NL1011645C2 - Inrichting voor het inklemmen van een krat. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting voor het inklemmen van een krat.

De onderhavige uitvinding betreft een inrichting voor het inklemmen van een krat, omvattende een frame of een plaat, voorzien van tenminste een eerste en een tweede 5 klemorgaan, voor het aangrijpen van een inwendig gedeelte van de wand van het krat, welke klemorganen op afstand van elkaar zijn aangebracht.

Een dergelijke inrichting is bekend in de stand van de techniek. De inrichting wordt onder meer gebruikt bij het aanbrengen van een afbeelding op een krat. Kratten, zoals 10 bierkratten, zijn aan de buitenzijde doorgaans voorzien van een merknaam of een andere reclame-uiting. Om deze afbeeldingen op de kratten te kunnen aanbrengen, worden de kratten met behulp van een transportband langs een drukstation gevoerd. Bij het drukstation kan met behulp van een aanbrengkop een afbeelding op de wand van het krat worden geperst of gestreken.

15 Bij het aanbrengen van de afbeelding wordt door de aanbrengkop een zijwaarts gerichte kracht uitgeoefend op het krat. Om te voorkomen dat de aanbrengkop het krat van de transportband duwt, wordt het krat vanaf de bovenzijde ingeklemd met behulp van een kleminrichting, van de in de aanhef genoemde soort. Deze inrichting is bijvoorbeeld als plaat uitgevoerd, waarvan de afmetingen zijn afgestemd op de binnen-20 maten van het krat. De eindranden van de klemplaat worden benut als klemorganen, die aangrijpen op de binnenwanden van een krat.

Voordat met de aanbrengkop een afbeelding wordt aangebracht op de zijwand van het krat, wordt de klemplaat vanaf de bovenzijde in het krat geplaatst. De aanwezigheid van de klemplaat voorkomt in de eerste plaats dat het krat zijwaarts van de transport-25 band wordt geduwd. In de tweede plaats voorkomt de klemplaat dat de zijwand van het krat, die blootstaat aan de zijwaartse druk van de aanbrengkop, overmatig deformeert. Hoe groter de deformatie is van de zijwand, hoe moeilijker het wordt om een gladde, niet vervormde afbeelding aan te brengen op het krat.

Om bij een drukstation een voldoende hoge doorvoersnelheid te kunnen halen, wordt 30 niet een enkele klemplaat, maar worden verschillende, in serie geplaatste klemplaten gebruikt om de opeenvolgende kratten in te klemmen. De klemplaten zijn bevestigd aan een eindloze transportinrichting die in de nabijheid van het drukstation parallel verloopt aan de transportband waarmee de kratten naar het drukstation worden aange- 1 0 11 6 ή 5 2 voerd. Op een zekere afstand voor het drukstation wordt een klemplaat in het krat geplaatst. De eindloze transportinrichting duwt de klemplaat omlaag tot in een krat. Na het verlaten van het drukstation wordt de plaat weer uit het krat verwijderd, door met de eindloze transportinrichting de klemplaat omhoog te bewegen, uit het krat.

5

Een bekend probleem bij het inklemmen van de kratten met klemplaten volgens de stand van de techniek is de relatief grote variatie in de maatvoering van de kratten. Door onder meer krimpvariaties die optreden tijdens de productie van het krat, is het binnenwerk van vrijwel iedere krat net weer even anders dan dat van de overige 10 kratten.

Bij de klemplaten volgens de stand van de techniek zijn er daarom in het gebruik twee mogelijkheden. In de eerste plaats kunnen de afmetingen van de klemplaat relatief groot worden gekozen, zodat ook de kratten met relatief grote binnenmaten door de plaat kunnen worden ingeklemd. Daarbij loopt men echter het risico dat de 15 klemplaat zich, bij kratten met een relatief kleine binnenmaat, zo vast zet in het krat, dat het krat niet meer loskomt van de klemplaat wanneer de klemplaat met behulp van de eindloze transportinrichting omhoog wordt bewogen. In dat geval beweegt het krat na het verlaten van het drukstation samen met de klemplaat omhoog. Om het krat los te kunnen maken van de klemplaat moet de productielijn worden stilgelegd, 20 met alle bijbehorende nadelen (zoals tijdsverlies) van dien. Bovendien loopt men de kans dat het krat, bij het omhoog, bewegen schade toebrengt aan de installatie zelf.

