NL1016090C2 - Inrichting voor het scheiden van tarra van landbouwproducten en werkwijze voor reinigen van deze inrichting. - Google Patents

Description

Inrichting voor het scheiden van tarra van landbouwproducten en werkwijze voor het reinigen van deze inrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het scheiden van tarra, zoals bijvoorbeeld modder, stenen, loof en dergelijke, van landbouwproducten, zoals bijvoorbeeld aardappelen, uien en dergelijke, omvattende een frame waarin 5 twee of meer in hoofdzaak parallelle rollen draaibaar zijn bevestigd en waarbij om ten minste een deel van de rollen een spiraal is aangebracht.

Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld bekend uit de Britse octrooiaanvrage GB 2 152 853, waarin een zogenaamde 10 spiraalzeef wordt beschreven. Aardappels en materialen, zoals aarde en stenen, die daaraan vastkleven worden over de inrichting getransporteerd door de rollen alle in dezelfde richting te draaien. De spiralen verwijderen de aarde en de stenen van de aardappelen, waarna deze tussen de spiralen en de rollen 15 door naar beneden vallen. Grotere stenen worden door de spi-raalveren naar de zijkant van de inrichting bewogen alwaar zij worden verwijderd.

In de praktijk komt, met name wanneer de landbouwproducten onder natte omstandigheden van het land worden gehaald 20 en er veel aarde aan de producten blijft kleven, een belangrijk deel van het vuil terecht in de ruimte tussen het buitenoppervlak van de rollen en de windingen van de spiralen. Na verloop van tijd lopen de spiralen vol en verliest de spiraalzeef zijn werking. Dit betekent dat de spiraalzeef op 25 gezette tijden stilgezet en handmatig gereinigd moet worden, hetgeen veel tijd en inspanning kost.

De onderhavige uitvinding beoogt te voorzien in een inrichting en werkwijze waarbij dit nadeel wordt opgeheven althans aanzienlijk wordt verminderd.

30 Hiertoe heeft de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk dat deze een schraper omvat die in hoofdzaak parallel aan de rollen kan transleren en waarvan een uiteinde tussen de 2 windingen van ten minste een deel van de spiralen geplaatst kan worden.

De schraper kan de ruimte tussen de windingen op een effectieve manier reinigen en eventueel door samenwerking met 5 deze windingen langs de spiraal worden verplaatst, zonder dat daarvoor in aandrijfmiddelen voorzien hoeft te worden. Bovendien hoeft de inrichting tijdens het reinigen in principe niet buiten bedrijf gesteld te worden.

In een bijzonder effectieve uitvoering is boven en in 10 hoofdzaak parallel aan de rollen ten minste een rail gemonteerd waarop een geleidingselement transleerbaar is bevestigd en waarbij de schraper aan dit geleidingselement is bevestigd of hier deel van uitmaakt. De schraper kan aan één uiteinde van een spiraal, die zich op een bepaald moment onder het ge-15 leidingselement bevindt, tussen de windingen worden geplaatst en, nadat de schraper bijvoorbeeld door de spiraal zelf naar de andere kant van de spiraal is gedreven, opgetild worden, althans uit het bereik van de windingen verwijderd worden en naar een volgende spiraal bewogen worden.

20 Om te verhinderen dat de schraper afbreekt op bij voorbeeld een steen die is vastgelopen tussen twee windingen wordt de schraper, althans dat deel dat zich tijdens bedrijf tussen de windingen en het geleidingselement bevindt, bij voorkeur veerkrachtig uitgevoerd.

25 De uitvinding heeft voorts betrekking op een samen stel kennelijk bestemd om op of in een inrichting volgens de eerste alinea gebouwd te worden, welk samenstel een schraper omvat die, na de genoemde op- of inbouw, in hoofdzaak parallel aan de rollen kan transleren en waarvan een uiteinde tussen de 30 windingen van ten minste een deel van de spiralen geplaatst kan worden. Daarnaast heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het reinigen van een inrichting zoals beschreven in de eerste paragraaf, waarbij de rollen en spiralen worden rondgedraaid en het uiteinde van een schraper tussen de 35 windingen van één van de spiralen wordt geplaatst waarbij de schraper vervolgens in hoofdzaak parallel aan de betreffende rol wordt getransleerd.

3

De uitvinding zal hieronder in meer detail worden toegelicht aan de hand van een in de aangehechte figuren weergegeven voorkeursuitvoering.

