NL1013161C2 - Systeemkast. - Google Patents

Description

-1-

Systeemkast.

De uitvinding heeft betrekking op een systeemkast welke tenminste een tweetal staanders omvat, verbindingselementen al dan niet voorzien van verbindingsnokken voor het onderling met elkaar kunnen verbinden van de staanders en aan de 5 staanders aan te brengen dragers voor één of meer legborden, waarbij de staanders tenminste voorzien zijn van openingen voor het opnemen van de dragers en de verbindingsnokken .

10 Dergelijke systeemkasten zijn op zich bekend en zijn bedoeld de gebruiker de mogelijkheid te geven de kast geheel naar eigen wens samen te stellen. Daarbij is het eveneens zonder meer mogelijk om dergelijke systeemkasten steeds aan veranderende eisen en wensen aan te passen. In de praktijk 15 gebeurt dit echter maar zelden aangezien bij het maken van een andere indeling of het uitbreiden van een systeemkast toch gereedschap, hoe eenvoudig dan ook, nodig is voor het maken en losmaken van verbindingen, hetgeen de handelingen bewerkelijker en daarmee direkt ook tijdrovend maken.

20

Het doel van de uitvinding is in een systeemkast te voorzien die snel en eenvoudig in elkaar te zetten is en waarbij de gewenste veranderingen en uitbreidingen eveneens snel en eenvoudig aangebracht kunnen worden zonder dat 25 daartoe enig gereedschap nodig is en waarbij de gemaakte verbindingen en daarmee de constructie van de gehele systeemkast steeds aan de daaraan te stellen eisen kunnen voldoen.

30 Dienovereenkomstig wordt er volgens de uitvinding in voorzien dat tenminste een deel van de verbindingselementen voorzien is van borgingsmiddelen welke bestemd zijn het met de verbindingsnokken op de staanders aangrijpen van de verbindingselementen te kunnen borgen. Volgens een voor-35 keursuitvoeringsvorm is er daarbij in voorzien dat de verbindingselementen voorzien zijn van borgingsorganen die aan tenminste één zijde met een klikverbinding aangrijpen J 01 3161 -2- op in staander of verbindingselement aangebrachte openin-gen.

De combinatie van bevestigingsnokken en de borgmiddelen 5 zorgen er respectievelijk voor dat de bevestigingselementen op de juiste of de gewenste positie in de verdere delen van de kast gestoken kunnen worden of daar op kunnen aangrijpen en dat deze zonder of vrijwel zonder enige speling in die positie gehouden kunnen worden. De klikverbinding van de 10 borgmiddelen zorgt ervoor dat de bevestigingselementen na het in de gewenste positie brengen daarvan ook direkt in die positie geborgd worden. Daarbij is er volgens de uitvinding verder in voorzien dat de borgmiddelen borgorganen omvatten die zodanig uitgevoerd zijn dat de klikverbinding 15 omkeerbaar is en de borging met handkracht ongedaan gemaakt kan worden.

Hiermee is een systeem verkregen waarbij tenminste de delen van de kast die tezamen de constructieve opbouw van een 20 systeemkast of een deel daarvan bepalen, bijzonder snel en makkelijk met elkaar te verbinden zijn, waarbij de gemaakte verbindingen ook even snel en makkelijk weer ongedaan gemaakt kunnen worden.

25 De openingen waar de borgmiddelen of borgorganen op kunnen aangrijpen kunnen apart daarvoor in de staanders aangebrachte openingen of reeksen openingen zijn, maar bij voorkeur zijn borgmiddelen en borgorganen zodanig gevormd dat zowel verbindingsmiddelen als ook andere mogelijke 30 samenstellende delen van een systeemkast van dezelfde reeks of reeksen openingen gebruik kunnen maken. De staanders hebben hiertoe tenminste één andere zijde van een staander dan de zijde of zijden waar de openingen voor de dragers voor één of meer legborden aangebracht zijn, die voorzien 35 is van één of meer reeksen openingen, waarbij bij voorkeur de zijden van de staanders die bestemd zijn aan voor- of achterzijde van een kast te komen, voorzien zijn van een dubbele rij vertikale openingen, en de direkt aangrenzende zijkanten van de staanders ieder voorzien zijn van een rij 1013161 -3- horizontale openingen. De toepassing van een dubbele rij vertikale openingen heeft het voordeel dat bevestigingsele-menten en borgmiddelen van opeenvolgende kastdelen ook steeds op dezelfde hoogte kunnen aangrijpen, waarbij boven-5 dien de enkelvoudige staander betrekkelijk smal kan blijven.

