NL1013769C2

NL1013769C2 - Inrichting voor het verdelen van vloeistof over een aantal gebruikers alsmede drankenautomaat voorzien van een dergelijke inrichting.

Info

Publication number: NL1013769C2
Application number: NL1013769A
Authority: NL
Inventors: Romanus Eduard Verhoeven
Original assignee: Bravilor Holding Bv
Priority date: 1999-12-06
Filing date: 1999-12-06
Publication date: 2001-06-07
Also published as: DE60003236T2; DE60003236D1; AR026744A1; BR0016174A; EP1245013A1; ES2195952T3; US20030098088A1; US6640847B2; MXPA02004602A; AU2558301A; KR20020079747A; JP2003515511A; AU760653B2; WO2001041094A1; ATE242524T1; EP1245013B1; CN1143248C; DK1245013T3; CN1390338A

Description

Inrichting voor het verdelen van vloeistof over een aantal gebruikers alsmede drankenautomaat voorzien van een dergelijke inrichting.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verdelen 5 van vloeistof, over een aantal gebruikers, in het bijzonder in een drankenautomaat, omvattende: een met het aantal gebruikers overeenkomend aantal naast elkaar geplaatste opvangbakken; een vloeistoftoevoerleiding met een boven de opvangbakken uitkomende 10 uitstroommonding; manipulatiemiddelen voor het positioneren van de uitstroomonding boven een bepaalde te bevoorraden opvangbak door manipulatie van de relatieve positie van de uitstroommonding enerzijds en de opvangbakken anderzijds.

Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld bekend uit EP-A-0 151 500. Bij deze 15 inrichting is sprake van vier door schotten gescheiden opvangbakken met daarboven geplaatst een flexibele vloeistoftoevoerleiding. Deze flexibele vloeistoftoevoerleiding is door middel van een manipulatiesysteem flexibel meegevend te verzwenken of beter te verbuigen, zodanig dat de uitstroommonding daarvan zich naar keuze boven één van de opvangbakken bevindt. De aansturing van de positioneermiddelen gebeurt vanuit 20 een besturingssysteem.

Nadeel van dergelijke verdeelsystemen is, dat bij het erinstromen van water, zoals heet water, er water opspat en in het bijzonder bij heet water is nog een bijkomend nadeel, dat er stoom of waterdamp vrijkomt. Dit opspattende water en de waterdamp kunnen dan in het apparaat waarin de inrichting is ingebouwd op plaatsen 25 terechtkomen waar zij schade aanrichten of althans tot schade kunnen leiden en/of de werking van het apparaat kunnen beïnvloeden, in het bijzonder verstoren. EP-A-0 151 500 lijkt dit probleem te willen overkomen door de flexibele watertoevoerslang, het manipulatiemechanisme en de opvangbakken gezamenlijk onder te brengen in een grote, van boven open verdeelkamer, zie nummer 15 uit fïg. 2 van EP-A-0 151 500. 30 Een dergelijke grote verdeelkamer neemt in de eerste plaats veel ruimte in en bemoeilijkt daardoor een compacte bouw van het apparaat waarin de verdeelinrichting ingebouwd dient te worden en overkomt bovendien niet het probleem dat zich voordoet

si?. .ή ;·ν /-*V

^ ‘e td i. C^··’ 2 bij in het bijzonder heet water, namelijk het probleem van het vrijkomen van waterdamp.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel het verschaffen van een verbeterde inrichting voor het verdelen van vloeistof over een aantal gebruikers, in het bijzonder 5 voor toepassing in een drankenautomaat, welke voomoemde problemen overkomt.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat bij het uitstroomeind van de vloeistoftoevoerleiding een zich zijdelings ten opzichte van de toevoerleiding uitstrekkende afdekking is voorzien, die zich tenminste tot aan de telkens aan de te bevoorraden opvangbak grenzende opvangbekken uitstrekt. Een dergelijke afdekking 10 neemt relatief weinig ruimte in, hetgeen met het oog op een compacte bouwwijze van groot voordeel is, en houdt in het bijzonder vanuit het te bevoorraden opvangbakje opspattend water tegen.

Vanuit het te bevoorraden bakje opspattend water, wordt volgens de uitvinding nog beter tegengehouden indien de afdekking zich ten minste uitstrekt tot 15 boven de aangrenzende opvangbekken, bij voorkeur deze aangrenzende opvangbakken overlapt en eventueel zelfs nog verder doorloopt. Aldus wordt ook gedeeltelijk het ontsnappen van waterdamp tegengegaan. De damp slaat namelijk aan tegen de afdekking en kan dan vanaf de afdekking in aangrenzende opvangbakken druppelen.

