NL1016469C2 - Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen van een rondgaande scheiding tussen een kluit en de kluit omringende grond. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen van een rondgaande scheiding tussen een kluit en de kluit omringende grond. Download PDF

Info

Publication number
NL1016469C2
NL1016469C2 NL1016469A NL1016469A NL1016469C2 NL 1016469 C2 NL1016469 C2 NL 1016469C2 NL 1016469 A NL1016469 A NL 1016469A NL 1016469 A NL1016469 A NL 1016469A NL 1016469 C2 NL1016469 C2 NL 1016469C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
frame
displacement
plug
unit
movement
Prior art date
Application number
NL1016469A
Other languages
English (en)
Inventor
Antonius Godefridus Ma Lommers
Original Assignee
Antonius Godefridus Ma Lommers
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Antonius Godefridus Ma Lommers filed Critical Antonius Godefridus Ma Lommers
Priority to NL1016469A priority Critical patent/NL1016469C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1016469C2 publication Critical patent/NL1016469C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G23/00Forestry
    • A01G23/02Transplanting, uprooting, felling or delimbing trees
    • A01G23/04Transplanting trees; Devices for grasping the root ball, e.g. stump forceps; Wrappings or packages for transporting trees
    • A01G23/043Transplanting devices for grasping, undercutting or transporting the root ball

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Ecology (AREA)
  • Forests & Forestry (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Description

