NL1015388C1 - Voertuigverlichtingconfiguratie. - Google Patents

Voertuigverlichtingconfiguratie. Download PDF

Info

Publication number
NL1015388C1
NL1015388C1 NL1015388A NL1015388A NL1015388C1 NL 1015388 C1 NL1015388 C1 NL 1015388C1 NL 1015388 A NL1015388 A NL 1015388A NL 1015388 A NL1015388 A NL 1015388A NL 1015388 C1 NL1015388 C1 NL 1015388C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
light
vehicle
lamps
brake
lamp
Prior art date
Application number
NL1015388A
Other languages
English (en)
Inventor
Richard Cornelis Maijers
Original Assignee
Richard Cornelis Maijers
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Richard Cornelis Maijers filed Critical Richard Cornelis Maijers
Priority to NL1015388A priority Critical patent/NL1015388C1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1015388C1 publication Critical patent/NL1015388C1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60QARRANGEMENT OF SIGNALLING OR LIGHTING DEVICES, THE MOUNTING OR SUPPORTING THEREOF OR CIRCUITS THEREFOR, FOR VEHICLES IN GENERAL
    • B60Q1/00Arrangement of optical signalling or lighting devices, the mounting or supporting thereof or circuits therefor
    • B60Q1/26Arrangement of optical signalling or lighting devices, the mounting or supporting thereof or circuits therefor the devices being primarily intended to indicate the vehicle, or parts thereof, or to give signals, to other traffic
    • B60Q1/56Arrangement of optical signalling or lighting devices, the mounting or supporting thereof or circuits therefor the devices being primarily intended to indicate the vehicle, or parts thereof, or to give signals, to other traffic for illuminating registrations or the like, e.g. for licence plates
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60QARRANGEMENT OF SIGNALLING OR LIGHTING DEVICES, THE MOUNTING OR SUPPORTING THEREOF OR CIRCUITS THEREFOR, FOR VEHICLES IN GENERAL
    • B60Q1/00Arrangement of optical signalling or lighting devices, the mounting or supporting thereof or circuits therefor
    • B60Q1/26Arrangement of optical signalling or lighting devices, the mounting or supporting thereof or circuits therefor the devices being primarily intended to indicate the vehicle, or parts thereof, or to give signals, to other traffic
    • B60Q1/44Arrangement of optical signalling or lighting devices, the mounting or supporting thereof or circuits therefor the devices being primarily intended to indicate the vehicle, or parts thereof, or to give signals, to other traffic for indicating braking action or preparation for braking, e.g. by detection of the foot approaching the brake pedal

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Lighting Device Outwards From Vehicle And Optical Signal (AREA)

Description

Titel: Voertuigverlichtingconfiguratie
De onderhavige uitvinding heeft in zijn algemeenheid betrekking op de configuratie van de verlichting van een voertuig, meer in het bijzonder een motorvoertuig zoals een automobiel. Een algemeen doel van de onderhavige uitvinding is 5 het verschaffen van een verlichtingsconfiguratie die eenvoudiger en goedkoper te vervaardigen is, en die duidelijker signalen geeft.
Zoals bekend, heeft een auto aan de achterzijde een aantal lampen met verschillende functies. Er zijn lampen voor het 10 aanduiden van een richtingsverandering, in het hiernavolgende aangeduid met de uitdrukking "richtingindicatielampen". Er zijn lampen om aan het achteropkomende verkeer duidelijk te maken dat het voertuig afremt, in het hiernavolgende aangeduid met de uitdrukking "remlampen". Er zijn lampen om, bijvoorbeeld in het 15 donker of bij slecht weer, de aanwezigheid van die auto duidelijk te maken, in het hiernavolgende aangeduid met de uitdrukking "omtreksverlichting". Gebruikelijk is, dat een auto aan de achterzijde is voorzien van twee verlichtingsunits, één aan de linkerzij kant en één aan de rechterzijkant, die in 20 principe symmetrisch zijn van opbouw. Elke verlichtingsunit omvat ten minste één omtreksverlichtingslamp, ten minste één remlamp, en ten minste één richtingindicatielamp. De lampen zijn opgesteld binnen een doorzichtig lamphuis van een gekleurde kunststof. Ter plaatse van de omtreksverlichtings-25 lampen en de remlichtlampen is die kunststof doorgaans rood, terwijl ter plaatse van de richtingsindicatielampen die kunststof doorgaans geel, of amber, of oranje is.
Voorts zijn tegenwoordig veel auto's aan de achterzijde voorzien van een derde remlicht, in horizontale richting in het 30 midden van de auto. Er is echter geen unificatie in de hoogtepositie van dergelijke derde remlichten: er zijn auto's waarbij dat derde remlicht zich bevindt nabij de bovenrand van de achterruit, er zijn auto's waarbij dat derde remlicht zich bevindt nabij de onderrand van de achterruit, en er zijn auto's 1015388 2 waarbij dat derde remlicht zich bevindt aan de achterzijde van het kofferdeksel, of zelfs aan de achterzijde onder de bumper.
Een nadeel van een dergelijke conventionele configuratie van de verlichting aan de achterzijde van een auto is, dat de 5 achterlichtunits vrij groot zijn omdat zij plaats moeten maken voor een vrij groot aantal lampen. Daarenboven is het feit dat er meerdere lampen in·de achterlichtunit aanwezig zijn, ongunstig vanuit het oogpunt van kosten, niet in de laatste plaats omdat voor het aansturen van al die lampen individuele 10 bedrading nodig is. Er zijn ook auto's waarbij de richting-indicatielamp is aangebracht in een individuele lichtunit, waarbij de omtreksverlichtingslamp is aangebracht in een individuele unit, en waarbij de remlamp is aangebracht in een individuele unit. Dat wil dus zeggen, dat in plaats van één 15 gecombineerde achterlichtunit met drie lampen een dergelijke auto is voorzien van drie units met elk slechts één enkele lamp. Een dergelijke configuratie heeft dus, boven de reeds genoemde nadelen die geassocieerd zijn met één gecombineerde achterlichtunit met drie lampen, het nadeel dat er meerdere 20 achterlichtunits aanwezig moeten zijn.
