NL1018206C2 - Afsluiter voor een onder druk te brengen houder. - Google Patents

Description

Afsluiter voor een onder druk te brengen houder.

BESCHRIJVING

De uitvinding heeft betrekking op een afsluiter voor een 5 onder druk te brengen houder voorzien van een aan de houder te bevestigen huis waarin een doortocht is aangebracht, terwijl in de doortocht een zitting is aangebracht voor samenwerking met een afsluitorgaan, dat met behulp van een het afsluitorgaan omgevende schroefveer in de richting van de zitting wordt gedrongen, waarbij de schroefveer ligt opgesloten tussen 10 een deel van het afsluitorgaan en enige op afstand van elkaar gelegen en een geheel met het huis vormende nokken, die met behulp van enige op afstand van elkaar gelegen armen met het resterende deel van het huis zijn verbonden, waarbij de schroefveer en de nokken relatief ten opzichte van elkaar zodanig veerkrachtig kunnen vervormen, dat de veer voorbij de 15 nokken in zijn gebruiksstand kan worden bewogen.

Een dergelijke afsluiter is bekend uit het Amerikaanse octrooi 3.939.860. Bij deze bekende constructie zijn de armen en de aan· de ondereinden van de armen aangebrachte nokken van elkaar gescheiden door zich tussen de armen uitstrekkende spleten.

20 Op de nokken rust een ring, waarop het ondereinde van de veer rust. Om een ongewenst verzwenken van de armen tegen te gaan is om de uiteinden van de armen een ring aangebracht, die is opgenomen in in de uiteinden van de armen aangebrachte groeven.

Volgens de uitvinding is nu de afsluiter voorzien van een 25 tweetal diametraal tegenover elkaar gelegen nokken, die aan de binnenomtrek van een een geheel met de nokken vormend ringvormig orgaan zijn aangebracht, welk ringvormig orgaan met het resterende deel van het huis is verbonden met een tweetal diametraal tegenover elkaar gelegen armen, die gezien in de richting van de hartlijn van het huis tussen de 30 nokken zijn gelegen, terwijl een uiteinde van de veer rechtstreeks op de nokken rust.

1018206« 2

Door toepassing van de constructie volgens de uitvinding kan een afsluiter worden verkregen, die op eenvoudige wijze is opgebouwd onder gebruikmaking van minder losse onderdelen van de uit het Amerikaanse octrooi 3.939.860 bekende afsluiter en die op eenvoudige 5 wijze te monteren is.

Opgemerkt wordt, dat uit WO 99/07632 een afsluiter bekend is, waarbij een het afsluitorgaan omgevende schroefveer is opgenomen in een huis, dat aan zijn ondereinde is voorzien van een flens voor het afsteunen van het ondereinde van de veer. Hierbij is een nadeel, dat voor 10 het aanbrengen van de veer gebruik moet worden gemaakt van een speciaal gereedschap voor het zodanig vervormen van de veer, dat deze via de in het huis aangebrachte en met het afsluitorgaan te sluiten doortocht in het huis kan worden aangebracht.

Bij de afsluiter volgens de uitvinding wordt het aanbrengen 15 van de schroefveer verder vergemakkelijkt doordat de naar elkaar toegekeerde begrenzingsvlakken van de nokken vanaf hun vrije uiteinden over een deel van hun hoogte schuin omhoog in de richting van de zitting verlopen.

Door daarbij gebruik te maken van een schroefveer, die een 20 conisch verloop heeft, waarbij de winding van de aan het van de zitting afgekeerde uiteinde van de schroefveer de grootste winding van de schroefveer is kan althans een groot deel van de schroefveer in de tussen de armen gelegen ruimte worden gebracht zonder dat de vorming van het ringvormige orgaan met de door dit ringvormige orgaan gedragen nokken 25 noodzakelijk is.

Een goede geleiding van het afsluitorgaan wordt daarbij verkregen doordat het afsluitorgaan is voorzien van een door de schroefveer omgeven hulsvormig deel, dat is voorzien van een flens, welke nauwpassend en verschuifbaar is gelegen in het ringvormige orgaan.

