NL1016049C2 - Inrichting voor het koppelen van afvoergassen van een gasverbruiktoestel en een ventilatiesysteem met of zonder aansluiting op een Warmte-Terug-Win-unit. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting voor het koppelen van afvoergassen van een gasverbruiktoestel en een ventilatiesysteem met of zonder aansluiting op een Warmte-Terug-Win-unit

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het samenvoegen van afvoergassen van een gasverbruiktoestel en een ventilatiesysteem.

Bij een bekende inrichting worden afvoergassen van een 5 ventilatiesysteem naar de buitenlucht afgevoerd, of aan een Warmte-Terug-Win-unit gevoerd zodat de warmte van de afvoergassen overgedragen kan worden aan, bijvoorbeeld, de vers in het ventilatiesysteem te voeren gassen.

Ook vanaf een gasverbruiktoestel wordt warm afvoergas afgevoerd. Dit afvoergas wordt veelal ongebruikt aan de buitenlucht toegevoerd. Er is 10 behoefte aan het eveneens gebruiken van het afvoergas van een gasverbruiktoestel voor het opwarmen van een ander gas. Het afvoergaê van een gasverbruiktoestel zou gemengd kunnen worden met het afvoergas van een ventilatiesysteem. Een probleem bij het afvoeren van een afvoergas van een gasverbruiktoestel is, dat een situatie kan ontstaan waarbij een te 15 grote onderdruk in de afvoerleiding van het gasverbruiktoestel aanwezig is. In dat geval neemt de luchtovermaat in het gasverbruiktoestel toe, waardoor de vlammen in het gasverbruiktoestel kunnen doven.

Het doel van de uitvinding is een inrichting te verschaffen waarmee het afvoergas van een gasverbruiktoestel en Het afvoergas van een 20 ventilatiesysteem samengevoegd kunnen worden zonder een te grote onderdruk in de afvoerleiding van het gasverbruiktoestel te verkrijgen.

Het genoemde doel is bereikt met de inrichting voor het samenvoegen van afvoergassen van een gasverbruiktoestel en een ventilatiesysteem, waarbij de inrichting een eerste en een tweede inlaat 25 omvat, waarbij, in gebruik, verbrandingsgas door een eerste inlaatopening de eerste inlaat instroomt en vervuilde ventilatielucht door een tweede 2 inlaatopening de tweede inlaat instroomt, waarbij de inrichting voorts is voorzien van een uitlaat, waarbij de uitlaat aansluit op de eerste en de tweede inlaat, waarbij, in gebruik, het verbrandingsgas en de vervuilde ventilatielucht de uitlaat uitstroomt, waarbij de eerste inlaat aan een 5 binnenzijde is voorzien van een stromingsweerstandsbiedend element.

Een voordeel van de inrichting volgens de uitvinding is dat de stroming in de afvoerleiding van het gasverbruiktoestel door het stromingsweerstandbiedend element in de inlaat wordt geremd, waardoor in het ventilatiesysteem heersende onderdruk in de eerste inlaat, althans 10 voor een deel, teniet wordt gedaan. Hierdoor blijft het gasverbruiktoestel functioneren, neemt de luchtovermaat niet toe, en zullen de vlammen niet doven.

Een veilige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat de tweede inlaat aan de binnenzijde is j 15 voorzien van een stromingssensor die is ingericht om bij een meting kleiner dan of gelijk aan een vooraf ingestelde stroomsnelheid een signaal af te geven waarop de gastoevoer naar het gasverbruiktoestel wordt afgesloten.

Dit biedt het voordeel dat, bijvoorbéeld bij het uitvallen van de ventilator van het ventilatiesysteem, de gastoevoer naar het gasverbruiktoestel kan 20 worden afgesloten zodat geen rookgassen het ventilatiesysteem in kunnen stromen. In een bekende inrichting voor toevoer van relatief warm gas aan een Warmte-Terug-Win-unit worden drukschakelaars gebruikt voor het beveiligen tegen een ongewenste stromingsrichting. Uit onderzoek is gebleken dat de hoge drukverschillen die zich voordoen wanneer een 25 aangesloten Warmte-Terug-Win-unit in hoog- en in laagstand afwisselend functioneert, niet kunnen worden verwerkt. In de veilige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zijn de drukschakelaars overbodig door de aanwezigheid van de stromingssensor. Ook een andere terugslagbeveiliging die gebaseerd is op het registreren van de temperatuur 30 van het gas is in dit opzicht onhandig gebleken aangezien zeer kleine 3 verschillen tussen omgevingstemperatuur en rookgastemperatuur al snel tot een storing kunnen leiden. Ook deze terugslagbeveiliging is in de veilige « uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding vervangen door de stromingssensor.