Er zijn ook auto's bekend, waarbij de functie van remlicht en omtreksverlichting wordt vervuld door zogenaamde duplo-lampen, dat wil zeggen lampen die voorzien zijn van twee gloei-spiralen. Uiteraard neemt een enkele duplolamp minder ruimte in 25 dan twee afzonderlijke lampen met een enkele gloeispiraal. Een nadeel is echter, dat het vaak moeilijk te zien is of een dergelijke lamp nu uitsluitend brandt als omtreksverlichting of dat deze een remlichtsignaal geeft. Daarbij komt, dat niet alle auto's zijn voorzien van een derde remlicht, en dat zelfs 30 wanneer een auto wel is voorzien van een derde remlicht, dat derde remlicht niet in alle gevallen goed zichtbaar is, zodat deze interpretatie-hulp niet altijd beschikbaar is. Voorts heeft de positie van het waargenomen licht ten opzichte van de auto (hoekpunt) geen doorslaggevende betekenis bij het 35 interpreteren van het licht. Ook de kleur van het uitgestraalde licht is niet doorslaggevend omdat rood licht zowel gebruikt wordt voor omtreksverlichting als voor remlicht.
De onderhavige uitvinding verschaft voor bovengenoemde problemen een oplossing. De onderhavige uitvinding stelt voor 1015388 f 3 om bij een horizontale middenpositie van de achterzijde van de auto minstens twee remlichten boven elkaar te verschaffen/ met een zekere verticale onderlinge afstand. In het geval van een van een achterruit voorziene auto gaat de voorkeur uit naar de 5 combinatie van een nabij de bovenrand van de achterruit gemonteerd remlicht en een nabij de onderrand van de achterruit gemonteerd remlicht/ en bij voorkeur nog een verder remlicht bij een lagere positie. Er zullen verkeerssituaties zijn waarbij een remlicht nabij de bovenrand van de achterruit beter 10 zichtbaar is dan een remlicht nabij de onderrand van de achterruit, maar er zullen ook situaties zijn waarbij het omgekeerde het geval is; een auto waarvan de achterlichtconfiguratie is uitgevoerd zoals voorgesteld door de onderhavige uitvinding, namelijk met remlichten bij zowel de bovenrand van de achter-15 ruit als nabij de onderrand van de achterruit, is in beide situaties goed zichtbaar. De centrale remlichten zijn opgesteld in een behuizing met een doorzichtig gekleurd venster, of zijn voorzien van gekleurde lampen of LEDs waarvan de intrinsieke kleur rood is. Deze lampen of LEDs branden uitsluitend bij 20 bediening van het rempedaal.
Voorts stelt de onderhavige uitvinding voor om, voor het verschaffen van de bovengenoemde drie verschillende lichtsignalen bij auto's die zijn voorzien van links/rechts gescheiden achterlichten, een auto bij elke achterste hoekpunt 25 uit te rusten met een enkele achterlichtunit die uitsluitend een enkele kleur licht uitstraalt, bij voorkeur een van rood verschillende kleur licht, bijvoorbeeld geel of oranje of amber licht, en die is ingericht om elk van de bovengenoemde drie verschillende lichtsignalen te genereren, maar zodanig, dat 30 steeds slechts één van die bovengenoemde drie verschillende lichtsignalen tegelijkertijd wordt gegenereerd. Daarbij gaat de remlichtfunctie boven de omtrekverlichtingfunctie, en gaat de richtingindicatiefunctie boven de remlichtfunctie.
Bij voorkeur is in elke achterlichtunit slechts een enkele 35 lichtbron gemonteerd, die wordt gevoed door een spannings- signaal dat wordt gegenereerd door een stuurunit in respons op opdrachten afkomstig van een lichtschakelaar, een rempedaal en een richtingkeuzeschakelaar. Die enkele lichtbron kan nog wel 1015388 4 desgewenst twee of meerdere parallel geschakelde licht-genererende eenheden zoals lampen en/of LEDs omvatten.
Dit kan bij bestaande auto's eenvoudig worden geïmplementeerd door de remlampen en de omtreksverlichtingslampen te 5 verwijderen, en de richtingindicatielampen aan te sturen met het door genoemde stuurunit gegenereerde spanningssignaal. Bij nieuwe auto's kunnen de fittingen voor de remlampen en de omtreksverlichtingslampen worden weggelaten en kan ook de bedrading naar die fittingen worden weggelaten. Het zal 10 duidelijk zijn, dat de achterlichtunits dan ook kleinere afmetingen kunnen hebben, omdat er geen afzonderlijke remlampen en omtreksverlichtingslampen in ondergebracht hoeven te worden. Voorts volstaat het om de transparante kunststof van de achterlichtunits uit te voeren in één enkele kleur, niet zijnde 15 rood, bijvoorbeeld zijnde geel, oranje of amber. Dit alles maakt, dat de vervaardigingskosten aanzienlijk zijn verlaagd.
Als alternatief is het ook mogelijk om de transparante kunststof van de achterlichtunits glashelder uit te voeren, en de lichtbron zodanig in te richten dat deze de gewenste kleur 20 licht genereert.
Er zijn ook auto's waarbij de richtingindicatielamp is aangebracht in een individuele lichtunit, waarbij de omtreks-verlichtingslamp is aangebracht in een individuele unit, en waarbij de remlamp is aangebracht in een individuele unit. Dat 25 wil dus zeggen, dat in plaats van één gecombineerde achter-lichtunit met drie lampen een dergelijke auto is voorzien van drie units met elk slechts één enkele lamp. Ook in dat geval is een besparing mogelijk, omdat twee van de drie units achterwege gelaten kunnen worden, omdat de betreffende lampen achterwege 30 gelaten kunnen worden, en omdat de betreffende bedrading achterwege gelaten kan worden.
Naast de hierboven besproken kostenbesparing biedt de onderhavige uitvinding ook een voordeel uit het oogpunt van veiligheid, omdat de aan de achterzijde van een auto waar te 35 nemen lichtsignalen nu duidelijker zijn. Die verhoogde duidelijkheid heeft verschillende aspecten.
Bij de huidige automobielen kan de kleur rood aan de achterzijde zowel remlicht betekenen als omtrekverlichting. Bij automobielen waarbij de verlichting aan de achterzijde is 1015388 5 geconfigureerd in overeenstemming met de voorstellen van de onderhavige uitvinding, staat de kleur rood altijd voor remmen: wanneer men dus in de verte een rood achterlicht ziet, is men er zeker van, dat het betreffende voertuig remt. Dat rode licht 5 zal dan gegenereerd worden door ten minste één van de centraal geplaatste remlichten, waarvan er volgend de onderhavige uitvinding minstens twee aanwezig zijn op verschillende hoogte-niveaus, bijvoorbeeld bij de bovenzijde van de achterruit en bij de onderzijde van de achterruit. De lichten kunnen zijn 10 aangebracht binnen het kader van de achterruit of buiten het kader van de achterruit. Aldus biedt de onderhavige uitvinding een verhoogde duidelijkheid omdat er minder misverstanden mogelijk zijn over de betekenis van een rood lichtsignaal.