30 Door het hulsvormig deel aan zijn aan de zitting toegekeerde uiteinde te voorzien van een omgebogen kraag kan het TO18806* 3 hulsvormig deel tevens worden benut voor het afsteunen van een uiteinde van de schroefveer.

Mede door het conisch verloop van de schroefveer kan de schroefveer eenvoudig op het afsluitorgaan worden aangebracht, doordat de 5 schroefveer voorbij de kraag op het hulsvormig deel kan worden geschoven onder veerkrachtige vervorming van althans de in de gemonteerde stand van de schroefveer tegen de kraag aanliggende winding van de veer.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van in bijgaande figuren weergegeven mogelijke uitvoeringsvormen van 10 de constructie volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een doorsnede over een in een gedeeltelijk weergegeven houder aangebrachte afsluiter.

Figuur 2 toont een doorsnede over de onderdelen van de in figuur 1 afgebeelde afsluiter, die op afstand van elkaar zijn 15 weergegeven.

Figuur 3 geeft aan hoe de afsluiter volgens figuren 1 en 2 in de houder kan worden gemonteerd.

Figuur 4 toont een onderaanzicht op het huis van de afsluiter.

20 Figuur 5 toont een doorsnede over het huis gezien volgens de lijn V-V in figuur 1.

Figuur 6 toont een doorsnede over het huis gezien volgens de lijn VI-VI in figuur 1.

Figuur 7 toont een met figuur 1 overeenkomstige 25 uitvoeringsvorm waarbij echter de afsluiter met behulp van andere middelen dan gebruikt bij figuur 1 in de houder is vastgezet.

Figuur 8 toont op grotere schaal een deel van de houder volgens figuur 7.

Figuur 9 toont een uitvoeringsvorm, die in grote lijnen 30 overeenkomt met de uitvoeringsvorm volgens figuur 7.

Figuur 10 toont op grotere schaal een deel van de houder 1018206· 4 volgens figuur 9. . . ,t

In de onderstaande tekst is uitgegaan van een verticale stand van de afsluiter, zoals weergegeven in de tekeningen. Het zal echter duidelijk zijn dat de afsluiter ook een andere stand kan aannemen.

5 In de figuren 1-3 is een afsluiter 1 weergegeven, die is voorzien van een cilindrisch huis 2, dat aan zijn buitenomtrek van schroefdraad is voorzien.

In het huis 2 is een een getrapt verloop bezittende doortocht 3 aangebracht.

10 Aan het van het open boveneinde van het huis 1 af gekeerde uiteinde van het huis 2 is het huis voorzien van een een geheel met het huis vormende uitstekende flens 4. Zoals in het bijzonder duidelijk uit figuur 2 blijkt verloopt, gezien in figuur 2, het onderste begrenzingsvlak van de flens 4 loodrecht op de hartlijn van het huis 2 15 resp. van de doortocht 3.

Het gezien in figuur 2 bovenste begrenzingsvlak 5 (figuur 2) van de uitstekende flens 4 verloopt aanvankelijk eveneens loodrecht op de hartlijn van het huis 2 resp. van de doortocht 3 om vervolgens gerekend in de richting van de buitenomtrek van de flens een van het open 20 boveneinde van het huis afgekeerd verloop in de richting van gezien in figuur 2 de onderzijde van de flens 4 te hebben. Het vlak 5 heeft dus een min of meer koepel vormig verloop.

In het huis 2 van de afsluiter is een afsluitorgaan 6 opgenomen, dat is voorzien van een elastomere ring 7, die bestemd is om 25 samen te werken met een door een taps verlopend wanddeel 8 van de boring 3 gevormde zitting. Het elastomere deel 7 rust op een omgezet boveneinde 9 van een hulsvormig orgaan 10, dat deel uitmaakt van het afsluitorgaan 6. Aan het ondereinde van het hulsvormig orgaan 10 is een dompelbuis 11 is bevestigd. Tussen het omgezette uiteinde'9 van het hulsvormig orgaan 30 10 en een aan de buitenomtrek van het hulsvormige orgaan aangebrachte uitstekende flens 10’ is een het hulsvormig orgaan omgevende schroefveer 1016206* 5 12 gelegen, welke schroefveer 12, indien de afsluiter niet is samengebouwd, met een uiteinde op de flens 10' rust, zoals is weergegeven in figuur 2. In de weergegeven uitvoeringsvorm heeft de schroefveer 12 een conisch verloop, zodanig, dat de in figuur 2 tegen de flens 10' 5 aanliggende winding van de schroefveer 12 de grootste diameter heeft en de tegen de omgezette rand 9 aanliggende winding van de schroefveer de kleinste diameter heeft. Bij montage van de veer 12 om het hulsvormige orgaan 10 zal de tegen de omgezette rand 9 aanliggende winding van de veer onder veerkrachtige vervorming van deze winding over de rand 9 10 snappen. De veer 12 is dus eenvoudig op het hulsvormige deel aan te brengen.

