NL1011282C2 - Trekvaste verbinding. - Google Patents

Description

Trekvaste verbinding

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het trekvast verbinden van twee in eikaars verlengde liggende, buisvormige einden van leidingen voor gas of vloeistof, welke inrichting een met ruime passing 5 over dat einde geschoven mof met een schroefdraad omvat alsmede een met een samenwerkende schroefdraad uitgevoerd moerlichaam, dat een naar buiten toe vernauwende binnenomtrek heeft voor het opnemen van een axiaal gespleten klemring. ” 10 Er zijn in praktijk reeds vele voorstellen gedaan inzake trekvaste verbindingen voor het in eikaars verlengde koppelen van .buiseinden. Deze einden kunnen einden van pijpen zijn, doch ook aansluitstompen van afsluiters en dergelijke. Het probleem bij het verbinden 15 van deze buiseinden is_._dat door de werkdruk van het medium in het leidingstelsel de verbinding wil losraken, welk probleem zich te meer voordoet bij T-kruisingen en bochten. De uitwendige druk, veroorzaakt door de klemring in de rond de buiseinden aangebrachte mof, met het moer-20 lichaam, is echter niet onbeperkt te verhogen, omdat de buiseinden vervormd kunnen worden.

De uitvinding beoogt een trekvaste verbinding te verschaffen, waarbij de axiale trekkracht wordt opgenomen zonder een bovenmatige klemkracht te moeten opleg-25 gen.

De trekvaste verbinding volgens de uitvinding onderscheidt zich doordat een of elke axiale spleet van de klemring is voorzien van een verend brugstuk, een en ander zodanig dat dekring qua diameter vernauwt door het 30 tegen de mof draaien van het moerlichaam.

Dankzij deze verbeterde klemring is het mogelijk om de buiseinden zonder noemenswaardige axiale beschadiging (krassen) te monteren, aangezien de aan- 1011282 2 vangsdiameter van de klemring groter is dan de maximale buistoleranties.

De gewenste aanvangsdiameter van de klemring wordt bereikt door de verende brugdelen van de ring, die 5 de klemring goed open laten staan tijdens het invoeren van het buiseinde in de mof. Terwijl de twee axiale spleten voorkomen dat bij kunststoffen buiseinden door een te grote vervorming de kunststof te extreem belast wordt en er een te grote plastische vervorming in het 10 buiseinde ontstaat, zodat het lange-duur-gedrag van het kunststofuiteinde negatief zou kunnen worden beïnvloed.

In een bij zondere uitvoeringsvorm is de spleet getrapt uitgevoerd en vormt naast het brugstuk aanslag-vlakken, zodanig dat daarmee de minimale diameter nog 15 nauwkeuriger is bepaald.

Doordat de klemring vrij over de buiseinden kan worden geschoven voor montage, kan het binnenoppervlak van de ring zonder problemen van een vertanding of dergelijk wrijvingsverhogend middel zijn voorzien, omdat deze 20 vertanding geen axiale sporen op de buiseinden achterlaat bij die montage. De vertanding komt pas met het buisop-pervlak in aanraking door het aandraaien van het moerli-chaam.

Teneinde de wrijving tussen het moerlichaam en 25 de klemring te verminderen is de klemring aan de buitenzijde bij voorkeur voorzien van omtreksgroeven, die een afgeronde vorm aan de buitenzijde kunnen vertonen.

De uitvinding wordt nader toegelicht in de hieronderstaande figuurbeschrijving van een tweetal 30 uitvoeringsvoorbeelden. In de tekening toont: fig. 1 een perspectivisch aanzicht van twee tegen elkaar stotende buiseinden, waarmee een trekvaste verbindingsinrichting volgens de uitvinding is aange-35 bracht, fig. 2 een met fig. 1 overeenkomend perspectivisch aanzicht, waarbij de onderdelen uit elkaar zijn genomen, 'i o · · o. o 3 fig. 3 een perspectivisch aanzicht van een deel van de inrichting uit fig. 1 op vergrote schaal, fig. 4 een perspectivisch aanzicht overeenkomstig fig. 3 met uiteengenomen delen, waarbij de klemring 5 is gemodificeerd, fig. 5 een axiaal aanzicht van een drievoudig gespleten ring volgens de uitvinding.