Bij de achterhoekpunten van een auto zal dan volgens de 15 onderhavige uitvinding altijd geel, oranje of amberkleurig licht worden uitgestraald, dat uiteraard zou kunnen worden opgewekt door meerdere lampen in één enkele lampunit, maar dat volgens de onderhavige uitvinding met voordeel steeds wordt opgewekt door één en dezelfde lamp. Door die lamp aan te sturen 20 met spanningssignalen met onderling verschillende karakteristieken, kunnen toch lichtsignalen worden gegenereerd met verschillende betekenissen, zoals later uitgebreider zal worden uitgelegd. Juist omdat die verschillende lichtsignalen door één en dezelfde lichtbron worden gegenereerd, waarbij die lichtbron 25 steeds maar één van de verschillende signalen tegelijkertijd kan genereren, wordt een verhoogde duidelijkheid geboden. Bij een conventionele configuratie van de verlichting, waarbij er drie verschillende lichtbronnen aanwezig zijn voor het genereren van drie verschillende lichtsignalen, kan het 30 gemakkelijk gebeuren dat één van de lichtbronnen wordt overstraald door een andere lichtbron. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als verkeerde lampen gemonteerd worden, zodat een 5W lamp wordt gebruikt als remlamp en een 21W lamp wordt gebruikt als omtrekverlichtingslamp, of doordat de combinatie van lamp, 35 reflector en huis voor het remlicht minder licht genereert dan normaal, bijvoorbeeld door slijtage. Ook is het mogelijk dat een wat zwak uitgevallen richtingindicatielicht wordt overstraald door de direct in de nabijheid gelegen combinatie van remlicht en omtrekverlichting. Dit soort problemen zal zich bij 1015388 6 een configuratie volgens de onderhavige uitvinding niet voordoen. Als er door slijtage of een willekeurige andere reden minder lichtopbrengst is dan normaal, worden alle drie de genoemde lichtsignaalfuncties in precies gelijke mate 5 beïnvloed. Voorts is er, in welk van de bedrijfstoestanden ook, nooit een naastgelegen lamp die het uitgestraalde licht kan overstralen, omdat er maar een enkele lichtbron is voor genoemde signaalfuncties.
10 Een ander aspect volgens de onderhavige uitvinding betreft de zichtbaarheid van een voertuig vanaf de voorzijde. Aan de voorzijde heeft een automobiel nabij de hoekpunten geplaatste koplampen, die wit of geel licht uitstralen. Het doel van dat licht is tweeledig. Enerzijds stellen de koplampen de 15 bestuurder van de betreffende auto in staan om zelf te kunnen waarnemen; anderzijds maken de koplampen, dat anderen het naderende voertuig kunnen waarnemen: zien en gezien worden, dat is de kwestie.
De verlichtingssterkte van koplampen is vrij groot, en het 20 lichtuitstralende oppervlak is relatief klein. Normaliter hebben 12V gloeilampen (halogeenlampen) voor toepassing als koplampen een vermogen van ongeveer 55 Watt. Een consequentie daarvan is, dat een waarnemer een naderende voertuig weliswaar reeds van verre zal waarnemen, maar dat het moeilijk is de 25 precieze afstand daarvan in te schatten, en dus is het ook moeilijk om de snelheid in te schatten. Met andere woorden: weliswaar kan een waarnemer doorgaans duidelijk zien dat er een voertuig is, mar hij kan niet duidelijk zien waar dat voertuig is. Dit duidelijkheidsprobleem wordt ernstiger naarmate de 30 weersomstandigheden slechter zijn, bijvoorbeeld bij mist.
De onderhavige uitvinding beoogt ook voor dit probleem een oplossing te verschaffen. Volgens de onderhavige uitvinding is een voertuig aan de voorzijde voorzien van twee in hoofdzaak symmetrisch ten opzichte van het midden geplaatste additionele 35 voorlampen, die zowel naar voren als naar opzij licht uitstralen, en waarvan de lichtsterkte minder is dan de lichtsterkte van een koplampen. De door de onderhavige uitvinding voorgestelde additionele voorlampen hebben bij voorkeur een vermogen in de orde van 10 Watt.
1015388 7
De door de onderhavige uitvinding voorgestelde additionele voorlampen hebben een onderlinge afstand in de orde van ongeveer 40 tot 60 cm; indien de auto aan de voorzijde is 5 voorzien van een kentekenplaat, zijn de additionele lampen bij voorkeur opgesteld aan weerszijden van die kentekenplaat, op slechts geringe afstand daarvan. De additionele voorlichten omvatten een lamphuis dat naar voren toe oranje, geel of bij voorkeur amber licht uitstraalt of doorlaat, en dat naar binnen 10 toe eveneens licht uitstraalt, bij voorkeur wit. Dit witte licht verlicht het tussen de additionele voorlichten gelegen gedeelte van de voorzijde van het voertuig, respectievelijk de voorste kentekenplaat, indien althans het voertuig is voorzien van een centraal geplaatste voorste kentekenplaat.
15 Door de door de onderhavige uitvinding voorgestelde maatregelen worden de volgende optische effecten bereikt. Een waarnemer zal nu, behalve de twee sterke koplampen nabij de horizontale uiteinden van de voorzijde, twee extra lichtpunten alsmede een die lichtpunten verbindende lichtstreep waarnemen. 20 De intensiteit van die lichtpunten en die lichtstreep is veel minder dan die van de koplampen, maar de afstand tot die koplampen is voldoende groot om te verhinderen, dat die extra lichtpunten worden overstraald door de koplampen. Voorts is het waargenomen oppervlak van die lichtstreep relatief groot. Dit 25 alles maakt, dat de combinatie van de koplampen, de additionele lichtpunten alsmede de daartussen gelegen lichtstreep veel gemakkelijker herkenbaar is, en voorts, dat de afstand van de waarnemer tot die combinatie van lichtpunten veel gemakkelijker is in te schatten; ook de snelheid van het betreffende voertuig 30 is daarom makkelijker in te schatten.
De additionele voorlichten zouden continu licht kunnen uitzenden. Bij voorkeur echter worden de additionele voorlichten parallel geschakeld met de aan de voorzijde aanwezige richtingindicatielampen. Indien dan het voertuig is voorzien 35 van een stuurunit zoals hierboven beschreven, voor het aansturen van conventionele richtingindicatielampen of de hiervoor beschreven multi-functionele achterlichten, wordt niet alleen het voordeel bereikt dat aan de voorzijde een duidelijker lichtsignaal gegenereerd wordt dat verband houdt 1015388 8 met de omtrekverlichting, maar tevens dat aan de voorzijde ook een duidelijk lichtsignaal gegenereerd wordt dat verband houdt met remmen alsmede een duidelijker lichtsignaal dat verband houdt met richting aangeven.
