NL1013174C2 - Tilinrichting. - Google Patents

Description

Tilinrichting.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een tilinrichting omvattende een hefinrichting alsmede een met de hefinrichting verbonden draagband voor het aangrij-5 pen van de te tillen persoon, waarbij die hefinrichting omvat een door een sturing beheerst elektrisch heforgaan. Een dergelijke tilinrichting is in de stand der techniek algemeen bekend. Als voorbeeld wordt verwezen naar de Europese aanvrage EP 0782430 A. Begrepen dient te worden dat ook andere tilinrichtingen en met name andere hefïnrichtingen onder het bereik van de onderhavige uitvinding vallen. Als voor-10 beeld wordt een plafondlift genoemd waarbij vanaf het plafond zich kabels of dergelijke naar beneden uitstrekken welke aan een draagband gekoppeld kunnen worden en een patiënt verplaatsen.

De draagband kan een enkelvoudige band zijn die bijvoorbeeld onder de oksels of onder de billen van de patiënt omgelegd wordt. Het is ook mogelijk dat de draagband 15 meervoudig uitgevoerd wordt, dat wil zeggen bijvoorbeeld vier vrije einden heeft en de patiënt liggend kan verplaatsen.

Onder draagband worden ook draagvesten en andere constructies verstaan. Slechts is van belang dat de draagband enigszins buigzaam is en om de patiënt aangebracht is en met de hefinrichting verbonden moet worden teneinde het heffen te kunnen 20 uitvoeren. Begrepen wordt eveneens dat als er sprake is van heffen eveneens het laten zakken van de patiënt bedoeld wordt.

In de praktijk is gebleken dat door het toenemen van de werkdruk het gevaar toeneemt dat de verbinding tussen draagband en hefinrichting niet perfect is. In het algemeen is dit geen probleem omdat voor het eigenlijke heffen de draagband losschiet en 25 de persoon in de oorspronkelijke positie blijft.

Indien echter tijdens het heffen de draagband losschiet bestaan wel gezondheidsrisico's voor de patiënt en aansprakelijkheidsrisico's voor de betreffende instelling respectievelijk het bedienende personeel.

Om dit probleem op te lossen zijn in de stand der techniek verbeterde verbin-30 dingsmethoden voorgesteld tussen draagband en bijvoorbeeld de hefarm van een hefinrichting. Zo is voorgesteld op de hefarm een pen met borst aan te brengen en de draagband aan het uiteinde te voorzien van een sleutelgatvormige opening. Onder belasting zal het vernauwde deel van de sleutelgatvormige opening op het pengedeelte rusten.

1013174« 2

Gebleken is echter dat nog steeds gevaar voor ongelukken bestaat. Dit geldt zowel voor banden met twee uiteinden als banden met meer uiteinden zoals drie of vier uiteinden.

Uit DE 4447393 C is een kraanhaak bekend, voorzien van een sensor welke 5 nagaat of een last al dan niet juist gepositioneerd is. Bij onjuist positioneren is heffen niet mogelijk. Het tillen van zware lasten met grote kranen, zoals beschreven in deze publicatie is niet vergelijkbaar met het tillen van patiënten.

Het is het doel in een veilige tilinrichting te voorzien waarmee gevaren van een niet perfecte verbinding en de daaruit voortvloeiende consequenties weggenomen zijn. 10 Dit doel wordt bij een hierboven beschreven tilinrichting verwezenlijkt doordat sensormiddelen aanwezig zijn, die een juiste bevestiging van de draagband aan de hef-inrichting waarnemen en welke zodanig met die sturing verbonden zijn, dat bij onvolledige of onjuiste bevestiging ten minste de hefbeweging door dat heforgaan belemmerd wordt.

15 In het algemeen werken de hefinrichtingen elektrisch met behulp van enigerlei sturing. Gedacht kan worden aan afstandbedieningen, bedieningspanelen en dergelijke. Volgens de uitvinding wordt voorgesteld deze sturing zodanig te beïnvloeden dat indien de verbinding tussen draagband en hefïnrichting niet perfect, is heffen niet mogelijk is. De hierboven beschreven sensormiddelen kunnen elk in de stand der 20 techniek bekende constructie omvatten. De meest eenvoudige constructie is een (micro-) schakelaar bijvoorbeeld aangebracht in de hefarm van de hefinrichting die de aanwezigheid van het betreffende koppelingsdeel van de band detecteert. Slechts indien de koppeling perfect is is het betreffende deel van de koppeling op die plaats aanwezig.

