NL1012155C2 - Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van een dakbedekking op een dak van een gebouw. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van een dakbedekking op een dak van een gebouw

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen van een dakbedekking op een dak van een gebouw, waarbij op het dakvlak een laag isolatiemateriaal wordt aangebracht en vervolgens op de laag 5 isolatiemateriaal een waterdichte afdeklaag wordt aangebracht.

Een dergelijke werkwijze is uit de praktijk al vele jaren bekend. Op de laag isolatiemateriaal, die bijvoorbeeld uit platen polystyreenschuim of 10 polyurethaanschuim of een ander geschikt isolatiemateriaal kunnen bestaan kan volgens de bekende techniek bijvoorbeeld een dampdrukverdelende laag van geperforeerd van een rol afgewikkeld bitumineus dakbedekkingsmateriaal worden aangebracht. Op die laag kan dan weer een zogenaamde 15 brandrol worden uitgerold, waarbij de onderzijde van het brandrolmateriaal met een brander verhit wordt, zodat de brandrol zich via de perforaties aan het isolatiemateriaal hecht.

Aangezien het gebruik van branders steeds vaker op 20 bezwaren stuit zijn inmiddels andere dakbedekkingsmaterialen ontwikkeld, die bestaan uit een niet geperforeerde kunststof afdeklaag, al dan niet voorzien van een wapeningsmateriaal.

De uitvinding beoogt een werkwijze ter beschikking 25 te stellen waarmee zowel een dergelijke kunststof afdeklaag als een traditionele bitumineuze afdeklaag op snelle en betrouwbare wijze op een eerst van een laag isolatiemateriaal voorzien dakvlak mechanisch bevestigd kan worden met behoud van de dampdrukverdelende eigenschappen. 30 Hiertoe wordt volgens de uitvinding een werkwijze van de bovenbeschreven soort daardoor gekenmerkt, dat als waterdichte laag tenminste één uit kunststof materiaal bestaande afdeklaag wordt toegepast; dat in de op het dak gelegde afdeklaag met regelmatige tussenafstanden openingen f012155 2 worden gesneden, dat vervolgens via de aldus verkregen openingen met behulp van een inschroefinrichting schroeven door de afdeklaag in het isolatiemateriaal worden geschroefd welke schroeven van kunststof zijn vervaardigd, 5 een schacht met zeer grove schroefdraad hebben en een dunne schijfvormige kop, waarvan de diameter groter is dan de openingen in de kunststoffolie die is voorzien van aangrijpingsmiddelen voor de inschroefinrichting.

Opgemerkt wordt, dat schroeven die voor toepassing 10 bij de werkwijze volgens de uitvinding geschikt zijn op zichzelf reeds uit de praktijk bekend zijn. Een voorbeeld van dergelijke schroeven is beschreven en getoond in . aanvraagsters Nederlandse octrooiaanvrage 10 07503, waarin de toepassing van soortgelijke schroeven voor het 15 bevestigen van een renovatielaag op bestaande dakbedekking is beschreven.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een inrichting voor het inschroeven van kunststof schroeven met een platte kop met grote diameter, een puntige schacht en 20 een zeer grove schroefdraad met grote flankhoogte in een isolatiemateriaal. Een dergelijke inrichting wordt volgens de uitvinding gekenmerkt door een houder voor het positioneren van een schroef in verticale stand, een motorisch voor rotatie aandrijfbaar, boven de houder 25 geplaatst en neerwaarts tot in aangrijping met de schroefkop beweegbaar inschroeforgaan.

In het volgende zal de uitvinding nader worden beschreven met verwijzing naar de bijgevoegde tekening.

Figuur 1 toont schematisch het aanbrengen van een 30 dakbedekkingslaag op een laag isolatiemateriaal; figuur 2 toont schematisch een voorbeeld van een toe te passen schroef; figuur 3 toont schematisch in bovenaanzicht een deel van een dak voorzien van een volgens de uitvinding met 35 schroeven vastgezette dakbedekkingslaag; 101 2155 3 figuur 4 toont schematisch een aanzicht van een voorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding voor het inschroeven van schroeven in een dakbedekking; en figuur 5 toont schematisch in doorsnede een 5 detail van een inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont schematisch het aanbrengen van een waterdichte afdeklaag 1 op een laag isolatiemateriaal 2, dat op een dakvlak 3 is aangebracht. Het dakvlak is in dit voorbeeld een horizontaal dakvlak, doch het dakvlak kan ook 10 een hellend dakvlak zijn. Het isolatiemateriaal is op één der daartoe bekende wijzen, bijvoorbeeld door een kleeflaag 4 of mechanische bevestigingsmiddelen of dergelijke met het . dakvlak verbonden.