5
Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de hiernavolgende beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig met een verlichtingsconfiguratie volgens de 10 uitvinding onder verwijzing naar de tekening, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin: figuur 1 schematisch een bovenaanzicht toont van het voorste gedeelte van een voertuig; 15 figuur 2A schematisch een achteraanzicht toont van een voertuig; figuur 2B schematisch een bovenaanzicht toont van het achtergedeelte van het voertuig van figuur 2A; en figuur 3 een elektrisch schema toont voor het aansturen van 20 lampen van de door de onderhavige uitvinding voorgestelde verlichtingsconfiguratie.
Figuur 1 toont schematisch een bovenaanzicht van het voorste gedeelte van een voertuig 1, waarbij ter wille van de 25 eenvoud alleen enkele met de verlichtingconfiguratie verband houdende details zijn geïllustreerd. Het voertuig 1 heeft een voorzijde 2 en een longitudinaal middenvlak 3.
Nabij de horizontale uiteinden van de voorzijde 2, dat wil zeggen nabij de hoekpunten 5 van het voertuig 1, zijn koplampen 30 10 geplaatst. Elke koplamp 10 omvat een koplamphuis 11 en een daarin geplaatste lamp 12. Zoals bekend, kunnen er verschillende lampen geplaatst zijn binnen het koplamphuis 11, om de verschillende functies parkeerlicht, dimlicht en groot licht te vervullen, of kan een enkele lamp twee of meer van deze 35 functies vervullen; dit is in het kader van de onderhavige uitvinding niet verder van belang, en is in de figuur ook niet afzonderlijk geïllustreerd.
Het achterste deel van het huis 11 is in het algemeen niet doorlaatbaar voor licht, en is doorgaans uitgevoerd als 1015388 9 reflector 13. Het voorste deel van het lamphuis 11 is wel doorlaatbaar voor licht, en vormt een venster 14 waardoorheen naar voren gericht licht 15 kan uittreden. Het venster 14 kan gemaakt zijn van glas of kunststof, zoals op zich bekend.
5 Het voertuig 1 is voorts voorzien van twee additionele lichtpunten 20 volgens de onderhavige uitvinding, die gemonteerd zijn aan de voorzijde 2, in hoofdzaak symmetrisch ten opzichte van het middenvlak 3. Elk additioneel lichtpunt 20 is gemonteerd bij een horizontale positie tussen het middenvlak 10 3 en de corresponderende koplamp 10, bij voorkeur op gelijke hoogte als de koplampen. Indien het voertuig 1 is voorzien van een centraal aan de voorzijde gemonteerde kentekenplaat 4, zoals getoond, zijn de additionele lichtpunten 20 volgens de onderhavige uitvinding bij voorkeur gemonteerd aan weerszijden 15 van de kentekenplaat 4, op gelijke hoogte daarmee. Elk additioneel lichtpunt 20 omvat een huis 21 met een daarin gemonteerde lamp 22. Het huis 21 is aan de voorzijde licht-doorlaatbaar, en vormt aldus een voorvenster 24 voor het doorlaten van in hoofdzaak naar voren gericht licht 25. Het 20 voorvenster 24 kan van glas of kunststof zijn, en is gekleurd, zodat het uittredende licht 25 geel, oranje of, bij voorkeur, amber is.
Het huis 21 is ook aan zijn naar het middenvlak 3 gerichte oppervlak lichtdoorlatend, en vormt aldus een binnenvenster 26 25 voor het doorlaten van in het algemeen loodrecht op het middenvlak 3 maar bij voorkeur enigszins naar achteren gericht licht 27. Dit naar binnen gerichte licht 27 verlicht aldus de kentekenplaat 4, indien aanwezig.
In een verdere uitvoeringsvorm van de onderhavige 30 uitvinding is ook het van het middenvlak 3 af gerichte zijvlak van het huis 21 lichtdoorlatend, en vormt aldus een buitenvenster 28 voor het doorlaten van licht 29, dat bij voorkeur wit licht is. Dit licht 29 is, evenals het genoemde licht 27, in het algemeen loodrecht gericht op het middenvlak 3 maar bij 35 voorkeur enigszins naar achteren gericht, en verlicht aldus althans een deel van het tussen het additionele lichtpunt 20 en de daarnaast gelegen koplamp 10 gelegen gedeelte van de voorzijde 2 van het voertuig.
1015388 10
Figuur 1 illustreert nog/ dat het voertuig 1 bij zijn voorste hoekpunten 5 kan zijn voorzien van richtingindicatie-units 50, omvattende een lamphuis 51 en een daarin geplaatste lichtbron 52, bij voorbeeld een gloeilamp. Het lamphuis 51 van 5 de richtingindicatie-unit 50 kan zijn uitgevoerd als een geïntegreerd geheel met het lamphuis 11 van de koplamp 10.
Figuur 2A toont schematisch een achteraanzicht van het voertuig 1, en figuur 2B toont schematisch een bovenaanzicht 10 van het achtergedeelte van het voertuig 1. Het voertuig 1 heeft een achterruit 7. Bij een middenpositie, dat wil zeggen in hoofdzaak gecentreerd met betrekking tot het middenvlak 3, is bij de bovenzijde van de achterruit 7 een eerste remlicht 31 geplaatst, en is bij de onderzijde van de achterruit 7 een 15 tweede remlicht 32 geplaatst. Eventueel kan bij een nog lagere positie een derde remlicht gemonteerd zijn. Indien het voertuig 1 geen achterruit heeft, is het voertuig 1 toch voorzien van twee centraal geplaatste remlichten 31 en 32 boven elkaar. Elk remlicht is ingericht voor het naar achteren uitstralen van 20 rood licht 33, wanneer het rempedaal van het voertuig 1 wordt bediend. Elke remlichteenheid 31, 32 is daartoe voorzien van één of meerdere lichtbronnen, bijvoorbeeld een gloeilamp of LEDs, zoals op zich bekend en derhalve niet nader weergegeven. Belangrijk in het kader van de onderhavige uitvinding is 25 slechts, dat de in de centraal boven elkaar geplaatste remlichtunits 31, 32 opgestelde lichtbronnen uitsluitend worden gebruikt voor het genereren van een remlichtsignaal.
