NL1015026C2 - Trekvaste verbinding met blokkeerbus. - Google Patents

Description

j

Trekvaste verbinding met blokkeerbus.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het j trekvast verbinden van twee in eikaars verlengde liggende buisvormige einden van leidingen voor gas of vloeistof, welke inrichting een met ruime passing over dat einde 5 geschoven mof met een schroefdraad omvat alsmede een met een samenwerkende schroefdraad uitgevoerde moerring, die een naar buiten toe vernauwende binnenomtrek heeft voor het opnemen van een gespleten klemring.

Een dergelijke trekvaste verbinding is beschreven 10 aangein de eerdere Europese aanvraag 0200414.1 op naam van aanvraagster. Het doel van de uitvinding is om de weerstand van de te verbinden buiseinden te verhogen, opdat na mogelijke kruip of vervorming van het kunststof buismateriaal het lostrekken van de verbinding ook na 15 jaren gebruik te voorkomen.

De trekvaste verbinding volgens de uitvinding onderscheidt zich doordat een in het of elk buiseind aan te brengen blokkeerbus die in ongebruikte toestand een van de cirkeldoorsnede afwijkende vorm vertoont, zodanig dat 20 de naarbuiten wijzende delen op een diameter liggen die gelijk is aan de maximaal toelaatbare buitendiameter van de kunststof buis, zoals HDPE, minus de minimaal toelaatbare wanddikte daarvan, terwijl de naar binnen liggende delen op een 25 diameter liggen die overeenkomt met een minimaal toelaatbare buitendiameter minus een maximaal toelaatbare wanddikte .

Dankzij de onronde vorm van de blokkeerbus kunnen hiermee de altijd aanwezige tolerantieverschillen van de 30 binnendiameter van de buis worden opgenomen. De blokkeerbus verzorgt een doeltreffende beveiliging van de buis in extreme situaties en de bus zal zich afhankelijk van de mogelijk optredende extreme trekkrachten uiteindelijk geheel tegen de binnenwand van het buiseind aanvleien.

35 Dit om te voorkomen dat de kunststof buis uit de mof wordt getrokken.

015 π 2

Bovengenoemde en andere kenmerken van de blokkeerbus worden hieronder nader toegelicht en een figuurbeschrij-ving van een aantal uitvoeringsvoorbeelden. In de tekening toont: 5 figuur 1: een perspectivisch aanzicht van twee tegen elkaar stotende buiseinden waaromheen een trekvaste verbindingsinrichting volgens de uitvinding is aangebracht , figuur 2: een met figuur 1 overeenkomend perspectie-10 visch aanzicht waarbij de onderdelen uit elkaar zijn genomen, figuur 3: een dwarsdoorsnede van een eerste uitvoeringsvorm van de blokkeerbus volgens de uitvinding, figuur 4: een blokkeerbus uit figuur 3 gemonteerd in 15 een buiseind, figuur 5 en 6: een tweetal met figuur 3 overeenkomende dwarsdoorsneden van twee varianten daarvan.

In de figuren zijn dezelfde onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven.

20 Elk buiseinde is aangegeven met B die in ei kaars verlengde liggen. Rond de buiseinden is de mof 1 aangebracht, welke mof in het midden is voorzien van een aanslagrand 2, zodat de buiseinden over dezelfde afstand in de mof kunnen worden geschoven. Aan de binnenzijde van 25 de mof is een dichtingsring 3 aangebracht, welke is opgenomen in een groef 4, welke is uitgespaard in het binnenoppervlak van de mof.

Aan de buitenzijde is aan weerseinden een schroefgang 5 aangebracht, waarop een moerlichaam 6 te 30 draaien is die eveneens van een samenwerkende schroefgang aan de binnenzijde is voorzien.

Het moerlichaam 6 heeft een naar buiten toe convergerend binnenvlak 7, zodanig dat een wigvormige kamer is gevormd door het binnenvlak 7 van het moer-35 lichaam 6 en het buitenoppervlak van de buis B. In deze kamer is een klemring 8 volgens de uitvinding opgenomen.

