NL1015031C2 - Voertuig omvattende een laad- en losinrichting. - Google Patents

Description

• V

Korte aanduiding: Voertuig omvattende een laad- en losinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een voertuig omvattende een laad- en losinrichting, die is voorzien van een met behulp 5 van aandrijfmiddelen verplaatsbare laadvloer, waarbij de laadvloer een om ondersteuningsrollen heen geslagen eindeloze band en een met de flexibele band verbonden, zich nagenoeg dwars op de band uitstrekkend kopschot omvat, welke band met behulp van aandrijfmiddelen heen en weer verplaatsbaar is, waarbij de aandrijfmiddelen zijn voorzien van een 10 evenwijdig aan de lengterichting van de band uitstrekkende, met een wand van het voertuig verbonden tandheugel en een in de tandheugel aangrijpend rondsel dat met behulp van een aan het kopschot bevestigde motor roteerbaar is.

Bij een dergelijk, uit het Nederlandse octrooi 15 NL-C-1004671 bekend voertuig wordt door het in kloksgewijze of anti- kloksgewijze richting aandrijven en roteren van het rondsel, het kopschot in twee tegengestelde richtingen verplaatst. Bij het verplaatsen van het kopschot wordt tevens de met het kopschot verbonden eindloze band verplaatst. Een voordeel van het aandrijven van het kopschot door middel 20 van de rondsel-tandheugelaandrijving is dat op eenvoudige wijze, uit onder meer het aantal omwentelingen van het rondsel, de positie van het kopschot ten opzichte van het voertuig kan worden bepaald.

Het voordeel van een dergelijke, verplaatsbare laadvloer is dat bij het laden en lossen van het voertuig de lading op eenvoudige 25 wijze in en uit het voertuig kan worden gebracht.

Bij het uit het Nederlandse octrooi -NL-C-1004671 bekende voertuig is de tandheugel boven de laadvloer vormende band gelegen waarbij de tanden van de tandheugel in neerwaartse richting zijn gericht en het rondsel vanaf een daaronder gelegen positie in aangrijping is met deze 30 tanden.

Een dergelijke opstelling heeft als nadeel dat bij het op de laadvloer plaatsen van de lading zoals bijvoorbeeld dozen, deze dozen zich gedeeltelijk onder de tandheugel kunnen uitstrekken ten gevolge waarvan een dergelijke doos het afwikkelen van het rondsel over de 35 tandheugel verhindert. Bovendien strekt de tandheugel zich over een zekere afstand vanaf de zijwand uit tot in de laadruimte hetgeen ten koste gaat 1015031 2 van de voor belading beschikbare breedte tussen de twee zijwanden.

Bovendien bestaat door de uitstekende tandheugel het risico dat bij de belading de lading en/of de tandheugel beschadigd raken.

De uitvinding beoogt een voertuig te verschaffen waarbij 5 de hierboven aangegeven nadelen worden vermeden.

Dit doel wordt bij het voertuig volgens de uitvinding bereikt doordat de tandheugel onder de laadvloer is gelegen, waarbij het rondsel langs een zijrand van de eindloze band in aangrijping is met de tandheugel.

10 Door de tandheugel zich onder de laadvloer vormende band te laten uitstrekken, is de tandheugel niet meer in de voor belading beschikbare ruimte gelegen waardoor de gehele tussen de zijwanden uitstrekkende breedte beschikbaar is voor belading.

Een uitvoeringsvorm van het voertuig volgens de 15 uitvinding wordt gekenmerkt doordat aan weerszijden van de eindloze band een tandheugel en een daarin aangrijpend rondsel zijn gelegen.

Doordat aan beide langszijden van de eindloze band een tandheugel is gelegen, worden de bij het verplaatsen van het kopschot optredende krachten gelijkmatig over beide zijwanden van het voertuig 20 verdeeld.

Een andere uitvoeringsvorm van het voertuig volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de band met uiteinden aan weerszijden van het kopschot is bevestigd.

Hierdoor wordt op eenvoudige wijze een verbinding tussen 25 de band en het kopschot verkregen, waarbij tegelijkertijd de eindloze band wordt gevormd.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een perspectivisch achteraanzicht van het in 30 fig. 1 weergegeven voertuig volgens de uitvinding toont, fig. 2 een uitvergroot achteraanzicht van een laad-en losinrichting van het in fig. 1 weergegeven voertuig toont, fig. 3 een gedetailleerd zijaanzicht van de in fig. 2 weergegeven laad- en losinrichting toont.

35 In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien van eenzelfde verwijzingscijfer.

1015031 ' > 3

Fig. 1-3 tonen een voertuig 1 volgens de uitvinding dat een door wanden begrensde laadruimte 2 omvat. De laadruimte 2 is voorzien van een in een zijwand 3 gelegen deur 4 en een in een achterwand 5 voorziene roldeur 6 (fig. 3).

5 De bodem 7 van de laadruimte 2 is voorzien van een om ondersteuningsrollen 8 heen geslagen band 9 die met uiteinden 10, 11 aan weerszijden van een zich dwars op de band 9 uitstrekkend kopschot 12 is verbonden.

De ondersteuningsrollen 8, de eindloze band 9 en het 10 kopschot 12 vormen een laad- en losinrichting 13.

