NL1013418C2 - Hydrocultuur. - Google Patents

Hydrocultuur. Download PDF

Info

Publication number
NL1013418C2
NL1013418C2 NL1013418A NL1013418A NL1013418C2 NL 1013418 C2 NL1013418 C2 NL 1013418C2 NL 1013418 A NL1013418 A NL 1013418A NL 1013418 A NL1013418 A NL 1013418A NL 1013418 C2 NL1013418 C2 NL 1013418C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
strip
carrier
nutrient medium
capillary
liquid
Prior art date
Application number
NL1013418A
Other languages
English (en)
Inventor
Petrus Willibrordus Leon Luijk
Johannes Hendrikus Pet Bossers
Original Assignee
Peter Van Luijk B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Peter Van Luijk B V filed Critical Peter Van Luijk B V
Priority to NL1013418A priority Critical patent/NL1013418C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1013418C2 publication Critical patent/NL1013418C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G31/00Soilless cultivation, e.g. hydroponics
    • A01G31/02Special apparatus therefor
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G24/00Growth substrates; Culture media; Apparatus or methods therefor
    • A01G24/50Growth substrates; Culture media; Apparatus or methods therefor contained within a flexible envelope
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G27/00Self-acting watering devices, e.g. for flower-pots
    • A01G27/04Self-acting watering devices, e.g. for flower-pots using wicks or the like
    • A01G27/06Self-acting watering devices, e.g. for flower-pots using wicks or the like having a water reservoir, the main part thereof being located wholly around or directly beside the growth substrate
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02PCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES IN THE PRODUCTION OR PROCESSING OF GOODS
    • Y02P60/00Technologies relating to agriculture, livestock or agroalimentary industries
    • Y02P60/20Reduction of greenhouse gas [GHG] emissions in agriculture, e.g. CO2
    • Y02P60/21Dinitrogen oxide [N2O], e.g. using aquaponics, hydroponics or efficiency measures

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Water Supply & Treatment (AREA)
  • Hydroponics (AREA)