De montage van de verschillende onderdelen vindt als volgt plaats. De klemring 8 wordt vooraf los in 1 0 1 50?6 3 het moerlichaam geschoven, waarna het moerlichaam voor 50 % op de mof wordt gedraaid. De klemring 8 zal daarbij niet belast worden en houdt zijn maximale binnendiameter, dat wil zeggen de maximaal toelaatbare buitendiameter van 5 de HDPE pijp plus 1 millimeter. Het buiseinde B wordt vervolgens, van rechtsboven in fig. 2, door het moerlichaam 6 en de klemring 8 heen geschoven tot in het rechterdeel van de mof 1. Ten slotte wordt het moerlichaam 6 vaster op de mof gedraaid. Door het schuine 10 binnenvlak van het moerlichaam 6 wordt dan de klemring op een hieronder nader toe te lichten wijze tegen het buitenoppervlak van de buiseinden B gedrukt. Opgemerkt wordt dat in fig. 2 het linker buiseinde B zonder de klemring 8 en het moerlichaam 6 is getekend, maar hierop wordt op 15 dezelfde wijze als hierboven beschreven eveneens deze onderdelen aangebracht. Zodoende ontstaat een trekvaste verbinding tussen de buiseinden B.

De klemring volgens de uitvinding is voorzien van een of meer spleten 9, waarbij in het voorste gedeel-20 te van de klemring 8 een brugstuk 10 is aangebracht. Dit brugstuk heeft bij voorkeur een U-vormige gestalte en is van flexibel strookmateriaal. Is de ring van kunststof vervaardigd, dan kan het brugstuk 10 integraal met de ring zijn gevormd. Het brugstuk 10 is flexibel, hetgeen 25 betekent dat deze de beide helften van de ring 8 in fig.

2 uit elkaar drukt in onbelaste toestand. Door de druk-kracht van het moerlichaam 6 kunnen de helften echter vrij naar elkaar toe bewegen en op het buitenoppervlak van het buiseinde B geklemd worden. Voor de gewenste 30 klemwerking kan de ring aan de binnenzijde zijn voorzien van een vertanding 11, welke bij aanklemming zich in het buitenoppervlak dringen, zie fig. 1. Hiermee wordt een stevige trekvaste verbinding tot stand gebracht. De vertanding 11 wordt bij montage echter ruim buiten het 35 buitenoppervlak van de buiseinden B gehouden, zodat er geen axiale schuifsporen of andere beschadigingen aan het buiseinde ontstaan, hetgeen tot lekkage zou kunnen leiden. Het buiseinde blijft derhalve schoon en kan goed l n1ς n or 4 worden gedicht door de rubberen ring 3. Andere wrijvings-verhogende middelen dan een vertanding zijn eveneens mogelijk.

Opgemerkt wordt dat de spleet 9 naast het brugstuk 5 naar binnen is getrapt. Hierdoor ontstaan twee aanslag-vlakken 15 die in onbelaste toestand van de klemring een specifieke tussenruimte vrijlaten. Bij het aandraaien van het moerlichaam 6 zullen de drie secties van de klemring 8 naar elkaar toe bewegen, waarbij de aanslagvlakken 15 10 tegen elkaar stuiten, waarmee de minimale binnendiameter van de ring 8 is bepaald. Daardoor kan er geen overbelasting op het buis-einde B ontstaan. Om dezelfde reden is het moerlichaam 6 voorzien van een aanslagrand 17. Teneinde bij trekbelasting de klemring 8 niet uit het moer-15 lichaam te trekken, in welk geval de ring 8 het. buiseinde zou beschadigen.

In het rechterbuisdeel in figuur 1 en 2 is een steunbus 20 aangebracht, welke een onronde vorm vertoont, zie figuur 3-6, indien de bus onbelast is. De onronde 20 vorm is zodanig dat de naarbuiten wijzende delen op een diameter liggen die gelijk is aan de maximaal toelaatbare buitendiameter van de kunststof buis, zoals HDPE, minus de minimaal toelaatbare wanddikte daarvan, terwijl de naar binnen liggende delen op een diameter liggen die 25 overeenkomt met een minimaal toelaatbare buitendiameter minus een maximaal toelaatbare wanddikte.

Opgemerkt wordt dat het linker buiseind B van bijvoorbeeld stijver materiaal is, bijvoorbeel metaal, waardoor er geen blokkeerbus nodig is.

