NL1016236C2 - Inrichting en werkwijze voor het met elkaar verbinden van kanalen. - Google Patents

Description

»

INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET MET ELKAAR VERBINDEN VAN KANALEN

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verbinden van gasvormig medium voerende kanalen met een rechthoekige of vierkante dwarsdoorsnede, omvattende: 5 - langs de vrije eindranden van een kanaal aangebrachte profielen, waarbij een profiel een haaks op de kanaalwand staande eindwand, een op afstand achter de eindwand geplaatste achterwand, een de eindwand en achterwand verbindende bovenwand, een vanaf de eindwand 10 uitstekende onderwand, alsmede een aan de kanaalwand bevestigbare flens omvat; - tussen profielen aangebrachte hoekstukken, waarbij een hoekstuk een lijf met benen omvat en elk been tussen de bovenwand en onderwand van een profiel gescho-15 ven is, een en ander zodanig dat ten minste de naar elkaar gerichte voorzijden van twee tegenover elkaar liggende hoekstukken van te verbinden kanalen onderling bevestigbaar zijn. De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het onderling verbinden van gasvor-20 mig medium voerende kanalen met een rechthoekige of vierkante dwarsdoorsnede.

Inrichtingen volgens het hierboven beschreven type dienen voor het gasdicht verbinden van gasvormig medium voerende kanalen, zoals ventilatiekanalen etc. De 25 kanalen zijn aan elkaar bevestigd met behulp van rondom de eindranden van de kanalen aangebrachte profielen, die in de hoeken met elkaar worden verbonden.

De profielen zijn in een vierkant of rechthoekig verband gebracht door een viertal hoekstukken in de 30 open uiteinden van de profielen te schuiven. De in de profielen geschoven hoekstukken zijn vervolgens vastgemaakt aan de profielen met behulp van puntlassen, schroefverbindingen, etc. Vervolgens zijn de aan de eind- 10162 36 2 randen van twee kanalen aangebrachte profielen tegen elkaar geplaatst en zijn de hoekstukken met elkaar verbonden, zodat een nagenoeg lekvrije koppeling van de kanalen tot stand is gebracht.

5 De bekende inrichting heeft echter het bezwaar dat elk hoekstuk apart aan elk profiel moet worden vastgemaakt door uitvoering van een aantal tijdrovende en kostbare handelingen. Bovendien is voor deze handelingen speciaal gereedschap vereist.

10 Het is een doel van de onderhavige uitvinding dit bezwaar te ondervangen en een inrichting en werkwijze te verschaffen waarmee de profielen op eenvoudige en snelle wijze kunnen worden bevestigd, zonder dat daarmee afbreuk wordt gedaan aan de stevigheid van de construc-15 tie.

Volgens de uitvinding zijn daartoe aan elk been van een hoekstuk vastklemmiddelen voorzien voor het aan het profiel vastklemmen van het been. Hierdoor is het niet meer noodzakelijk om het hoekstuk met behulp van 20 bijvoorbeeld puntlassen, schroefverbindingen, en dergelijke aan de profielen te bevestigen. Bovendien kan het gebruik van speciaal gereedschap achterwege blijven aangezien de hoekstukken handmatig of eventueel geholpen door een hamer in de profielen zijn te bevestigen.

25 Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de vastklemmmiddelen een het hoekstuk in uitschuifrichting fixerende veerkrachtige lip, die bij voorkeur een weerhaak vormen. Hierdoor is het mogelijk om een been van het hoekstuk zonder veel moeite in een profiel te schui-30 ven, terwijl het uitschuiven wordt tegengegaan. Met andere woorden, de kracht die benodigd is om het been in een profiel te schuiven is vele malen kleiner dan de kracht die benodigd is om het been van het hoekstuk weer uit het profiel te verwijderen.

35 Volgens een verder voorkeursuitvoeringsvorm is tussen het lijf en elk van de benen van een hoekstuk een aanslag gevormd om een vooraf bepaalde insteekdiepte van het hoekstuk te verzekeren. Bij voorkeur wordt

Ü ’.'o2 d· G

3

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de veerkrachtige lip zodanig gevormd dat deze met een overmaat ten opzichte van de langsrichting van het been uitsteekt. Hierbij fungeert het deel van de lip dat 5 uitsteekt ten opzichte van het been als weerhaak voor het vastklemmen van het hoekstuk in het profiel. Voordeel hiervan is dat de speling van het been ten opzichte van het profiel wordt verminderd.