In de tweede plaats is het mogelijk om de buitenmaten van de klemplaat af te stemmen op de binnenmaten van de kleinste kratten. Het effect daarvan is dat geen van de kratten vast blijft zitten aan de klemplaat, wanneer deze plaat na het drukstation 25 omhoog wordt bewogen. Een belangrijk nadeel van deze maatregel is echter dat de tussen de binnenwanden van de kratten en de eindranden van de klemplaten onvermijdelijk speling aanwezig is. Deze speling vertaalt zich om te beginnen in onnauwkeurigheid bij het positioneren van het krat. Bovendien kan de wand van het krat door de aanwezige speling tenminste zover vervormen totdat de bovenrand van het 30 krat komt aan te liggen tegen de eindrand van de klemplaat. Zoals hierboven als vermeld is, zal deze vervorming de kwaliteit van de aangebrachte afbeelding nadelig beïnvloeden.

10 116 4 5 3

Het is het doel van de onderhavige uitvinding om te voorzien in een inrichting van in de aanhef genoemde soort, die de hierboven beschreven nadelen niet heeft.

Dat doel wordt in de onderhavige uitvinding bereikt doordat tenminste het eerste 5 klemorgaan voorzien is van een klemnok, die verplaatsbaar is ten opzichte van het tweede klemorgaan.

Door het verplaatsbaar aanbrengen van tenminste een van de klemorganen kan de kleminrichting om te beginnen tussen de wanden van het krat geplaatst worden. 10 Vervolgens kan de klemnok worden verplaatst zodat de klemnok in aangrijping komt met een binnenwand van het krat. Door het verplaatsbaar aanbrengen van de klemnok worden zo de eventuele maatafwijkingen tussen de kratten opgevangen, en kan ieder krat zonder speling worden ingeklemd.

Het verplaatsbaar aanbrengen van de klemnok heeft verder als effect dat niet alleen 15 kleine maatverschillen tussen kratten van een soort kunnen worden opgevangen, maar ook verschillende soorten kratten met dezelfde kleminrichting kunnen worden ingeklemd. Hoe groter de afstand waarover de klemnok kan worden verplaatst, des te groter de verschillen tussen de kratten kunnen zijn die met de inrichting volgens de uitvinding kunnen worden opgevangen.

20

Volgens de uitvinding is het mogelijk dat het eerste klemorgaan een aanslagnok omvat, die verplaatsbaar is ten opzichte van de plaat of het frame, waarbij de aanslagnok en de klemnok zodanig mechanisch gekoppeld zijn, dat een verplaatsing van de aanslagnok ten opzichte van de plaat of het frame, een verplaatsing van de klem-25 nok ten opzichte van het tweede klemorgaan veroorzaakt.

Door deze maatregel wordt bereikt dat wanneer de inrichting naar een in te klemmen krat wordt bewogen, het aanslagoppervlak tegen de bovenrand van een krat kan worden aangeduwd. Door de mechanische koppeling van de aanslagnok en de klem-30 nok wordt de klemnok als gevolg daarvan verplaatst ten opzichte van het tweede klemorgaan. De afstand tussen de klemnok en het tweede klemorgaan neemt toe, waardoor de binnenwand van het krat wordt ingeklemd tussen enerzijds de klemnok en anderzijds het tweede klemorgaan.

10 5 16 4 5 4

Door deze mechanische koppeling tussen de aanslagnok en de klemnok kan de klem-inrichting volgens de uitvinding relatief eenvoudig worden uitgevoerd. Wanneer de klemnok bijvoorbeeld hydraulisch zou worden aangedreven en de kleminrichtingen bevestigd zouden zijn aan een eindloze transportinrichting, zou in de inrichting een 5 grote serie vloeistofdichte koppelingen moeten worden aangebracht. Dergelijke koppelingen zijn relatief kostbaar en gevoelig voor storingen. Door de mechanische verbinding tussen de aanslagnok en de klemnok volgens de uitvinding worden de hydraulische leidingen en de bijbehorende koppelorganen overbodig.

Wanneer de inrichting wordt uitgevoerd als een vlak lichaam, zoals een plaat, kan 10 met behulp van de plaat een kracht worden gezet op de bovenrand van het bierkrat. Met behulp van de plaat wordt het bierkrat zo tegen een ondersteuning gedrukt. De aandrukkracht van de plaat op de bovenrand van het krat samen met de klemkracht van de klemnok en het klemorgaan, zorgen er voor dat het krat stevig wordt ingeklemd.