Hoewel het mogelijk is om tussen alle staanders verbindingselementen met borgmiddelen aan te brengen heeft het de 10 voorkeur om twee staanders die tezamen een zijvlak of een daaraan evenwijdig vlak van een kast definiëren onderling vast te verbinden met één of meer dwarselementen en de verbindingselementen en borgmiddelen alleen te gebruiken tussen de op deze wijze samengestelde stellen staanders.

15

Volgens de uitvinding wordt voorzien in een eerste bor-gingsorgaan dat met tenminste één scharnierpunt verbonden kan worden met een verbindingselement en tenminste één haakorgaan heeft dat bestemd is in een opening van een 20. staander te kunnen grijpen en veermiddelen heeft waarmee haakorgaan of haakorganen tenminste bij het aanbrengen van een verbindingselement met een staander in een voorafbepaalde richting worden gedwongen. Dit eerste borgingsorgaan zorgt voor een direkt op het insteken van een verbindings-25 element in de in de staander aangebrachte openingen volgende borging van het verbindingselement.

Daarnaast wordt voorzien in een tweede borgingsorgaan dat verschuifbaar is langs of verschuifbaar opgenomen is in een 30 verbindingselement, waarbij het borgingsorgaan aan tenminste één uiteinde, in de richting waarin het orgaan ten opzichte van het verbindingselement verschuifbaar is, voorzien is van een nokorgaan dat bestemd is in een opening van een staander gestoken te kunnen worden. Hierbij is het 35 tweede borgingsorgaan voorzien van onder de werking van veermiddelen staande vastzetmiddelen voor het vastzetten van het borgingsorgaan op het verbindingselement.

Bij deze uitvoeringsvorm dient het borgingsorgaan verscho- 1013161 -4- ven te worden om voor de borging te kunnen zorgen. Bij voorkeur is dit tweede borgingsorgaan zodanig op het verbindingselement aangebracht dat het of door het verbindingselement opgesloten wordt of door het verbindingselement 5 en een verder samenstellend deel van de systeemkast bij het aanbrengen van het verbindingselement.

De eerste en tweede borgingsorganen zijn bij voorkeur uit een elastische kunststof vervaardigd zodat voor de veermid-10 delen van die eigenschap gebruik gemaakt kan worden en de veermiddelen en de borgingsorganen één geheel kunnen vormen .

Tenslotte is er volgens de uitvinding nog in voorzien dat 15 de borgingsmiddelen verdere borgingsorganen omvatten bestaande uit aan de uiteinden van een verbindingselement aan te brengen haakorganen, bestemd om in te haken op in de staander aangebrachte openingen, waarbij verder voorzien is in op een verbindingselement aangrijpende stelmiddelen.

20 Deze borgingsorganen zijn met name geschikt om gebruikt te worden met aan de achterzijde van een systeemkast aan te brengen verbindingselementen die onder een hoek ten opzichte van de hoofdlijnen van de systeemkast verlopen. Deze verbindingselementen grijpen aan de respectievelijke uit-25 einden aan op de bovenzijde en op de onderzijde van verti-kale openingen of op de linkerzijde en rechterzijde van horizontale openingen, zodat na het inbrengen van het verbindingselement de lengte daarvan ingekort moet worden om het verbindingselement in de openingen te kunnen houden 30 en het ook als schoor te kunnen laten dienen.

Een dergelijk verbindingselement kan zodanig uitgevoerd worden dat deze in hoofdzaak uit een kabel bestaat en de stelmiddelen bestaan uit een op een haakorgaan aangebrachte 35 en met het verbindingselement verbonden spanmiddelen. De spanmiddelen staan hierbij bij voorkeur onder een voorafbepaalde hoek ten opzichte van het deel van het haakorgaan dat bestemd is in een opening van een staander gebracht te worden, zodat het verbindingselement ook maar onder die 1013161 -5- voorafbepaalde hoek aangebracht kan worden. Hiermee wordt bereikt dat deze verbindingselementen steeds evenwijdig aan elkaar of onder steeds dezelfde hoek ten opzichte van elkaar verlopen, hetgeen uit visuele overwegingen van groot 5 belang is. Verder zijn de stelmiddelen zodanig uitgevoerd dat deze zonder gereedschap met de hand versteld kunnen worden.

