij geplaatste legnesten 1 omvatten elk een bodem 2, een tweetal zijwanden 3, een achterwand 4 en een althans gedeeltelijk open voorwand 5, 1018773 β 6 alsmede een bovenwand of dak 6. In de achterwand 4 is aan de onderzijde een spieetvormige opening 7 uitgespaard, waardoor eieren die in het legnest 1 worden gelegd daaruit kunnen worden afgevoerd. Daartoe verloopt de bodem 2 enigszins 5 hellend in de richting van de achterwand 4. Langs de achterwanden 4 met de afvoeropeningen 7 van de legnesten 1 loopt een centrale afvoerband 8, waardoor de uit de legnesten I gerolde eieren worden afgevoerd naar een verzamelpunt. In elk legnest 1 is een zogeheten uitdrijfklep 9 aangebracht, 10 die zwenkbaar is om een horizontale as 10 nabij de bovenwand 6 van het nest 1. De uitdrijfklep 9 is in het algemeen vervaardigd van een gaas. De uitdrijfklep 9 is om de as 10 zwenkbaar tussen de getoonde stand, waarin de klep 9 de open zijde 5 afsluit, en het legnest 1 dus niet gebruikt kan 15 worden, en een met stippellijnen weergegeven stand waarin deze zich in de nabijheid van de achterwand 4 bevindt, en het nest dus gebruikt kan worden door een dier dat daarin een ei wil leggen.

Voor het verplaatsen van de uitdrijfklep 9 tussen 20 deze twee standen is er een aandrijving 11 aanwezig, die gevormd wordt door een centrale aandrijfas 12, een daarmee verbonden motor 13 en bedieningsmiddelen 14 die de aandrijfas II met elke uitdrijfklep 9 verbinden. In het getoonde voorbeeld strekt een tweetal bedieningsmiddelen 14 zich dwars 25 op de zwenkas en de aandrijfas 12 uit, en hebben deze de gedaante van een tweetal tandheugels 16 die beide ingrijpen in een rondsel 15, en verbonden zijn met de uitdrijfkleppen 9 aan weerszijden van de aandrijfas 12. Teneinde het moment dat op de aandrijfas 12 wordt uitgeoefend bij het bedienen van de 30 verschillende kleppen 9 te beperken, zijn volgens de uitvinding tussen de aandrijfas 12 en de kleppen 9 overbrengingsmiddelen 19 aangebracht. Deze overbrengingsmiddelen 19, die in het getoonde voorbeeld zijn i018773 7 aangebracht tussen de aandrijfas 12 en de bedieningsmiddelen 14, omvatten getande wielen 17,18 met verschillende diameters en verschillende aantallen tanden. Een eerste, relatief klein tandwiel 17 is daarbij aangebracht op de aandrijfas 12, 5 terwijl op de as 20 die het rondsel 15 van de tandheugel/rondsel-combinatie 15,16 draagt een relatief groter tandwiel 18 is aangebracht. In het getoonde voorbeeld grijpen daarbij beide tandwielen 17,18 rechtstreeks in elkaar, maar het zal duidelijk zijn dat ook andere vormen van 10 overbrenging, zoals met een ketting of een getande riem denkbaar zijn.

Doordat de overbrenging 19 het moment op de aandrijfas 12 en daarmee ook de torsie van die as sterk beperkt, kan met een zelfde aandrijfas 12 een groter aantal 15 uitdrijfkleppen 9 worden bediend dan zonder gebruik van de overbrenging. Daarbij kan de aandrijfas 12 gevormd worden door een aantal segmenten 21, die zich telkens uitstrekken tussen twee opeenvolgende tandheugel/rondsel-combinaties 15,16. Elke tandheugel/rondsel-combinatie 15,16 kan verder 20 meer dan één uitdrijfklep 9 bedienen, waarbij de verschillende uitdrijfkleppen 9 gekoppeld kunnen zijn door middel van een gemeenschappelijke zwenkas 10.

Omdat de aandrijfas 12 zich dus over een groot aantal aangrenzende legnesten 1 kan uitstrekken, dient deze op 25 regelmatige afstand gelagerd te zijn. De tandheugels 16 zijn in het getoonde voorbeeld rechtlijnig verschuifbaar gelagerd in een aantal lagerbeugels 26 in een huis 22, teneinde een goede ingrijping met het rondsel 20 te waarborgen. Het uiteinde van elke tandheugel 16 is verbonden met een arm of 30 "gaffel" 23 die bevestigd is aan de zwenkas 10 van de uitdrijfklep(pen) 9, waartoe in het getoonde voorbeeld gebruik gemaakt wordt van een nok 24 aan het eind van de tandheugel 16, die is opgenomen in een sleufvormige opening 1018773 ψ 8 25 in de gaffel 23. Op deze wijze kunnen verschillen in de afstand tot de zwenkas 10 die het gevolg zijn van de rechtlijnige beweging van de tandheugel 16 worden opgenomen.