Het voertuig 1 heeft een achterzijde 6. Bij de horizontale uiteinden van de achterzijde 6 is het voertuig 1 voorzien van 30 achterlichtunits 40. Elke achterlichtunit 40 omvat een achter-lichthuis 41 met daarin opgesteld een lichtbron 42, bijvoorbeeld gevormd door een enkele gloeilamp. Het binnenste deel van het lamphuis 41 is in het algemeen niet doorlaatbaar voor licht, en kan zijn uitgevoerd als reflector 43. Het naar 35 achteren gerichte deel van het lamphuis 41 is wel lichtdoor-latend, en vormt een venster 44 voor het doorlaten van licht 45. In het weergegeven voorbeeld is ook het naar opzij, van het middenvlak 3 af gerichte deel van het lamphuis 41 lichtdoor-latend, zodat het venster 44 gebogen is rond de achterste 1015388 11 hoekpunt van het voertuig en het door de lichtbron 42 gegenereerde licht 45 zowel naar achteren als naar opzij wordt uitgestraald. Het licht 45 is bij voorkeur van rood verschillend, en kan bijvoorbeeld geel, oranje of amber zijn.
5 Daartoe kan gebruik gemaakt worden van een lichtbron 42 die de gewenste kleur licht genereert, maar bij voorkeur is de lichtbron 42 een helder licht genererende lichtbron, bij voorbeeld een gloeilamp, en is het venster 44 gekleurd zodat het uitsluitend het gewenste licht doorlaat, zoals voor een 10 deskundige duidelijk zal zijn. Het venster 44 kan vervaardigd zijn van glas of kunststof, zoals op zich bekend.
De lichtbron 42 van de achterlichtunit 40 dient voor het genereren van drie verschillende lichtsignalen, namelijk: een richtingindicatiesignaal, een omtreksverlichting, en een 15 remlichtsignaal. Een belangrijk aspect volgens de onderhavige uitvinding is, dat het richtingindicatiesignaal en de omtreks-verlichting worden gegenereerd met licht 45 in een kleur die verschilt van rood. Voorts biedt de onderhavige uitvinding de mogelijkheid om die drie signalen te genereren met één enkele 20 lichtbron zoals bijvoorbeeld één enkele gloeilamp, hoewel het binnen het kader van de onderhavige uitvinding mogelijk is dat desgewenst binnen het lamphuis 41 meerdere lampen 42 zijn aangebracht. Dit zal een extra kostenpost betekenen in verband met extra fittingen, en uiteraard zal de afmeting van het 25 lamphuis 41 groot genoeg moeten zijn om meerdere lampen 42 te kunnen herbergen, maar aangezien al die lampen hetzelfde lichtsignaal zullen uitzenden, volstaat een gemeenschappelijke bedrading. In het hiernavolgende zal worden aangenomen, dat in het lamphuis 41 slechts één enkele lamp 42 is opgesteld.
30 Voorts is het mogelijk, dat in het lamphuis 41 verdere lichtbronnen zijn aangebracht voor het genereren van lichtsignalen anders dan de hierboven genoemde drie lichtsignalen, en dat het venster 44 van de achterlichtunit 40 ter plaatse van die verdere lichtbronnen een afwijkende kleur heeft ten 35 opzichte van de hierboven genoemde kleur. Te denken valt bijvoorbeeld aan achteruitrij lichten, waartoe het venster 44 een venstergedeelte kan hebben dat wit licht doorlaat. Deze mogelijkheid is echter in figuur 2B niet geïllustreerd. Aangezien het ook mogelijk is, dat voor dergelijke extra 1015388 12 signaalfuncties een afzonderlijk lamphuis geplaatst is, zodat de genoemde achterlichtunit 40 uitsluitend gebruikt wordt voor de bovengenoemde drie lichtsignalen zodat het venster 44 over zijn gehele oppervlak dezelfde kleur heeft, zal de uitvinding 5 voor een dergelijke uitvoeringsvorm nader worden toegelicht.
Figuur 3 toont een elektrisch schema voor het aansturen van genoemde lampen. Daarbij duidt de toevoeging R of L op een aan de rechterzijde respectievelijk linkerzijde van het 10 voertuig gemonteerde lamp.
Het hart van de schakeling 100 wordt gevormd door een stuurunit 150. Een voedingsaansluiting 151 van de stuurunit 150 is verbonden met een voedingsbron, meer in het bijzonder de positieve aansluiting van een accu, en een massa-aansluitpunt 15 159 van de stuurunit 150 is verbonden met massa.
Een clignoteurschakeling 110 heeft een eerste aansluiting 111 die is verbonden met de voedingsbron 101, en heeft een uitgangsaansluiting 112 die is verbonden met een ingangs-aansluiting 121 van een richtingkeuzeschakelaar 120. De 20 richtingkeuzeschakelaar 120 heeft drie keuzestanden: een linksaf-keuzestand, waarin de ingang 121 is verbonden met een links-uitgangsaansluiting 122; een rechtsaf-keuzestand, waarin de ingang 121 is verbonden met een rechts-uitgangsaansluiting 123; en een neutrale stand, waarin de ingang 121 met geen van 25 de genoemde uitgangsaansluitingen is verbonden. De links- uitgangsaansluiting 122 van de richtingkeuzeschakelaar 120 is verbonden met een links-ingang 152 van de stuurunit 150, en de rechts-uitgangsaansluiting 123 van de richtingkeuzeschakelaar 120 is verbonden met een rechts-ingang 153 van de stuurunit.
30 Een door bijvoorbeeld een rempedaal bediende remlicht- schakelaar 130 heeft een ingangsaansluiting 131 die verbonden is met de voedingsbron 101, en een uitgangsaansluiting 132 die verbonden is met de genoemde twee remlampen 31 en 32, die uitsluitend een remindicatiesignaalfunctie hebben, en met een 35 remingang 154 van de stuurunit 150.
Een lichtschakelaar 140 heeft een ingangsaansluiting 141 die is verbonden met de voedingsbron 101, en een uitgangsaansluiting 142 die verbonden is met een lichtingang 155 van de stuurunit 150. De geïllustreerde uitvoeringsvorm van de 101 5388 13 schakeling 100 is bestemd voor voertuigen waarbij het omtreks-licht wordt bediend met een afzonderlijke lichtschakelaar 140. In gevallen waar de omtreksverlichting automatisch brandt zodra het contact van het betreffende voertuig is ingeschakeld, 5 kunnen de ingangen 151 en 154 één gecombineerde ingang zijn die via het ter wille van de eenvoud niet weergegeven contactslot zijn verbonden met de voedingsbron, en kan de lichtschakelaar 140 vervallen.