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm 10 omvat het been alsmede de veerkrachtige lip een afgeschuinde eindrand die bij voorkeur een hoek van ca. 45° met de langsrichting van het been maakt. De afgeschuinde rand verhoogt het gemak waarmee het been in het profiel te schuiven is.

15 Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm zijn ter weerszijden van de lip uitsparingen in het been aangebracht. Bij inschuiven van het been in het profiel wordt het weggebogen deel van de lip ten minste gedeeltelijk in een uitsparing opgenomen. Hierdoor wordt een 20 verminderde speling tussen het been en de boven-/onderwand van het profiel tot stand gebracht.

Verdere voordelen, kenmerken en details van de onderhavige uitvinding zullen worden verduidelijkt aan de hand van de beschrijving van de voorkeursuitvoeringsvor-25 men daarvan. Hierin wordt verwezen naar de bijgevoegde figuren, waarin tonen: - figuur 1 een aanzicht in perspectief van twee op elkaar aansluitende kanalen, die zijn verbonden met behulp van profielen en hoekstukken volgens een voor- 30 keursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding; - figuur 2 een meer gedetailleerd opengewerkt aanzicht in perspectief van een profiel en een hoekstuk volgens figuur 1; - figuur 3 een aanzicht van de voorkeursuitvoe-35 ringsvorm van een hoekstuk van figuur 2; en - figuur 4 een aanzicht van het hoekstuk van figuur 3 in gemonteerde toestand.

1016236 4

In figuur 1 is een ventilatiekanaalstuk 1 van rechthoekige dwarsdoorsnede verbonden met een ventilatie-kanaalstuk 1' van gelijke dwarsdoorsnede. De binnenzijde van de kanaalstukken 1 en 11 zijn voorzien van isolatie-5 materiaal 2. Kanaalstukken 1 en 11 zijn stomp met elkaar verbonden (butt-joined), zodat aan de binnenzijde van het kanaal een gladde verbinding is ontstaan. Ter bevestiging van de kanaalstukken zijn over de eindranden daarvan respectievelijk profielen 3 en 3' geschoven. De profielen 10 3 (en 3') zijn haaks ten opzichte van elkaar gerangschikt en zijn aan elkaar gekoppeld met behulp van hoekstukken 4. Vervolgens zijn de profielstukken 3 en 31 met hun voorzijde tegen elkaar geplaatst en zijn hoekstukken 4 behorend bij profieldelen 3 en de hoekstukken 4' behorend 15 bij hoekstukken 3' aan elkaar bevestigd. Daartoe zijn de hoekstukken voorzien van een opening 19, zodat deze met behulp van bijvoorbeeld een schroefbout en moer aan elkaar zijn vast te maken.

Teneinde te verzekeren dat de profielen 3 en 3' 20 stevig tegen elkaar (of tegen eventueel tussen de profielen 3 aangebrachte verbindingsstroken (niet weergegeven)) worden gedrukt, zijn sluitprofielen 5 geklemd over de schouders van de profielen 3 en 3'.

In figuur 2 is in meer detail het toegepaste 25 profiel 3 weergegeven. Het profiel 3 omvat een eindwand 7, een achterwand 8, een de eindwand 7 en de achterwand 11 verbindende bovenwand 9, een uitstulping 13 die een bovenwand 14 en een onderwand 15 omvat en twee flenzen 11 en 12, waartussen de kanaalwand 6 van elk kanaal 1 is 30 vastgeklemd. Eventueel kan de bovenflens 11 nog met een aanvullende bevestiging 16 aan de kanaalwand 1 worden aangebracht.

Rechts in figuur 2 is een met pijl A aangegeven dat een hoekstuk 4 in het open uiteinde, dat gevormd 35 wordt door de eindwand 7, de achterwand 8, de bovenwand 3 en de onderwand 14, kan worden geschoven.