In de figuren zijn dezelfde onderdelen met 10 dezelfde verwijzingscijfers aangegeven.

Elk buiseinde is aangegeven met B die in eikaars verlengde liggen. Rond de buiseinden is de mof 1 aangebracht, welke mof in het midden is voorzien van een aanslagrand 2, zodat de buiseinden over dezelfde afstand 15 in de mof kunnen worden geschoven. Aan de binnenzijde van de mof is een dichtingsring 3 aangebracht, welke is opgenomen in een groef 4, welke is uitgespaard in het binnenoppervlak van de mof.

Aan de buitenzijde is aan weerseinden een 20 schroefgang 5 aangebracht, waarop een moerlichaam 6 te draaien is die eveneens van een samenwerkende schroefgang aan de binnenzijde is voorzien.

Het moerlichaam 6 heeft een naar buiten toe convergerend binnenvlak 7, zodanig dat een wigvormige 25 kamer is gevormd door het binnenvlak 7 van het moerlichaam 6 en het buitenoppervlak van de buis B. In deze kamer is een klemring 8 volgens de uitvinding opgenomen.

De montage van de verschillende onderdelen vindt als volgt plaats. De klemring 8 wordt vooraf los in 30 het moerlichaam geschoven, waarna het moerlichaam voor 50 % op de mof wordt gedraaid. De klemring 8 zal daarbij niet belast worden en houdt zijn maximale binnendiameter. Het buiseinde B wordt vervolgens, van rechtsboven in fig. 2, door het moerlichaam 6 en de klemring 8 heen geschoven 35 tot in het rechterdeel van de mof 1. Ten slotte wordt het moerlichaam 6 vaster op de mof gedraaid. Door het schuine binnenvlak van het moerlichaam 6 wordt dan de klemring op een hieronder nader toe te lichten wijze tegen het bui- 1 n 11 ? p ? 4 tenoppervlak van de buiseinden B gedrukt. Opgemerkt wordt dat in fig. 2 het linker buiseinde B zonder de klemring 8 en het moerlichaam 6 is getekend, maar hierop wordt op dezelfde wijze als hierboven beschreven eveneens deze 5 onderdelen aangebracht. Zodoende ontstaat een trekvaste verbinding tussen de buiseinden B.

De klemring volgens de uitvinding is voorzien van een of meer spleten 9, waarbij in het voorste gedeelte van de klemring 8 een brugstuk 10 is aangebracht. Dit 10 brugstuk heeft bij voorkeur een U-vormige gestalte en is van flexibel strookmateriaal. Is de ring van kunststof vervaardigd, dan kan het brugstuk 10 integraal met de ring zijn gevormd. Het brugstuk 10 is flexibel, hetgeen betekent dat deze de beide helften van de ring 8 in fig. 15 2 uit elkaar drukt in onbelaste toestand. Door de druk-kracht van het moerlichaam 6 kunnen de helften echter vrij naar elkaar toe bewegen en op het buitenoppervlak van het buiseinde B geklemd worden. Voor de gewenste klemwerking kan de ring aan de binnenzijde zijn voorzien 20 van een vertanding 11, welke bij aanklemming zich in het buitenoppervlak dringen, zie fig. 1. Hiermee wordt een stevige trekvaste verbinding tot stand gebracht. De vertanding 11 wordt bij montage echter ruim buiten het buitenoppervlak van de buiseinden B gehouden, zodat er 25 geen axiale schuifsporen of andere beschadigingen aan het buiseinde ontstaan, hetgeen tot lekkage zou kunnen leiden. Het buiseinde blijft derhalve schoon en kan goed worden gedicht door de rubberen ring 3. Andere wrijvings-verhogende middelen dan een vertanding zijn eveneens 30 mogelijk.