30 De blokkeerbus heeft een lengte zodanig dat deze zich van het vrije einde van de buis tot aan de buitenrand van de klembus 8 uitstrekt waarbij het ene kopvlak van de bus is uitgevoerd met een naar buiten gerichte flens 21, die op regelmatige wijze bij 22 radiaal is 35 onderbroken. Dit laatste dient om de vervorming van het buslichaam gemakkelijker te kunnen uitvoeren.

Zoals figuur 3 laat zien is de bus in dwarsdoorsnede onrond en vertoont een drietal hoekvormige wanddelen of 1015026 5 toppen 23 met kleine kromtestraal waartussen een verlaagd wanddeel 24 zich uitstrekt waarvan de kromtestraal groter is dan die van de nominale binnendiameter van het bui-seind B.

5 Figuur 4 laat zien dat de toppen 23 naar binnen worden gedrukt, waardoor de tussenliggende delen 24 in meer of mindere mate zich tegen de binnenwand van het buisdeel aanvleien.

Dankzij deze blokkeerbus welke bij voorkeur van 10 poly-acetaal is vervaardigd, wordt de binnenzijde van het buiseinde zodanig ondersteund dat deze niet meer naar binnen meegeeft, waardoor kruip van het buiseind ten opzichte van de klembus 8 wordt voorkomen.

Figuur 5 en 6 laten varianten zien van de dwarsdoor-15 snede van de steunbus uit figuur 3, waarbij figuur 5 een zestal naar buiten gelegen toppen 23' heeft, en de daartussen liggende gedeelten een naar buiten gewelfd oppervlak echter met een grotere kromtestraal dan die van de nominale buisdiameter heeft.

20 Figuur 6 wijkt in zoverre af van figuur 5 dat een achttal toppen 23'' zijn aangebracht, waartussen de verder van elkaar gelegen naar buiten wijzende delen een gebogen verbindingsstuk en de vlak bij elkaar gelegen delen een vlak stuk 25 hebben. Met deze laatste uitvoe-25 ringen kunnen grote buiseind-diameters beter worden ondersteund.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. Zo kan binnen het kader van de conclusies de klemring 8 op verschillende wijzen zijn 30 uitgevoerd. Afhankelijk van het soort materiaal van de buiseinden is het binnenoppervlak van de ring bepaald.

Ook het aantal secties van de ring, dat wil zeggen het aantal spleten, kan vrij worden gekozen.

1015026

Claims (7)

1. Inrichting voor het trekvast verbinden van twee in eikaars verlengde liggende buisvormige einden van leidingen voor gas of vloeistof, welke inrichting een met ruime passing over dat einde geschoven mof met een 5 schroefdraad omvat alsmede een met een samenwerkende schroefdraad uitgevoerde moerring, die een naar buiten toe vernauwende binnenomtrek heeft voor het opnemen van een gespleten klemring, gekenmerkt door een in het of elk buiseind aan te brengen blokkeerbus die in ongebruikte 10 toestand een van de cirkeldoorsnede afwijkende vorm vertoont, zodanig dat de naarbuiten wijzende delen op een diameter liggen die gelijk is aan de maximaal toelaatbare buitendiameter van de kunsjtstof buis, zoals HDPE, minus de minimaal toelaatbare wanddikte 15 daarvan, terwijl de naar binnen liggende delen op een diameter liggen die overeenkomt met een minimaal toelaatbare buitendiameter minus een maximaal toelaatbare wanddikte.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 20 dat een eind van de bus is voorzien van een naar buiten uitstekende flens, welke flens een of meer radiale uitsparingen heeft.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat dat de onrondheid is gevormd door tenminste 25 twee hoekvormige wanddelen met een kromtestraal kleiner dan die van de nominale diameter van het buiseinde en tussengelegen gebogen wanddelen met een grotere kromtestraal .

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, 30 dat tussen twee hoekvormige delen een recht wanddeel aansluit .

5. Inrichting volgens conclusie 1-4, met het kenmerk, dat de of elke spleet van de klemring is voorzien van een brugstuk en aanslagvlakken heeft welke uitsteken 35 voorbij het brugstuk ter begrenzing van de minimum binnendiameter van de klemring. 1015026 »

6. Inrichting volgens conclusie 1-5, met het kenmerk, dat de klemring aan de naar de te verbinden buizen gekeerde binnenoppervlak is voorzien van een vertanding.

7. Blokkeerbus geschikt voor een inrichting volgens 5 een der voorgaande conclusies. 1015026