Description

Korte aanduiding: Hydrocultuur 5 De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in hoofdzaak voedingsbodemvrij kweken van planten op een dragerbodem, waarbij vloeibaar voedingsraedium via een hoofdtoevoer op de dragerbodem wordt af gegeven, tenminste omvattend een vloeistofdicht dragervlak, waarop de dragerbodem die een poreus of 10 capillair materiaal omvat is geplaatst, alsmede op een strook vloeistofdicht buigzaam materiaal voor toepassing voor de inrichting en op een werkwijze voor het kweken van een plant met genoemde inrichting.
15 Een inrichting van het bovenstaande type is bekend uit WO-A-89/04600 en omvat tevens een naast de dragerbodem geplaatste afvoergoot, waarin overtollig voedingsmedium, dat niet door de dragerlaag wordt vastgehouden, wordt opgevangen en direct wordt afgevoerd. Het probleem bij inrichtingen die worden toegepast 20 bij het kweken van planten waarbij het voedingsmedium via een hoofdtoevoer op de dragerbodem wordt afgegeven is het feit dat veelal periodiek een kleine hoeveelheid voedingsmedium , dat doorgaans uit water met daarin opgenomen de noodzakelijke nutriënten bestaat, wordt toegediend, bijvoorbeeld met behulp 25 van druppelaars. Deze kweekwijze ("hydrocultuur") is voordelig in vergelijking met de "continue voedingswijze" (zie hieronder) , omdat onder andere aanzienlijke hoeveelheden medium kunnen worden bespaard. Met "hoofdtoevoer" wordt bedoeld dat het merendeel van het aan de planten afgegeven medium door deze toevoer wordt 30 aangevoerd/ in het normale geval wordt al het voedingsmedium door de hoofdtoevoer afgegeven.
Bij de "continue voedingswijze" wordt het medium via een hoofdtoevoer in de vorm van een continue stroom door een 35 toevoerkanaal toegevoerd en vanuit dit toevoerkanaal dat met de dragerbodem in verbinding staat aan de planten afgegeven. Deze kweekwijze is uit economisch en millieutechnisch oogpunt onvoordelig, omdat het merendeel van het medium niet wordt opgenomen en uiteindelijk af gevoerd moet worden. Omdat het medium 40 veel zouten bevat dient het te worden gezuiverd voorafgaand aan 1013418 2 lozing ervan in het milieu. Als alternatief kan het medium worien hergebruikt, maar de zoutconcentratie ervan is, afhankelijk van de vraag door de wortels, aan schommelingen onderhevig en vraagt een kostbare hergebruikinstallatie. In dit verband wordt verwezen 5 naar NL-A-7901795.
Bij de druppelwijze wordt het medium doorgaans nabij de stengel van de plant afgegeven, zodat de wortels het medium snel kunnen opnemen. Door het beperkte mediumvasthoudend vermogen van de 10 dragerlaag gaat echter een belangrijk gedeelte van het toegedieide medium verloren en wordt in de inrichting volgens WO-A-89/04 5 00 via de bovenbeschreven afvoergoot af gevoerd. Het af gevoerde medium dient gezien de hoge zoutconcentratie te worden gezuiverd, of op kostbare wijze te worden hergebruikt. Voorts bestaat het gevaar 15 dat de planten door het mediumverlies uitdrogen wanneer het medium periodiek, d.w.z. met tussenpozen, wordt toegediend. Genoemde tussenpozen kunnen vanwege het uitdrogingsgevaar derhalve n Let te lang zijn.
20 De uitvinding beoogt bovengenoemde problemen op te heffen en wordt daartoe gekenmerkt, doordat de inrichting tenminste een voedingsmediumbufferruimte voor het opnemen van een hoeveelheid vloeibaar voedingsmedium omvat, waarvan de bodem lager is gelegen dan de dragerbodem, welke bufferruimte via een capillaire 25 verbinding in contact staat met de dragerbodem, en vrij is van een afvoer voor genoemde hoeveelheid vloeibaar voedingsmedium.
Het overtollige medium wordt met de inrichting van de uitvinding opgevangen en niet afgevoerd en gaat dus niet verloren. Door 3 0 de capillaire verbinding kan het medium in de buf ferruimte waar naar de dragerbodem worden vervoerd, wanneer de dragerbodem bijvoorbeeld door verdamping neigt uit te drogen, of wanneer de wortels van de plant meer medium verlangen dan zij krijgen toegevoerd via de druppelaar. Aldus is het mogelijk om de planten 35 met relatief lange tussenpozen van vers medium te voorzien, omdat uitdroging van de planten door de aanwezige buffer doelmatig wordt tegengegaan.