De uitvinding wordt in het navolgende aan de hand van het 10 in de tekening gegeven, voorbeeld nader toegelicht, waarin: fig.l een open systeemkast toont met schoren aan de achterkant ; fig.2 een gesloten systeemkast toont met dichte achterkant 15 en zijkanten; fig.3A,B,C respectievelijk een voor- en zijaanzicht van een systeemkast en een perspectivisch aanzicht van een bovenplaat tonen; fig.4A,B perspectivische aanzichten van een eerste bor-20 gingsorgaan tonen; fig.4C een perspectivisch aanzicht toont van een aangebracht eerste borgingsorgaan; fig.4D,E,F verschillende doorsnedes tonen van een aangebracht eerste borgingsorgaan; 25 fig.5A,B perspectivische aanzichten van een tweede borgingsorgaan tonen; fig.5C een perspectivisch aanzicht toont van een aangebracht tweede borgingsorgaan; fig.5D,E doorsnedes tonen van een aangebracht tweede bor-3 0 gingsorgaan; fig.6A een aantal mogelijke posities van een verder borgingsorgaan tonen; fig.6B een zij-aanzicht van het verdere borgingsorgaan toont, en 35 fig.6C een doorsnede toont van een aangebracht verder borgingsorgaan.

In fig.l is een open systeemkast getoond met een viertal staanders 1,2,3,4, die twee aan twee met jukken 5,6,7,8 1013161 -6- vast met elkaar verbonden zijn. De stellen staanders worden met behulp van een aantal verbindingselementen met elkaar verbonden. Tot de verbindingselementen behoren de aan de benedenzijde tussen de stellen staanders aan te brengen 5 plintdelen 9,10, de aan de bovenzijde aan te brengen bovenplaat 11 en de aan de achterzijde aan te brengen schoren 12 of achterpanelen 16,17. Tussen de stellen staanders kunnen met in de staanders te steken dragers 13 bijvoorbeeld legborden 14 aangebracht worden. Tenslotte is nog een op de 10 bovenplaat 11 ter afwerking aan te brengen blad 15 getoond.

In fig.2 is een ten dele gesloten systeemkast getoond waarbij de in de vorige figuur aangeduide schoren 12 vervangen zijn door achterpanelen 16,17 en waarbij de zijkan-15 ten met zijpanelen 18,19 afgesloten zijn. De achterpanelen haken op zich bekende wijze in de aan de in de achterzijde van de staanders 1,3 aangebrachte vertikale openingen en vormen op deze wijze eveneens verbindingselementen. Voor het overige komt de kast overeen met de kast volgens figuur 20 1.

Fig.3A,B tonen respectievelijk een voor- en een zij-aanzicht van een systeemkast met een met panelen gesloten achterzijde van de kast, plint 10 en bovenplaat 11 met blad 25 15. Fig.3C toont bovenplaat 11 in perspectief waarbij de aan voor- en achterzijde aangebrachte geprofileerde randen 20,21 zichtbaar zijn, alsmede de zijranden 22,23. In de geprofileerde randen aan of nabij de uiteinden daarvan zijn borgingsorganen 24 verplaatsbaar aangebracht. Verder zijn 30 in de plaat nog voorzieningen 25 aangebracht om het blad 15 al dan niet losmaakbaar op de bovenplaat te kunnen bevestigen.

In fig.4A,B is een eerste borgingsorgaan 26 getoond dat 3 5 bestemd is de verbinding van de plinten 9,10 met de staanders 1,2,3,4 te kunnen borgen. Het borgingsorgaan is aan een uiteinde voorzien van twee uitstekende armen 27,28 met elk een asstomp 29,30. De asstompen 29,30 liggen op één lijn en zijn bedoeld om in daarvoor bestemde, in een plint 1 0 1 31 ft 1 w -7- 9,10 aangebrachte gaten 31,32 te vallen en een as te vormen waar het borgingsorgaan over tenminste een bepaalde hoek om kan draaien. De gaten 31,32 zijn in de zijden of omgezette randen 33,34 van de bij benadering U-vormige plinten 9,10 5 aangebracht.