De stuurunit 150 heeft een eerste uitgangsaansluiting 156 10 die verbonden is met de linkerlampen 42L, 52L en 22L, en heeft voorts een tweede uitgangsaansluiting 157 die verbonden is met de rechterlampen 22R, 52R en 42R. De stuurunit 150 is ingericht om een spanningssignaal voor deze multifunctionele lampen te genereren in afhankelijkheid van de bij zijn ingangen 152, 153, 15 154 en 155 ontvangen spanningen. De gegenereerde uitgangs signalen bij de uitgangen 156 en 157 hebben een karakteristiek die gekozen wordt in afhankelijkheid van genoemde ingangs-spanningen, zodat een door genoemde multifunctionele lampen gegenereerd lichtsignaal drie verschillende signaalfuncties kan 20 hebben.
Indien de richtingkeuzeschakelaar 120 in zijn neutrale middenstand staat, de remlichtschakelaar 130 niet wordt bediend, en de lichtschakelaar 140 in de UIT-stand staat, leveren de uitgangen 156 en 157 geen uitgangsspanning en zijn 25 de genoemde multifunctionele lampen uit.
Indien de lichtschakelaar 140 in de AAN-stand wordt gezet, leveren de uitgangen 156 en 157 een blokvormig uitgangssignaal met een frequentie van liefst meer dan 40 Hertz en bij voorkeur ongeveer 50 Hertz, hoewel hogere frequenties ook goed zullen 30 voldoen. Het blokvormig uitgangssignaal heeft een LAAG-periode waarin de uitgangsspanning althans in hoofdzaak 0 volt bedraagt en een HOOG-uitgangsperiode waarin de uitgangsspanning althans in hoofdzaak gelijk is aan de volledige voedingsspanning, dat wil zeggen ongeveer 12 volt. De verhouding van de tijdsduur van 35 de HOOG-periode tot de tijdsduur van de LAAG-periode ligt bij voorkeur in het gebied van 40:60 tot 60:40, en bedraagt bij meer voorkeur ongeveer 50:50. Als gevolg van de ontvangen spanning met de genoemde karakteristiek zullen de lampen branden met een gemiddeld vermogen dat ongeveer de helft 1 01 538 8 14 bedraagt van hun nominale vermogen, waarbij het voor een waarnemer overkomt alsof de lampen continu licht genereren. Die impressie van continu licht vindt enerzijds een oorzaak in de traagheid van het menselijk oog, en anderzijds een oorzaak in 5 het feit dat de gloeidraad van de lampen, wanneer er tenminste gebruik wordt gemaakt van lampen met een gloeidraad, in de LAAG-periode nog steeds een relatief hoge temperatuur hebben, zodanig dat zij nog steeds gloeien en dus nog steeds licht genereren; de tijdsduur van de LAAG-periode is niet lang genoeg 10 voor de gloeidraden om volledig af te koelen.
Indien de remlichtschakelaar 130 wordt bediend, ontvangt de stuurunit 150 bij zijn remingang 154 een hoog spannings-^ niveau. In respons op dat hoge spanningsniveau genereert de stuurunit 150 bij zijn uitgangen 156 en 157 een blokvormige 15 uitgangsspanning met een lagere frequentie, bijvoorbeeld in de orde van ongeveer 5 Hertz, waarbij de verhouding van de tijdsduur van de HOOG-periode tot de tijdsduur van de LAAG-periode ongeveer 1:3 kan bedragen. Omdat de LAAG-periode en de HOOG-periode nu dermate lang zijn dat de gloeidraden van de 20 multifunctionele lampen aanzienlijke temperatuurwisselingen ondergaan, zal het door de multifunctionele lampen gegenereerde licht ook duidelijk in intensiteit fluctueren. De frequentie waarmee dat gebeurt is voldoende laag om waarneembaar te zijn voor het menselijk oog.
25 Een belangrijk aspect daarbij is, dat tijdens de LAAG- periode de gloeidraden van de multifunctionele lampen beduidend afkoelen, zodat het voor een waarnemer lijkt alsof zij vrijwel geen licht meer genereren. De lengte van de HOOG-periode is in het genoemde voorkeursvoorbeeld zodanig gekozen, dat de 30 bereikte lichtsterkte van de multifunctionele lampen correspondeert met ongeveer de helft van hun maximale lichtsterkte, dat wil zeggen de helft van de lichtsterkte die zij zouden bereiken wanneer zij continu zouden worden aangestuurd met een HOOG signaal. De bereikte lichtsterkte correspondeert dan dus met de 35 door deze lampen opgewekte lichtsterkte wanneer zij fungeren als omtreksverlichting. Hierdoor wordt het effect bereikt dat het remsignaal wordt waargenomen als AAN-flitsen indien de omtrekverlichting uit staat, maar dat het remsignaal wordt I 0.1 53 8 8 15 waargenomen als UIT-flitsen indien de omtrekverlichting aan staat.
Aldus is er een duidelijk waarneembaar verschil tussen het door de multifunctionele lampen gegenereerd remsignaal en de 5 door de multifunctionele lampen gegenereerde omtreks-verlichting,
In het hiernavolgende zal worden uitgelegd welke signalen gegenereerd worden als de richtingkeuzeschakelaar 120 in de linksaf-stand wordt geplaatst; het zal voor een deskundige 10 duidelijk zijn dat symmetrische verschijnselen zich voordoen wanneer de richtingkeuzeschakelaar 120 in de rechtsaf-stand wordt geplaatst. Wanneer de richtingkeuzeschakelaar 120 in de linksaf-stand wordt geplaatst, ontvangt de stuurunit 150 bij zijn links-ingang 152 een blokvormig ingangssignaal dat met een 15 voorafbepaalde frequentie en een voorafbepaalde HOOG/LAAG-verhouding varieert tussen volle voedingsspanning (12 of 24 volt) en in hoofdzaak 0 volt; bij zijn rechts-ingang 153 ontvangt de stuurunit 150 geen signaal. In dat geval zal het uitgangssignaal bij de tweede uitgang 157 louter worden 20 gegenereerd op basis van de bij de remingang 154 en de licht-ingang 155 ontvangen spanningsniveaus, dat wil zeggen dat de rechter multifunctionele lampen 22R, 52R en 42R hetzij uit zijn indien zowel de remschakelaar 130 als de lichtschakelaar 140 UIT staan, hetzij branden als omtreksverlichting doordat bij de 25 tweede uitgang 157 het blokvormige omtrekverlichting-spannings-signaal wordt gegenereerd indien de remlichtschakelaar 130 UIT staat terwijl de lichtschakelaar 140 AAN staat, en dan wel branden als remindicatielicht doordat bij de tweede uitgang 157 het blokvormige remindicatiespanningssignaal wordt gegenereerd 30 indien de remlichtschakelaar 130 wordt bediend, ongeacht de stand van de lichtschakelaar 140. Bij de eerste uitgang 156 wordt een blokvormig uitgangssignaal gegenereerd dat correspondeert met het bij de links-ingang 152 ontvangen signaal van de clignoteurschakeling 110. Dit signaal heeft in het algemeen 35 een frequentie van bijvoorbeeld ongeveer 1 Hertz en een HOOG/LAAG-verhouding van bijvoorbeeld ongeveer 50:50, en is aldus duidelijk verschillend van het remsignaal.