Met "vrij van een afvoer" wordt in dit verband bedoeld dat de 40 bufferruimte geen afvoer heeft voor het direct afvoeren van liet 1013418 3 in deze ruimte afgegeven medium; de bufferruimte zal bij toevoer van medium altijd een bepaalde hoeveelheid medium opslaan ("bufferen"). De aanwezigheid van bijvoorbeeld een aftappunt die bij gebruik van de inrichting gesloten is, is voor de werking 5 an de inrichting niet essentieel, maar kan uit het oogpunt van onderhoud zijn aangebracht.
In de inrichting volgens de uitvinding is de bufferruimte niet verbonden met de mediumhoofdtoevoer en bij voorkeur vrij van 10 mediumtoevoermiddelen, anders dan de capillaire verbinding met de dragerbodem. De bufferruimte kan een buffervervangingsopening omvatten voor het uitspoelen van de in de bufferruimte aanwezige buffer, hetgeen van voordeel is wanneer de buffer in de ruimte is uitgeput, besmet geraakt of vervuild.
15
Door de afwezigheid van een hoofdtoevoer, zoals bijvoorbeeld voor continue toevoer van vloeibaar voedingsmedium, kan er slechts medium vanuit de dragerbodem, dus medium dat aan de wortels is 2 0 aangeboden, maar niet is opgenomen. Een toevoer van medium dat nog niet in contact is geweest met de dragermat is dus niet essentieel en ontbreekt derhalve.
In hoofdzaak voedingsbodemvrij betekent dat de plant wordt 25 gekweekt op een medium, dat als zodanig geen of in elk geval onvoldoende nutriënten bezit die aan de plant kunnen worden afgegeven. De nutriënten dienen dus in hoofdzaak volledig uit het voedingsmedium te komen. De inrichting volgens de uitvinding voorziet in een dragerbodem, waarop de plant wordt geplaatst. 30 Aan de dragerbodem wordt direct vloeibaar voedingsmedium toegediend, bij voorkeur nabij de stengel van de plant. De wortels van de plant kunnen het toegediende medium of bestanddelen daarvan uit de dragerbodem onttrekken.
35 Als dragerbodem zijn vele materialen geschikt, zoals bijvoorbeeld steenwol, cocosgruis, perliet, kleikorrels, puimsteen etcetera. Het nadeel van deze media ligt in het feit dat de mediumverdeling niet optimaal is; aan het oppervlak is het medium nagenoeg droog, en nabij de bodem, dus bij het dragervlak, is de bodem (te) nat. 40 Volgens de uitvinding omvat de dragerbodem bij voorkeur een 10134 Iff 4 capillaire mat. Een capillaire mat heeft een zeer beperkt vocht-vasthoudend vermogen, waardoor de toepassing bij hydrocultuur tot nu toe alleen mogelijk was, wanneer het medium continue werd toegevoegd. Door de aanwezigheid van een bufferruimte is een 5 capillaire mat echter uitstekend geschikt als dragerbodem. Het voordeel van een capillaire mat ligt in het feit dat de wortels zich over en niet in de mat uitstrekken, waardoor het oogsten van de planten zeer eenvoudig is. Ook levert een capillaire nat na gebruik een veel kleiner afvalprobleem dan bijvoorbeeld een 10 dragerbodem van steenwol. Het belangrijkste voordeel is echter het feit dat de wortels zich aan het grensvlak tussen waterig en gasvormig milieu bevinden , waardoor een goede gasuitwisseling door de wortels wordt gewaarborgd.
15 De verbinding met de bufferruimte is bij voorkeur zodandng uitgevoerd, dat wortelgroei door de verbinding naar de bufferruimte mogelijk is. De wortels in de bufferruimte worden de volledig door vloeibaar medium omgeven, terwijl de op de dragerbodem gelegen wortels in contact zijn met de gasvormige omgevirg.
20
Volgens de uitvinding omvat de capillaire verbinding met voorde el een strook capillair materiaal, die in contact staat met de dragerbodem en zich tot de bodem van de voedingsmediumbuf ferruinte uitstrekt. Bij voorkeur vormt dit materiaal een strook van een 25 capillaire mat, maar ook zijn bijvoorbeeld draden met capillaire werking geschikt. Aldus bestaat er een goede capillaire verbinding tussen de dragerbodem en de bufferruimte, en kunnen de wortels zich eventueel langs de strook capillair materiaal uitstrekken tot in de bufferruimte.
30