Ook is het mogelijk in elektrisch contact te voorzien of een elektrische keten op 25 te bouwen welke pas volledig is indien alle aansluitingen met de hefinrichting aan de gestelde eisen voldoen. De sensoren kunnen alle mechanische, elektrische of elektronische, magnetische of optische sensoren omvatten.

De verbinding tussen hefinrichting en draagband kan elke in de stand der techniek bekende verbinding zijn maar de voorkeur wordt gegeven aan een snelkoppeling 30 met mannetjes- en vrouwtjesdeel waarbij de draagband voorzien is van het mannetjesdeel. Aan de uitvoering van de koppeling worden thans minder hoge eisen gesteld. Immers, indien de verbinding niet perfect is zal volgens de uitvinding het niet mogelijk heffen uit te voeren. Het gevaar van ongelukken is principieel tot nul gereduceerd.

f013174· 3

Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding is eveneens een gewichtssensor aanwezig. Deze detecteert of de band aan een belasting onderworpen is. Indien de band onbelast is kan het heforgaan zoals een elektrische motor zonder meer bediend worden. Immers, dan bestaat geen gevaar van ongelukken. Daardoor is het 5 mogelijk de inrichting te gebruiken hoewel de band niet perfect gesloten is. Dit kan van belang zijn bij het naar een patiënt toe rijden om deze later te verplaatsen.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een hef]uk omvattende een draagdeel voorzien van bevestigingen voor bevestiging van een draagband voor het dragen van een patiënt alsmede voorzien van een bevestigingsdeel voor bevestiging aan een lift. 10 Dergelijke constructies zijn in de stand der techniek algemeen bekend en bestaan uit metallische delen die een verhoudingsgewijs hoog gewicht hebben. In praktijk is gebleken dat bij het onjuist of onhandig manipuleren van een dergelijk hefjuk een patiënt kan treffen waardoor verwondingen op kunnen treden. Door het hoge gewicht van het hefjuk kunnen dergelijke verwondingen ernstig zijn.

15 Anderzijds is het noodzakelijk dat een hefjuk voldoende sterkte heeft om te verzekeren dat ook zware patiënten zonder enig risico daarmee verplaatst kunnen worden.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding in een hefjuk te voorzien dat enerzijds een laag gewicht heeft en anderzijds voldoende sterkte.

20 Dit doel wordt bij een hierboven beschreven he^uk verwezenlijkt doordat de verbinding tussen bevestigingsdeel en draagdeel een buigzaam orgaan omvat. Dit buigzame orgaan kan bijvoorbeeld een kabel, koord of band zijn. Daarmee blijkt het mogelijk te zijn bij voldoende sterkte optimale manipuleerbaarheid van het draagdeel van het hefjuk te realiseren. Verrassenderwijs is gebleken dat dit deel van de 25 constructie uitsluitend op sterkte en niet op stijfheid uitgevoerd kan worden.

Het draagdeel bestaat bij voorkeur uit een buisdeel voorzien van bevestigingen voor een of meer draagbanden.

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden. Daarbij tonen: 30 Fig. 1 schematisch een tilinrichting volgens de uitvinding;

Fig. 2 schematisch de elektrische verbindingen volgens de uitvinding;

In fig. 1 is een tilinrichting volgens de uitvinding aangegeven. Details daarvan kunnen teruggevonden worden in de Europese aanvrage 96904387.6 waarnaar hier uit- V0T3174· 4 drukkelijk verwezen wordt. Voor de onderhavige uitvinding is slechts van belang het begrip dat deze bestaat uit een frame 2 dat verplaatsbaar is op wielen 15. Het andere uiteinde van het frame is voorzien van een hefarmsamenstel bestaande uit een hulparm 3 en een hefarm 4. Deze zijn op niet nader afgebeelde wijze eventueel onafhankelijk 5 van elkaar te bedienen. De hoofdhefmotor is met 10 aangegeven. Bediening daarvan vindt plaats via console 16 die verbonden is met sturing 19. Met 18 is de voeding aangegeven. Eventueel kan een afstandsbediening aanwezig zijn. Op het frame zijn eveneens kniesteunen 12 aangebracht. Nabij het vrije einde van de hefarm 4 zijn sluitingen 8 aangebracht ingericht om samen te werken met de vrije uiteinden van een 10 band 13. Band 13 kan losgekoppeld worden van de vrije uiteinden van hefarm 4.