Korte aanduiding: Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen van een rondgaande scheiding tussen een kluit en de kluit omringende grond.
5 De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het aanbrengen van een rondgaande scheiding tussen een kluit behorend bij een gewas, bijvoorbeeld bij een boom zoals een conifeer, en de kluit omringende grond welke inrichting is ingericht voor verplaatsing in een verplaatsingsrichting met een verplaatsingssnelheid, omvattende een gestel 10 en een met het gestel verbonden steekeenheid.
Een dergelijke inrichting is bekend uit de Nederlandse terinzagelegging NL 9101100. In dit octrooi schrift wordt een zelfrijdend hoogassig voertuig beschreven met een frame waarbinnen een drager dwars op de verplaatsingsrichting van het voertuig verplaatsbaar is. Vanuit de 15 drager strekt zich neerwaarts een boogvormige spade uit welke roteerbaar is om een verticale as voor het beschrijven van een volledige cirkel. De verplaatsing van de drager wordt gestuurd door de bestuurder wiens zetel met de drager meebeweegt. De lengte van de slag waarmee de drager verplaatsbaar is strekt zich uit over drie rijen coniferen. De betreffende 20 inrichting is bestemd om individuele coniferen op een veld vol coniferen los te steken.
De Nederlandse terinzagelegging NL 9000301 beschrijft een langs een rij bomen verrijdbaar hoogpotig voertuig welke gebruik maakt van een om een verticale as roteerbare spade met twee diametraal tegenover 25 elkaar gelegen gedeelten. Voor het centrisch steken van de kluit om de stam heen is een vaste, doch instelbare V-vormige afstandhouder voorzien. Door zijdelings uitwijken van de spade kunnen deze de coniferen passeren.
Het Nederlandse octrooi NL 1004327 beschrijft een oogstinrichting welke een bodemstrook met een rij planten lossnijdt en 30 opvoert en deze strook vervolgens in dwarsrichting opdeelt.
Het Nederlandse octrooi NL 1002916 beschrijft een inrichting voor het verwijderen van een kluit met twee gekromde messen die elk scharnierbaar zijn om een hartlijn door de uiteinden van de messen. De resulterende kluit is halfbolvormig.
35 De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen waarmee een aanzienlijk grotere productiviteit kan worden gerealiseerd 101 84 69¾ 2 dan met de inrichtingen volgens bovengenoemde octrooi schriften met behoud of verbetering van de kwaliteit van de rondgaande scheiding. Hiertoe wordt de inrichting volgens de aanhef gekenmerkt doordat eerste verplaatsings-middelen zijn voorzien voor het zowel in als tegengesteld aan de 5 verplaatsingsrichting, verplaatsen van de steekeenheid ten opzichte van het gestel.
In tegenstelling tot de inrichtingen volgens de beschreven stand van de techniek creëert een dergelijke kenmerkende maatregel de mogelijkheid om gelijktijdig de inrichting voort te bewegen 10 en een kluit tenminste ten dele los te steken terwijl de steekeenheid ten opzichte van de grond stil staat. Er is geen noodzaak voor een start-stop-beweging. Bovendien kan ieder gewas afzonderl ijk worden benaderd door de steekeenheid.
Bij voorkeur zijn synchronisatiemiddelen voorzien voor 15 het door de eerste verplaatsingsmiddelen met een snelheid gelijk aan de verplaatsingssnelheid ten opzichte van het gestel verplaatsen van de steekeenheid in de richting tegengesteld aan de verplaatsingsrichting. Dergelijke synchronisatiemiddelen maken het, bijvoorbeeld zonder de noodzaak van het gebruik van mechanische aanslagen, op nauwkeurige wijze 20 mogelijk dat de relatieve snelheid van de steekeenheid ten opzichte van de kluit nihil is. Nadat de rondgaand scheiding is aangebracht beweegt de steekeenheid in ijlgang in de verplaatsingsrichting voor het steken van een volgende kluit.
Bij voorkeur zijn tevens tweede verpl aatsingsmiddelen 25 voorzien voor het in horizontaal georiënteerde richtingen loodrecht op de verplaatsingsrichting verplaatsen van de steekeenheid ten opzichte van het gestel. Dankzij een dergelijke maatregel is het op voordelige wijze mogelijk om individuele kluiten van een rij gewassen, centrisch om de stam van het gewas los te steken, ondanks het feit dat de individuele stammen 30 van de gewassen niet exact op één lijn liggen maar daar in beperkte mate van afwijken. Tevens kan op deze manier worden gecompenseerd voor een eventueel niet geheel parallelle beweging van de inrichting volgens de uitvinding langs de rij gewassen.