5 In aanvulling op of in plaats van de stromingssensor kan de * inrichting in nadere uitwerking van de uitvinding ook worden gekenmerkt doordat de tweede inlaat aan een binnenzijde is voorzien van een sensor voor het meten van de gassamenstelling, waarbij de sensor is ingericht voor het afgeven van een signaal waarop de gastoevoer naar het , 10 gasverbruiktoestel wordt afgesloten indien het gas in de tweede uitlaat rookgas omvat. Een dergelijke sensor kan bijvoorbeeld een O2- of CC>2-sensor zijn. Ook met gassamenstellingssensoren kan, bijvoorbeeld bij het uitvallen van de ventilator van het ventilatiesysteem, de gastoevoer naar het gasverbruiktoestel worden afgesloten, zodat wordt verhinderd dat onder die 15 omstandigheden rookgassen in het ventilatiesysteem stromen.

Een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat de eerste inlaat en/of de uitlaat aan een binnenzijde is voorzien van een temperatuursensor die is ingericht om bij een meting groter dan of gelijk aan een vooraf ingestelde temperatuur, een 20 signaal af te geven waarop de gastoevoer naar het gasverbruiktoestel wordt afgesloten. Dit biedt het voordeel dat, zodra zich een te hoge temperatuur van het rookgas voordoet, het gasverbruiktoestel dooft, zodat de inrichtingsonderdelen waar het rookgas normaliter langsstroomt, niet zullen smelten, verweken, degenereren of anderszins worden aangetast.

25 Een andere bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat de inrichting voorts een Warmte-Terug-Win-unit omvat, waarbij de Warmte-Terug-Win-unit is voorzien van een warmtebroninlaat, waarbij de uitlaat is aangesloten op de warmtebroninlaat. Dit biedt het voordeel dat de warmte van de 30 afvoergassen kan worden teruggewonnen met de Warmte-Terug-Win-unit, 4 hetgeen een besparing van energiekosten oplevert. De uitvinding wordt vervolgens toegelicht aan de hand van een tekening.

Hierin toont: figuur la een bijzondere uitvoeringsvorm van een inrichting 5 volgens de uitvinding; figuur lb een inrichting volgens figuur la, waarbij de inrichting voorts is voorzien van een Warmte-Terug-Win-unit.

In figuur la is een inrichting volgens de uitvinding getoond voor het samerivoegen van afvoergassen van een gasverbruiktoestel en een 10 ventilatiesysteem. De inrichting 1 omvat daarbij een eerste inlaat 2 en een tweede inlaat 3. Door een eerste inlaatopening 4 stroomt verbrandingsgas de eerste inlaat 2 in. Door een tweede inlaatopening 5 stroomt vervuilde ventilatielucht de tweede inlaat 3 in. De inrichting is' voorts voorzien van een uitlaat 6, waarbij de uitlaat 6 aansluit op de eerste inlaat 2 en de 15 tweede inlaat 3. In gebruik, stroomt het verbrandingsgas en de vervuilde ventilatielucht de uitlaat 6 uit. De eerste inlaat 2 is aan een binnenzijde voorzien van een stromingsweerstandbiedend element, hetgeen in figuur la is getoond als een stuw 7. Het weerstandbiedend element kan ook een kromming of bocht van de eerste inlaat 2 omvatten. Het 20 stromingsweerstandbiedend element, hetgeen in figuur la als stuw 7 is getekend, omvat tenminste een doorlaatopening 8 voor doorlating van het verbrandingsgas. De tenminste ene doorlaatopening 8 is kleiner dan de eerste inlaatopening 4.