Het tegenhouden van opspattend water en in het bijzonder het tegenhouden van 20 vrijkomende waterdamp wordt volgens de uitvinding nog verder verbeterd indien de afdekking zich uitstrekt over alle opvangbakken. Een volledig tegenhouden van opspattend water en vrijkomende damp wordt volgens een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding bereikt indien de ruimte boven de opvangbakken in wezen door de afdekking is afgesloten.

25 Volgens een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de opvangbakken gevormd of opgenomen in een plaat en verloopt de afdekking evenwijdig aan en langs die plaat, waarbij plaat en afdekking ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn indien althans de afdekking vast verbonden is met de vloeistoftoevoerleiding. Een dergelijke uitvoeringsvorm maakt in het bijzonder een goede afsluiting tussen het inwendige van 30 de opvangbakken en de buitenwereld, zoals het apparaat waarin de inrichting voor het verdelen van vloeistof is ingebouwd, mogelijk en geeft bovendien goede mogelijkheden om middels de manipulatiemiddelen de relatieve positie van de uitstroommonding enerzijds en de opvangbakken anderzijds te kunnen manipuleren.

!1 0 13 7 69 3

Bij in een plaat gevormde of opgenomen opvangbakken is het volgens de uitvinding in het bijzonder van voordeel indien tenminste twee aangrenzende opvangbakken van het aantal opvangbakken, bij voorkeur alle opvangbakken, verdiept ten opzichte van het bovenvlak van de plaat liggen. Aldus wordt het mogelijk dat 5 ingeval van verstopping of blokkering van de afvoer van de te bevoorraden opvangbak de inhoud van de te bevoorraden opvangbak kan overlopen naar een aangrenzende opvangbak om aldus via die aangrenzende opvangbak te kunnen weglopen. Ook verschaft dit de mogelijkheid om bij grote dampontwikkeling de damp via aangrenzende opvangbakken te laten weglopen. Een verder voordeel van het verdiept 10 ten opzichte van het bovenvlak van de plaat liggen van de opvangbakken is, dat het aldus mogelijk is om tijdens het doseren van water van de ene opvangbak naar de andere opvangbak over te schakelen oftewel de uitstroommonding boven een andere opvangbak te laten uitmonden en aldus bijvoorbeeld bij toepassing in een drankenautomaat een mix van twee dranken te maken.

15 Alhoewel het ondervlak van de afdekking en het bovenvlak van de plaat bij een dergelijke uitvoeringsvorm beide plat kunnen zijn en dan voor relatieve beweging langs elkaar kunnen verschuiven, verdient het met het oog op de compactheid van de constructie als geheel de voorkeur wanneer het bovenvlak van de plaat en het ondervlak van de afdekking cirkelboogvormig of bolvormig gekromd zijn met een 20 overeenkomstige krommingsstraal, waarbij bij voorkeur het bovenvlak van de plaat hol gekromd is en het ondervlak van de afdekking bol gekromd is. Voor het onderling ten opzichte van elkaar kunnen bewegen van dergelijke cirkelboogvormig of bolvormig gekromde vlakken is minder ruimte nodig dan ingeval van platte vlakken. Een bijkomend voordeel is verder dat voor die relatieve onderlinge beweging gebruik kan 25 worden gemaakt van manipulatiemiddelen die op zich relatief weinig ruimte nodig hebben. Er kan gebruik gemaakt worden van een pendel die middels een motor en daaraan bevestigd excentriek heen en weer is te bewegen. Een plaat met een hol gekromd bovenvlak heeft bovendien als voordeel dat dit hol gekromde bovenvlak als een soort schaal kan dienen via welk water terug is te voeren naar de opvangbakken.

30 Met het oog op enerzijds een goede afloop vanuit de opvangbakken en anderzijds het tegengaan van opspatting, is het volgens de uitvinding van voordeel wanneer de opvangbakken trechtervormig zijn uitgevoerd.

4

Alhoewel volgens de uitvinding de manipulatiemiddelen ten behoeve van het relatief bewegen van de uitstroommonding enerzijds en de opvangbekken anderzijds voor beweging kunnen aangrijpen op de uitstroommonding en/of de opvangbakken, verdient het volgens de uitvinding de voorkeur wanneer de manipulatiemiddelen 5 daartoe werkzaam met de opvangbakken zijn verbonden en wanneer de opvangbakken van flexibele afvoerslangen zijn voorzien, die beweging van de opvangbakken ten opzichte van de rest van het apparaat waarin de inrichting voor het verdelen van vloeistof is ingebouwd, mogelijk maken.