De nauwkeurigheid waarmee een kluit kan worden 35 losgestoken neemt toe door gebruik van sensormiddelen waarvan een voorkeursinrichting is voorzien, voor het waarnemen van de positie van . v j _···' i 3 een deel van het gewas, bij voorkeur van een stam, voor het door de eerste en/of tweede verplaatsingsmiddelen in afhankelijkheid van de waarneming verplaatsen van de steekeenheid ten opzichte van het gestel. Dergelijke sensormiddelen ontlasten de bestuurder en verhogen de nauwkeurigheid en 5 productiviteit waarmee kluiten kunnen worden losgestoken.
Bij voorkeur omvatten de sensormiddelen meetmiddelen voor het bepalen van de diameter en/of de positie van de hartlijn van een deel van het gewas, bij voorkeur van een stam. Aangezien ook de diameters van individuele gewassen in een rij ervan onderling kunnen verschillen 10 kan de mate waarin de kluiten concentrisch worden gestoken, met name gezien in de verplaatsingsrichting, verder worden verhoogd door toepassing van de meetmiddelen.
Volgens een bijzondere voorkeursuitvoeringsvorm is het steekorgaan voorzien van een ten opzichte van het gestel om een verticale 15 as roteerbare drager, voorzien van een zich vanuit de drager neerwaarts uitstrekkend, op en neer en tot in de grond in een steekrichting beweegbaar steekorgaan met tenminste een steeklichaam. Ondanks het feit dat de inrichting wordt verplaatst kan met voordeel een dergelijke steekeenheid worden toegepast.
20 Indien het steekorgaan twee of meer steekl ichamen omvat die gelijkelijk zijn verdeeld over de omtrek van een steekcirkel wordt een gunstige mechanische belasting op de steekeenheid verkregen, terwijl bovendien een groter deel van de steekcirkel in een slag kan worden bestreken.
25 Bij voorkeur heeft het tenminste ene steekorgaan een boogvormige steekrand met bij voorkeur een booghoek gelegen tussen 90 en 105 graden. Een dergelijke booghoek is uitermate geschikt aangezien dan gebruik kan worden gemaakt van twee diametraal tegenover elkaar opgestelde steeklichamen die in twee slagen, teweeggebracht door rotatie over 90 30 graden van de roteerbare drager, een volledig rondgaande scheiding aan kunnen brengen. Bovendien blijft bij toepassing van twee van dergelijke steekl ichamen er tussen de steeklichamen nog voldoende ruimte over voor het ertussendoor passeren van het gewas.
De aanvrage heeft tevens betrekking op een werkwijze 35 voor het aanbrengen van een rondgaande scheiding tussen een kluit behorend i o i: ori 4 bij een gewas, bijvoorbeeld bij een boom zoals een conifeer, en de kluit omringende grond omvattende de stappen A het verplaatsen in een verplaatsingsrichting van een inrichting met een gestel en een steekeenheid langs 5 een rij gewassen en B het tijdens stap A aanbrengen van de scheiding.
De doelstelling van de werkwijze volgens de uitvinding sluit aan bij die van de inrichting volgens de werkwijze zoals bovenstaand beschreven. De werkwijze volgens de uitvinding kenmerkt zich door stap C 10 welke het tijdens stap B verplaatsen in de richting tegengesteld aan de verplaatsingsrichting van de steekeenheid ten opzichte van het gestel behelst.
Bij voorkeur kenmerkt de werkwijze volgens de uitvinding zich door stap D, het alvorens stap B verplaatsen van de steekeenheid 15 ten opzichte van het gestel in een horizontaal georiënteerde richting loodrecht op de verplaatsingsrichting.
De voordelen die zijn verbonden aan de werkwijzen volgens de uitvinding zijn bovenstaand reeds toegelicht aan de hand van de inrichting volgens de uitvinding.
20 De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van figuren. Hierin toont figuur 1 een perspectivisch, schematisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 in detail een schematisch perspectivisch 25 aanzicht van een deel van de bovenzijde van de steekinrichting; figuur 3 een schematisch perspectivisch aanzicht van een steekeenheid inclusief sensormiddelen; figuur 4 een perspectivisch, schematisch aanzicht van een steekeenheid zoals opgenomen in het gestel in een eerste steekstand; 30 en figuur 5 een perspectivisch, schematisch aanzicht van een steekeenheid zoals opgenomen in het gestel in een tweede steekstand;
In figuur 1 is, slechts schematisch, de opbouw van de steekinrichting 1 volgens de uitvinding weergegeven. De steekinrichting 35 1 omvat aan de voorzijde 2 niet nader getoonde koppelmiddelen voor het star koppelen van de steekinrichting 1 aan een niet nader getoonde trekker.
5
