NL1016645C2 - Inrichting met een toiletverzorgende werking. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting met een toiletverzorgende werking

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting met een toiletverzorgende werking om te kunnen worden opgehangen aan de rand van een toiletpot, voorzien van een reservoir en een daarin aangebracht blok dat zich, wanneer de inrichting is opgehangen aan de 5 rand van de toiletpot, bevindt in de weg van het spoelwater in de toiletpot voor het hieraan bij elke spoelbeurt toevoegen van een actieve substantie.

Dergelijke inrichtingen zijn bekend. Het reinigingsblok is daarin plat liggend aangebracht. Hieraan kleeft het nadeel dat geen continue afgifte van substantie bij opeenvolgende spoelbeurten aan het spoelwater 10 wordt verkregen, dat de oplosbaarheid van de substantie veelal ontoereikend is en dat het reinigingsblok naarmate het kleiner wordt, sterk verbrokkelt. Deze nadelige effecten doen zich met name voor omdat bij het spoelen het spoelwater over het gehele blok stroomt.

Het doel van de uitvinding is dan ook een inrichting met een 15 toiletverzorgende werking te verschaffen, waarbij een meer continue afgifte van opgeloste substantie aan het spoelwater mogelijk wordt en waarbij het reinigingsblok minder snel verbrokkelt en daardoor langer meegaat.

Overeenkomstig de uitvinding heeft daartoe de inrichting, zoals deze in de aanhef is omschreven, het kenmerk, dat het blok zodanig is 20 gevormd en opgesteld dat het gedurende het grootste deel van zijn gebruiksduur tijdens spoelbeurten slechts gedeeltelijk met het spoelwater in contact komt. Hierdoor wordt steeds door slechts een deel van het blok actieve substantie aan het spoelwater afgegeven. Het overige gedeelte van het blok blijft droog. Wanneer bovendien het blok zodanig is samengesteld 25 en opgesteld dat gedurende het grootste deel van de gebruiksduur van het blok het met het spoelwater in contact komende deel daarvan constant is, wordt een gelijkmatige afgifte van actieve substantie verkregen. Immers, omdat bij elke spoelbeurt een klein gedeelte van het blok oplost, zakt het - - K '.Ά 2 gehele blok iets naar beneden, waardoor na elke spoelbeurt een vrijwel gelijk oppervlak van het blok met het spoelwater in contact komt. Alleen tegen het einde van de gebruiksduur kan een verminderde dosering aan het spoelwater optreden, terwijl op het allerlaatst toch nog een kans op 5 verbrokkeling bestaat. Het is echter gebleken dat door de maatregelen overeenkomstig de uitvinding de gebruiksduur aanzienlijk kan worden verlengd in vergelijking met de bekende plat in het reservoir aangebrachte reinigingsblokken. In een voorkeursuitvoeringvorm is het blok balkvormig en vertikaal opgesteld.

10 In een gunstige uitvoeringsvorm is het reservoir open en voorzien van een uitstroomopening die zodanig is bemeten dat een tijdsvertraging tussen het vollopen van het reservoir en het leeglopen daarvan aanwezig is. Doordat het reservoir open is, loopt bij het spoelen het reservoir direct vol; de grootte van het reservoir en dus de hoeveelheid water daarin kan daarbij 15 zodanig worden afgesteld dat een gewenste hoeveelheid van het blok daarin zal oplossen. Door een nauwe uitstroomopening kan het leeglopen plaatsvinden met een zekere tijdsvertraging. De actieve substantie mag bij een spoelbeurt immers niet direct weggespoeld worden, aangezien het dan niet doelmatig werkzaam kan zijn. De uitstroomopening is dan ook zodanig 20 dat de genoemde tijdsvertraging groter is dan de duur van een spoelbeurt.

Alhoewel een dergelijke inrichting in de praktijk goed voldoet, is de toepassing beperkt; naast de genoemde toiletverzorgende werking, is het gewenst de inrichting een meervoudige werking te geven. Zo kan het bijvoorbeeld gewenst zijn dat tevens een component aanwezig is die zorg 25 draagt voor het verspreiden van een frisse geur in de toiletruimte, en/of een component voor het tegengaan van kalkvorming en/of een component met een blekende werking, en dergelijke. Deze componenten kunnen veelal niet worden gecombineerd met het reinigingsblok.

Vandaar dat verder overeenkomstig de uitvinding de inrichting het 30 kenmerk heeft, dat het reservoir deel uitmaakt van een losneembaar met 3 een houder verbonden flacon en is voorzien van ten minste twee compartimenten, in een waarvan het genoemde blok is aangebracht, terwijl in het andere compartiment een actieve vloeistof is aangebracht, van welk vloeistofcompartiment de inhoud in een constante verbinding staat met een 5 in de houder aangebracht afgifte-element, dat zich, wanneer de inrichting is opgehangen aan de rand van de toiletpot, bevindt in de weg van het spoelwater.