Aangezien de constructie van de stuurunit 150 geen onderwerp vormt van de onderhavige uitvinding, zal deze niet 1015388 16 gedetailleerder worden uitgelegd. Bij wijze van voorbeeld wordt verwezen naar de internationale octrooiaanvrage PCT/NLO0/00139, waarin voorbeelden van een dergelijke stuurunit zijn beschreven, die in staat is om de genoemde stuursignalen op te 5 wekken. De inhoud van die internationale octrooiaanvrage PCT/NL00/00139 wordt hier door verwijzing geacht geïncorporeerd te zijn.
Aldus verschaft de onderhavige uitvinding een voertuig 10 waarvan de configuratie van de verlichting zodanig is verbeterd, dat deze niet alleen eenvoudiger en goedkoper te vervaardigen is, maar ook duidelijker signalen geeft, in het bijzonder doordat verschillende lichtsignalen elkaar niet kunnen beïnvloeden door bijvoorbeeld overstralen. Het voertuig 15 is aan zijn achterzijde voorzien van minstens twee boven elkaar geplaatste monofunctionele, rood licht uitstralende remlichten, die uitsluitend oplichten indien het rempedaal wordt bediend. Het voertuig is voorts aan zijn achterzijde voorzien van multifunctionele lichten, die volgens een eerste karakteristiek 20 oplichten als het rempedaal wordt bediend (remsignaalfunctie), maar die ook kunnen oplichten, dan met een andere karakteristiek, indien het rempedaal niet wordt bediend. Het door deze multifunctionele lichten gegenereerde licht heeft een kleur die afwijkt van rood, bijvoorbeeld geel, oranje of amber. 25 Aldus is het gebruik van de kleur rood exclusief voorbehouden aan het remlichtsignaal.
De multifunctionele lichten worden aangedreven vanuit een stuurunit 150 die in staat is om spanningssignalen te genereren met drie duidelijk verschillende spanningskarakteristieken. De 30 multifunctionele lampen kunnen derhalve voor een menselijke waarnemer zacht en continu branden als omtreksverlichting, met een frequentie van ongeveer 5 Hertz trillend branden als rem-indicatiesignaal, of voluit knipperend branden als richting-indicatiesignaal. Doordat al deze signalen kunnen worden 35 gegenereerd onder gebruikmaking van slechts één enkele lamp, zodat geen fittingen en bekabeling nodig zijn voor meerdere lampen, kan worden bespaard op kosten, en kunnen de verlichtingsunits kleiner worden uitgevoerd. Doordat de omtreksverlichting van gemiddeld ongeveer 10 Watt wordt 1015388 17 gegenereerd door lampen van nominaal 21 Watt te voeden met een blokvormig spanningssignaal, zodat deze lampen onder normale omstandigheden niet voluit branden, wordt de levensduur van de voor omtreksverlichting gebruikte lampen aanzienlijk verlengd.
5 Aan de voorzijde is het door de onderhavige uitvinding voorgestelde voertuig beter waarneembaar door de aanwezigheid van twee additionele lichtpunten aan weerszijden van de kentekenplaat, welke lichtpunten naar voren toe geel, oranje of amberkleurig licht uitstralen, en naar binnen toe wit licht 10 uitstralen en aldus de kentekenplaat verlichten. Hierdoor wordt aan de voorzijde van het voertuig een streepvormige lichtvlek met een vrij groot oppervlak en een relatief geringe lichtintensiteit gegenereerd, die het beter mogelijk maakt om de afstand en de snelheid van het voertuig in te schatten dan de 15 felle koplampen. Als de additionele lichtpunten aan weerszijden van de kentekenplaat zijn aangesloten op de respectieve voorste richtingindicatielampen en aldus worden aangestuurd door een stuurunit 150, indien aanwezig, wordt ook een remlichtfunctie aan de voorzijde duidelijker zichtbaar, en wordt ook een 20 richtingindicatiesignaal aan de voorzijde duidelijker zichtbaar.
Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de omvang van de onderhavige uitvinding niet is beperkt tot de in het 25 voorgaande besproken voorbeelden, maar dat diverse wijzigingen en modificaties daarvan mogelijk zijn zonder af te wijken van de omvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.
Zo is de uitvinding in het voorgaande steeds uitgelegd 30 voor het geval van een auto, maar de uitvinding is evenzeer van toepassing bij elk ander type voertuig dat is voorzien van links/rechts gescheiden achterlichten, zoals bijvoorbeeld vrachtauto's, bestelauto's, etc.
1015388

Claims (14)

1. Additionele voorlamp (10), geschikt en bestemd voor montage aan de voorzijde (2) van een voertuig (1), omvattende: een behuizing (21) ; een in de behuizing (21) gemonteerde lamp (22), of althans een 5 fitting voor het opnemen van een lamp; een voorste lichtvenster (24) voor het doorlaten van licht (25) in een eerste richting; ten minste één zijlichtvenster (26) voor het doorlaten van licht (27) in een tweede richting in hoofdzaak loodrecht op de 10 eerste richting.
2. Additionele voorlamp volgens conclusie 1, waarbij de kleur van het zijlichtvenster (26) verschilt van de kleur van het voorste lichtvenster (24). 15
3. Additionele voorlamp volgens conclusie 2, waarbij de kleur van het voorste lichtvenster (24) amber, geel of oranje of dergelijke is, en waarbij de kleur van het zijlichtvenster (26) wit of kleurloos is. 20
4. Additionele voorlamp volgens een willekeurige der conclusies 1-3, voorzien van twee tegenover elkaar geplaatste zijlichtvensters (26, 28).
5. Voertuig (1), voorzien van twee aan de voorzijde (2), symmetrisch ten opzichte van een middenvlak (3) gemonteerde, additionele voorlampen (20) volgens een willekeurige der conclusies 1-4.