De koppeling tussen band 13 en het einde van hefarm 4 is niet in detail getoond. Voor de uitvinding is slechts van belang dat sensoren 7 aanwezig zijn die het perfect zijn van de koppeling registreren en het daarvan afkomstige signaal wordt aan sturing 19 toegevoerd. Met 11 is een gewichtssensor aangegeven die de belasting op het 15 hefarmsamenstel 3, 4 registreert.

De hierboven beschreven inrichting werkt als volgt. Indien een patiënt bijvoorbeeld vanuit een zittende naar een staande positie bewogen dient te worden, wordt de hefinrichting 1 naar de patiënt die bijvoorbeeld op een stoel zit verplaatst. Een zijde van de band 13 wordt losgekoppeld van hefarm 4 en onder de oksels en achter om de 20 schouder van de patiënt heen aangebracht. Daarna wordt het vrije uiteinde van band 13 weer met hefarm 4 verbonden. Indien deze verbinding niet perfect bestaat het risico dat tijdens het tillen de verbinding losschiet en de patiënt na het wegnemen van de stoel valt hetgeen tot verwonden of andere problemen kan leiden.

Volgens de uitvinding is bediening van motor 10 door sturing 19 echter pas mo-25 gelijk nadat door beide sensoren 7 het perfect zijn van de verbinding van de beide vrije uiteinden van band 13 met het vrije uiteinde van de hefarm 4 geconstateerd is. Pas dan geeft sturing 19 bediening door middel van console 16 vrij.

Dit heeft slechts uitzondering indien de band 13 en zo het armsamenstel 3, 4 niet belast wordt. Dit wordt geregistreerd door gewichtssensor 10. Indien de belasting op het 30 hefarmsamenstel en meer in het bijzonder op het vrije uiteinde van hefarm 4 bijvoorbeeld kleiner dan 10 kg is wordt dit waargenomen door sensor 11 en in dat geval zijn de sensoren 7 niet effectief verbonden met de sturing, dat wil zeggen is bediening van de motor 10 mogelijk.

f013174· 5

Begrepen zal worden dat dergelijke gewichtssensoren eveneens geïntegreerd kunnen worden in de koppeling tussen het vrije uiteinde van band 13 en het vrije uiteinde van de hefarm 4.

Begrepen zal worden dat de hier getoonde uitvoering van het einde van de tilband 5 bij elk soort tilband toegepast kan worden en niet uitsluitend gebruikt wordt bij de constructie volgens de onderhavige uitvinding. Echter kan met de constructie getoond in fig. 3 op eenvoudige wijze een elektrische schakelaar bediend worden.

De hier beschreven constructie werkt zoals boven beschreven bij alle soorten hefïnrichtingen. Dit geldt ook voor hefinrichtingen waar bijvoorbeeld balansbeugels 10 toegepast worden die tussen de hefarm en de draagband geschakeld zijn. Zoals hierboven aangegeven kan de uitvinding ook bij plafondliften en dergelijke constructies toegepast worden. Wezenlijk is slechts dat de uitvinding bescherming biedt tegen het in belaste toestand heffen of laten zakken van een patiënt waarbij de verbinding tussen de draagband die op enigerlei wijze een patiënt draagt, en de hefarm, balansbeugel of an-15 der deel van de hefïnrichting niet perfect is. In het geval van liften waarbij de positie van de vrije uiteinden van de band nauwkeurig bekend is bij het heffen, is het eveneens mogelijk de sensoren als positiesensoren uit te voeren.

In fig. 4 is het heijuk volgens de uitvinding afgebeeld. Dit is in het geheel met 41 aangegeven en bevestigd aan een arm 49 van een hefïnrichting. Begrepen dient te 20 worden dat eveneens bevestiging mogelijk is aan een plafondlift op enige andere lift. Het hefjuk bestaat uit een draagdeel 42 nabij de uiteinden voorzien van bevestigingen 43, 44 voor het opnemen van een draagband 45. Daarbinnen kan de patiënt opgenomen worden. Nabij de bevestigingen 43 bevindt zich het hoofd van de patiënt terwijl de benen zich nabij de bevestigingen 44 bevinden. Begrepen dient te worden dat de 25 draagband 45 op enige in de stand der techniek bekende wijze uitgevoerd kan worden. Zo is het mogelijk dat nabij 44 slechts een bevestiging aanwezig is.