Aan het tegenovergelegen uiteinde is het borgingsorgaan 26 voorzien van haakorganen 35,36 die in hoofdzaak bestaan uit armen 37,38 met uitsparingen 39,40. Deze haakorganen zijn 10 bedoeld in de in een standaard aangebrachte gleuven 41 te vallen en daarin gehouden te worden. Om dit te kunnen bewerkstelligen is het borgingsorgaan voorzien van veerele-menten 42,43, die bij een aangebracht borgingsorgaan tegen een vertikale zijde 44 van de plint 9,10 komen aan te 15 liggen. Teneinde de hoek waarover het borgingsorgaan 26 kan draaien tot niet meer dan de gewenste hoek te beperken is nog voorzien in nokken 45,46 die tegen de omgezette randen 33,34 stuiten.

20 Fig. 4C toont een perspectivisch aanzicht waarbij voor de duidelijkheid van de figuur van de staander 4 slechts de aan de buitenzijde gelegen helft afgebeeld is. De staander is aan de zijkanten voorzien van een reeks horizontale gleuven 41 en aan de voorzijde van twee evenwijdige verti-25 kale reeksen gleuven 47,48. Deze laatste gleuven liggen verdiept ten opzichte van de voorzijde van de staander.

De plint 10 is voorzien van op afstand van elkaar gelegen verbindingsnokken 49,50, die ook weer op afstand zijn 30 gelegen van de haakorganen 35,36. Al deze afstanden komen overeen of zijn een veelvoud van de afstand tussen opeenvolgende gleuven 41. De haakorganen 35,36 zijn nog voorzien van afschuiningen 51,52 waardoor de haakorganen zelfzoekend zijn en de plint met borgingsorgaan direkt in een zijkant 35 van de staander gestoken kan worden en geborgd is. Bij de borging grijpen de haakorganen 35,36 vanwege de uitsparingen 39,40 om het direkt naast de gleuf 41 gelegen deel van de zijwand van de staander. De borging kan ongedaan gemaakt worden door tegen het vlak 53 van het borgingsorgaan 26 te 1013161 -8- drukken en de haakorganen weer in de juiste positie ten opzichte van de gleuf 41 te brengen om de plint met het borgingsorgaan uit de staander te kunnen nemen.

5 Fig.5A,B tonen een tweede borgingsorgaan 25 in perspectief dat bestemd is om langs een rand en dan met name een omgezette rand 20,21 van een bovenplaat 11 verplaatst te kunnen worden. Het borgingsorgaan 25 is symmetrisch uitgevoerd en aan beide uiteinden voorzien van een borgingsnok 54,55, 10 waardoor het borgingsorgaan zowel aan een linker- als ook een rechter zijde van een rand 20,21 toegepast kan worden. In het borgingsorgaan zijn in één lijn gelegen uitsparingen 56,57 aangebracht waardoor het borgingsorgaan over een omhoogstekend deel 58 van de rand 21 geplaatst kan worden. 15 Aan de bovenzijde is het borgingsorgaan 25 voorzien van uitstekende randdelen 59,60,61 waarmee het borgingsorgaan tegen de onderzijde 62 van de bovenplaat 11 kan komen te liggen. Met de uitsparingen 56,57 en de randdelen 59,60,61 is het borgingsorgaan opgesloten in de omgezette rand 21 20 van de bovenplaat 11 en blijft de borgingsnok 54,55 steeds in hoofdzaak evenwijdig aan de bovenplaat 11 en daarmee juist georiënteerd ten opzichte van een gleuf 41.

Teneinde het borgingsorgaan 25 op de rand vast te kunnen 25 zetten is voorzien in een op een verende arm 62 aangebrachte nok 63, die bestemd is in het omhoogstekend deel 58 van de rand 21 aangebrachte opening 64 te vallen. Bij voorkeur zijn twee openingen 64,65 aangebracht zodat het borgingsorgaan ook in een ingetrokken stand vastgezet kan worden. De 30 verende arm 62 is verder nog voorzien van een uitstekend bedieningsdeel 66 waarmee de nok 63 makkelijk uit één van de openingen 64,65 getrokken kan worden.