De laad- en losinrichting 13 omvat verder een aan het kopschot 12 bevestigde motor 14 en via overbrengingen 15 aan weerszijden met de motor 14 gekoppelde rondsels 16. Elk rondsel 16 is in aangrijping met een aan de zijwand 3 van de laadruimte 2 bevestigde tandheugel 17. 15 De aan weerszijden van de band 9 gelegen tandheugels 17 zijn voorzien van tanden 18 die zich naar boven toe uitstrekken. Het rondsel 16 grijpt vanaf de bovenzijde langs de zijrand van de band 9 aan in de tandheugel 17. Tussen de beide tandheugels 17 wordt de band 9 ondersteund door een glijplaat 19 die zich over de gehele lengte van het voertuig 1 uitstrekt. 20 De glijplaat 19 wordt aan een onderzijde ondersteund door langsliggers 20 en dwarsliggers 21 van het voertuig.

De laad- en losinrichting 13 kan direct op de bodem 7 van het wagenchassis van het voertuig worden aangebracht. Om de onder de glijplaat 19 gelegen band 9 tegen spatwater te beschermen is tussen de 25 bodem 6 en de band 9 een mat 22 van bijvoorbeeld polyester gelegen.

Door het aandrijven van de rondsels 16 met behulp van de motor 14 wordt het kopschot 12 en de daarmee verbonden band 9 in of tegengesteld aan een door pijl P aangegeven richting verplaatst. Bij het begin van het laden bevindt het kopschot 12 zich nabij de achterwand 5. 30 Vervolgens wordt op de band 9 de te vervoeren lading geplaatst waarbij het kopschot 12 tezamen met de band 9 geleidelijk in een aan pijl P tegengestelde richting naar de voorzijde van het voertuig 1 wordt verplaatst. Bij het lossen van de lading wordt het kopschot 12 tezamen met de band 9 in een door pijl P aangegeven richting verplaatst waardoor 35 de lading eenvoudig vanuit de achterzijde uit de laadruimte 2 kan worden verwijderd. De positie van het kopschot 12 ten opzichte van de laadruimte 2 1015031 « t 4 is op elk gewenst moment te bepalen uit onder meer het aantal omwentelingen dat door het rondsel is uitgevoerd.

Fig. 3 toont een gedetailleerd zijaanzicht van de laad-en losinrichting 13. De om de ondersteuningsrollen 8 heen geslagen band 9 5 is met elk uiteinde 10, 11 tussen twee metalen platen (niet weergegeven) geklemd. Door de evenwijdig gelegen sets platen zijn een aantal bouten bevestigd met behulp waarvan de sets platen naar elkaar toe kunnen worden verplaatst voor het opspannen van de eindloze band 9. Het kopschot 12 kan bijvoorbeeld zijn vervaardigd uit betongaas.

10 Het is mogelijk om het kopschot 12 bij het laden slechts tot een tussen de rollen 8 liggende tussenstand te verplaatsen. In deze tussenstand is het mogelijk om ook via de in de zijwanden 3 gelegen deur 4 lading zoals bijvoorbeeld dozen op de band 9 te plaatsen. Bij gebruik van het voertuig 1 kunnen bijvoorbeeld af te leveren goederen zoals 15 bijvoorbeeld pakjes of dozen via de achterwand 5 uit de laadruimte 2 worden gehaald terwijl op te halen goederen zoals pakjes en dozen via de deur 4 aan de andere zijde van het kopschot 12 op de band 9 kunnen worden geplaatst.

Het voertuig 1 is verder voorzien van een aantal 20 sensoren 23, 24, 25 welke respectievelijk nabij de achterwand 5, de van de achterwand 5 afgekeerde voorzijde en nabij de bovenzijde zijn gelegen. Met behulp van de sensor 23 wordt de motor 14 stilgezet op het moment dat zich voor de sensor 23 voorwerpen bevinden zoals bijvoorbeeld de op de band 9 geplaatste lading of de behuizing 26 van de motor 14 en de 25 overbrenging 15. Met behulp van de sensor 24 wordt de motor 14 stilgezet op het moment dat met behulp van deze sensor 24 op de band 9 aanwezige lading of het kopschot 12 wordt gedetecteerd. Met behulp van de sensoren 23, 24 wordt derhalve gewaarborgd dat het kopschot 12 zich enkel tussen de rollen 8 heen en weer kan verplaatsen. Bovendien wordt op deze wijze 30 voorkomen dat op de band 9 geplaatste lading aan de achterzijde ongewenst van de band 9 afvalt of aan de voorzijde ongewenst tussen het kopschot 12 en de voorwand wordt geplet.

Met behulp van de hoogtesensor 25 wordt gewaarborgd dat de op de band 9 geplaatste lading zich slechts tot vooraf gewenste 35 hoogte uitstrekt.

1015031

Claims (4)

1. Voertuig omvattende een laad- en losinrichting, die is voorzien van een met behulp van aandrijfmiddelen verplaatsbare 5 laadvloer, waarbij de laadvloer een om ondersteuningsrollen heen geslagen eindeloze band en een met de flexibele band verbonden, zich nagenoeg dwars op de band uitstrekkend kopschot omvat, welke band met behulp van aandri jfmiddelen heen en weer verplaatsbaar is, waarbij de aandri jfmiddelen zijn voorzien van een evenwijdig aan de lengterichting van de band 10 uitstrekkende, met een wand van het voertuig verbonden tandheugel en een in de tandheugel aangrijpend rondsel dat met behulp van een aan het kopschot bevestigde motor roteerbaar is, met het kenmerk, dat de tandheugel onder de laadvloer is gelegen, waarbij het rondsel langs een zijrand van de eindloze band in aangrijping is met de tandheugel.

2. Voertuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat aan weerszijden van de eindloze band een tandheugel en een daarin aangrijpend rondsel zijn gelegen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de band met uiteinden aan weerszijden van het kopschot is bevestigd. 20

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de laad- en losinrichting een tussenstandbegrenzer omvat, waarbij in de tussenstand in bedrijf aan weerszijden van het kopschot lading op de laadvloer positioneerbaar is. 1015031