Figuur 1 toont een bovenaanzicht van een spiraalzeef.

5 Figuren 2 en 3 tonen respectievelijk een bovenaan zicht en een zijaanzicht van een geleidingselement waaraan een schraper is bevestigd.

Figuren 4 en 5 tonen respectievelijk een zij- en een bovenaanzicht van een samenstel voor het geleiden en besturen 10 van de schraper volgens figuren 2 en 3.

Figuur 1 toont een bovenaanzicht van een spiraalzeef 1 omvattende een frame 2 waarin, in dit specifieke voorbeeld, zes parallelle rollen 3 draaibaar zijn bevestigd. Hiertoe zijn de rollen 3 aan weerszijden gelagerd bevestigd op een schaar-15 systeem 4, waarmee de afstand tussen de rollen 3 op een gelijkmatige wijze gevarieerd en aan specifieke producten of omstandigheden aangepast kan worden. Om elk van de rollen 3 is een spiraal 5 aangebracht waarvan de richting van de windingen 6 steeds tegengesteld is aan de richting van de windingen van 20 een naastgelegen rol. Elk van de rollen 3 is voorzien van verdikkingen 7, 8 die een concentrische positie van de spiralen 5 met betrekking tot de rollen 3 bewerkstelligen. De verdikkingen 7, 8 zijn voorzien van conische gedeeltes 9 die er voor zorgen dat stenen en dergelijke die tussen de windingen 6 25 vastgeklemd zitten naar buiten, dat wil zeggen van de hartlijn van de rollen 3 af, worden verdrongen. De rollen 3 kunnen door middel van een elektromotor 10 en een reeks kettingen en tandwielen (niet getoond) alle in dezelfde richting aangedreven worden. Indien aan de aanvoerzijde van de spiraalzeef 1 bij-30 voorbeeld aardappelen worden opgebracht waaraan vuil en stenen kleven zullen de windingen 6 en de tussen de spiralen 5 en rollen 3 gelegen holtes na verloop van tijd vollopen en zal de spiraalzeef 1 zijn effectiviteit verliezen.

Figuren 2 en 3 tonen een schraper 11 die is vervaar-35 digd uit een staaf van bijvoorbeeld staal. Zoals hieronder in meer details zal worden uitgelegd bevindt het uiteinde 12 van de schraper 11 zich tijdens het reinigen van de spiraalzeef 1 4 steeds tussen de windingen 6 van één van de spiralen 5. Om nu te verhinderen dat de schraper plastisch vervormt of afbreekt op een steen die zeer strak tussen de windingen 6 zit geklemd is de schraper 11 door middel van een concentrische spiraal 13 5 veerkrachtig gemaakt. Vanzelfsprekend is het ook mogelijk de spiraal excentrisch uit te voeren of windingen te gebruiken waarvan de centrale as loodrecht op de centrale as van het uiteinde 12 staat. Een veerkrachtige schraper kan vanzelfsprekend ook op een andere manier verkregen worden, bijvoorbeeld 10 door een sterk doch veerkrachtig materiaal, zoals bepaalde kunststoffen, te gebruiken.

Indien de schraper 11 van een hard materiaal is gemaakt verdient het de voorkeur ten minste het uiteinde 12 te om hullen met een zacht materiaal, zoals (schuim)rubber, zodat 15 de landbouwproducten niet of minder snel beschadigen als zij in aanraking komen met dit uiteinde 12.

Het bovenste uiteinde 14 van de schraper 11 zit, door middel van bouten 15, in een cilindrische bus 16 bevestigd, die deel uit maakt van een geleidingselement, zoals bijvoor-20 beeld een slede of een loopkat 17. Door de bouten 15 los te draaien kan de hoogte van de schraper 11 versteld worden. Bovendien kan de afstand tussen de schraper 11 en de loopkat 17 gevarieerd worden door middel van een telescoopconstructie 18.

De loopkat 17 is voorts voorzien van twee assen 19 25 waarop aan weerszijden steeds twee kunststof wieltjes 20 zijn bevestigd, waarmee de loopkat 17 langs twee geleidingsrails 21 in een richting loodrecht op de transportrichting (die in de figuren is aangegeven door middel van een pijl) van de spiraal zeef 1 kan transleren.