Een bovenplaat 11 komt met omgezette randen 20,21 tussen de 35 staanders 2,4 en 1,3 te liggen en de randen 22,23 vallen in aan de bovenzijden van de jukken 5,7 aangebrachte langs-spleten 67 (fig.5E). Door verschuiving van aan de uiteinden van de omgezette randen 20,21 aangebrachte borgingsorganen 25 wordt de bovenplaat 11 geborgd. De borgingsnokken 54,55 1013161 -9- steken binnen een staander, anders dan de haakorganen van de eerste borgingsorganen 26, tot voorbij de meest nabij gelegen vertikale reeks gleuven 47 of 48. De dimensionering van de verschillende delen is daarbij zodanig gekozen dat 5 de borgingsnokken 54,55 precies uitkomen boven de bovenste verbindingsnok of -haak 68 van een achterpaneel 16 of bijvoorbeeld aan de voorzijde van een bovenste verbindingsnok of -haak van een bovenste deurscharnier. Dit maakt het mogelijk een volledig dichte kast te maken met afsluitbare 10 deuren, die niet van buitenaf uit elkaar genomen kan worden.

In fig.6A zijn delen van schoren 12 getoond met aan de uiteinden verdere borgingsorganen 69. De borgingsorganen 15 hebben twee bij benadering loodrecht ten opzichte van elkaar staande vlakken 70,71, waarbij in het vlak 71 een uitsparing 72 aangebracht is. Bij het inhaken van het verdere borgingsorgaan 69 in een vertikale gleuf 47 of 48 kan het verdere borgingsorgaan over een afstand gelijk aan 20 de diepte van de uitsparing 72 aan één zijde van een schoor 12 omhoog en aan de andere zijde omlaag verschoven worden totdat deze stuit. Door de constructie van de onderling loodrechte vlakken 70,71, de ten opzichte van de voorzijde van de staander verdiept gelegen gleuven 47,48 en het aan 25 het vlak 71 evenwijdige vlak 73, dat tegen de buitenzijde van een staander komt te liggen, is alleen verplaatsing in vertikale richting van het verdere borgingsorgaan 69 mogelijk.

30 Teneinde de schoor 12 aan beide uiteinden in vertikale gleuven te kunnen brengen zal de lengte van de schoor 12 groter moeten zijn dan de uiteindelijke lengte, waarbij de uiteinden in de gleuven 47,48 gehouden worden en de eind-vlakken van de uitsparingen 72 tegen een eind van een 35 vertikale gleuf 47,48 aanliggen. Hiertoe is voorzien in een op het vlak 70 aangebrachte huls 74, waar aan een zijde een van buitendraad voorzien uiteinde 75 van de schoor 12 in steekt en aan de andere zijde een verdraaibaar stelorgaan 76 met binnendraad. Door verdraaiing van het of de stelor- 1013161 -10- ganen kan het verbindingselement 12 op de gewenste lengte gebracht worden, waarmee tegelijkertijd de verbinding van het verbindingselement met tegenovergelegen staanders geborgd wordt.

5

Bij voorkeur wordt een vaste hoek gekozen waaronder de schoor ten opzichte van de vertikale staanders aangebracht dient te worden. Uitgaande van deze gekozen hoek wordt het randdeel 77 van het vlak zodanig uitgemeten dat deze steeds 10 evenwijdig aan de lengterichting en tegen in dwarsrichting gezien het midden van de staanders uitkomt. Hierdoor kunnen op het oog doorlopende schoren tussen opeenvolgende delen van een systeemkast aangebracht worden, of onder een gelijke hoek maar in tegengestelde richting ten opzichte van een 15 staander verlopende schoren die op gelijke hoogte beginnen.

1013161

Claims (15)

1. Systeemkast welke tenminste een tweetal staanders omvat, verbindingselementen al dan niet voorzien van verbindings-nokken voor het onderling met elkaar kunnen verbinden van de staanders en aan de staanders aan te brengen dragers 5 voor één of meer legborden, waarbij de staanders tenminste voorzien zijn van openingen voor het opnemen van de dragers en de verbindingsnokken, met het kenmerk, dat tenminste een deel van de verbindingselementen voorzien is van bergingsmiddelen welke bestemd zijn het met de verbindingsnokken op 10 de staanders aangrijpen van de verbindingselementen te kunnen borgen.