In een concrete uitvoeringsvorm zijn twee vloeistofcompartimenten aanwezig waartussen het compartiment voor het reinigingsblok is 10 aangebracht. Zodra in het reservoir meerdere compartimenten worden aangebracht, doet zich het probleem voor, dat de vloeistoffen in deze compartimenten een verschillende viscositeit kunnen hebben. Op grond van deze verschillende viscositeiten en voorts op grond van variaties in de omvang van de vloeistofuitstroomopeningen van de compartimenten kan de 15 uitstroomsnelheid van de vloeistoffen verschillen, zodat het ene compartiment sneller leeg is dan het andere. Een dergelijk verschil kan oplopen tot een tijdsduur van enkele dagen. Om dit tegen te gaan, dient er voor gezorgd te worden dat de onderdruk in beide vloeistofcompartimenten gelijk is. De flacon kan los van de houder worden verspreid, waarbij dan 20 uiteraard de vloeistoffen in de compartimenten niet met elkaar mogen vermengen. Vandaar dat een verbindingselement aanwezig is om, voordat de flacon op de houder is aangebracht, de compartimenten van elkaar gescheiden af te sluiten en om, wanneer de flacon op de houder wordt aangebracht of kort daarvoor of kort daarna, de compartimenten met elkaar 25 in verbinding te brengen. De verbinding tussen de beide compartimenten, dat wil zeggen tussen de luchtruimten in de compartimenten, kan bij het brengen van de flacon op de houder direct tot stand worden gebracht. Ook is het mogelijk dat dit geschiedt door het handmatig bedienen van een knop; dit kan dan kort voor het aanbrengen van de flacon op de houder 30 plaatsvinden of kort daarna. Dit betekent dat, zodra de flacon op de houder 4 is aangebracht, de inrichting rechtop moet worden gehouden en in deze stand moet worden opgehangen aan de rand van de toiletpot, opdat de vloeistoffen in de beide compartimenten niet met elkaar vermengen.

Het is van belang dat zowel de opgeloste substantie van het 5 reinigingsblok als de vloeistof uit de betreffende elementen op een efficiënte manier in het spoelwater terecht komen. Vandaar dat eveneens overeenkomstig de uitvinding de uitstroomopening van het compartiment voor het reinigingsblok op in hoofdzaak dezelfde hoogte is gelegen als het afgifte-element.

10 De uitvinding heeft niet alleen betrekking op een inrichting, zoals hiervoor beschreven, maar ook op een afzonderlijk in het verkeer te brengen flacon met een reservoir bestaande uit meerdere compartimenten voor verschillende substanties, bruikbaar in combinatie met een houder, zoals hiervoor beschreven.

15

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening. Hierin toont

Fig. 1 op schematische wijze een vereenvoudigde inrichting overeenkomstig de uitvinding; en 20 fig. 2 een schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld waar een rechtop in een compartiment opgesteld reinigingsblok is gecombineerd met twee vloeistofcompartimenten.

Fig. 1 toont een reservoir 1, gevormd door een bakje 2 waarin een 25 aan de onderzijde open compartiment 3 voor een reinigingsblok 4 is opgesteld, zodanig, dat, wanneer deze inrichting wordt opgehangen aan de rand van een toiletpot, het bakje zich bevindt in de weg van het spoelwater in de toiletpot. Het bakje 1 en de ruimte binnen het compartiment 3 worden bij een spoelbeurt dan direct gevuld, zodat van het reinigingsblok een 30 gedeelte aan de onderzijde in het spoelwater kan oplossen. Het vertikaal 5 opgestelde reinigingsblok 3 zakt bij opeenvolgende spoelbeurten steeds iets omlaag en wordt dan ook steeds korter. Het oppervlak van het blok dat met het spoelwater in contact komt, is daarbij gedurende het grootste deel van de gebruiksduur van het blok constant. Het gedeelte dat uiteindelijk zal 5 verbrokkelen is daarbij veel kleiner dan het geval zou zijn geweest bij een plat liggend reinigingsblok. Het bakje is voorzien van een uitstroomopening 16 die dusdanig nauw is dat de vloeistof met de daarin op geloste substantie van het reinigingsblok slechts langzaam in de toiletpot stroomt. Het leegstromen van het bakje na het spoelen kan bijvoorbeeld enkele minuten 10 in beslag nemen. Daarbij wordt een in sterke mate gelijke dosering verkregen.