De aandrijving volgens de uitvinding maakt het zo 5 mogelijk met behulp van een relatief licht uitgevoerde aandrijfas 12 een relatief groot aantal uitdrijfkleppen 9 centraal aan te drijven. Daarbij wordt als gevolg van de overbrenging tussen de aandrijfas en de uitdrijfklep(pen) 9 het moment dat op de aandrijfas 12 wordt uitgeoefend beperkt, 10 en daarmee ook de torsie van deze as. Verder kan, door met een enkele tandheugel/rondsel-combinatie 15,16 meerdere uitdrijfkleppen 9 te bedienen, het aantal benodigde tandheugel/rondsel-combinaties en daarmee de installatie- en onderhoudskosten worden beperkt.

15 Hoewel de uitvinding hiervoor is toegelicht aan de hand van een voorbeeld, zal het duidelijk zijn dat deze daartoe niet is beperkt. Zo zouden ook andere typen overbrenging dan getoond kunnen worden toegepast, terwijl de aandrijving gebruikt zou kunnen worden voor het aandrijven 20 van grotere of kleinere aantallen kleppen dan hier getoond. Ook zou de aandrijving gebruikt kunnen worden voor het bedienen van beweegbare organen op andere gebieden van de techniek. De omvang van de uitvinding wordt dan ook uitsluitend bepaald door de bijgevoegde conclusies.

1018773

Claims (13)

1. Aandrijving voor ten minste één beweegbaar orgaan, in het bijzonder een om een as zwenkbare klep in een legnest, omvattende een zich in hoofdzaak evenwijdig aan de zwenkas uitstrekkende aandrijfas, en de aandrijfas met het beweegbaar 5 orgaan verbindende bedieningsmiddelen, gekenmerkt door tussen de aandrijfas en het beweegbaar orgaan aangebrachte overbrengingsmiddelen.

2. Aandrijving volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de overbrengingsmiddelen tussen de aandrijfas en de 10 bedieningsmiddelen zijn aangebracht.

3. Aandrijving volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de overbrengingsmiddelen ten minste één stel getande wielen omvatten.

4. Aandrijving volgens één der voorgaande conclusies, 15 met het kenmerk, dat de overbrengingsmiddelen ten minste één met de aandrijfas verbonden, relatief klein tandwiel en ten minste één daarmee samenwerkend, met de bedieningsmiddelen verbonden, relatief groot tandwiel omvatten.

5. Aandrijving volgens één der voorgaande conclusies, 20 met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen zich in hoofdzaak dwars op de zwenkas en de aandrijfas uitstrekken.

6. Aandrijving volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen ten minste één met de aandrijfas verbonden rondsel en ten minste één in het rondsel 25 ingrijpende, met het beweegbaar orgaan verbonden tandheugel omvatten.

7. Aandrijving volgens conclusie 4 en 6, met het kenmerk, dat het rondsel is aangebracht op een het relatief grote tandwiel dragende as.

8. Aandrijving volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de tandheugel in hoofdzaak rechtlijnig 1018773 ίο m verschuifbaar gelagerd is, en door een in een sleuf stekende nok met het beweegbaar orgaan verbonden is.

9. Aandrijving volgens één der conclusies 6 tot 8, gekenmerkt door ten minste twee zich aan weerszijden van de 5 aandrijfas bevindende beweegbare organen, die elk door een tandheugel met een gemeenschappelijk rondsel verbonden zijn.

10. Aandrijving volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door een aantal zich evenwijdig aan de aandrijfas uitstrekkende, om een gemeenschappelijke as 10 zwenkbare organen, die door gemeenschappelijke bedieningsmiddelen met de aandrijfas verbonden zijn.

11. Aandrijving volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door meerdere zich evenwijdig aan de aandrijfas uitstrekkende, om onderling evenwijdige en/of in 15 eikaars verlengde gelegen assen zwenkbare organen, die elk door bijbehorende bedieningsmiddelen met de aandrijfas verbonden zijn.

12. Aandrijving volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de aandrijfas is gevormd door een aantal op een 20 lijn gelegen, met elkaar verbonden segmenten, elk segment verbonden is met een bijbehorend stel bedieningsmiddelen en overbrengingsmiddelen, en meerdere segmenten zijn verbonden met een gemeenschappelijke aandrijfmotor.

13. Legnest, omvattende ten minste één door een 25 bodem, een aantal wanden en een bovenzijde bepaalde ruimte, waarin ten minste één klep zwenkbaar opgehangen is, alsmede een met de klep verbonden aandrijving volgens één der voorgaande conclusies. 1018773