Verder ligt in het inwendige van het hulsvormige orgaan nog een veer 13, met behulp waarvan een veerschotel 14 tegen de onderzijde van de elastomere ring 7 wordt gedrukt.

15 Zoals verder in de figuren is weergegeven zijn aan de onderzijde van de flens 4 van het huis 2 een tweetal een geheel met het huis vormende, diametraal tegenover elkaar gelegen, zich vanaf de flens 4 naar beneden uitstrekkende armen 15 bevestigd. Zoals in het bijzonder uit figuur 5 blijkt strekt in doorsnede gezien ieder van de armen 15 zich 20 concentrisch om de hartlijn van het huis 2 uit over een hoek van ongeveer 120°.

Met de ondereinden van de arm 15 is een een geheel met de armen vormend ringvormig orgaan 16 verbonden. De gedeelten van het ringvormig orgaan 16, die zijn gelegen tussen de gedeelten van het 25 ringvormig orgaan 16 waarop de armen 15 aansluiten, zijn voorzien van binnen in het ringvormige orgaan uitstekende diametraal tegenover elkaar gelegen nokken 17. De naar elkaar toegekeerde begrenzingsvlakken 17 van deze nokken hebben aan hun ondereinden een schuin omhoog taps toelopend verloop, terwijl de resterende bovenste gedeelten van deze 30 begrenzingsvlakken zich concentrisch om de hartlijn van het huis 2 uitstrekken.

10182060 6

Voor de montage van het afsluitorgaan 6 in het huis 2 van de afsluiter kan, zoals met pijlen A in figuur 2 weergegeven, het bovenste deel van het afsluitorgaan 6 tussen de nokken 17 door in de in het huis 2 aangebrachte doortocht 3 worden gestoken. De uitvoering is nu 5 zodanig, dat althans de diameter van de onderste in figuur 2, tegen de flens 10' rustende winding van de schroefveer 12 groter is dan de doortocht begrensd door de zich concentrisch om en evenwijdig aan de hartlijn van het huis 2 verlopende delen van de naar elkaar toegekeerde begrenzingsvlakken van de nokken 17. Bij het voorbij deze 10 begrenzingsvlakken van de nokken 17 bewegen van de veer 12 kunnen dan ook de met deze begrenzingsvlakken in aanraking komende delen van de veer 12 veerkrachtig naar binnen worden gedrukt en/of de nokken 17 veerkrachtig naar buiten worden vervormd, bijvoorbeeld door vervormen van de armen 15 en/of vervormen van het ringvormige orgaan 16, om een passeren van de 15 veer 12 voorbij de nokken 17 in de richting van de doortocht 3 toe te staan. Nadat de veer 12 de nokken 17 geheel is gepasseerd zullen de veerkrachtig vervormde delen van de veer en/of van de onderdelen 15, 16 en/of 17 terugveren in hun oorspronkelijke onbelaste stand, waardoor de onderste winding van de veer 12 bovenop de nokken 17 en op afstand boven 20 de flens 10' komt te liggen zoals afgebeeld in de figuur 3. In deze stand wordt het elastomere lichaam 7 door de veer 12 stevig tegen zijn zitting 8 gedrukt. De veerkrachtige vervorming wordt vergemakkelijkt door het schuine verloop van de onderste gedeelten van de binnenste begrenzingsvlakken van de nokken 17.