15

Het is volgens de uitvinding mogelijk dat het eerste klemorgaan is uitgevoerd als zwenklichaam met een aanslagoppervlak en een klemoppervlak, waarbij het aanslag-oppervlak en het klemoppervlak op rotatieafstand ten opzichte van elkaar zijn aangebracht.

20

Door deze maatregel wordt bereikt dat de uitvoering van de inrichting zeer eenvoudig wordt gehouden. Door een kracht uit te oefenen op het aanslagoppervlak wordt het klemoppervlak verplaatst. Daarmee zijn de aanslagnok en de klemnok star met elkaar verbonden in een enkel zwenklichaam. Beide nokken zijn uitgevoerd als oppervlakte-25 deel van een en hetzelfde lichaam.

Volgens de uitvinding is het mogelijk dat het tweede klemorgaan als zwenklichaam is uitgevoerd. 1

Door deze maatregel wordt bereikt dat bij het aangrijpen van een krat de twee aan-slagoppervlakken van de twee zwenklichamen tegen de binnenwand van het krat worden bewogen. Op deze manier wordt de klemkracht symmetrische overgebracht op het krat.

* Π : '· s; Λ H

i V ’* λ V i V* 5

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm is het mogelijk dat het zwenklichaam in hoofdzaak is uitgevoerd als cilinder, waarbij het zwenklichaam een eerste en een tweede strip omvat die, in hoofdzaak parallel, op de mantel van de cilinder zijn bevestigd. Daarbij is het mogelijk dat het eerste en het tweede zwenklichaam zich in 5 hoofdzaak parallel ten opzichte van elkaar in het frame of de plaat uitstrekken.

Door deze maatregel wordt bereikt dat het klemoppervlak en het aanslagoppervlak relatief lang zijn. Dat betekent dat het roteren van het zwenklichaam kan worden bewerkstelligd door een relatief groot aanslagoppervlak en dat het inklemmen van het 10 krat kan plaatsvinden met een relatief groot klemoppervlak. Hierdoor kan de opper-vlaktedruk zelf laag worden gehouden, terwijl toch een voldoende klemkracht wordt bewerkstelligd.

Door de zwenklichamen parallel aan te brengen kunnen de klemoppervlakken twee parallel verlopende zijwanden aangrijpen.

15

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm is er in voorzien dat de eerste strip zwaarder is dan de tweede strip.

Zoals hierboven al is opgemerkt kan de inrichting volgens de uitvinding gebruikt 20 worden in een verticale opstelling, waarbij de kleminrichting vanaf de bovenzijde in de kratten wordt geplaatst. Dat betekent dat de zwaartekracht kan worden benut voor het in de juiste uitgangspositie brengen van de zwenklichamen. Aangezien de eerste strip zwaarder is uitgevoerd dan de tweede strip, zullen de zwenklichamen door het gewicht van de relatief zware eerste strips in hun vaste uitgangspositie worden ge-25 dwongen wanneer de kleminrichting geen contact maakt met een in te klemmen krat. Vanuit deze uitgangspositie kan de kleminrichting in verticale richting omlaag worden bewogen in de richting van het krat.

Volgens de uitvinding is het verder mogelijk dat het zwenklichaam of de zwenklicha-30 men zijn ondergebracht in doorgaande openingen in het frame of de plaat. Bovendien kan het frame of de plaat een bovenzijde en een onderzijde omvatten, waarbij de onderzijde, in het gebruik, naar een krat gericht is. Daarbij is het mogelijk dat de doorsnede van de openingen vanaf de onderzijde van het frame of de plaat afneemt.

101:345 6

Door deze maatregel wordt in de eerste plaats bereikt dat de uitvoering van de klem-inrichting relatief eenvoudig gehouden kan worden. In de tweede plaats wordt bereikt dat de maximale zwenkhoek van het zwenklichaam ten opzichte het vlakke lichaam wordt beperkt.

5

De onderhavige uitvinding zal verder worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen waarin:

Figuur 1 een zijaanzicht toont van een mogelijk gebruik van de kleminrichting vol-10 gens de onderhavige uitvinding, waarbij met de kleminrichting bierkratten worden ingeklemd die aan de buitenzijde worden voorzien van een opdruk.

Figuur 2 een bovenaanzicht is van een kleminrichting volgens de onderhavige uitvinding die wordt gebruikt volgens het gebruik van figuur 1.

15

Figuur 3 een kleminrichting volgens de onderhavige afbeelding weergeeft in dwarsdoorsnede, op het moment dat de kleminrichting in aangrijping wordt gebracht met een in te klemmen bierkrat.