Fig. 2 toont een flacon 5 met een reservoir dat uit drie compartimenten 6, 7 en 8 bestaat. De compartimenten 6 en 7 zijn gevuld met een actieve vloeistof, terwijl in het compartiment 8 zich een 15 reinigingsblok 4 bevindt. De flacon is aangebracht op een houder 9. De flacon is voorts voorzien van een verbindingselement 10 in de vorm van een omhoog en omlaag beweegbaar scheidingsplaatje of kraantje, waarbij, zolang de flacon 5 nog niet op de houder 9 is aangebracht, door het verbindingselement 10 de luchtruimten 11 en 12 in de afzonderlijke 20 vloeistofcompartimenten 6 en 7 van elkaar gescheiden zijn afgesloten, terwijl, wanneer de flacon 5 op de houder 9 is aangebracht en aan de rand van een toiletpot is opgehangen, het verbindingselement de beide luchtruimten 11 en 12 met elkaar verbindt zodat in deze ruimten permanent een zelfde druk heerst. De compartimenten 6 en 7 zijn voorzien 25 van uitstroomopeningen 13 en 14. Zolang de flacon 5 nog niet op de houder 9 is aangesloten, zijn deze uitstroomopeningen afgesloten. Bij het aanbrengen van de flacon 5 op de houder 9 worden de uitstroomopeningen geopend en ontstaat een permanente vloeistofverbinding met een afgifte-element 15 in de houder 9. Dit afgifte-element bestaat hier uit een poreuze 30 massa in de vorm van een spons of een gesinterd poreus materiaal. Ook is 6 het mogelijk het afgifte-element te vormen door één of meer sterk vernauwde uitstroomopeningen of door een van nauwe doorstroomopeningen voorziene plug in de uitstroomopeningen van de compartimenten. Een dergelijke houder, doch voor slechts één 5 vloeistofcompartiment, is beschreven in de Europese octrooiaanvrage EP-A-0 785 315. De uitvoering en werking van de houder 9 zijn echter overeenkomstig uitgevoerd, zodat hier niet nader behoeft te worden ingegaan. De inhoud van de Europese octrooiaanvrage EP-A-0 785 315 wordt geacht deel uit te maken van de hier gegeven beschrijving.

10 Het compartiment 8 met het reinigingsblok 4 loopt in fig. 2 naar beneden toe door tot de poreuze massa 15. Onderin het compartiment bevindt zich op een afstand van de bodem in de zijwand van het compartiment 8 een aantal spoelwatertoevoeropeningen 17, die dusdanig ruim zijn bemeten dat, wanneer de inrichting in de baan van het spoelwater 15 is gehangen, het compartiment zich direct vult met een laag spoelwater. In de bodem van het compartiment 8 is voorts een uitstroomopening 18 aangebracht, welke evenals de uitstroomopening 16 zodanig nauw is, dat het leegstromen van het compartiment na het spoelen enkele minuten in beslag kan nemen.

20 De uitvinding is niet beperkt tot de hier aan de hand van de tekening beschreven uitvoeringsvoorbeelden, doch omvat allerlei modificaties hierop, uiteraard voor zover deze vallen onder de hiernavolgende conclusies.

Claims (10)

1. Inrichting met een toiletverzorgende werking om te kunnen worden opgehangen aan de rand van een toiletpot, voorzien van een reservoir en een daarin aangebracht blok dat zich, wanneer de inrichting is opgehangen aan de rand van de toiletpot, bevindt in de weg van het 5 spoelwater in de toiletpot voor het hieraan bij elke spoelbeurt toevoegen van een actieve substantie, met het kenmerk, dat het blok zodanig is gevormd en opgesteld dat het gedurende het grootste deel van zijn gebruiksduur tijdens spoelbeurten slechts gedeeltelijk met het spoelwater in contact komt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het blok 10 zodanig is samengesteld en opgesteld dat gedurende het grootste deel van de gebruiksduur van het blok het met het spoelwater in contact komende deel daarvan constant is.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het blok balkvormig is en vertikaal is opgesteld in het reservoir.

4. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het reservoir open is en voorzien van een uitstroomopening die zodanig is bemeten dat een tijdsvertraging tussen het vollopen van het reservoir en het leeglopen daarvan aanwezig is.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de 20 tijdsvertraging groter is dan de duur van een spoelbeurt.

6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het reservoir deel uitmaakt van een losneembaar met een houder verbonden flacon en is voorzien van ten minste twee compartimenten, in een waarvan het genoemde blok is aangebracht, terwijl 25 in het andere compartiment een actieve vloeistof is aangebracht, van welk vloeistofcompartiment de inhoud in een constante verbinding staat met een in de houder aangebracht afgifte-element, dat zich, wanneer de inrichting is opgehangen aan de rand van de toiletpot, bevindt in de weg van het spoelwater.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat twee vloeistofcompartimenten aanwezig zijn waartussen het compartiment voor 5 het reinigingsblok is aangebracht.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat een verbindingselement aanwezig is met behulp waarvan de compartimenten met elkaar in verbinding kunnen worden gebracht.

9. Inrichting volgens een van de conclusies 6-8, met het kenmerk, dat 10 de uitstroomopening van het compartiment voor het reinigingsblok op in hoofdzaak dezelfde hoogte is gelegen als het afgifte-element.

10. Flacon met een reservoir bestaande uit meerdere compartimenten voor verschillende actieve substanties, bruikbaar in combinatie met een houder, zoals beschreven in een van de conclusies 6-9.