Vanwege de starre koppeling zweeft de steekinrichting 1 boven de grond. Het is ook mogelijk de steekinrichting 1 met dragende wielen dan wel zelfrijdend uit te voeren. De ashoogte en wiel afstand van de trekker is dusdanig dat deze met zijn wielen tussen en over een drietal rijen gewassen 5 kan voortbewegen zonder deze te beschadigen. De trekker verplaatst de steekinrichting 1 in verplaatsingsrichting 3.
Steekinrichting 1 is in hoofdzaak opgebouwd uit een gestel 4 en een drietal steekeenheden 5. Het gestel is opgebouwd uit een aantal staanders 6, liggers 7 en diagonalen 8. Liggers 7 zijn dusdanig 10 aangebracht dat binnen het gestel 4 een drietal doorgangen 9 aanwezig zijn. Iedere doorgang 9 is geschikt voor passage van een rij coniferen, zodat tijdens verplaatsing van de steekinrichting 1 in de verplaatsingsrichting 3 een drietal rijen coniferen zich, althans relatief, door de steekinrichting 1 verplaatst. Per doorgang 9 is een steekeenheid 5 aangebracht 15 waarvan er zich twee aan de voorzijde 2 bevinden en de middelste zich aan de achterzijde 10 bevindt. Zodoende is er binnen het gestel 4 voldoende ruimte voor de drie steekeenheden 5 die ieder een breedte hebben groter dan die van doorgangen 9.
De liggers 7 van de bovenzijde van het gestel 4 vormen 20 een raamwerk met zes vlakken 11. Boven iedere doorgang 9 strekken zich twee van deze vlakken 11 uit. Binnen de voorste vlakken 11 van de buitenste doorgangen 9 en binnen het achterste vlak 11 van de middelste doorgang 9 is een rechthoekig raamwerk 12 aangebracht. Middels dubbelwerkende cilinder 13 is het raamwerk 12 ten opzichte van het gestel 4 verplaatsbaar 25 in een horizontale dwarsrichting 19 loodrecht op de verplaatsingsrichting 3. Steekeenheid 5 is geleidbaar verbonden met raamwerk 12. Door de werking van een tweede dubbel werkende cilinder 14 is steekeenheid 5 verplaatsbaar ten opzichte van het raamwerk 12 en daarmee ten opzichte van het gestel 4 in of tegengesteld aan de verplaatsingsrichting 3. De dubbelwerkende 30 cilinders 13, 14 zijn in figuur 1 slechts bij de middelste steekeenheid 5 weergegeven. Het moge duidelijk zijn dat ook de buitenste steekeenheden 5 met dergelijke cilinders zijn uitgevoerd en op een vergelijkbare wijze verplaatsbaar zijn in de verplaatsingsrichting 3 en in dwarsrichting 19 loodrecht op verplaatsingsrichting 3. Aan de linker achterzijde van het 35 gestel 4 is aan het uiteinde van arm 15 een meeloopwiel 16 roteerbaar aangebracht. Rotatie van meeloopwiel 16 kan worden geregistreerd met 6 pulsenteller 64, waarbij iedere omwenteling van meeloopwiel 16 overeenkomt met een vast aantal pulsen, bijvoorbeeld tweeduizend. Arm 15 is ten opzichte van het gestel roteerbaar om horizontale scharnier 17. Onder invloed van veer 18 wordt een continu contact tussen het meeloopwiel 16 5 en de onderliggende grond bewerkstelligd.
Figuur 2 toont de bovenzijde van het gestel 4 en van een deel van steekeenheid 5 meer in detail. Twee dwarsgeleidingsassen 20 zijn aan tegenover gelegen zijden van het betreffende vlak 11 vast verbonden met het gestel 4 middels bussen 21 aan weerszijden van de beide 10 dwarsgeleidingsassen 20, welke bussen 21 zijn gelast aan de onderzijde van bovenste liggers 7 van het gestel 4. Langsgeleidingsassen 22 strekken zich dwars uit op en tussen de dwarsgeleidingsassen 20. De langsgeleidingsassen 22 zijn aan weerszijden opgenomen in geleidingsbussen 23 welke verschuifbaar zijn langs dwarsgeleidingsassen 20. Op niet nader getoonde 15 wijze is raamwerk 12 star verbonden met de geleidingsbussen 23 zodat verschuiving langs dwarsgeleidingsassen 20 van geleidingsbussen 23 met langsgeleidingsassen 22 slechts gezamenlijk met raamwerk 12 kan plaatsvinden. Om de beide langsgeleidingsassen 22 zijn geleidingsbuizen 24 aangebracht die star middels 1 asverbindingen 25 zijn verbonden met vaste 20 schijf 26 die onderdeel uitmaakt van steekeenheid 5. Aan de onderzijde van vaste schijf 26 bevindt zich een om een verticale as roteerbare schijf 27 waaraan niet nader in figuur 2 getoonde steekorganen zijn bevestigd. Dit zal nog nader worden toegelicht aan de hand van de nog volgende figuren. Verplaatsing van vaste schijf 26 oftewel van steekeenheid 5, 25 in een richting in of tegengesteld aan de transportrichting 3 vindt plaats door de werkzaamheid van dubbelwerkende cilinder 14. De zuigerstang 28 van deze cilinder 14 is aan zijn uiteinde via verbindingsblok 29 vast verbonden met vaste schijf 26. Aan de tegenover gelegen zijde is de cilinder 14 via verbindingsplaten verbonden met raamwerk 12. Onder 30 afzetting tegen raamwerk 12 kan zo vaste schijf 26 en daarmee de gehele bijbehorende steekeenheid 5 in of tegengesteld aan de transportrichting 3 worden verplaatst. Voor een verplaatsing van steekeenheid 5 in dwarsrichting 19 is cilinder 13 voorzien. Het uiteinde van zuigerstang 31 grijpt aan op raamwerk 12 via verbindingsblok 32. Aan de tegenover 35 gelegen zijde is de cilinder 13 via verbindingsplaten 33 vast verbonden met het gestel 4. De beschreven constructie maakt verplaatsingen van vaste i Λ -ï <>' ^ .