20 Figuur 4 een kleminrichting volgens de onderhavige uitvinding in dwarsdoorsnede weergeeft, op het moment dat de zwenklichamen in aangrijping zijn met de bovenrand van een bierkrat.

Zoals hierboven al vermeld is, is de onderhavige uitvinding met name geschikt voor 25 het inklemmen van een bierkrat. In de onderstaande beschrijving wordt het gebruik van de kleminrichting toegelicht, voor een toepassing waarbij de zijwanden van bierkratten worden voorzien van een opdruk.

In figuur 1 is schematisch een transportband 1 weergegeven waarop achtereenvolgens 30 drie bierkratten 2 staan afgebeeld. De bierkratten 2 bewegen in de tekening gezien van rechts naar links. Met behulp van de transportband 1 worden de bierkratten langs een aanbrengkop (zie ook figuur 2) gevoerd die onder meer met behulp van een zijwaarts gerichte kracht een afbeelding 3 op de zijwand van het bierkrat aanbrengt.

, -5 \ R

i u . ; J '·* * 7

Om te voorkomen dat het bierkrat 2 onder invloed van deze zijwaartse kracht van de transportband 1 afvalt, wordt het bierkrat 2 vanaf de bovenzijde op de transportband 1 geduwd met behulp van de kleminrichting 4. Deze kleminrichting 4 omvat een in hoofdzaak vlak lichaam zoals een plaat 5, die voorzien is van twee of meer zwenk-5 lichamen 6 (zie vooral de figuren 2, 3 en 4). De plaat 5 kan in verticale richting worden bewogen met behulp van aandrijfmiddelen 7. Deze aandrijfmiddelen kunnen ieder geschikt aandrijfmiddel betreffen zoals bijvoorbeeld een hydraulische cilinder of een spindel.

10 In figuur 2 wordt een bovenaanzicht gegeven van de kleminrichting 4 volgens figuur 1. In figuur 2 zijn opnieuw de bierkratten 2 afgebeeld, op de zijwanden waarvan een afbeelding moet worden aangebracht. In figuur 2 is te zien dat de kleminrichting 4 een vlakke plaat 5 omvat waarin draaibaar twee zwenklichamen 6 zijn aangebracht. Met behulp van de vlakke plaat 5 kan in verticale richting kracht worden uitgeoefend 15 op de bovenrand van het krat 2. Met behulp van de zwenklichamen 6 kan op de bovenrand van de naar een aanbrengkop 20 gerichte zijden bovendien een naar buiten gerichte klemkracht gezet worden. Op deze manier wordt in de eerste plaats bereikt dat het krat 2 niet zijwaarts van een onderliggende transportband 1 kan worden afgeduwd. In de tweede plaats wordt bereikt dat de te bedrukken zijwand onder invloed 20 van de druk van de kop 20 niet overmatig kan vervormen. Het beperken van de vervorming is nodig om een afbeelding 3 met een gewenste kwaliteit op de zijwand van een krat 2 te kunnen aanbrengen.

In figuur 3 is een zijaanzicht in dwarsdoorsnede te zien van de kleminrichting 4 die 25 in aangrijping gebracht wordt met de bovenrand van een bierkrat 2. In figuur 3 is het krat 2 gedeeltelijk in doorsnede afgebeeld. In figuur 3 is te zien dat de zwenklichamen 6 een rond lichaam of cilinder 30 omvatten in de langsrichting waarvan twee strips 31, 32 zijn aangebracht. De strip 31 is zwaarder uitgevoerd dan de strip 32. Dat betekent dat het zwenklichaam 6, wanneer het niet in aangrijping is met een in te 30 klemmen object, onder invloed van de zwaartekracht in de in de figuur afgebeelde uitgangstoestand zal terugkeren. In figuur 3 is het geval weergegeven dat de kleminrichting 4 in aangrijping gebracht gaat worden met de krat 2. Daartoe wordt de kleminrichting 4 met behulp van de aandrijfmiddelen 7 in verticale richting omlaag 1011645 8 bewogen in de richting van de bovenrand van het krat 2. Bij het in aangrijping brengen van de zwenklichamen 6 met de bovenrand van het krat 2 wordt het uiteinde van de strip 32 in de richting van het bovenoppervlak 33 van het krat 2 geleid. Het uiteinde van de strip 32 doet dienst als aanslagoppervlak.