Om vervuiling van de dragerbodem en verdamping daaruit tegen te gaan is op de dragerbodem een in hoofdzaak vloeistofdichte afdeklaag is geplaatst, die een of meer openingen omvat voor het daardoorheen groeien van de stengel van de plant en voor 35 het op de dragerbodem afgeven van het voedingsmedium.
Om plaats te bieden voor het in een of meerdere rijen kweken van een aantal planten is het dragervlak bij voorkeur langwerpig en is de voedingsmiddelbufferruimte tegen de langszijde van het 40 dragervlak geplaatst.
1013418 5
Met voordeel is aan beide langszijden van het dragervlak een voedingsmiddelbufferruimte geplaatst, waardoor de buffercapaciteit wordt verhoogd, en een gunstige symmetrische opbouw van de inrichting mogelijk is.
5
In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding staan beide tegenover gelegen bufferruimten via een capillaire bufferverbin-ding met elkaar in contact. Hierdoor wordt gewaarborgd dat het medium dat zich in beide tegenover elkaar liggende buf ferruimten 10 bevindt daarin eenzelfde niveau bewaart, waardoor de kans dat de in de bufferruimten aanwezige wortels droog komen te staan wordt verminderd.
Met voordeel maakt de dragerbodem deel uit van de capillaire 15 buf ferverbinding tussen tegenover elkaar liggende buf ferruimten. De mediumstroom van de ene buf ferruimte naar de andere verloopt dan via de dragerbodem, hetgeen een voortdurende bevochtiging van de dragerbodem en derhalve optimale wortel- en plantengroei waarborgt.
20
De voedingsmiddelbufferruimte omvat bij voorkeur een of meer overloopopeningen die hoger zijn gelegen dan de voedingsbodem. Een dergelijke overloopopening zorgt ervoor dat het medium bij een gevulde buf ferruimte kan ontsnappen, waarmee wordt voorkomen 25 dat de dragerbodem onverhoopt oververzadigd raakt met medium, waardoor de gasuitwisseling van de wortels kan worden verslechterd. Een dergelijke overloop kan niet worden beschouwd als een afvoer voor de hoeveelheid vloeibaar voedingsmedium die in de bufferruimte kan worden opgenomen, omdat deze hoeveelheid niet 30 door de overloop kan worden af gevoerd. Via de overloop kan eventueel verontreinigd of uitgeput medium uit de bufferruimte worden verdrongen en vervangen door vers medium.
Met name wanneer een aantal planten in meerdere rijen wordt 35 gekweekt op een langwerpige dragerbodem omvat de voedingsme-diumbufferruimte een of meer scheidingsmiddelen die de voedingsmiddelbufferruimte verdelen in meerdere deelruimten, elk voor het opnemen van een volume vloeibaar voedingsmedium, waarbij een of meer deelruimten in capillaire verbinding staan 40 met de dragerbodem. De scheidingsmiddelen kunne bij voorbeeld 1013418 6 als tussenschotten zijn uitgevoerd. Door de bufferruimte oneer te verdelen in meerdere deelruimten wordt voorkomen dat wanneer de inrichting op een scheve ondergrond wordt geplaatst, het medium zich volledig nabij het laagste punt ophoopt, waardoor de kans 5 bestaat dat de planten nabij het hoogste punt uitdrogen. Vooïts kan worden voorkomen dat een eventuele ziekte zich via het medium naar naburige planten uitbreidt.
Bij voorkeur is de bovenrand van de schotten lager gelegen can 10 de overloopopeningen, zodat het medium bij een tot de bovenrand van de schotten gevulde deelruimte naar een naastgelegen deelruimte kan stromen en niet verloren gaat.
Het dragervlak is met voordeel ten minste gedeeltelijk op een 15 ondersteuning geplaatst, die is voorzien van temperatuurregel-middelen. Aldus kan de temperatuur van de dragerbodem woreen geregeld.
Verdere uitvoeringsvormen zullen aan de hand van de tekening 20 nader worden toegelicht, waarin: figuur 1 een perspectivisch aanzicht is van een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is, figuur 2 een dwarsdoorsnede van de uitvoering van figuur 1 25 weergeeft, en figuur 3 een dwarsdoorsnede door een eenvoudige uitvoeringsvorm weergeeft.