Doordat men te allen tijde weet wat de relatieve positie van de uitstroommonding 10 ten opzichte van de opvangbakken is, verdient het volgens de uitvinding de voorkeur wanneer de inrichting volgens de uitvinding omvat positiedetectiemiddelen voor het detecteren van de relatieve onderlinge positie van de uitstroommonding en de opvangbakken, wanneer de posititiedetectiemiddelen werkzaam zijn verbonden met besturingsmiddelen, die zijn ingericht om de manipulatiemiddelen aan te sturen in 15 afhankelijkheid van door de positiedetectiemiddelen afgegeven signaal en van een via bedieningsmiddelen ingevoerd signaal.

De uitvinding heeft verder betrekking op een drankenautomaat voorzien van een inrichting voor het verdelen van vloeistof volgens de uitvinding. Volgens een voordelige uitvoeringsvorm is hierbij het inlaateind van de vloeistoftoevoerleiding-20 verbonden met een heetwaterbron.

De onderhavige uitvinding zal in het navolgende aan de hand van een zeer schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nader worden toegelicht.

De tekening geeft zeer schematisch weer een drankenautomaat voorzien van een inrichting voor het verdelen van vloeistof over een aantal gebruikers.

25 De inrichting voor het verdelen van de vloeistof over een aantal gebruikers is hier aangeduid met het afzonderlijk begrensde blok 1. Alhoewel de onderhavige uitvinding geenszins beperkt is tot drie gebruikers, maar even goed meer gebruikers tot aan zelfs tien gebruikers of meer, kan betreffen, zijn in de tekening slechts drie gebruikers A,B en C aangeduid.

30 De drankenautomaat omvat een van een volume afmeetsysteem voorziene 'inrichting voor het leveren van heet water' 2, zoals beschreven is in en bekend is uit EP-A-0 811 345 overeenkomend met NL-A-1003276, beide van aanvraagster. Zowel het afmeetsysteem als de inrichting voor het leveren van heet water zijn in voomoemde 1 v. J . \ ^ i 'ij, ï W £ ^ ' 5 publicaties beschreven. Binnen het kader van de onderhavige uitvinding moge het echter duidelijk zijn of nog worden dat de van een volumeafmeetsysteem voorziene inrichting voor het leveren van heet water 2, voor wat betreft de onderhavige uitvinding niet noodzakelijk is en door soortgelijke of andere inrichtingen vervangen kan worden.

5 Middels een hevel 3 wordt heet of althans warm water vanuit inrichting 2 afgevoerd naar de inrichting voor het verdelen van vloeistof over een aantal gebruikers, kortweg 'verdeelinrichting' genaamd, volgens de uitvinding. De hevel 3 vormt tevens de toevoerleiding van die verdeelinrichting 1.

De weergegeven verdeelinrichting 1, die verderop gedetailleerd zal worden 10 besproken, is ingericht voor het verdelen van vloeistof over of tussen die gebruikers. Vanuit de verdeelinrichting 1 gaan drie afvoerleidingen 4, 5 en 6 naar de respectieve gebruikers A, B en C. AfVoerleiding 4 komt direct uit in een gebruiker A in de vorm van een beker. Via afvoerleiding 4 is aldus heet water naar een beker toe te voeren. De persoon die gebruik maakt van dit drankenautomaat is aldus in staat om thee te maken 15 door in deze beker A een zakje naar keuze te doen of eventueel een andere drank, zoals soep, naar keuze te maken door daartoe een geschikt oplosmiddel in beker A te doen. Afvoerleiding 12 leidt naar een menginrichting 7 voor instantkoffie, bijvoorbeeld gewone koffie. Deze menginrichting 7 zal de koffie dan aan gebruiker B, weergegeven in de vorm van wederom een beker, kunnen afgeven. Afvoerleiding 6 voert naar een 20 andere menginrichting voor instantkoffie, bijvoorbeeld espressokoffie. Deze verdere menginrichting is aangeduid met 8 en levert dan de koffie af aan gebruiker C, wederom weergegeven in de vorm van een beker.

Het drankenautomaat wordt bestuurd middels een elektronische besturing 9, die op zijn beurt vanaf een bedieningspaneel 10 aangestuurd kan worden.