De afdeklaag wordt gebruikelijk op rollen 15 aangeleverd, die op het dakvlak uitgerold kunnen worden.

Figuur 1 toont bij 5 een dergelijke rol, die in de richting van de pijl 6 wordt uitgerold. De afdeklaag bestaat uit waterdicht weerbestendig materiaal dat kunststof materiaal of bitumineus materiaal kan zijn en dat in de handel 20 verkrijgbaar is in verschillende diktes. De dikte van een kunststof materiaal kan in een praktische situatie bijvoorbeeld 1 è 2 mm bedragen.

De afdeklaag wordt volgens de uitvinding vastgezet met een speciale kunststof schroef 20 met een taps 25 toelopende grove schroefdraad 21 en een grote flankdiepte. De schacht 25 heeft een scherpe punt 22, zodat de schroef makkelijk in het isolatiemateriaal dringt. De schroef heeft voorts een platte kop 23 met een relatief grote diameter en een in hoofdzaak vlakke onderzijde, zodat de kop goed vlak 30 op de afdeklaag komt aan te liggen.

De kop is voorts voorzien van middelen waarop een gereedschap voor het inschroeven van de schroef kan aangrijpen. Bij voorkeur omvatten deze middelen een zeskantige boring 24 waarin een inbussleutel past.

35 De punt 22 van de schroef is voldoende scherp om het mogelijk te maken met de schroef zelf een gat in de f012155 4 dakbedekkingsfolie te prikken waarin vervolgens de schroef kan worden vastgeschroefd. Gebleken is echter, dat bij een dergelijke werkmethode bij toepassing van een kunststof afdeklaag de kans bestaat, dat in de afdeklaag rondom de 5 schroefkop plooien worden getrokken. Dergelijke plooien kunnen de waterdichtheid nadelig beïnvloeden en maken de dakbedekking plaatselijk kwetsbaar.

Zoals beschreven in aanvraagsters gelijktijdig ingediende Nederlandse octrooiaanvrage kan plooivorming 10 rondom de bevestigingsschroeven voorkomen worden door eerst een opening in de afdeklaag te snijden. De diameter van de opening is bij voorkeur groter dan de diameter van de . schacht van de schroef doch kan kleiner zijn dan de grootste diameter van de schroefdraad.

15 Figuur 1 toont bij 7 een dergelijke voorgesneden opening en bij 8 een opening waarin een schroef 20 is aangebracht. Bij proefnemingen is gebleken dat schroeven van de getoonde soort een uittrekkracht van enkele tientallen kilo's, bijvoorbeeld 50 è. 60 kg kunnen hebben.

20 Figuur 3 toont in bovenaanzicht schematisch een deel van een dakvlak voorzien van met schroeven 20 langs de randen vastgezette banen 10, 11 van een toplaag. In een aantal van de getoonde openingen 7 in de toplaag is nog geen schroef aangebracht.

25 Ofschoon de openingen 7 in beginsel op diverse wijzen aangebracht kunnen worden, bijvoorbeeld met een mes, en ook niet noodzakelijke cirkelvormig behoeven te zijn, verdient het de voorkeur de openingen zodanig aan te brengen dat de kans op beschadiging van de afdeklaag en/of 30 het isolatiemateriaal zo klein mogelijk is.

Meestal worden de schroeven langs één rand van een baan dakbedekkingsmateriaal aangebracht, doch bij brede banen kan ook in het midden een rij schroeven worden aangebracht.

35 Bij voorkeur wordt bij toepassing van een kunststof afdeklaag van een speciaal ontwikkeld bij voorkeur 1012155 5 motorisch aangedreven gereedschap gebruik gemaakt, waarmee ronde gaten in de afdeklaag gesneden kunnen worden zonder de afdeklaag of het onderliggende isolatiemateriaal te beschadigen.

5 Een voorbeeld van een geschikt gereedschap is beschreven in aanvraagsters bovengenoemde gelijktijdig ingediende Nederlandse octrooiaanvrage .............

Nadat zo nodig de openingen in de dakbedekkingsfolie zijn gesneden kunnen de speciale schroeven van het in 10 figuur 2 getoonde type worden ingeschroefd.