In figuur 1 is een strook vloeistofdicht buigzaam materiaal 3 0 gedeeltelijk op een ondersteuning 1 geplaatst, waardoorheen een buis 2 loopt voor het toevoeren van een verwarmings- of koelmiddel. De strook kan van een kunststof folie van bijvoorbeeld polyetheen zijn en omvat een in langsrichting verlopend middenstrookgedeelte 3 en twee het middenstrookgedee] te 35 flankerende randgedeelten 4, waarbij de randgedeelten elk op afstand van het middenstrookgedeelte door een in lengterichting verlopende vouw 5 is teruggevouwen in de richting van het middenstrookgedeelte 3, hetgeen een tussen het middengedeelte en de vouw gelegen tussengedeelte 6a, b en een aan de andere zi; de 40 van de vouw gelegen teruggevouwen gedeelte 7a,b definieert, 1013418 7 waarbij het teruggevouwen gedeelte 7a resp. b met het tussenge-deelte 6a resp. b op meerdere plaatsen in hoofdzaak dwars op de lengterichting vanaf de vouw 5 tot nabij het middenstrookgedeelte 3 onder de vorming van vloeistofdichte lasnaden 8 is 5 verbonden. De ruimte begrensd door het tussengedeelte 6a,b en het teruggevouwen gedeelte 7 a,b vormt een voedingsmediumbuffer-ruimte 9, die door de lasnaden 8, die zich op regelmatige afstand van elkaar bevinden, is onderverdeeld in deelruimten 9a, 9b, 9c, 9d.
10 Het middenstrookgedeelte 3 is bekleed met een capillaire mat 10, waarop plantjes 11a, 11b zijn geplaatst. De plantjes bevinden zich in een houder 12, waarin eventueel een minimale hoeveelheid vast voedingsmedium kan zijn opgenomen; deze hoeveelheid is echter zo gering, dat de plant hierop onmogelijk kan groeien zonder 15 opname van vloeibaar voedingsmedium, dat nabij de stengel van de plantjes 11a,b door bijvoorbeeld een druppelaar wordt toegediend. Het medium kan direct op de capillaire mat 10, of in houder 12 worden toegevoerd, hetgeen gelijk te stellen is met afgifte op de capillaire mat. Het is niet noodzakelijk dat 2 0 de planten in een houder met vast medium op de dragerbodem worden geplaatst; in de meeste gevallen worden de te kweken planten echter als "stekjes" in een dergelijke houder aangeleverd.
In ruimte 9a is een capillaire strook 13 geplaatst, die zich vanaf vouw 5 tot in de tegenoverliggende bufferruimte 9d 25 uitstrekt, en in contact staat met de capillaire mat 10. Capillaire mat 10 en capillaire strook 13 kunnen uit een stuk zijn vervaardigd. Het teruggevouwen gedeelte 7a van de strook bevat nabij het middenstrookgedeelte 3 openingen 14, waardoorheen medium kan ontwijken wanneer de bufferruimte gevuld is met medium.
3 0 Om de inrichting beter te begrijpen is in dit aanzicht niet getoond dat de teruggevouwen gedeelten van de strook zich tot nabij het longitudinale midden, d.w.z. in het weergegeven geval tot de denkbeeldige lijn die de stengels van plantjes 11a en 11b met elkaar verbindt, uitstrekken; dit is in figuur 2 wel 35 te zien.
In figuur 2 zijn voor overeenkomstige onderdelen dezelfde verwijzingscijfers als in figuur 1 gebruikt. Hier strekken de teruggevouwen gedeelten 7 zich uit tot aan de stengels van het 40 plantje 11, en zijn aldaar enigszins teruggevouwen in de richting 1013418 t δ van vouwen 5. Hierdoor kunnen een of meer openingen worden vrijgehouden voor het daardoorheen laten groeien van de stengel en voor het aan de plant afgeven van vloeibaar voedingsmedium, terwijl de dragerbodem in hoofdzaak volledig kan worden af gedekt 5 door beide teruggevouwen gedeelten tot voorbij de stengel en over elkaar heen legt. Met stippellijn 15 is het mediumniveau in de bufferruimte 9 weergegeven.
In de vereenvoudigde uitvoeringsvorm van figuur 3 is er slechts 10 langs een van de longitudinale zijden van de dragerbodem 10 een bufferruimte 9 geplaatst. Hiertoe is een rand van de strook aan de drager 1 bevestigd, die hiertoe is uitgevoerd met een opstaande rand 16. Teruggevouwen gedeelte 7 strekt zich in dit geval t ot de opstaande rand 16 uit, zodat de capillaire mat in hoofdzéiak 15 volledig is afgedekt.
De binnenzijde van de strook, d.w.z. de zijde die de binnenzijde van de bufferruimte 9, en de binnenkant van de vouw 5, definieert is bij voorkeur donker uitgevoerd, om eventuele algengroei tecen 20 te gaan. De andere zijde is bij voorkeur licht gekleurd om opwarming van het medium dat zich in de bufferruimte bevirdt tegen te gaan.
1013418

