NL1013095C2 - Montagering. - Google Patents

Description

Titel: Montagering.

De uitvinding heeft betrekking op een montagering voorzien van een ringopening en aan een eerste zijde tevens 5 voorzien van tenminste een eerste, rondom en nagenoeg grenzend aan de ringopening, aangebrachte opstaande rand met een eerste buitendiameter, welke montagering geschikt is voor plaatsing om een in een oppervlak aangebrachte opening, ter verkrijging van een afdichtende montage tussen de wand van de 10 opening in het oppervlak en een door de opening in het oppervlak en de ringopening reikend product.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een opsluit-ring, welke kan samenwerken met een montagering volgens de uitvinding.

15 Dergelijke in de aanhef genoemde montageringen zijn algemeen bekend en worden in allerlei soorten en maten geleverd en zij zijn zeer geschikt voor het afdichten van de montage van een product, bijvoorbeeld het onderstel van een antenne door de opening van een oppervlak, bijvoorbeeld het 20 dak van een voertuig. Veelal zijn de diameters van de ringopening en de dakopening min of meer gelijk aan elkaar en reikt het antenne-deel passend door de beide openingen.

Dergelijke montageringen zijn echter niet bruikbaar bij oppervlakte-openingen met een grotere diameter, daar zij door 25 hun veelal kleinere afmeting deze opening niet voldoende af kunnen dichten. Het toepassen van een niet bijbehorende grotere montagering heeft veelal als nadeel, dat de grotere ringopening van een dergelijke montagering een verschuiven toelaat van het door de ringopening reikende product en 30 dientengevolge een onvoldoende afdichting tegen bijvoorbeeld vocht verschaft.

De uitvinding beoogt bovengenoemde bezwaren te ondervangen en een montagering te verschaffen, welke toepasbaar is voor de montage om openingen in een oppervlak , 35 ^ met een andere diameter onder behoud van een adequate afdichting, welke niet kan verschuiven. De montagering wordt overeenkomstig de uitvinding daardoor gekenmerkt, doordat deze is voorzien van tenminste een tweede, rondom de 101 30 9# ' 2 ringopening aangebrachte, opstaande rand met een tweede van de eerste afwijkende buitendiameter. De tweede opstaande rand maakt de montagering bi-functioneel, dat wil zeggen, geschikt voor de montage om openingen in een oppervlak, welke een 5 verschillende diameter bezitten. Derhalve hoeft de mohtage-ring niet vervangen te worden door een andere montagering met een incourante, dan wel niet passende maatvoering, waardoor een slechte afdichting ten gevolge van deze niet passende maatvoering of ten gevolge van een verschuiven van het te 10 monteren produkt wordt voorkomen.

Bij een specifieke uitvoeringsvorm is de opstaande rand op de andere zijde van de montagering aangebracht.

De montagering kan overeenkomstig de uitvinding worden gekenmerkt, doordat de buitendiameters van de eerste of de 15 tweede opstaande rand samen kunnen werken met de wand van een overeenkomstige in het oppervlak aangebrachte opening.

Hierdoor is de montagering zelfrichtend en verschaft een aanvullende voorziening ter voorkoming van het verschuiven van de montagering.

20 De uitvinding heeft tevens betrekking op een opsluitring voor samenwerking met een montagering volgens de uitvinding, welke opsluitring eveneens is voorzien van een opening.

Dergelijke opsluitringen worden eveneens om het door de opening in het oppervlak en de montagering-opening reikende 25 product aangebracht en dient om de montagering op te sluiten en aan te drukken ten het oppervlak ter bevordering van een goede afdichting. Voor een optimale samenwerking met de montagering volgens de uitvinding wordt de opsluitring overeenkomstig de uitvinding gekenmerkt, doordat uit de naar 30 de montagering toegekeerde zijde van het opsluitring materiaal is weggènomen voor het op kunnen nemen van de eerste en/of tweede opstaande rand van de montagering.

Hierdoor zal de opsluitring bij montage de montagering niet vervormen en voorkomt derhalve een verzwakking van de .

35 .„afdichting.

Ter verkrijging van een optimale opsluiting van de montagering en ter voorkoming van vervorming en een verminderde afdichting is de opsluitring overeenkomstig de 10 1 3 0 9 5 ^ 3 uitvinding gekenmerkt, doordat de eerste en/of tweede opstaande rand van de montagering opneembaar zijn in, in de opsluitring aangebrachte, sleuven.

Bij een andere uitvoeringsvorm, waarbij een volledige 5 opsluiting van de montagering wordt verkregen, is de opsluitring voorzien van een rondom zijn opening aangebrachte opstaande rand, waarvan de binnendiameter nagenoeg gelijk is aan de buitendiameter van de samenwerkende montagering.