25 In deze stand ligt de flens 10' nauwpassend maar wel verschuifbaar in het ringvormige orgaan 16. Daarbij dient het ringvormige orgaan als geleidingsorgaan voor de afsluiter bij het openen en sluiten van de afsluiter.

Verder voorkomt de in het ringvormige orgaan 16 gelegen 30 flens 10' dat bij het vullen van het vat, hetgeen in het algemeen plaatsvindt bij op zijn kop geplaatst vat, de in het vat instromende 1018206É 7 vloeistof door het ringvormige orgaan omhoog kan spuiten. De in het vat binnenstromende vloeistof wordt direct gedwongen zijdelings weg te stromen om zo een geleidelijk vullen van het vat te bewerkstelligen onder het tegengaan van ongewenst sterke schuimvorming.

5 Verder kan onder gebruikmaking van een eenvoudig uitgevoerd huis 2 een gemakkelijk en snelle montage van de diverse onderdelen in het huis worden bewerkstelligd met een effectieve opsluiting van veer 12 tussen het omgezette boveneind 9 van hulsvormig orgaan 10 en de een steundeel voor de vormende nokken 17, die deel uitmaken van het 10 ringvormige orgaan 16.

De zo samengestelde afsluiter 1 kan via een in een houder 18 aangebrachte niet weergegeven afsluitbare opening in het inwendige van de houder 18 worden ingebracht, waarna het huis 2 door een in de wand van de houder aangebrachte opening 19 kan worden gestoken in de richting 15 volgens pijl B, zoals weergegeven in figuur 3.

Zoals uit deze figuur 3 blijkt is het de opening 19 omgevende wanddeel van de houder 18 overeenkomstig het verloop van het bovenvlak 5 van de flens 4 gevormd, zodat, zoals in het bijzonder uit figuur 1 blijkt, de flens 4 aankomt te liggen tegen dit doorgezette 20 wanddeel van de houder 18 en zodoende een goede afsteuning van de afsluiter tegen de binnenwand van de houder wordt verkregen, alsmede een borging tegen zijdelingse verplaatsing.

Voor het vastzetten van de afsluiter aan de houder wordt bij het in de figuren 1-3 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld gebruik 25 gemaakt van een van inwendige schroefdraad voorziene ring 20, die op het buiten de houder uitstekende van uitwendige schroefdraad voorziene deel van het huis 2 wordt geschroefd.

Zoals nog nader in de figuren is weergegeven kan voor het bewerkstelligen van een extra goede afdichting in het bovenvlak van de 30 flens 4 nog een groef 21 zijn gevormd waarin een pakkingring 22 is opgenomen.

10t82Q6g 8

Voor het aftappen van onder druk staande vloeistof uit de houder kan op op zich bekende wijze op het open boveneinde 2 van het huis een tapmechanisme worden aangesloten, met behulp waarvan de afsluiter kan worden geopend voor het aftappen van vloeistof. Daar dit op zichzelf 5 bekend is zal hierop in deze beschrijving niet nader behoeven te worden ingegaan.

Bij voorkeur wordt het huis 2 in zijn geheel uit kunststof vervaardigd evenals de ring 20, de huls 10 en de dompelbuis 11 zodat een goedkope uitvoering van de afsluiter 1 te realiseren is. Het de opening 10 19 omgevende wanddeel van de houder 18 kan op eenvoudige wijze in de gewenste vorm worden geperst en na montage van de afsluiter in de houder, bijvoorbeeld via een open bodem kan de houder met behulp van bekende middelen en werkwijzen worden gesloten. Zo is een goedkoop te vervaardigen van een afsluiter voorziene houder te verkrijgen, die zich 15 leent voor eenmalig gebruik. Tevens is de houder bijzonder veilig, daar de afsluiter 1, ook na eventuele verwijdering van de ring 20 niet onder invloed van in het vat heersende druk uit het vat kan schieten.

De in de figuren 7 en 9 weergegeven afsluiter komt in hoofdzaak overeen met de hierboven aan de hand van de figuren 1-3 20 besproken afsluiter en in de verschil lende figuren weergegeven overeenkomende onderdelen zijn dan ook allen van dezelfde verwijzingscijfers voorzien.