f j J ï !· ;
« I
7 schijf 26 met de bijbehorende steekeenheid 5 binnen het vlak 11 mogelijk zowel in dwarsrichting 19 als in of tegen de verplaats!ngsrichting 3.
Cilinder 13 vindt zijn toepassing zoals nog nader zal worden toegelicht bij het in dwarsrichting 19 gezien centrisch positioneren 5 van de steekeenheid 5 ten opzichte van een gewas. Cilinder 14 wordt toegepast voor het tijdens het steken tegengesteld aan de verplaatsings-richting 3 verplaatsen van de steekeenheid 5 ten opzichte van het gestel en na afloop van het steken met een ijlgang, sneller dan de verplaatsings-snelheid van het gestel in verplaatsingsrichting 3, verplaatsen van 10 steekeenheid 5 voor het aanbrengen van een scheiding bij een volgend gewas.
Figuur 3 toont een steekeenheid met een conifeer 40.
Steekeenheid 5 omvat de vaste schijf 26 en roteerbare schijf 27. Roteerbare schijf 27 wordt aangedreven door niet nader getoonde aandrijfmiddelen voor 15 rotatie om as 60. Vanaf de onderzijde van roteerbare schijf 27 strekken zich twee diametraal tegenover elkaar gelegen armen 41 uit die grotendeels worden omsloten door kappen 42. Aan de onderzijde van de armen 41 zijn boogvormige spaden 43 gemonteerd met een steekrand 65 met een booghoek van 95°. Armen 41 maken een lichte hoek van 5° naar elkaar toe met de 20 verticaal. De lengte van de armen 41 kan door niet nader getoonde hydraulische cilinders worden gewijzigd zodat de spaden 43 in de grond kunnen worden gestoken en daar weer uit kunnen worden teruggetrokken.
Aan de voorzijde 2 van steekeenheid 5 omvat de steekeenheid 5 een positioneereenheid 45. Deze positioneereenheid 45 25 bestaat uit twee positioneerarmen 46 die verschuifbaar zijn langs schuifassen 47. Schuifassen 47 zijn aan weerszijden opgenomen in strippen 48 welke beide zijn gelast aan gestel 4. De beide positioneerarmen zijn met elkaar verbonden door trekveer 48. Aan de onderzijde van positioneerarmen 46 zijn deze voorzien van horizontale delen 49 aan de binnenzijde 30 waarvan geleidingsstangen 50 met aan voorzijde 2 uitwijkende delen 57 en omloopwielen 51 zijn aangebracht. Omloopwielen 51 zijn roteerbaar om verticale as 52. Aan de bovenzijde van positioneerarmen 46 bevinden zich blokvormige delen 52 waardoorheen zich de schuifassen 47 uitstrekken. Aan de bovenzijde van één van beide blokvormige delen 52 is een metalen plaat 35 53 aangebracht waarvan de aanwezigheid door naderingssensoren 54, 55 kan worden geregistreerd. Dergelijke naderingssensoren zijn op zich bekend r. /*··.
8 en kunnen een aan- of uit-toestand aannemen afhankelijk van de aanwezigheid in de directe omgeving van naderingssensoren 54, 55. In de weergegeven toestand is naderingssensor 54 aan en naderingssensor 55 uit. De naderingssensoren zijn op niet nader getoonde wijze star via koppelplaat 5 66 verbonden met raamwerk 12.
Navolgend zal de werking van de steekinrichting 1 volgens de uitvinding nader worden toegelicht. De steekinrichting 1 wordt voortbewogen in verplaatsingsrichting 3 parallel aan de richting van een rij coniferen waarvan conifeer 40 in figuur 3 is weergegeven. Zodra een 10 van de uitwijkende delen 57 van geleidingsstangen 50 contact maakt met de stam 56 van conifeer 40 zal de bijbehorende positioneerarm 46 in dwarsrichting 19 langs schuifassen 47 schuiven. Vanwege de verbinding door trekveer 48 zal ook de andere positioneerarm mee worden getrokken. Deze zijdelingse verplaatsing wordt geregistreerd met behulp van naderings-15 sensoren 54, 55. De zijdelingse verplaatsing kan ertoe leiden dat ofwel beide naderingssensoren 54, 55 aan staan ofwel dat zij beiden uit staan, afhankelijk van welke van beide dwarsrichtingen 19 van toepassing is. Naderingssensoren 54, 55 geven een elektrisch signaal af aan een niet nader getoond besturingssysteem, bijvoorbeeld een PLC-besturingssysteem, welke 20 in reactie stuursignalen afgeeft aan dubbelwerkende cilinder 13 (zie figuur 2). Hierdoor zal raamwerk 12 met steekeenheid 5 zich ook in de betreffende dwarsrichting 19 en de daarmee via het raamwerk 12 verbonden naderingssensoren 