Bij een zeer functionele uitvoeringsvorm is de 10 opsluitring overeenkomstig de uitvinding gekenmerkt, doordat de opening van het opsluitring is voorzien van een inwendige schroefdraad. Hierdoor is een snelle, blijvende en goed afdichtende montage mogelijk, waarbij het gebruik van aanvullende bouten of wartels achterwege gelaten kan worden.

15

De uitvinding zal nu aan de hand van een tekening nader worden toegelicht, welke tekening achtereenvolgens toont:

Figuur 1, een uitvoeringsvorm van een montagering en een opsluitring volgens de uitvinding in een eerste montage-20 situatie;

Figuur 2, de montagering en de opsluitring uit figuur 1 in een andere montage-situatie.

Figuur 1 toont een montagering 1, voorzien van een 25 ringopening la, welke montagering op een oppervlak 2 aanbrengbaar is. Het oppervlak 2 kan bijvoorbeeld het dak van een voertuig zijn. Het dak 2 is in deze figuur voorzien van een opening 2a, waardoor het onderstel 3 van bijvoorbeeld een auto-antenne kan reiken. Het antenne-onderstel 3 is opgebouwd 30 uit een door de opening 2a reikend en uit het dak 2 stekend antennedeel 3a en een basisdeel 3b, dat tegen de onderzijde 2c van het dak 2 komt aan te liggen. Veelal is het uitstekende antennedeel 3a voorzien van een schroefdraad 3c.

Het uitstekende antennedeel 3a reikt door de opening 2a van .

35 „.het dak 2, door de ringopening la en door de opening 6a van een opsluitring 6. In het antennedeel 3a kan de feitelijke antenne geplaatst worden.

Zoals te zien in figuur 1 is de uitwendige diameter van 1013095 1 4 het uitstekende antennedeel 3a nagenoeg gelijk aan de inwendige diameter van de ringopening la en werkt de ringwand lb samen met het manteloppervlak 3c van het uitstekende antennedeel 3a.

5 De montagering is veelal van een flexibele of harde kunststof of rubber vervaardigd.

Voorts is de montagering 1 voorzien van een opstaande rand 4, welke rand 4 bij de montage in de opening 2a van het oppervlak 2 reikt. Bij voorkeur is de buitendiameter van de 10 opstaande rand 4 nagenoeg gelijk aan de inwendige diameter van de opening 2a. De buitenwand 4a van de opstaande rand 4 komt daarbij tegen de wand 2b van de opening 2a aan te liggen. Bij de montage van de montagering 1 volgens de uitvinding om een opening 2a, daarbij de maatvoering 15 bezittende zoals getoond in figuur 1, kan een goede afdichtende montage tussen het bovenvlak 2d van het dak 2 en de montagering en de wand 2b van de dakopening 2a en de buitenwand 4a van de opstaande rand 4 worden verkregen.

Daarnaast biedt de nauwe passing van het uitstekende 20 antennedeel 3a door de ringopening la een goede afdichting tussen de openingwand lb en het manteloppervlak 3c.

Problemen met de afdichting kunnen ontstaan, indien de montagering 1 en het antenne-onderstel 3 gemonteerd worden op een dak 2 met een opening 2a', welke een grotere diameter 25 bezit, zoals getoond in figuur 2. De niet overeenkomende of passende maatvoeringen tussen de montagering 1 en de opening 2a’ alsook de reële kans op het verschuiven van de montagering 1 en het antenne-onderstel 3 in de te ruime opening 2a', levert een onvoldoende adequate afdichting tegen 30 bijvoorbeeld vocht. Het toepassen van een grotere, niet bijbehorende, op de afmetingen van de opening 2a' afgestemde, montagering resulteert veelal in een discrepantie tussen de maatvoering van de grotere montagering en de maatvoering van het antennedeel 3a, hetgeen eveneens leidt tot een .

35 onvoldoende afdichting.

De montagering overeenkomstig de uitvinding beoogt aan dit bezwaar tegemoet te komen en bezit daardoor een verdere opstaande rand 5. De opstaande rand 5 bezit een uitwendige 1013095 5 diameter, die nagenoeg overeenkomt met de inwendige diameter van de grotere opening 2a' in het dak 2'. De buitenwand 5a van de opstaande rand 5 werkt hierbij samen met de wand 2b' van opening 2a'. De opstaande rand 5 is op de andere zijde 5 van de montagering 1 aangebracht. Een simpel ontdraaien van de montagering maakt het mogelijk deze voor openingen (2a respektievelijk 2a·) met verschillende diameters te gebruiken. Het gebruik van een andere, op de maatvoering van de opening 2a' afgestemde, montagering is hierdoor overbodig 10 geworden, waardoor het verschuiven van het antennedeel 3a in de opening alsmede een slechte afdichting ten gevolge van deze inconsistente maatvoering van deze andere montagering wordt voorkomen.

Het uitstekende antennedeel 3a reikt immers door de 15 opening la, waarvan de inwendige diameter nagenoeg gelijk is aan de uitwendige diameter van het antennedeel 3a.