Bij de in figuur 7 weergegeven uitvoeringsvorm is de de houder 18 voorzien van een op het de opening 19 omgevende wanddeel 25 aansluitende opstaande kraag 22 in de vrije rand waarvan uitsparingen 23 zijn aangebracht onder het vormen van uitstekende lippen 24 (figuur 8). Verder is op de buitenomtrek van het huis 2 geen schroefdraad aangebracht, maar is in de buitenomtrek van het huis 2 een rondlopende groef 25 gevormd, die in een van de flens 4 af gekeerde richting 30 geleidelijk dieper wordt.

Nadat bij deze uitvoeringsvorm het huis 2 door de opening 9 19 is gestoken worden de lippen 24 van de kraag 22 in de richting van het huis 2 omgebogen waarbij zij zoals in figuur 7 met gestippelde lijnen is weergegeven in de rondlopende groef 25 komen te liggen om zo het huis 2 aan de houder vast te zetten.

5 De in figuur 9 weergegeven uitvoeringsvorm komt in hoofdzaak overeen met de in figuur 7 weergegeven uitvoeringsvorm. Hierbij wordt echter geen gebruik gemaakt van een kraag, die voor het vormen van uitstekende lippen is voorzien van uitsparingen, maar wordt gebruik gemaakt van een in figuur 10 weergegeven rondlopende kraag 26, die door 10 vervorming geheel of gedeeltelijk in de in het huis aangebrachte rondlopende groef 25 kan worden ingedrukt.

v » $ 1018206*

Claims (6)

1. Afsluiter voor een onder druk te brengen houder voorzien van een aan de houder te bevestigen huis waarin een doortocht is 5 aangebracht, terwijl in de doortocht een zitting is aangebracht voor samenwerking met een afsluitorgaan, dat met behulp van een het afsluitorgaan omgevende schroefveer in de richting van de zitting wordt gedrongen, waarbij de schroefveer ligt opgesloten tussen een deel van het afsluitorgaan en enige op afstand van elkaar gelegen en een geheel met 10 het huis vormende nokken, die met behulp van enige op afstand van elkaar gelegen armen met het resterende deel van het huis zijn verbonden, waarbij de schroefveer en de nokken relatief ten opzichte van elkaar zodanig veerkrachtig kunnen vervormen, dat de veer voorbij de nokken in zijn gebruiksstand kan worden bewogen, met het kenmerk, dat de afsluiter 15 is voorzien van een tweetal diametraal tegenover elkaar gelegen nokken, die aan de binnenomtrek van een een geheel met de nokken vormend ringvormig orgaan zijn aangebracht, welk ringvormig orgaan met het resterend deel van het huis is verbonden met behulp van een tweetal diametraal tegenover elkaar gelegen armen, die gezien in de richting van 20 de hartlijn van het huis tussen de nokken zijn gelegen, terwijl een uiteinde van de veer rechtstreeks op de nokken rust.

2. Afsluiter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de naar elkaar toegekeerde begrenzingsvlakken van de nokken vanaf hun vrije uiteinden over een deel van hun hoogte schuin omhoog in de richting van 25 de zitting verlopen.

3. Afsluiter volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de schroefveer een conisch verloop heeft, waarbij de winding van de aan het van de zitting afgekeerde uiteinde van de schroefveer de grootste winding van de schroefveer is.

4. Afsluiter volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het afsluitorgaan is voorzien van een door de schroefveer 10182080 omgeven hulsvormig deel, dat is voorzien van een flens welke nauwpassend en verschuifbaar is gelegen in het ringvormige orgaan.

5. Afsluiter volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het afsluitorgaan is voorzien van een door de schroefveer 5 omgeven hulsvormig deel, dat aan zijn naar de zitting toegekeerde uiteinde is voorzien van een omgebogen kraag waartegen een uiteinde van de schroefveer aanligt.

6. Afsluiter volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de schroefveer voorbij de kraag op het hulsvormige deel kan worden geschoven 10 onder veerkrachtige vervorming van althans de in gemonteerde stand van de schroefveer tegen de kraag aanliggende winding van de veer.