Claims (27)

1. Inrichting voor het in hoofdzaak voedingsbodemvrij kweken 5 van planten (11a,b) op een dragerbodera (10), waarbij vloeibaar voedingsmedium via een hoofdtoevoer op de dragerbodem wordt afgegeven, tenminste omvattend een vloeistofdicht dragervlak (3) , waarop de dragerbodem die een poreus of capillair materiaal omvat is geplaatst, met het kenmerk, dat de inrichting tenminste 10 een voedingsmediumbufferruimte (9) voor het opnemen van een hoeveelheid vloeibaar voedingsmedium omvat, waarvan de bodem lager is gelegen dan de dragerbodem, welke bufferruimte via een capillaire verbinding (13) in contact staat met de dragerbodem, en vrij is van een afvoer voor genoemde hoeveelheid vloeibaar 15 voedingsmedium.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de dragerbodem een capillaire mat omvat.
3. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de capillaire verbinding een strook capillaire mat omvat, die in contact staat met de dragerbodem en zich tot de bodem van de voedingsmediumbufferruimte uitstrekt.
4. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat op de dragerbodem een in hoofdzaak vloeistofdichte afdeklaag is geplaatst, die een of meer openingen omvat voor het daardoorheen groeien van de stengel van de plant en voor het op de dragerbodem afgeven van het voedingsmedium. 30
5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het dragervlak langwerpig is en de voedingsmid-delbufferruimte tegen de langszijde van het dragervlak is geplaatst. 35
6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat langs beide langszij den van het dragervlak een voedingsmediumbuf ferruimte is geplaatst. 1013418 φ
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat belde tegenover gelegen bufferruimten via een capillaire bufferverb Inding (13) met elkaar in contact staan.
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de dragerbodem (10) deel uitmaakt van de capillaire bufferverbindiig.
9. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de voedingsmiddelbufferruimte een of meer 10 overloopopeningen (14) omvat die hoger zijn gelegen dan de dragerbodem (10).
10. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de voedingsmediumbuf f erruimte een of meer 15 scheidingsmiddelen (8) omvat die de voedingsmiddelbufferruimte verdelen in meerdere deelruimten (9a,b,c,d) , elk voor het opneinen van een volume vloeibaar voedingsmedium, waarbij een of meer deelruimten in capillaire verbinding staan met de dragerbodem.
11. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, net het kenmerk, dat het dragervlak ten minste gedeeltelijk op een ondersteuning (1) is geplaatst, die is voorzien van temperatuur:re-gelmiddelen (2).
12. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, net het kenmerk, dat het dragervlak (3) één geheel vormt met de bodem van de voedingsmediumbufferruimte.
13. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, net 30 het kenmerk, dat het dragervlak, de voedingsmediumbufferruimte en de afdeklaag worden gevormd door een stuk vloeistofdicht buigzaam filmmateriaal.
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de 35 strook vloeistofdicht buigzaam materiaal een in langsricht:.ng verlopend middenstrookgedeelte (3) en twee het middenstrookgedeelte flankerende randgedeelten (6a,b, 7a,b) omvat, waarbij tenminste een randgedeelte op afstand van het middenstrookgedeelte door een in lengterichting verlopende vouw (5) is teruggevouwen in 40 de richting van het middenstrookgedeelte, hetgeen een tussen 1013418 het middengedeelte en de vouw gelegen tussengedeelte (6a,b) en een aan de andere zijde van de vouw gelegen teruggevouwen gedeelte (7a,b) definieert, waarbij het teruggevouwen gedeelte met het 5 tussengedeelte op meerdere plaatsen in hoofdzaak dwars op de lengterichting vanaf de vouw tot nabij het middenstrookgedeelte onder de vorming van vloeistofdichte afsluitingen (8) is verbonden.