25 De besturingsinrichting 9 is via een signaalleiding 11 voor aansturing verbonden met de mixereenheid van de menginrichting 8 en via signaalleiding 12 voor aansturing met de afmeet/voorraadhoudereenheid van de menginrichting 8 verbonden. Op overeenkomstige wijze is de besturing 9 middels een signaalleiding 13 verbonden met de mixereenheid van menginrichting 7 en via signaalleiding 14 met de 30 afmeet/voorraadhoudereenheid van de menginrichting 7. De door de besturingsinrichting 9 aangestuurde afmeet/voorraadhoudereenheid van menginrichting 7 en 8 levert porties vooraf ingestelde hoeveelheden ingrediënt aan de bijbehorende mixereenheid van menginrichting 7 respectievelijk 8. Bij het uitvoeringsvoorbeeld

1 Ü l O

6 bestaat elke mixereenheid van de menginrichting 7 respectievelijk 8 uit een kamer waarin een snel draaiende van ribben voorziene schijf het water en ingrediënt zodanig in beroering brengt, dat een goede vermenging ontstaat en het ingrediënt snel oplost. Via signaalleiding 15 is de besturing werkzaam verbonden met de van een 5 afmeetsysteem voorziene inrichting 1 voor het leveren van heet water.

Via signaalleiding 17 is de besturing met het bedieningspaneel 10 verbonden. Via signaalleiding 16 is de besturing 9 in elk geval sturend veelal ook signalen terugkoppelend verbonden met de nog nader te bespreken manipuliatieinrichting 29 voor het positioneren van de relatieve positie van de uitstroommonding van hevel 3 ten 10 opzichte van de opvangbekken 21,22,23 van de verdeelinrichting 1 en via signaalleiding 18 kan de besturing 9 een terugmelding van die relatieve positie ontvangen.

De verdeelinrichting 1 volgens de uitvinding omvat drie trechtervormige opvangbakken 21, 22 en 23, die vanwege hun in de praktijk kleine afmetingen wellicht 15 beter als opvangbakjes aangeduid kunnen worden. Op opvangbak 21 sluit afvoerleiding 6 aan, op opvangbak 22 afvoerleiding 4 en op opvangbak 23 afvoerleiding 5. De opvangbakken 21, 22 en 23 zijn op een rij liggend aangebracht in een cilindrisch gekromde plaat 24. De verdeelinrichting 1 omvat verder een vloeistoftoevoerleiding 3 met een uitstroommonding 26. De uitstroommonding 26 steekt door een afdekking 27-20 in de vorm van een plaat. Het afvoerdeel 25 van de toevoerleiding 3 zal bij voorkeur afdichtend aansluiten op afdekplaat 27 en kan eventueel afdekplaat 27 ook dragen.

Zoals te zien, is afdekplaat 27 cirkelvormig of cilindrisch gekromd en wel zodanig dat het werkzame ondervlak daarvan naar beneden toe bol gekromd is. De plaat 24 waarin de opvangtrechters 21, 23 zijn aangebracht, is overeenkomstig 25 cilindrisch of cirkelvormig gekromd, in dit geval met het werkzame bovenvlak daarvan hol gekromd. Het afvoerdeel 25 van de vloeistoftoevoerleiding 3 en de afdekplaat 27 zijn onbeweeglijk opgesteld en de plaat 24 met opvangtrechters 21-23 kan hier langs volgens een cirkelboog bewegen. De op de opvangtrechter aansluiteindeleidingen 4, 5 en 6 zijn daartoe flexibel uitgevoerd. Plaat 24 die de opvangtrechters 21-23 draagt, is 30 ten behoeve van de beweegbaarheid daarvan langs een cirkelboog middels een pendelconstructie 29 roteerbaar rond as 28 opgesteld. Pendelconstructie 29 omvat een arm met een excentriek 30, waarop een door de besturing 9 aangestuurde motor 31 kan inwerken teneinde plaat 24 met opvangtrechters 21-23 langs een cirkelboog te kunnen 1 Π i Q 7 ! ·, 'ï S V- < v v-r/ 7 laten bewegen. Teneinde de relatieve positie van de opvangtrechters 21-23 ten opzichte van de uitstroommonding 26 ten alle tijde te kunnen bepalen, is een sensor 32 voorzien die de positie van plaat 24 en/of van de opvangtrechters 21-23 kan bepalen en via leiding 18 dan een signaal aan de sturing 9 kan doorgeven.

5 In de tekening is verder te zien dat de opvangtrechters 21-23 ten opzichte van de plaat 24 verdiept liggen. Aldus wordt tussen de bovenzijde 33 van de opvangtrechters 21-23 en de afdekplaat 27 een tussenruimte vrijgelaten, die enerzijds passage van de iets onder afdekplaat 27 uitstekende uitstroommonding 26 toelaat en anderzijds het naar aangrenzende opvangtrechters ontwijken van vloeistof of damp 10 toelaat.