Verbinding tussen de bevestiging van het draagjuk 41 en deel 50 van de hefarm vindt plaats door middel van een constructie bestaande uit een buigzame band 47 en een draaiknop 46. Band 47 is verbonden met een hulpband 51 die op zijn beurt 30 verbonden is met de vrije uiteinden van draagdeel 42. Anderzijds is band 47 verbonden met het vrije uiteinde nabij bevestiging 44. De niet in detail afgebeelde draaiknop 46 is zodanig uitgevoerd dat bij verdraaiing band 47 getransporteerd wordt. Daardoor kan de hoekpositie van draagdeel 42 gesteld worden. Eventueel is een (automatische) $013174« 6 vergrendeling aanwezig zodat bij loslaten van draaiknop 46 band 47 en zo juk 41 niet meer verplaatst kunnen worden.

Door gebruik van band 47 en band 51 kan bij bijzonder laag gewicht een bijzonder hoge sterkte verkregen worden. Daardoor is het mogelijk het gehele hefjuk 5 aanzienlijk lichter uit te voeren dan in de stand der techniek. Daardoor bestaat niet langer het risico dat door gewicht van het hefjuk bij onbedoelde bewegingen daarvan waardoor de patiënt of verzorger door het hefjuk getroffen wordt, verwondingen kunnen ontstaan.

Deze en verdere varianten liggen binnen het bereik van de onderhavige uitvin-10 ding zoals beschreven in de bijgaande conclusies.

f013174·

Claims (12)

1. Tilinrichting omvattende een hefinrichting (1) alsmede een met de hefinrich-ting verbonden draagband (13) voor het aangrijpen van de te tillen persoon, 5 waarbij die hefinrichting omvat een door een sturing (19) beheerst elektrisch heforgaan (10), met het kenmerk, dat sensormiddelen (7) aanwezig zijn, die een juiste bevestiging van de draagband (13) aan de hefinrichting waarnemen en welke zodanig met die sturing (19) verbonden zijn, dat bij onvolledige of onjuiste bevestiging ten minste de hefbeweging door dat heforgaan (10) 10 belemmerd wordt.

2. Tilinrichting volgens conclusie 1, omvattende sensormiddelen (11) voor het waarnemen van de aanwezigheid van een te tillen persoon, welke sensormiddelen zodanig met de sturing (19) verbonden zijn dat de sensormiddelen (7), die een juiste bevestiging van de draagband (13) aan de 15 hefinrichting waarnemen, slechts werkzaam worden bij de aanwezigheid van een patiënt.

3. Tilinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende ten minste twee verbindingen tussen de draagband en de hefinrichting, elk voorzien van sensormiddelen, die elk afzonderlijk de beweging van het 20 heforgaan beïnvloeden.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij, waarbij die sensormiddelen het gesloten zijn van een door de band gevormde keten waarnemen.

5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die verbinding tussen die draagband en de tilinrichting een snelkoppeling omvat.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij die snelkoppeling een mannetjes- en vrouwtjesdeel omvat en het mannetjesdeel in die draagband opgenomen is.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, waarbij die sensormiddelen in die snelkoppeling opgenomen zijn.

8. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies in combinatie met 30 conclusie 2, waarbij die sensormiddelen (11) een gewichtssensor omvatten, die beneden een bepaalde belasting een de hefbeweging door dat heforgaan, onafhankelijk van het signaal van de sensormiddelen, mogelijk makend signaal afgeeft. §0181741»

9. Hefjuk (41) omvattende een draagdeel (42) voorzien van bevestigingen (43, 44) voor bevestiging van een draagband (45) voor het dragen van een patiënt alsmede voorzien van een bevestigingsdeel (46) voor bevestiging aan een lift, met het kenmerk, dat de verbinding tussen bevestigingsdeel (46) en draagdeel 5 (42) een buigzaam orgaan (47) omvat.

10. Hefjuk volgens conclusie 9, waarbij dat buigzame orgaan een band omvat.

11. Hefjuk volgens conclusies 9 of 10, waarbij dat buigzame orgaan verplaatsbaar ten opzichte van het bevestigingsdeel is aangebracht.

12. Hefjuk volgens conclusie 11, waarbij dat buigzame orgaan vergrendelbaar ten 10 opzichte van dat bevestigingsdeel is aangebracht. 1013174«