In figuur lb is een inrichting volgens figuur la getoond waarbij de 25 inrichting is voorzien van een op zich bekende Warmte-Terug-Win-unit 9.

De uitlaat 6 is daarbij aangesloten op de warmtebroninlaat 10. De afvoergassen van een gasverbruiktoestel 15 en een ventilatiesysteem 16 worden door de Warmte-Terug-Win-unit geleid naar de Warmte-Terug-Win-unit-uitlaat 11. Een dergelijke Warmte-Terug-Win-unit 9 omvat 30 bijvoorbeeld een uit evenwijdige platen opgebouwde kruis- of

1 Ü ! o J

5 tegenstroomwarmtewisselaar. Frisse buitenlucht wordt de Warmte-Terug-Win unit 11, via de verse buitenluchtinlaat 12, ingeleid. Deze verse buitenlucht wordt door de hoogrendementswisselaar 13 verwarmd en stroomt vervolgens via de verwarmde luchtuitlaat 14 de Warmte-Terug-5 Win- unit uit. Deze luchtuitlaat 14 is bij voorkeur aangesloten op de luchtinlaat van het ventilatiesysteem. Op de eerste inlaat 2 van de inrichting 1 is een gasverbruiktoestel 15 aangesloten. Op de tweede inlaat 3 van de inrichting is een ventilatiesysteem 16 aangesloten. De binnenzijde van de tweede inlaat 3 is voorzien van een stromingssensor 17. De 10 stromingssensor 17 is ingericht om bij een meting kleiner dan of gelijk aan een vooraf ingestelde stroomsnelheid een signaal af te geven, waarop de (niet getoonde) gastoevoer naar het gasverbruiktoestel 15 wordt afgesloten. Eventueel kan in aanvulling op of in plaats van de stromingssensor 17 ook een gassamenstellingssensor in de tweede inlaat 3 zijn aangebracht. Een 15 dergelijke gassamenstellingssensor kan bijvoorbeeld een O2- of CCVsensor zijn. Wanneer de gassamenstellingssensor rookgas detecteert kan de gastoevoer naar het gasverbruiktoestel 15 worden afgesloten. Een binnenzijde van de eerste inlaat 2 en/of de uitlaat 6 is voorzien van een temperatuursensor 18. De temperatuursensor 18 is ingericht om bij een 20 meting groter dan of gelijk aan een vooraf ingesteldé temperatuur een signaal af te geven waarop de niet getoonde gastoevoer naar het gasverbruiktoestel 15 wordt afgesloten.

De door het stromingsweerstandbiedend element aangeboden stromingsweerstand kan zijn afgestemd op de belasting (e. heat input) van 25 het gasverbruiktoestel 15. Hierbij is de doorlaatopening 8 aangepast aan de belasting (e. heat input) van het gasverbruiktoestel waar de eerste inlaat 2 op aangesloten wordt. Het in de figuur getoonde uitvoeringsvoorbeeld heeft een T-vormige configuratie, waarbij de eerste inlaat 2 een diameter van 80 mm, en de tweede inlaat 3 en de uitlaat 6 een diameter van 150 mm 30 hebben. De stuw 7 heeft een doorlaatopening 8 met een diameter die ligt 6 tussen de 20 mm en de 50 mm, en die bij voorkeur 35 mm bedraagt. Deze speciale inrichting heeft een universeel karakter doordat deze geschikt is voor alle CV-ketels met of zonder warmwatervoorziening, met ventilator en een belasting (e. heat input) tot en met 30 kW. Het moge duidelijk zijn dat 5 de inrichting 1 gebruikt kan worden met of zonder aansluiting van een Warmte-Terug-Win-unit. De gasverbruiktoestellen kunnen geisers, warmtepompen, gasmotoren en centrale verwarmingsketels omvatten.

Dergelijke varianten worden elk geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.