De figuren 1 en 2 tonen voorts een opsluitring, welke samen kan werken met de montagering 1 volgens de uitvinding.

De opsluitring 6 kan van metaal of kunststof zijn vervaardigd 20 en bezit een opening 6a, waar het antennedeel 3a na montage door reikt. In deze uitvoeringsvorm is de wand 6b van de opening 6a voorzien van een inwendige schroefdraad, welke samen kan werken met de uitwendige schroefdraad 3 c van het antennedeel 3a. Hierdoor kunnen het antenne-onderstel 3 en 25 de opsluitring 6 stevig om de opening 2a (2a') van het dak-oppervlak 2 (2') worden bevestigd met daartussen de montagering 1.

Teneinde een goede opsluiting en klemming van de montagering 1 op het oppervlak 2 en dientengevolge een goede 30 afdichting tegen bijvoorbeeld vocht te verkrijgen, is de opsluitring 6 voorzien van sleuven 7 en 8, waarin de opstaande randen 4, respektievelijk 5 van de montagering 1 in opgenomen kunnen worden. Hierdoor treedt er geen vervorming op van de veelal van flexibel materiaal vervaardigde r 35 „.montagering 1, hetgeen het afdichtende vermogen van de montagering ten goede komt. De tussen de sleuven 7 en 8 aanwezige opstaande rand 9 dient als ondersteuning van de relatief dunne opstaande rand 4.

101 30 9 5 I

6

Voorts is de opsluitring 6 voorzien van een opstaande rand 10, waarvan de binnendiameter nagenoeg gelijk is aan de maximale afmetingen van de montagering 1. Bij plaatsing van de opsluitring 6 om de montagering 1 ligt de wand 6c van de 5 opstaande rand 10 tegen de wand lc van de montagering 1. Een dergelijke volledige opsluiting beschermt de montagering 1 tegen allerlei invloeden van buitenaf, bijvoorbeeld weersinvloeden en draagt daardoor bij aan de afdichting tussen de montagering en de zijde 2d (2d’) van het 10 dakoppervlak 2 (21).

Zoals getoond in de figuren 1 en 2 is de opsluitring 6 voorzien van een inwendige schroefdraad 6b, waarmee het antenne-onderstel 3 en de montagering 1 stevig op het dak 2 vastgeschroefd kunnen worden. Eventueel kan de wand 6b van de 15 opening 6a vlak zijn uitgevoerd, waardoor een aanvullende schroefbout of wartel vereist is voor het vastschroeven van het antenne-onderstel 3 op het dakoppervlak 2.

101 30 9 5 ''

Claims (10)

1. Montagering, voorzien van een ringopening en aan een eerste zijde tevens voorzien van tenminste een eerste, 5 rondom en nagenoeg grenzend aan de ringopening aangebrachte, opstaande rand met een eerste buitendiameter, welke montagering geschikt is voor plaatsing om een in een oppervlak aangebrachte opening ter verkrijging van een afdichtende montage tussen de wand van de opening in het oppervlak en 10 een, door de opening in het oppervlak en de ringopening reikend, product, met het kenmerk, dat de montagering is voorzien van tenminste een tweede rondom de ringopening aangebrachte opstaande rand met een tweede, van de eerste afwijkende, buitendiameter.

2. Montagering volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tweede opstaande rand op de andere zijde van de montagering is aangebracht.

3. Montagering volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk. dat de buitendiameters van de eerste of de tweede 2. opstaande rand samen kunnen werken met de wand van een overeenkomstige in het oppervlak aangebrachte opening.

4. Montagering volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de binnendiameters van de eerste en de tweede opstaande rand gelijk aan elkaar zijn.

5. Montagering volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de binnendiameter van de tweede opstaande rand groter is dan de ringopening.

6. Opsluitriiig voor samenwerking met een montagering volgens één of meer van de voorgaande conclusies en eveneens 30 voorzien van een opening, met het kenmerk, dat uit de naar de montagering toegekeerde zijde van het opsluitring materiaal is weggenomen voor het op kunnen nemen van de eerste en/of tweede opstaande rand van de montagering.

7. Opsluitring volgens conclusie 6, met het kenmerk. r 35 -dat de eerste en/of tweede opstaande rand van de montagering opneembaar zijn in, in het opsluitring aangebrachte, sleuven.

8. Opsluitring volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat het opsluitring is voorzien van een rondom zijn 10 1 3095 * opening aangebrachte opstaande rand, waarvan de binnen-diameter nagenoeg gelijk is aan de buitendiameter van de samenwerkende montagering.

9. Opsluitring volgens één of meer van de conclusies 6 5 tot en met 8, met het kenmerk, dat de opening van het opsluitring is voorzien van een inwendige schroefdraad.

'· 10 1 30 9 5