In figuur 3 is een detailaanzicht gegeven van een deel van hoekstuk 4. Het hoekstuk 4 omvat een lijf 20 10162 36 5 waaraan onder een hoek van ca. 90° twee benen 21 zijn aangebracht. Voor het vormen van een verbinding van kanaalstukken 1 worden eerste profieldelen 3 (3') aan elkaar bevestigd door de benen 21 van de hoekstukken 4 in 5 de tussen de eindwanden 7, de achterwanden 8, de bovenwanden 9 en de onderwanden 14 gevormde ruimten van de profielen 3 (3') te steken. Vervolgens is het samenstel van met hoekstukken 5 gekoppelde profielen 3 in zijn geheel over de eindranden van een kanaalstuk 1 geschoven, 10 waarbij de wanden 6 van de kanaalstukken 6 tussen de flenzen 11 en 12 worden vastgeklemd.

In figuur 3 is weergegeven dat het been 21 van het hoekstuk 4 ten opzichte van het lijf 20 daarvan verjongd is, daarmee een aanslagvlak 22 creërend. De benen 15 21 van het hoekstuk 4 kunnen in de richting van de pijl in het profiel 3 gestoken worden totdat de eindrand van het profiel 3 tegen de aanslag 22 rust, waardoor wordt verzekerd dat de benen 21 van de hoekstukken 4 voldoende ver in het profiel zijn gestoken.

20 Elk been 21 van een hoekstuk 4 is voorzien van een veerkrachtige lip 23, waarvan een uiteinde 24 uitsteekt tot voorbij de langsrand van het been 21. De afstand waarover lip 23 uitsteekt, dat wil zeggen de afstand tussen de streep-stippellijn en de bovenzijde van 25 het been 21, wordt overmaat genoemd.

Wanneer het been 21 in een profiel 3 wordt gestoken, zal de veerkrachtige lip 23, met name het uiteinde 24 daarvan in de richting van pijl C verbogen worden. De gebruiker dient daarbij tijdens het inschuiven 30 de veerkracht van de lip te overwinnen. Wanneer het hoekstuk 4 eenmaal tot aanslag 22 in het profiel 3 is geschoven, blijft het been 21 gefixeerd tussen de bovenwand 9 en onderwand 14 van het profiel 3. Voor het uitschuiven, dat wil zeggen de beweging tegengesteld aan die van de 35 pijl, van het been 21 uit het profiel dient een kracht te worden overwonnen die vele malen groter is dan de eerdergenoemde inschuifkracht. Hierdoor wordt verzekerd dat 1016236 6 alhoewel het inschuiven met weinig kracht kan geschieden, het uitschuiven (zo goed als) onmogelijk is.

In figuur 4 is het hoekstuk 4 in ingeschoven toestand weergegeven. Uit deze figuur blijkt duidelijk, 5 dat door de weergegeven uitvoering van de lip 24 met een zekere overmaat niet alleen een weerhaakwerking wordt verkregen, doch tevens speling van het been 21 tussen de bovenwand 9 en de onderwand 14 van het profiel 3 zoveel mogelijk wordt vermeden, aangezien de afmetingen van het 10 been voor het overige deel geheel zijn aangepast aan die van het profiel 3. Zo is de hoogte h van het been 21 van het hoekstuk 4 vanaf aanslag 22 tot aan de veerkrachtige lip 23 in hoofdzaak constant en in hoofdzaak gelijk aan de afstand tussen de bovenwand 9 en onderwand 14.

15 In figuur 3 is weergegeven dat het uiteinde van een been 21 afgeschuind is, bij voorkeur onder een hoek van 45°. Dit heeft als voordeel dat het been eenvoudiger tussen de bovenwand 9 en onderwand 14 van het profiel te schuiven is.

20 Onderzoek heeft aangetoond dat bij de overmaat van de lip 23 ten opzichte van het been 21 tussen 0,2 en 0,8 mm dient te bedragen, of met nog meer voorkeur 0,5 mm dient te bedragen, teneinde enerzijds de door de gebruiker uit te oefenen inschuifkracht voldoende klein te 25 maken en anderzijds de voor het uitschuiven benodigde uitschuifkracht voldoende groot te maken.