Claims (20)

1. Inrichting voor het samenvoegen van afvoergassen van een gasverbruiktoestel en een ventilatiesysteem, waarbij de inrichting een eerste en een tweede inlaat omvat, waarbij in gebruik verbrandingsgas door een eerste inlaatopening de eerste inlaat instroomt en vervuilde 5 ventilatielucht door een tweede inlaatopening de tweede inlaat instroomt, waarbij de inrichting voorts is voorzien van een uitlaat, waarbij de uitlaat aansluit op de eerste en de tweede inlaat, waarbij in gebruik het verbrandingsgas en de vervuilde ventilatielucht de uitlaat uitstroomt, waarbij de eerste inlaat aan een binnenzijde is voorzien van een 10 stromingsweerstandsbiedend element.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het stromingsweerstandbiedend element ten minste één kromming van de eerste inlaat oinvat.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het 15 stromingsweerstandsbiedend element ten minste één doorlaatopening voor doorlating van een verbrandingsgas omvat die kleiner is dan de eetste inlaatopening.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het stromingsweerstandbiedend element een stuw omvat.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting voorts een gasverbruiktoestel omvat, waarbij het gasverbuiktoestel is voorzien van een verbrandingsgasuitlaat, waarbij de verbrandingsgasuitlaat is aangesloten op de eerste inlaat.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het 25 kenmerk, dat de tweede inlaat aan een binnenzijde is voorzien van een stromingssensor, die is ingericht om bij een meting kleiner dan of gelijk aan een vooraf ingestelde stroomsnelheid een signaal af te geven waarop de gastoevoer naar het gasverbruiktoestel wordt afgesloten.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tweede inlaat aan een binnenzijde is voorzien van een 5 sensor voor het meten van de gassamenstelling, waarbij de sensor is ingericht voor het afgeven van een signaal waarop de gastoevoer naar het gasverbruiktoestel wordt afgesloten indien het gas in de tweede uitlaat rookgas omvat.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de sensor een

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste inlaat en/of de uitlaat aan een binnenzijde is voorzien van een temperatuursensor.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de 15 temperatuursensor is ingericht om bij een meting groter dan of gelijk aan een vooraf ingestelde temperatuur een signaal af te geven waarop de gastoevoer naar het gasverbruiktoestel wordt afgesloten.

10 O2- of CC>2-sensor is.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting voorts een ventilatiesysteem omvat, waarbij het 20 ventilatiesysteem is voorzien een ventilatieluchtuitlaat, waarbij de ventilatieluchtuitlaat is aangesloten op de tweede inlaat.

12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting voorts een Warmte-Terug-Win-unit omvat, waarbij de Warmte-Terug-Win-unit is voorzien van een warmtebroninlaat, 25 waarbij de uitlaat is aangesloten op de warmtebroninlaat.

13. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een door het stromingsweerstandsbiedend element te bieden stromingsweerstand is afgestemd op de belasting (e. heat input) van het gasverbruiktoestel.

14. Inrichting volgens een der conclusies 5-13, met het kenmerk, dat de doorlaatopening is afgestemd op de belasting (e. heat input) van het gasverbruiktoestel.

15. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het 5 kenmerk, dat de eerste en tweede inlaat en de uitlaat tezamen een T-stuk vormen.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de eerste inlaat een diameter van 80 mm, en de tweede inlaat en de uitlaat een diameter van 150 mm hebben.

17. Inrichting volgens althans conclusies 3 en 16, met het kenmerk, dat de de doorlaatopening een diameter heeft die ligt tussen de 20 en de 50 mm.

18. Inrichting volgens althans conclusies 3 en 17, met het kenmerk, dat de de doorlaatopening een diameter heeft die ligt tussen de 30 en de 40 15 mm.

19. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de door het stromingsweerstandsbiedend element.te bieden stromingsweerstand zodanig is dat de inrichting bruikbaar is voor afvoer van het verbrandingsgas afkomstig van een gasverbruiktoestel met een 20 belasting (e. heat input) kleiner dan of gelijk aan 30 kW.

20. Inrichting volgens een der conclusies 3-19, met het kenmerk, dat de doorlaatopening zodanig is dat de inrichting bruikbaar is voor afvoer van het verbrandingsgas afkomstig van een gasverbruiktoestel met een belasting (e. heat input) kleiner dan of gelijk aan 30 kW.