Aan de buitenzijde van de klemring 8 is ten minste een omtrekschroef 12 aangebracht, welke aan de buitenzijde is afgerond. Dit vermindert de wrijving tussen het binnenvlak 7 van het moerlichaam 6 en de 35 klemring 8, zodat de klemring 8 niet gaat meedraaien met het moerlichaam 6.

Fig. 3 en 4 laten dezelfde onderdelen van de trekvaste verbinding zien, waarbij echter de klemring 8 i 1011282 5 is gemodificeerd. Hier zijn drie spleten aangebracht, elk met een brugstuk 10, waarbij wordt opgemerkt dat de spleet 9 naast het brugstuk naar binnen is getrapt. Hierdoor ontstaan twee aanslagvlakken 15 die in onbelaste 5 toestand van de klemring een specifieke tussenruimte vrijlaten. Bij het aandraaien van het moerlichaam 6 zullen de drie secties van de klemring 8 naar elkaar toe bewegen, waarbij de aanslagvlakken 15 tegen elkaar stuiten, waarmee de minimale binnendiameter van de ring 8 is 10 bepaald. Daardoor kan__er geen overbelasting op het bui-seinde B ontstaan.

In fig. 4 is de vertanding vervangen door een geruwd oppervlak 16, dat ook een wrijvingsverhogende werking op het buitenoppervlak van het buiseinde B geeft. 15 De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. Zo kan binnen het kader van de conclusies de klemring 8 op verschillende wijzen zijn uitgevoerd. Afhankelijk van het soort materiaal van de buiseinden is het binnenoppervlak van de ring bepaald.

20 Ook het aantal sectie.s_.yan de ring, dat wil zeggen het aantal spleten, kan vrij worden gekozen. De omtreks-groeven 12 daarvan kunnen een aangepaste vorm vertonen. Ook de mof 1 kan een willekeurige vorm hebben, waarbij binnen het kader van .de.uitvinding zelfs de schroefgang 25 door de andere verbindingssystemen kan zijn vervangen, bijvoorbeeld een bajonetsluiting.

1 n 11 ? 8 2

Claims (10)

1. Inrichting voor het trekvast verbinden van twee in eikaars verlengde liggende, buisvormige einden van leidingen voor gas of vloeistof, welke inrichting een met ruime passing over dat einde geschoven mof met een 5 schroefdraad omvat alsmede een met een samenwerkende schroefdraad uitgevoerd moerlichaam, dat een naar buiten toe vernauwende binnenomtrek heeft voor het opnemen van een axiaal gespleten klemring, met het kenmerk, dat een of elke spleet van de klemring is voorzien van een verend 10 brugstuk, een en ander zodanig dat de ring qua diameter vernauwt door het tegen de mof draaien van het moerlichaam.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de spleet getrapt is en daarmee aanslagvlak- 15 ken naast het brugstuk vormt ter begrenzing van de minimale binnendiameter van de klemring.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de klemring aan de naar de te verbinden buizen gekeerde binnenoppervlak is voorzien van een 20 wrijvingsverhogend oppervlak, zoals een vertanding.

4. Inrichting volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat de mof is uitgevoerd met een met een buis-einde samenwerkende dichtingsring.

5. Inrichting volgens een der voorgaande con-25 clusies, met het kenmerk, dat de klemring uit kunststof is vervaardigd.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het brugstuk en de ring integraal zijn vervaardigd.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de brug is gevormd door een in hoofdzaak U-vormig gebogen strip.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de klemring aan de buiten-35 zijde is voorzien van een of meer omtreksgroeven. 1 n 1 12 8 2

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de randen van de omtreksgroeven zijn afgerond.

10. Inrichting volgens een der voorgaande con-5 clusies, met het kenmerk, dat de samenwerkende schroefgangen van de mof respectievelijk het moerlichaam zijn afgerond. 1011282