Het moge duidelijk zijn dat binnen het kader van de onderhavige uitvinding vele wijzigingen op het aan de hand van de tekening zojuist geschetste uitvoeringsvoorbeeld mogelijk zijn. Het is bijvoorbeeld denkbaar de plaat 24 met opvangtrechters 21-23 te fixeren en het einddeel 25 van de vloeistoftoevoerleiding 3 15 flexibel te maken, bijvoorbeeld schamierbaar rond punt 28. Ook is het binnen het kader van de uitvinding mogelijk om de gekromde plaat 24 en gekromde afdekking 27 plat uit te voeren. Voorts is het denkbaar plaat 24 en afdekking 27 bol vormig gekromd uit te voeren, zodat het met een pendelconstructie ook mogelijk wordt om plaat 24 en 27 in bijvoorbeeld een richting loodrecht op het vlak van tekening te manipuleren en aldus-20 binnen een beperkte ruimte een groter aantal volgens een tweedimensionaal patroon aangebrachte opvangtrechters te bereiken, in plaats van, zoals weergegeven volgens een ééndimensionaal patroon op lijn aangebrachte rij opvangtrechters. Ook in dit verband zij weer opgemerkt, dat de kromming van plaat 24 en afdekking 27 hierbij geenszins noodzakelijk is en dat plaat 24 en afdekking 27 ook plat kunnen zijn 25 uitgevoerd bij een driedimensionaal patroon van opvangtrechters. Ook zij erop gewezen dat ten behoeve van het manipuleren van de relatieve positie van de uitstroommonding 26 enerzijds en de opvangtrechters 21-23 anderzijds ook andere middelen dan een pendelconstructie, gebruikt kunnen worden.

λ i

ij ! w 1 w··· 'J

20 ******

Claims

1. Inrichting voor het verdelen van vloeistof over een aantal gebruikers, in het bijzonder voor toepassing in een drankenautomaat, omvattende: een met het aantal gebruikers overeenkomend aantal naast elkaar geplaatste opvangbekken; een vloeistoftoevoerleiding met een boven de opvangbakken uitkomende 10 uitstroommonding; manipulatiemiddelen voor het positioneren van de uitstroomonding boven een bepaalde te bevoorraden opvangbak door manipulatie van de relatieve positie van de uitstroommonding enerzijds en de opvangbakken anderzijds, met het kenmerk, 15 dat bij het uitstroomeind van de vloeistoftoevoerleiding een zich zijdelings ten opzichte van de vloeistoftoevoerleiding uitstrekkende afdekking is voorzien, die zich tenminste tot aan de telkens aan de te bevoorraden opvangbak grenzende opvangbakken uitstrekt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afdekking zich tenminste uitstrekt tot boven die aangrenzende opvangbakken, bij voorkeur deze 20 aangrenzende opvangbakken geheel overlapt.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de afdekking zich uitstrekt over alle opvangbakken en bij voorkeur de ruimte boven de opvangbakken in wezen sluit.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de 25 opvangbakken zijn gevormd of opgenomen in een plaat en dat de afdekking evenwijdig aan en langs die plaat verloopt.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat tenminste twee aangrenzende opvangbakken van dat aantal opvangbakken, bij voorkeur alle opvangbakken, verdiept ten opzichte van het bovenvalk van de plaat liggen.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dal het bovenvlak van de plaat en het ondervlak van de afdekking cirkelboogvormig of bolvormig gekromd zijn met een overeenkomstige krommingsstraal, en waarbij bij voorkeur het bovenvlak van de plaat hol gekromd is en het ondervlak van de afdekking bol gekromd is. 1. i - I U 1 V’ - *-· -

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de opvangbakken trechtervormig zijn.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 5 manipulatiemiddelen werkzaam met de opvangbakken zijn verbonden en dat de opvangbakken van flexibele afvoerslangen zijn voorzien.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat deze omvat positiedetectiemiddelen voor het detecteren van de relatieve onderlinge positie van de uitstroommonding en de opvangbakken, dat de positiedetectiemiddelen 10 werkzaam zijn verbonden met besturingsmiddelen, die zijn ingericht om de manipulatiemiddelen aan te sturen in afhankelijkheid van het door de positiedetectiemiddelen afgegeven signaal en van een via bedieningsmiddelen ingevoerd signaal.

10. Drankenautomaat voorzien van een inrichting voor het verdelen van vloeistof 15 volgens een der voorgaande conclusies.

11. Drankenautomaat volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het inlaateind van de vloeistoftoevoerleiding is verbonden met een heet waterbron. ******** 1 0 1 3 7 J j