Volgens de uitvinding wordt hiertoe een speciale inschroefinrichting toegepast, waarvan figuur 4 schematisch • in zijaanzicht een uitvoeringsvoorbeeld toont.

De getoonde inschroefinrichting 30 kan door degene 15 die de schroeven dient aan te brengen in staande positie bediend worden, zodat de rug ontzien wordt doordat niet voor elke schroef een gebukte houding aangenomen behoeft te worden. De getoonde inrichting omvat een voorraadbak 31 voor te verwerken schroeven, een zich naast of door de 20 bodem van de voorraadbak 31 uitstrekkende valbuis 32. De voorraadbak en de valbuis zijn met behulp van een of meer steunen 33 op een plateau 34 gemonteerd, dat aan één uiteinde van loopwielen 35 is voorzien. De valbuis mondt uit boven een korte buisvormige houder 36 met een 25 trechtervormig bovendeel 37 en een open onderste einde. De houder heeft een binnendiameter, die in hoofdzaak even groot is als de buitendiameter van de te verwerken schroeven.

Boven de houder 36 is een aandrijfmotor 38 30 gemonteerd, die is voorzien van een lange staaf 39, die kan samenwerken met de in of aan de kop van de schroeven aangebrachte aangrijpingsmiddelen.

De aandrijfmotor kan met voordeel een elektrische boormachine met een gebruikelijke spankop zijn. In de 35 spankop is dan een lange staaf geklemd, die bijvoorbeeld een zeshoekige dwarsdoorsnede heeft om samen te kunnen 1012155 6 werken met een zeshoekige inbusopening 24 in de kop van een schroef. De staaf is aan het vrije uiteinde spits toelopend uitgevoerd zodat de staaf makkelijk in de inbusopening glijdt, zelfs als een schroef niet volkomen verticaal in de 5 houder staat.

De boormachine of andere aandrijfmotor kan met hand naar beneden worden gedrukt tegen een terugstelkracht in om een schroef door de afdeklaag al dan niet via een eerder aangebrachte opening in het isolatiemateriaal te schroeven. 10 De op- en neergaande beweging is schematisch met een pijl 40 aangegeven. De terugstelkracht kan bijvoorbeeld door een schroefveer of een luchtveer worden verschaft.

Op het plateau 34 is in het getoonde voorbeeld nog een meetlinthouder 41 met meetlint 42 gemonteerd om 15 nauwkeurig de positie van de inrichting en meer in het bijzonder van de houder 36 en dus de inschroefplaats te kunnen bepalen.

De beschreven inrichting werkt als volgt. Eerst wordt de inrichting met de houder 36 boven een 20 inschroefplaats of een in de afdeklaag aangebrachte opening 7 gepositioneerd. Vervolgens wordt een schroef uit de voorraadbank genomen en aan de bovenzijde in de valbuis gebracht met de punt naar beneden. De schroef glijdt door de valbuis naar beneden en komt via het trechtervormige 25 deel 37 in de buisvormige houder 36 terecht. Daar de houder in hoofdzaak dezelfde diameter heeft als de schroefkop blijft de schroef in hoofdzaak in verticale stand in de houder staan waarbij de punt van de schroef op de afdeklaag of via een opening 7 in de afdeklaag op het 30 isolatiemateriaal 2 rust.

Als alternatief is het mogelijk de houder 36 nabij het boveneinde daarvan te voorzien van een aantal, bijvoorbeeld drie of meer, arreteringskogeltjes die elk deels tot in de houder reiken onder van buiten af 35 uitgeoefende veerdruk. In figuur 5 zijn volledigheidshalve schematisch twee van dergelijke kogeltjes 50 getekend, die f012155 v> 7 onder veerdruk van veertjes 51 die zich in afgesloten busjes 52 bevinden binnenwaarts worden gedrukt. De kogeltjes kunnen tijdelijk een schroefkop ondersteunen, waarbij de schroef in verticale stand in de houder hangt.

5 Als de schroef door het orgaan 39 naar beneden wordt gedrukt wijken de kogeltjes buitenwaarts uit en kan de schroefkop passeren.

Vervolgens wordt de boormachine naar beneden geduwd, waardoor het spitse ondereinde van de staaf 39 automatisch 10 in de inbusopening of ander aangrijpmiddel van de schroef wordt geplaatst. Door de boormachine in te schakelen wordt de schroef nu in het isolatiemateriaal geschroefd.

• Vervolgens wordt de inrichting naar een andere opening 7 verplaatst en kan de cyclus herhaald worden.