54, 55 verplaatsen totdat weer de evenwichtssituatie ontstaat waarbij naderingssensor 54 aan staat en naderingssensor 55 uit 25 staat. Op deze wijze wordt steekeenheid 5 in lijn gebracht met de stam 56 van conifeer 40. Zodra geleidingsstangen 50 de stam 56 zijn gepasseerd komen de omloopwielen 51 in contact met de stam 56. Stam 56 zal de omloopwielen 51 en via hen positioneerarmen 46 uit elkaar doen bewegen. Dit uit elkaar bewegen wordt geregistreerd door naderingssensor 58 30 aangebracht op de onderzijde van één van beide blokvormige delen 52. Op het andere blokvormige deel 52 is een metalen plaat 59 tegenover het naderingssensor 58 aangebracht. Zodra de beide positioneerarmen 46 uit elkaar bewegen vanwege de aanwezigheid van stam 56 tussen omloopwielen 51 zal dit worden geregistreerd door naderingssensor 58 die een signaal 35 afgeeft aan het niet nader getoonde besturingssysteem. Op dat moment registreert het besturingssysteem de pulsstand van pulsenteller 60. Zodra 9 s * ‘ omloopwielen 51 zich weer hebben gesloten doordat zij de stam 56 zijn gepasseerd zal dit eveneens worden waargenomen door naderingssensor 58 die opnieuw een signaal afgeeft aan het besturingssysteem die opnieuw de pulsstand registreert. Het verschil tussen de beide pulsstanden is een 5 maat voor de diameter en van de positie van de hartlijn van stam 56. Zodra de hartlijn van stam 56 samenvalt met de rotatie-as 60 van roteerbare schijf 27, die zich op een vaste afstand bevindt van omloopwielen 51, zal het besturingssysteem een stuursignaal afgeven aan cilinder 14 dusdanig dat steekeenheid 5 ten opzichte van het gestel 4 in een richting 10 tegengesteld aan de verplaatsingsrichting 3 wordt verplaatst met een snelheid gelijk aan die van de steekinrichting 1 in verplaatsingsrichting 3. De snelheid van de steekinrichting 1 wordt afgeleid uit de signalen afkomstig van pulsenteller 60. Doordat de betreffende snelheden aan elkaar gelijk zijn zal steekeenheid 5 ten opzichte van de vaste aarde en dus van 15 conifeer 40 stilstaan. Gedurende deze relatieve stilstand steken spaden 43 in de grond en trekken zij zich weer terug uit de grond om stam 56 (figuur 4). Vervolgens roteert roteerbare schijf 27 om een hoek van 90° om as 60 waarna een tweede steekbeweging van spaden 43 wordt uitgevoerd door verlenging van armen 41 (figuur 5). Na het uitvoeren van deze tweede 20 steekbeweging is de rondgaande scheiding aangebracht en roteert schijf 27 weer 90° verder of terug zodat een volgende boom tussen de spaden kan worden ontvangen. Tevens beweegt de steekeenheid 5 met een snelheid groter dan die van de verplaatsingssnelheid van steekinrichting 1 in verplaatsingsrichting 3, in diezelfde verplaatsingsrichting 3 zodat weer voldoende 25 teruglooplengte beschikbaar is voor een volgende boom kan worden gestoken.
Om de steekinrichting 1 mechanisch zo min mogelijk te belasten is het van groot belang dat de relatieve snelheid van steekeenheid 5 ten opzichte van de conifeer 40 tijdens het steken nul bedraagt. Ter controle van deze relatieve stilstand is aan verbindingsblok 29 een 30 tandheugel 61 bevestigd die zich in de verplaatsingsrichting 3 uitstrekt.
Op het raamwerk 12 zijn twee op zich bekende sensoren 62 en 63 aangebracht die de aanwezigheid van de tandheugel en het aantal tanden dat per tijdseenheid passeert kunnen registreren. Informatie hierover wordt doorgegeven aan het besturingssysteem die deze gegevens vergelijkt met 35 die van pulsenteller 64. Indien de verplaatsingssnelheid van inrichting 1 en de snelheid van steekeenheid 5 ten opzichte van het gestel 4 in ^ Q 1 R 'A R: π 4 10 absolute zin van elkaar afwijken, bijvoorbeeld doordat onvoldoende druk aanwezig is in cilinder 14, dan zal het besturingssysteem steekbewegingen van spaden 43 annuleren.
Met de beschreven steekinrichting is het mogelijk om 5 circa 1500 coniferen per uur te steken, daar waar met de hand per persoon circa 125 coniferen per uur kunnen worden gestoken. Bovendien is de kwaliteit van de aangebrachte scheiding tussen de kluit en de kluit omringende grond aanzienlijk beter waardoor zij beter in een pot passen of in het geval de kluiten worden verpakt in gaas, kan men volstaan met 10 een aanzienlijk mindere hoeveelheid gaas. Voor het aanbrengen van de horizontale scheiding voor de bodem van de kluit kan gebruik worden gemaakt van op zich bekende messen, zoals bijvoorbeeld beschreven in NL-A-9000301, die op een geschikt niveau onder het grondoppervlak worden getrokken.
V- -V ^