30 Zoals wordt getoond in figuren 4 en 5 maken de gelei dingsrails 21 deel uit van een samenstel 22. Dit samenstel 22 omvat een tweede set geleidingrails 23, die parallel aan de transportrichting van de spiraalzeef 1 verlopen. De eerste set geleidingsrails 21 kan door middel van een servomotor 24 en 35 een samenstel van een ketting 25 en tandwielen 26, 26' en 26" langs de tweede set geleidingsrails 23 verplaatst worden. Bovendien kan de schraper 11 daarmee, tijdens het reinigen van 5 één van de spiralen 5, boven de hartlijn, althans binnen het bereik, van die spiraal 5 gehouden worden.

De beweging van het tandwiel 26 wordt door middel van een as 27 overgebracht op een ketting en tandwielen die in 5 hoofdzaak gelijk zijn aan de eerder genoemde ketting 25 en tandwielen 26. De as 27 verloopt door een holle balk 28 die tezamen met een dwarsbalk 29 zorgdraagt voor de stijfheid van het samenstel 22. Voorts is voorzien in een viertal stangen 30 aan het eind waarvan zich een bevestigingsplaat 31 bevindt 10 waarmee het samenstel op bevestigingspunten 32 (zie figuur 1) op het frame 2 van de spiraalzeef 1 bevestigd kan worden.

Gedurende het bedrijf van de spiraalzeef 1 worden de geleidingsrails 21 en de loopkat 17 door middel van de servomotor 24 in de transportrichting van de spiraalzeef 1 bewogen 15 totdat de schraper 11 zich tussen de windingen 6 ter plaatse van het uiteinde van één van de spiralen 5 bevindt. De positie van de schraper ten opzichte van de hartlijn van de rollen 3 wordt in dit voorbeeld bepaald door middel van een sensor, zoals een inductieve schakelaar (niet getoond) aan het eind van 20 een bevestigingsstang 33 die buiten de rollen 3 aan de geleidingsrails 21 is bevestigd. Het uiteinde 12 van de schraper 11 wordt aldus tussen de windingen 6 van de betreffende spiraal 5 gevangen. Vervolgens wordt de schraper in de transportrichting van de spiraalzeef 1 vastgezet, hetgeen in dit geval vanzelf 25 gebeurd door het stopzetten van de servomotor 24, en door deze windingen 6 naar het andere uiteinde van de spiraal 5 gevoerd.

Tijdens dit transport reinigt de schraper 11 de spiralen 5.

Nadat de schraper 16 dit andere uiteinde heeft bereikt, wat bijvoorbeeld met sensoren (zoals inductieve 30 sensoren die reageren de aanwezigheid van de loopkat 17 of van een nok of uitsteeksel op de loopkat 17) aan de beide uiteinden van de geleidingsrails 21 kan worden vastgesteld, worden de geleidingsrails 21 en daarmee de loopkat 17 en de schraper 11 door middel van de servomotor 24 naar de volgende rol 5 be-35 wogen, wederom totdat het uiteinde 12 van de schraper 11 zich boven de hartlijn van deze rol 3 bevindt. Doordat de richting van de windingen 6 van elk van de spiralen 5 steeds tegenge- j 6 steld is aan de richting van de daarnaast gelegen spiralen 5 wordt het uiteinde 12 van de schraper 11 wederom in de windingen 6 van de spiraal 5 gevangen en door deze spiraal 5 naar de andere kant van de spiraalzeef 1 bewogen. Deze handelingen 5 kunnen worden herhaald totdat de schraper 11 de gehele spi-raalzeef 1 heeft doorlopen en gereinigd. Het verdient daarbij de voorkeur dat ook de uiteinden van de tweede geleidingsrails 23 aan hun uiteinde zijn voorzien van sensoren (zoals de bovenbeschreven inductieve sensoren die reageren de aanwezigheid 10 van de loopkat 17 of van een onderdeel daarvan) , zodat automatisch bepaald kan worden wanneer een reinigingscyclus ten einde is of juist kan beginnen.

Uit het bovenstaande zal duidelijk zijn dat de uitvinding of relatief eenvoudige wijze een effectieve inrichting 15 en werkwijze voor het reinigen van spiraalzeven en vergelijkbare inrichtingen verschaft. Bovendien kunnen bestaande inrichtingen tegen relatief lage kosten worden omgebouwd tot een inrichting volgens de uitvinding.