15 Opgemerkt wordt dat na het voorgaande diverse modificaties voor de deskundige voor de hand liggen. Dergelijke modificaties worden geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.

1012155

Claims (15)

1. Werkwijze voor het aanbrengen van een dakbedekking op een dak van een gebouw, waarbij op het dakvlak een laag isolatiemateriaal wordt aangebracht en vervolgens op de laag isolatiemateriaal een waterdichte afdeklaag wordt 5 aangebracht, met het kenmerk, dat als waterdichte laag tenminste één uit kunststof materiaal bestaande afdeklaag wordt toegepast; dat in de op het dak gelegde afdeklaag met regelmatige tussenafstanden openingen worden gesneden, dat vervolgens via de aldus verkregen openingen met behulp van 10 een inschroefinrichting schroeven door de afdeklaag in het isolatiemateriaal worden geschroefd welke schroeven van kunststof zijn vervaardigd, een schacht met zeer grove schroefdraad hebben en een dunne schijfvormige kop, waarvan de diameter groter is dan de openingen in de kunststoffolie 15 die is voorzien van aangrijpingsmiddelen voor de inschroefinrichting.

2. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat als waterdichte laag tenminste één uit kunststof materiaal bestaande afdeklaag wordt toegepast; dat in de op het dak 20 gelegde afdeklaag met regelmatige tussenafstanden openingen worden gesneden, dat vervolgens via de aldus verkregen openingen en dat schroeven worden gebruikt met een kop waarvan de diameter groter is dan de openingen in de kunststoffolie.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk dat een afdeklaag wordt toegepast die reeds tevoren van openingen is voorzien.

4. Werkwijze volgens conclusie 2 of 3 met het kenmerk dat de openingen worden gesneden met een motorisch 30 aangedreven snij-inrichting.

5. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 2 t/m 4 met het kenmerk dat ronde openingen worden f012155 aangebracht met een diameter die kleiner is dan de grootste diameter van de schroefdraad van de schroeven.

6. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat een inschroefinrichting wordt toegepast, 5 die een houder omvat voor het positioneren van een schroef in verticale stand ter plaatse van een in de dakbedekkingsfolie gesneden opening, alsmede een motorisch aangedreven inschroeforgaan, dat kan samenwerken met aangrijpingsmiddelen aan de schroefkop om de schroef in het 10 isolatiemateriaal onder de afdeklaag te schroeven.

7. Inrichting voor het inschroeven van kunststof schroeven met een platte kop met grote diameter, een • puntige schacht en een zeer grove schroefdraad met grote flankhoogte in een isolatiemateriaal, gekenmerkt door een 15 houder voor het positioneren van een schroef in verticale stand, een motorisch voor rotatie aandrijfbaar, boven de houder geplaatst en neerwaarts tot in aangrijping met de schroefkop beweegbaar inschroeforgaan.

8. Inrichting volgens conclusie 7 gekenmerkt door een 20 valbuis voor het toevoeren van schroeven aan de houder.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8 met het kenmerk dat het inschroeforgaan een staafvormig orgaan is met een tenminste aan het ondereinde meerhoekige doorsnede en een spits toelopende punt, welk staafvormig orgaan in de 25 spankop van een boormachine is ingespannen, waarbij de boormachine neerwaarts kan worden bewogen om het staafvormige orgaan in een corresponderende opening in de schroefkop te brengen.

10. Inrichting volgens één der conclusies 7 t/m 9 met 30 het kenmerk dat de houder, de valbuis en de boormachine zijn gemonteerd op een verrijdbaar plateau.

11. Inrichting volgens conclusie 10 met het kenmerk dat het plateau is voorzien van een voorraadbak voor schroeven.

12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11 met het 35 kenmerk dat het plateau is voorzien van een meetlinthouder met meetlint. 1012155 *

13. Inrichting volgens één der conclusies 9 t/m 12 met het kenmerk dat de boormachine tegen een terugstelkracht in neerwaarts beweegbaar is.

14. Inrichting volgens één der conclusies 7 t/m 13 met 5 het kenmerk dat de houder is voorzien van verende arreteringsmiddelen die tot in de houder reiken en die de kop van een schroef tijdelijk kunnen ondersteunen teneinde een verticale stand van de schroef te bevorderen.

15. Inrichting volgens conclusie 14 met het kenmerk dat 10 de arreteringsmiddelen onder veerdruk staande kogeltjes zijn. 1012155