Claims (11)

1. Inrichting voor het aanbrengen van een rondgaande scheiding tussen een kluit behorend bij een gewas, bijvoorbeeld bij een 5 boom zoals een conifeer, en de kluit omringende grond welke inrichting is ingericht voor verplaatsing in een verplaatsingsrichting met een verplaatsingssnelheid, omvattende een gestel en een met het gestel verbonden steekeenheid, met het kenmerk, dat eerste verplaatsings-middelen zijn voorzien voor het zowel in als tegengesteld aan de eerste 10 verplaatsingsrichting, verplaatsen van de steekeenheid ten opzichte van het gestel.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat synchronisatiemiddelen zijn voorzien voor het door de eerste verplaatsings-middelen met een snelheid gelijk aan de verplaatsingssnelheid ten opzichte 15 van het gestel verplaatsen van de steekeenheid in de richting tegengesteld aan de verplaatsingsrichting.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat tweede verplaatsingsmiddelen zijn voorzien voor het in horizontaal georiënteerde richtingen loodrecht op de verplaatsingsrichting verplaatsen 20 van de steekeenheid ten opzichte van het gestel.
4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat sensormiddelen zijn voorzien voor het waarnemen van de positie van een deel van het gewas, bij voorkeur van een stam, voor het door de eerste en/of tweede verplaatsingsmiddelen in afhankelijkheid van 25 de waarneming verplaatsen van de steekeenheid ten opzichte van het gestel.
5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de sensormiddelen meetmiddelen omvatten voor het bepalen van de diameter en/of de positie van de hartlijn van een deel van de gewas, bij voorkeur van een stam.
6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de steekeenheid is voorzien van een ten opzichte van het gestel om een verticale as roteerbare drager, voorzien van een zich vanuit de drager neerwaarts uitstrekkend, op en neer en tot in de grond in een steekrichting beweegbaar steekorgaan met tenminste één steeklichaam. 4 · '
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het steekorgaan twee of meer steek!ichamen omvat die gelijkelijk zijn verdeeld over de omtrek van een steekcirkel.
8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, 5 dat het tenminste ene steekorgaan een boogvormige steekrand heeft.
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de boogvormige steekrand een booghoek heeft tussen 90 en 105 graden.
10. Werkwijze voor het aanbrengen van een rondgaande scheiding tussen een kluit behorend bij een gewas, bijvoorbeeld bij een 10 boom zoals een conifeer, en de kluit omringende grond omvattende de stappen A het verplaatsen in een verplaatsingsrichting van een inrichting met een gestel en een steekeenheid langs een rij gewassen. B het tijdens stap A aanbrengen van de scheiding 15 gekenmerkt door stap C het tijdens stap B verplaatsen in de richting tegen gesteld aan de verplaatsingsrichting van de steekeenheid ten opzichte van het gestel.
11. Werkwijze volgens conclusie 10, gekenmerkt door stap 20. het alvorens stap B verplaatsen van de steekeenheid ten opzichte van het gestel in een horizontaal georiënteerde richting loodrecht op de verplaatsingsrichting.
NL1016469A 2000-10-24 2000-10-24 Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen van een rondgaande scheiding tussen een kluit en de kluit omringende grond. NL1016469C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1016469A NL1016469C2 (nl) 2000-10-24 2000-10-24 Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen van een rondgaande scheiding tussen een kluit en de kluit omringende grond.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1016469A NL1016469C2 (nl) 2000-10-24 2000-10-24 Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen van een rondgaande scheiding tussen een kluit en de kluit omringende grond.
NL1016469 2000-10-24