Afhankelijk van de uitvoering van spiraalzeef en met 20 name de vorm van de spiralen en de rollen, kan het uiteinde van de schraper bijvoorbeeld voorzien zijn van één of meer uitsteeksels, al dan niet buigzaam, die zich tijdens het reinigen in de ruimte tussen de spiraal en de rol bevinden en die de reinigende werking versterken. Voorts kan de schraper een 25 leiding be- of omvatten waarmee bijvoorbeeld een gas of een vloeistof onder hoge druk in de genoemde ruimte gespoten kan worden.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm, die vanzelfsprekend binnen het kader 30 van de conclusies gevarieerd kan worden. Zo kan de schraper zich eventueel onder de spiraalzeef bevinden, waarbij de schraper bij voorkeur schuin aan het geleidingselement is bevestigd zodat dit element zich niet direct onder de spiraal bevindt die juist wordt gereinigd. Verder is het bijvoorbeeld 35 mogelijk de spiraalzeef van meer dan één schraper te voorzien.

Claims (10)

1. Inrichting (1) voor het scheiden van tarra, zoals bijvoorbeeld modder, stenen, loof en dergelijke, van landbouwproducten, zoals bijvoorbeeld aardappelen, uien en dergelijke, omvattende een frame (2) waarin twee of meer in hoofdzaak pa- 5 rallelle rollen (3) draaibaar zijn bevestigd, waarbij om ten minste een deel van de rollen (3) een spiraal (5) is aangebracht, met het kenmerk, dat de inrichting (1) een schraper (11) omvat die in hoofdzaak parallel aan de rollen (3) kan transleren en waarvan een uiteinde (12) tussen de windingen 10 (6) van ten minste een deel van de spiralen (5) geplaatst kan worden.

2. Inrichting (1) volgens conclusie 1, waarbij boven en in hoofdzaak parallel aan de rollen (3) ten minste een rail (21) is gemonteerd waarmee een geleidingselement (17) trans- 15 leerbaar samenwerkt en waarbij de schraper (11) aan dit geleidingselement (17)is bevestigd of hier deel van uitmaakt.

3. Inrichting (1) volgens conclusie 2, waarbij is voorzien in sensoren waarmee ten minste kan worden bepaald of de schraper een uiteinde van de rail (21) heeft bereikt of tot 20 een vooraf gekozen afstand is genaderd.

4. Inrichting (1) volgens conclusie 2 of 3, waarbij de rail (21) kan transleren in een richting die in hoofdzaak loodrecht op de richting van de rollen (3) staat, althans zodanig kan transleren dat de schraper van rol naar rol 25 verplaatst kan worden.

5. Inrichting (1) volgens conclusie 4, waarbij is voorzien in sensoren waarmee ten minste kan worden bepaald of de schraper één van de buitenste rollen (3) heeft bereikt of tot een vooraf gekozen afstand is genaderd.

6. Inrichting (1) volgens één der voorgaande conclu sies, waarbij de schraper (11) veerkrachtig is uitgevoerd.

7. Inrichting (1) volgens conclusie 6, waarbij de schraper (11) een staafmateriaal omvat of hier in hoofdzaak uit bestaat, waarin een spiraal (13) is aangebracht.

8. Samenstel (22) kennelijk bestemd om op of in een inrichting (1) volgens de aanhef van conclusie 1 gebouwd te worden, welk samenstel (22) een schraper (11) omvat die, na de genoemde op- of inbouw, in hoofdzaak parallel aan de rollen 5 (3) kan transleren en waarvan een uiteinde (12) tussen de win dingen (6) van ten minste een deel van de spiralen (5) geplaatst kan worden.

9. Werkwijze voor het verwijderen van vuil, zoals bijvoorbeeld modder, stenen, loof en dergelijke, dat aanwezig 10 is tussen de windingen (6) van de spiralen (5) van een inrichting (1) volgens de aanhef van conclusie 1, met het kenmerk, dat de rollen (3) en spiralen (5) worden rondgedraaid, het uiteinde (12) van een schraper (11) tussen de windingen (6) van één van de spiralen (5) wordt geplaatst en de schraper 15 (11) in hoofdzaak parallel aan de betreffende rol (3) wordt getransleerd.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, waarbij de schraper (11) wordt aangedreven door de betreffende spiraal (5) en waarbij bij voorkeur de richting van de windingen (6) van elk 20 van de spiralen (5) tegengesteld is aan de richting van de windingen (6) van de naast die spiraal (5) gelegen spiralen (5) en de schraper (11) na het reinigen van een eerste spiraal (5) naar een volgende spiraal (5) wordt verplaatst.