15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de strook meerdere vloeistofdichte afsluitingen op regelmatige afstand van elkaar bevat.
16. Inrichting volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, 15 dat het teruggevouwen gedeelte van de strook zich tot voorbij het longitudinale midden van het middenstrookgedeelte uitstrekt.
17. Inrichting volgens een van de conclusies 14-16, met het kenmerk, dat het teruggevouwen gedeelte van de strook nabij het 20 middenstrookgedeelte een of meer openingen (14) omvat.
18. Inrichting volgens een van de conclusies 14-17, met het kenmerk, dat het middenstrookgedeelte is bekleed met een dragermateriaal 10, bij voorkeur een capillaire mat. 25
19. Inrichting volgens een van de conclusies 14-18, met het kenmerk, dat tussen telkens twee vloeistofdichte afsluitingen een strook capillaire materiaal 13 is geplaatst, die zich in dwarsrichting uitstrekt tenminste vanaf het dragermateriaal tot 30 nabij de vouw.
20. Inrichting volgens een van de conclusies 14-19, met het kenmerk, dat beide randgedeelten van de strook zijn teruggevouwen.
21. Inrichting volgens conclusies 19 en 20, met het kenmerk, dat de strook capillair materiaal zich uitstrekt vanaf de vouw van het ene randgedeelte tot aan de vouw van het tegenoverliggende randgedeelte en in contact staat met de dragerbodem. 1013418 *
22. Inrichting volgens een van de conclusies 19-21, met het kenmerk, dat de strook capillair materiaal en de dragerbodem uit één stuk zijn vervaardigd.
23. Inrichting volgens een van de conclusies 14-22, met het kenmerk, dat de strook een kunststoffolie is, waarvan de zijde, gedefinieerd door de binnenkant van de vouw respectievelijk vouwen donker, bij voorkeur zwart, is gekleurd, en de andere, naar bui:en toegekeerde zijde licht, bij voorkeur wit, is gekleurd. 10
24. Strook vloeistofdicht buigzaam materiaal, zoals is gedefinieerd in een van de conclusies 14-23.
25. Werkwijze voor het kweken van een plant, met het kenmerk, 15 dat men de plant plaatst op een dragerbodem van een inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, en al dan n:.et periodiek aan de plant nabij de stengel vloeibaar voedingsmed;.um afgeeft.
26. Werkwijze voor het kweken van een plant, met het kenmerk, dat men de plant plaatst in een inrichting volgens een of meier van de conclusies 14-23, met het kenmerk, dat men -het middenstrookgedeelte ten minste gedeeltelijk op een verhoogde ondersteuning plaatst, waarbij het tussengedeelte 25 op een lager gelegen vlak, zoals de bodem rust, -planten op een dragermateriaal op het middenstrookgedeelte plaatst, -met het teruggevouwen gedeelte van het of beide flankerende gedeelte (n) de dragerlaag af dekt onder vrij houding van een 30 of meer openingen voor het daardoorheen laten groeien van de stengel en het al dan niet periodiek aan de plant af geven van vloeibaar voedingsmedium.
27. Werkwijze volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat tien 35 beide teruggevouwen gedeelten tot voorbij de· stengel en over elkaar heen legt, onder vrijhouding van een of meer openincen voor het daardoorheen laten groeien van de stengel en het aan de plant afgeven van vloeibaar voedingsmedium. 40 1013418
NL1013418A 1999-10-28 1999-10-28 Hydrocultuur. NL1013418C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1013418A NL1013418C2 (nl) 1999-10-28 1999-10-28 Hydrocultuur.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1013418A NL1013418C2 (nl) 1999-10-28 1999-10-28 Hydrocultuur.
NL1013418 1999-10-28