De weergegeven uitvoeringsvorm van het hoekstuk 4 is op eenvoudige wijze te vervaardigen. De veerkrachtige lip 23 kan bijvoorbeeld worden vervaardigd door in het 30 materiaal van het been 21 een tweetal uitsparingen aan te brengen waartussen de lip 23 wordt gevormd. De overmaat en de aanslag 22 kunnen bijvoorbeeld worden verschaft door een deel van het been aan de zijde van de lip te verwijderen.

35 Terwijl de profieldelen over het algemeen zijn vervaardigd van koud gewalst, sendzimirverzinkt bandstaal zijn de hoekstukken bij voorkeur vervaardigd van staal 10162 3 6 7 C70, dat door een warmtebehandeling vereiste eigenschappen heeft gekregen.

De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de bovenbeschreven voorkeursuitvoeringsvormen daarvan; de 5 gevraagde rechten worden bepaald door de navolgende conclusies, binnen de strekking waarvan velerlei modificaties denkbaar zijn.

1016236

Claims (15)

5

1. Inrichting voor het stomp verbinden van gasvormig medium voerende kanalen met een rechthoekige of vierkante dwarsdoorsnede, omvattende: - langs de vrije eindranden van een kanaal 5 aangebrachte profielen, waarbij een profiel een haaks op de kanaalwand staande eindwand, een op afstand achter de eindwand geplaatste achterwand, een de eindwand en achterwand verbindende bovenwand, een vanaf de eindwand uitstekende onderwand, alsmede een aan de kanaalwand 10 bevestigbare flens omvat; - tussen profielen aangebrachte hoekstukken, waarbij een hoekstuk een lijf met benen omvat en elk been tussen de bovenwand en onderwand van een profiel geschoven is, een en ander zodanig dat ten minste de naar 15 elkaar gerichte voorzijden van twee tegenover elkaar liggende hoekstukken van te verbinden kanalen onderling bevestigbaar zijn; waarbij het been vastklemmiddelen omvat voor het aan het profiel vastklemmen van het hoekstuk.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de vastklemmiddelen een het hoekstuk in uitschuifrichting fixerende veerkrachtige lip omvatten.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de veerkrachtige lip een weerhaak vormt.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij tussen het lijf en een been van een hoekstuk een aanslag is gevormd.

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij de aanslag wordt gevormd door een verjonging van het been 30 ten opzichte van het lijf van het hoekstuk.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de veerkrachtige lip met een overmaat ten opzichte van het been uitsteekt. 1016233

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de overmaat 0,2 tot 0,8 mm bedraagt.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, waarbij de overmaat circa 0,5 mm bedraagt.

9. Inrichting volgens een der voorgaande con clusies, waarbij ter weerszijden van de lip uitsparingen in het been zijn aangebracht.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het been met veerkrachtige lip een 10 afgeschuinde eindrand omvat.

11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de afgeschuinde eindrand een hoek van circa 45 graden met de langsrichting van het been maakt.

12. Inrichting volgens een der voorgaande 15 conclusies, waarbij de profielen zijn vervaardigd van sendzimirverzinkt bandstaal.

13. Hoekstuk voor toepassing in een inrichting volgens een der voorgaande conclusies.

14. Werkwijze voor het stomp verbinden van 20 gasvormig medium voerende kanalen met een rechthoekige of vierkante dwarsdoorsnede, omvattende: - het langs elk van de vrije eindranden van twee aan elkaar te bevestigen kanalen aanbrengen van profielen, waarbij een profiel een haaks op de kanaalwand 25 staande eindwand, een op afstand achter de eindwand geplaatste achterwand, een de eindwand en achterwand verbindende bovenwand, een vanaf de eindwand uitstekende onderwand, alsmede een aan de kanaalwand te bevestigen flens omvat; 30. het door inschuiven van haakvormige hoekstuk ken tussen de bovenwand en onderwand van de profielen vastklemmen van de hoekstukken; - het tegen elkaar plaatsen van ten minste de naar elkaar gerichte voorzijden van twee tegenover elkaar 35 liggende hoekstukken; - het aan elkaar bevestigen van de hoekstukken.

15. Werkwijze voor het stomp verbinden van gasvormig medium voerende kanalen met een rechthoekige of 1016236 vierkante dwarsdoorsnede, waarbij een inrichting volgens een der conclusies 1-12 wordt toegepast. 10162 36