5

Volgens figuur 4 zijn de uiteinden van de strips 31, 32 in aangrijping gebracht met de bovenrand van het krat 2. In de figuur is te zien dat de respectievelijke aanslagop-pervlakken aan het uiteinde van beide strips 32 de zwenklichamen 6 laten roteren, in tegengestelde richtingen. Door deze zwenkbeweging worden de uiteinden van de 10 strips 31, die als klemoppervlak dienst doen, van elkaar bewogen. Dat betekent dat door de klemoppervlakken aan de uiteinden van de strips 31 een naar buiten gerichte klemkracht wordt gezet op de wand van het krat 2. Deze naar buiten gerichte klem-kracht biedt weerstand aan de druk die door de aanbrengkop 20 op de zijwand van het krat 2 wordt uitgeoefend.

15

Het zal duidelijk zijn dat de kleminrichting volgens de onderhavige uitvinding relatief eenvoudig van opzet is. De strips 31, die dienst doen als klemoppervlak, hoeven niet te worden aangedreven met externe aandrijfmiddelen. Wanneer de kleminrichting 4 in serie wordt gebruikt met andere kleminrichtingen 4, zijn complexe aansluitingen van 20 een eventuele externe aandrijving op de kleminrichtingen 4, daarvan niet nodig. De beweging van de strips 31 is een gevolg van de rotatie van de zwenklichamen 6, welke rotatie het gevolg is van het in contact brengen van de aanslagoppervlakken op de strips 32 met de bovenrand van de krat 2. Dat betekent dat door een verticale beweging van de plaat 5 in de richting van het krat 2 niet alleen een verticale klem-25 kracht wordt gezet op het krat maar ook, door de resulterende zwenkbeweging, een naar buiten gerichte klemkracht op de wanden van het krat.

Het is duidelijk dat de onderhavige uitvinding niet beperkt is tot het gebruik van kleminrichting en voor bierkratten. De uitvinding is even zo goed bruikbaar bij tal 30 van andere vergelijkbare toepassingen.

Λ ·" ·' -»- - v ί v · v i v

Claims (9)

1. Inrichting (4) voor het inklemmen van een krat (2), omvattende een frame of een plaat (5), voorzien van tenminste een eerste en een tweede klemorgaan (6), voor het 5 aangrijpen van een inwendig gedeelte van de wand van het krat (2), welke klemor-ganen (6) op afstand van elkaar zijn aangebracht, met het kenmerk, dat tenminste het eerste klemorgaan voorzien is van een klemnok (31), die verplaatsbaar is ten opzichte van het tweede klemorgaan (6).

2. Inrichting (4) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste klemorgaan (6) een aanslagnok (32) omvat, die verplaatsbaar is ten opzichte van het frame of de plaat (5), waarbij de aanslagnok (32) en de klemnok (31) zodanig mechanisch gekoppeld zijn, dat een verplaatsing van de aanslagnok (32) ten opzichte van het frame of de plaat (5), een verplaatsing van de klemnok (31) ten opzichte van het tweede kle- 15 morgaan (6) veroorzaakt.

3. Inrichting (4) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het eerste klemorgaan is uitgevoerd als zwenklichaam (6) met een aanslagoppervlak (32) en een klem-oppervlak (31), waarbij het aanslagoppervlak (32) en het klemoppervlak (31) op 20 rotatieafstand ten opzichte van elkaar zijn aangebracht.

4. Inrichting (4) volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat het tweede klemorgaan (6) als zwenklichaam is uitgevoerd.

5. Inrichting (4) volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat het zwenklichaam (6) in hoofdzaak is uitgevoerd als cilinder (30), waarbij het zwenklichaam (6) een eerste (31) en een tweede strip (32) omvat die, in hoofdzaak parallel, op de mantel van de cilinder (30) zijn bevestigd.

6. Inrichting (4) volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het eerste (6) en het tweede zwenklichaam (6) zich in hoofdzaak parallel ten opzichte van elkaar in het frame of de plaat (5) uitstrekken. 10 116 4 5

7. Inrichting (4) volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de eerste strip (31) zwaarder is dan de tweede strip (32).

8. Inrichting (4) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat 5 het zwenklichaam (6), of de zwenklichamen (6) zijn ondergebracht in doorgaande openingen in het frame of de plaat (5).

9. Inrichting (4) volgens conclusie 8, waarbij het frame of de plaat (5) een bovenzijde en een onderzijde heeft en waarbij de onderzijde, in het gebruik, naar een krat (2) 10 gericht is, met het kenmerk, dat de doorsnede van de openingen vanaf de onderzijde van het frame of de plaat (5) afneemt. , f a h R io 16