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1016469C2 true NL1016469C2 (nl) 2002-04-25

Family

ID=19772298

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1016469A NL1016469C2 (nl) 2000-10-24 2000-10-24 Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen van een rondgaande scheiding tussen een kluit en de kluit omringende grond.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1016469C2 (nl)

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3943053A1 (de) * 1989-12-28 1991-07-04 Karl Heitzler Einzelballen-unterschneide- und aushebegeraet
NL9000301A (nl) 1990-02-08 1991-09-02 Gerrit Jan Kramp Werkwijze en inrichting voor het, voor verplanten lossteken van een boom, struik of plant met wortelkluit.
EP0520576A1 (en) * 1991-06-25 1992-12-30 J. Van Dam B.V. Device for lifting a plant
NL1002916C2 (nl) 1996-04-22 1997-10-23 Dionisius Carolus Johannus Adr Inrichting voor het verwijderen van een kluit omvattende boom alsmede een dergelijke werkwijze.
NL1004327C2 (nl) 1996-10-21 1998-04-22 Franciscus Bernardus Johannes Werkwijze voor het oogsten van gewassen, oogstinrichting, en geoogst gewas.

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3943053A1 (de) * 1989-12-28 1991-07-04 Karl Heitzler Einzelballen-unterschneide- und aushebegeraet
NL9000301A (nl) 1990-02-08 1991-09-02 Gerrit Jan Kramp Werkwijze en inrichting voor het, voor verplanten lossteken van een boom, struik of plant met wortelkluit.
EP0520576A1 (en) * 1991-06-25 1992-12-30 J. Van Dam B.V. Device for lifting a plant
NL9101100A (nl) 1991-06-25 1993-01-18 Dam J Bv Inrichting voor het rooien van een gewas.
NL1002916C2 (nl) 1996-04-22 1997-10-23 Dionisius Carolus Johannus Adr Inrichting voor het verwijderen van een kluit omvattende boom alsmede een dergelijke werkwijze.
NL1004327C2 (nl) 1996-10-21 1998-04-22 Franciscus Bernardus Johannes Werkwijze voor het oogsten van gewassen, oogstinrichting, en geoogst gewas.

Similar Documents

Publication Publication Date Title
DE10221948B4 (de) Verfahren und System zum volumenspezifischen Beeinflussen von Boden und Pflanzen
US4194347A (en) Method and apparatus for shaking trees grown in rows
US4207950A (en) Agricultural row marker
NL1016469C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen van een rondgaande scheiding tussen een kluit en de kluit omringende grond.
US5067314A (en) Harvester for grapes
US3893286A (en) Gathering and windrowing machine
GB2081563A (en) Grass cutting apparatus
FR2535152A1 (fr) Valve sequentielle pour la commande automatique des cylindres des bras marqueurs d&#39;une planteuse
NL9200298A (nl) Landbouwvoertuig.
NL7811699A (nl) Inrichting voor het seriematig planten van bomen, heesters en planten of dergelijke.
US11083132B2 (en) Harvesting device, corresponding machine and method
US3664431A (en) Agricultural self-propelled harvesting machine
Domigan et al. A fresh fruit harvester for apples trained on horizontal trellises
US3685264A (en) Articulated frame for double row agricultural harvester
BR102017012162A2 (pt) Mandioca starter implement
FR2554669A1 (fr) Machine a enfouir dans le sol des plants et/ou piquets suivant un alignement, un espacement constant et un equerrage precis entre des rangs regulierement paralleles
EP0023369A1 (en) Tuber, bulb and root lifter
DE3739787C2 (nl)
FR2551015A1 (fr) Vehicule a train avant et chassis deportables lateralement relativement
FR2518869A1 (fr) Installation pour traiter des plantes cultivees en rangees, notamment des vignes et des arbres fruitiers
JPH03608U (nl)
US3989074A (en) Multiple cut feller
SU1713839A1 (ru) Подвеска задних колес крутосклонного трактора
AU612036B2 (en) Harvester for grapes
EP1128718B1 (fr) Procede et dispositif pour le positionnement de barres de culture le long d&#39;un bati de culture

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20110501