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1013418C2 true NL1013418C2 (nl) 2001-05-02

Family

ID=19770148

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1013418A NL1013418C2 (nl) 1999-10-28 1999-10-28 Hydrocultuur.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1013418C2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
IT201600104884A1 (it) * 2016-10-19 2018-04-19 Enrico Lapi Apparato per la coltura fuori suolo di piante

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL7901795A (nl) 1978-03-09 1979-09-11 Hygro Int Ltd Bevloeiingsinrichting.
US4287682A (en) * 1980-03-07 1981-09-08 Browne Christopher R Planter
US4299056A (en) * 1980-03-07 1981-11-10 Towning Dennis J Self-watering plant growing bag
US4392327A (en) * 1980-06-20 1983-07-12 Bonar Horticulture, Ltd. Plant growing unit, method and system
WO1989004600A1 (en) 1987-11-27 1989-06-01 Everlite A/S Plant-growth trough for earthless growing of plants
FR2641938A3 (fr) * 1989-01-20 1990-07-27 Rockwool Grodan Bv Support de culture sans sol en forme de plaque pour cultiver des plantes

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL7901795A (nl) 1978-03-09 1979-09-11 Hygro Int Ltd Bevloeiingsinrichting.
FR2419111A1 (fr) * 1978-03-09 1979-10-05 Hygro Int Ltd Conduit d'alimentation en liquide, pour assurer un debit faible et sensiblement constant, et dispositif de culture hydroponique comportant un tel conduit
US4287682A (en) * 1980-03-07 1981-09-08 Browne Christopher R Planter
US4299056A (en) * 1980-03-07 1981-11-10 Towning Dennis J Self-watering plant growing bag
US4392327A (en) * 1980-06-20 1983-07-12 Bonar Horticulture, Ltd. Plant growing unit, method and system
WO1989004600A1 (en) 1987-11-27 1989-06-01 Everlite A/S Plant-growth trough for earthless growing of plants
FR2641938A3 (fr) * 1989-01-20 1990-07-27 Rockwool Grodan Bv Support de culture sans sol en forme de plaque pour cultiver des plantes

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
IT201600104884A1 (it) * 2016-10-19 2018-04-19 Enrico Lapi Apparato per la coltura fuori suolo di piante

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4887388A (en) Irrigation system for commercial plant cultivation
NL8701589A (nl) Werkwijze en inrichting voor de minerale-wol-teelt van planten met zuigspanningsregeling.
US20120005958A1 (en) Hydroponic Plant Growing System
CA2261622C (en) Hydroponic culture method and device for implementing same
EA028552B1 (ru) Способ и устройство для выращивания растений вдоль волнообразного пути
EA011886B1 (ru) Оросительная система
US5189834A (en) Apparatus for irrigating container grown plants in a closed system
NZ203051A (en) Hydroponic cultivation:split root systems in differing solutions
NL7902310A (nl) Watercultuureenheid.
NL1013418C2 (nl) Hydrocultuur.
NL192073C (nl) Werkwijze voor het kweken van planten met behulp van een samenstel, bestaande uit een ophangbare zak en een daarin opgenomen poreus sub- straat en een samenstel geschikt voor toepassing bij deze werkwijze.
KR101999327B1 (ko) 통기성이 극대화된 저면관수 재배통
KR101419123B1 (ko) 수경재배를 이용한 옥상녹화장치
US5036619A (en) Capillary irrigation system
GB2130465A (en) Process and apparatus for the soilless growing of plants
JPH04135426A (ja) 栽培鉢に対するかん水を行うためのプランター
RU197649U1 (ru) Устройство для доставки питающего раствора при выращивании растений
AU649579B1 (en) Plant growing apparatus and process
US11617314B2 (en) Self-wicking plant growth receptacle
NL8601543A (nl) Tafel voor planten.
JP7044559B2 (ja) 水耕栽培容器
FI88571C (fi) Foerfarande och anordning foer odling av vaexter i mineralull
CN112105255B (zh) 营养液栽培用部件、营养液栽培方法以及营养液栽培系统
US20220000044A1 (en) Open-top gutter
ES1300522U (es) Canaleta universal para sistemas de cultivo por fertirrigacion

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20040501