6. Voertuig volgens conclusie 5, voorzien van koplampen (10), waarbij de additionele voorlampen (20) zijn gemonteerd op in hoofdzaak gelijke hoogte als de koplampen (10).
7. Voertuig volgens conclusie 5 of 6, waarbij de additionele 35 voorlampen (10) zodanig zijn gemonteerd, dat licht (25) vanuit de voorste vensters (24) naar voren is gericht, en dat de 1 01 5388 respectieve ten minste ene zijlichtvensters (26) naar elkaar toe zijn gericht.
8. Voertuig volgens conclusie 5, voorzien van een aan de 5 voorzijde (2) gemonteerde kentekenplaat (4) of althans een montageplaats voor het monteren van een kentekenplaat, waarbij de additionele voorlampen (20) zijn gemonteerd naast de kentekenplaat (4) respectievelijk de kentekenmontageplaats.
9. Voertuig volgens conclusie 8, waarbij de additionele voorlampen (10) zodanig zijn gemonteerd, dat licht (25) vanuit de voorste vensters (24) naar voren is gericht, en dat licht (27) vanuit de respectieve ten minste ene zijlichtvensters (26) een gemonteerde kentekenplaat (4) belicht. 15
10. Voertuig volgens een willekeurige der conclusies 5-9, voorzien van voorste richtingindicatielampen (52); waarbij de links van het voertuigmiddenvlak (3) gemonteerde additionele voorlamp (10) is aangesloten parallel met de linker 20 richtingindicatielamp (52L), althans wordt aangestuurd met eenzelfde spanningssignaal; en waarbij de rechts van het voertuigmiddenvlak (3) gemonteerde additionele voorlamp (10) is aangesloten parallel met de rechter richtingindicatielamp (52R), althans wordt aangestuurd 25 met eenzelfde spanningssignaal.
11. Voertuig (1), bij voorkeur volgens een willekeurige der conclusies 1-10, omvattende een achterzijde (6) en een voertuigmiddenvlak (3); 30 omvattende ten minste twee, in hoofdzaak met het voertuigmiddenvlak (3) uitgelijnde, met onderlinge verticale afstand aan de achterzijde (6) gemonteerde, rood licht uitstralende, monofunctionele remlichtunits (31, 32), die uitsluitend worden aangestuurd met een remlichtsignaal. 35
12. Voertuig volgens conclusie 11, voorts omvattende twee aan de achterzijde (6) symmetrisch ten opzichte van het voertuigmiddenvlak (3) gemonteerde multifunctionele lichtunits (40), die ten behoeve van het vervullen van drie functies, namelijk 1015388 een omtrekverlichtingsfunctie, een remsignaalfunctie en een richtingindicatiefunctie, zijn ingericht voor het uitstralen van licht in slechts een enkele kleur, bij voorkeur een van rood verschillende kleur, met bijzondere voorkeur geel, oranje 5 of amber.
13. Voertuig volgens conclusie 12, waarbij de multifunctionele lichtunits (40) zijn voorzien van slechts een enkele lichtbron (42). 10
14. Voertuig volgens conclusie 12 of 13, omvattende: een omtreksverlichtingsschakelaar (140); een door een rem van het voertuig bediende remschakelaar (130); een clignoteurschakeling (110) met bijbehorende richtingkeuze-15 schakelaar (120); alsmede een stuurunit (150) waarvan respectieve ingangen (155; 154; 152, 153) zijn aangesloten op respectievelijk een uitgang (142) van de omtreksverlichtingsschakelaar (140), een uitgang (132) van de remschakelaar (130), en schakelcontacten (122, 20 123) van de richtingkeuzeschakelaar (120), en waarvan uitgangen (156, 157) respectievelijk zijn aangesloten op de linker en rechter multifunctionele lichtunits (40) en bij voorkeur ook op linker en rechter voorste richtingindicatielichten (50)/ welke stuurunit (150) is ingericht voor het genereren van 25 spanningssignalen met drie verschillende karakteristieken voor het vervullen van een richtingindicatiefunctie, een remsignaalfunctie en een omtreksverlichtingfunctie in afhankelijkheid van de bij zijn ingangen (155; 154; 152, 153) ontvangen spanningssignalen. 1015388
NL1015388A 2000-06-07 2000-06-07 Voertuigverlichtingconfiguratie. NL1015388C1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1015388A NL1015388C1 (nl) 2000-06-07 2000-06-07 Voertuigverlichtingconfiguratie.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1015388A NL1015388C1 (nl) 2000-06-07 2000-06-07 Voertuigverlichtingconfiguratie.
NL1015388 2000-06-07

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1015388C1 true NL1015388C1 (nl) 2001-12-10

Family

ID=19771504

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1015388A NL1015388C1 (nl) 2000-06-07 2000-06-07 Voertuigverlichtingconfiguratie.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1015388C1 (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7019463B2 (en) Daytime running light module and system
US5497304A (en) Side warning lights
JP4291885B2 (ja) 動力車の照明装置用切換え装置
CN110997407B (zh) 自动驾驶车辆
US5130903A (en) Arrangement in vehicle headlamps
US5119067A (en) Rear vehicle courtesy bright light dimming signal system
US7295104B2 (en) Lighting apparatus
JP2009012553A (ja) 車両用灯具
NL1015388C1 (nl) Voertuigverlichtingconfiguratie.
US5113175A (en) Rear motor vehicle alerting bright light dimming signal and control system
EP0805763B1 (en) A method and arrangement for controlling the headlights of automotive vehicles
US10894512B2 (en) Side-facing side view mirror brake lights
KR0171705B1 (ko) 자동차의 지시등 단선경고장치
KR0132132Y1 (ko) 자동차의 안개등 및 브레이크등을 이용한 비상등 구동장치
NL1009539C1 (nl) Servo-bediend verlichtingsysteem voor auto's.
KR0143664B1 (ko) 자동차의 차고등이 부착된 룸미러 장치
CA2060071C (en) Rear motor vehicle alerting bright light dimming signal and control system
JP2024041670A (ja) 車両用照明装置
KR200141308Y1 (ko) 브레이크 램프 조도 자동조절 장치
JPH05112176A (ja) ハイマウンテツドストツプランプの点灯方式
JPH11105623A (ja) 自動車用ストップランプ制御装置
KR20000034555A (ko) 자동차의 다색 방출 램프
GB2291290A (en) Vehicle brake warning light systems
KR19980074142A (ko) 차량의 등화장치 조절장치
KR19990034915A (ko) 차량의 전조등 자동 제어 회로

Legal Events

Date Code Title Description
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20050101