2. Systeemkast volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de borgingsmiddelen aangrijpen op in de staanders aangebrachte 15 openingen.

3. Systeemkast volgens conclusies 1-2, met het kenmerk, dat tenminste één andere zijde van een staander dan de zijde of zijden waar de openingen voor de dragers voor één of meer 20 legborden aangebracht zijn, voorzien is van één of meer reeksen openingen.

4. Systeemkast volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de zijden van de staanders die bestemd zijn aan voor- of 25 achterzijde van een kast te komen, voorzien zijn van een dubbele rij vertikale openingen, en de direkt aangrenzende zijkanten van de staanders ieder voorzien zijn van een rij horizontale openingen.

5. Systeemkast volgens conclusies 1-4, met het kenmerk, dat twee staanders die tezamen een zijvlak of een daaraan evenwijdig vlak van een kast definiëren onderling vast verbonden zijn met één of meer dwarselementen.

6. Systeemkast volgens conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de verbindingselementen voorzien zijn van borgingsorganen die aan tenminste één zijde met een klikverbinding aangrij- 1013161 -12- pen op in staander of verbindingselement aangebrachte openingen.

7. Systeemkast volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat 5 een eerste borgingsorgaan met tenminste één scharnierpunt verbonden kan worden met een verbindingselement, tenminste één haakorgaan heeft dat bestemd is in een opening van een staander te kunnen grijpen en veermiddelen heeft waarmee haakorgaan of haakorganen tenminste bij het verbinden van 10 een verbindingselement, met een staander in een voorafbepaalde richting worden gedwongen.

8. Systeemkast volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat in een tweede borgingsorgaan voorzien is dat verschuifbaar is 15 langs of verschuifbaar opgenomen is in een verbindingselement, waarbij het borgingsorgaan aan tenminste één uiteinde, in de richting waarin het orgaan ten opzichte van het verbindingselement verschuifbaar is, voorzien is van een nokorgaan dat bestemd is in een opening van een staan-20 der gestoken te kunnen worden.

9. Systeemkast volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het tweede borgingsorgaan voorzien is van onder de werking van veermiddelen staande vastzetmiddelen voor het vastzet- 25 ten van het borgingsorgaan op het verbindingselement.

10. Systeemkast volgens conclusies 7-9, met het kenmerk, dat de borgingsorganen ten minste ten dele uit een veerkrachtige kunststof vervaardigd zijn en de veermiddelen 30 gevormd worden door één of meer in voorafbepaalde posities aangebrachte kunststof armen.

11. Systeemkast volgens conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de borgingsmiddelen verdere borgingsorganen omvatten 35 bestaande uit aan de uiteinden van een verbindingselement aan te brengen haakorganen, bestemd om in te haken op in de staander aangebrachte openingen, waarbij verder voorzien is in op een verbindingselement aangrijpende stelmiddelen. 1013161 « -13-

12. Systeemkast volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de stelmiddelen in hoofdzaak bestaan uit een op een haakor-gaan aangebrachte en met een verbindingselement verbonden spanmiddelen. 5

13. Systeemkast volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de stelmiddelen onder een voorafbepaalde hoek staat ten opzichte van het deel van het haakorgaan dat bestemd is in een opening van een staander gebracht te worden. 10

14. Systeemkast volgens conclusies 1-13, met het kenmerk, dat van de borgingsmiddelen de eerste en tweede borgingsor-ganen bestemd zijn aan te grijpen op één of meer horizontale openingen en de verdere borgingsorganen op één of meer 15 vertikale openingen.

15. Systeemkast volgens één of meer van de voorafgaande conclusies 1-14, met het kenmerk, dat de borgingsorganen voor de verbindingselementen zodanig uitgevoerd zijn dat de 20 borging tussen verbindingselementen en staanders steeds met de hand, zonder gebruikmaking van gereedschap, tot stand gebracht kan worden en ook weer met de hand, zonder gebruikmaking van gereedschap, ongedaan gemaakt kan worden. 1013161