NL1010929C2 - Zelfcentrerende reminrichting. - Google Patents

Description

ZELFCENTRERENDE REMINRICHTING

De uitvinding heeft betrekking op een reminrichting voor het door mechanische wrijving afremmen van een beweging van een object, zoals de beweging van rails ten opzichte van een trein, of de rotatie van een 5 remschijf of een fietswiel, welke reminrichting omvat: - een basisdeel met een aangrijppunt voor aangrijping van een remkracht, die via bedieningsmiddelen kan worden uitgeoefend; - een op het basisdeel aangebracht remblok voor 10 het door wrijving afremmen van de beweging van het object, waarbij het basisdeel zodanig beweegbaar is dat het remblok met althans een substantiële dwarscomponent ten opzichte van de beweging van het object beweegbaar is; 15 - terugstelveermiddelen voor het van het object af naar een vrije ruststand dringen van het remblok, zodanig dat, bij een remkracht kleiner dan de veerkracht, een ruimte ontstaat tussen het object en het remblok,

Een nadeel van de bestaande reminrichtingen is 20 dat door vervuiling van de scharnierpunten van de reminrichting de afstand van het remblok tot aan het te remmen object niet constant is. Hierdoor wordt de remmende werking nadelig beïnvloed. Wanneer de afstand van het remblok tot aan het te remmen object niet 25 constant is, is aldus de weg van de remkracht niet constant. Dit is voelbaar in bijvoorbeeld het rempedaal of de remhendel.

Wanneer een aanslag wordt voorzien waartegen het basisdeel in ruststand aanlicht, blijft het nadeel 30 bestaan dat de afstand tussen remblok en te remmen object onzeker is. Dit is het gevolg van slijtage van het remblok. Verder kan het probleem optreden dat alhoewel de 1 ü 1 ,.. ; j 2 afstand tussen remblok en te remmen object gewaarborgd is er een onzekere speling is in bijvoorbeeld de remkabel.

De hierboven genoemde nadelen worden voorkomen volgens de onderhavige uitvinding, die gekenmerkt wordt 5 door: - een eerste en een tweede aanslag, welke aanslagen op vaste afstand tot elkaar zijn aangebracht, welke eerste aanslag de maximale afstand tussen het object en het remblok bepaalt, en welke tweede aanslag 10 zich bij het uitoefenen van een remkracht, die de veerkracht overschrijdt, zich instelt op de raakstand, dat wil zeggen de stand waarbij remblok en object elkaar raken.

Door de eerste en tweede aanslag wordt de 15 speling tussen remblok en te remmen object vastgelegd. Wanneer nu het remblok slijt, zou de speling groter worden. Dit wordt volgens de uitvinding opgeheven doordat de tweede aanslag zich bij het uitoefenen van een remkracht, die de veerkracht overschrijdt zich instelt op 20 de raakstand, dat wil zeggen de stand waarbij remblok en object elkaar raken. Hierbij wordt de eerste aanslag eveneens ingesteld doordat de aanslagen op vaste afstand tot elkaar zijn aangebracht. Naar voorkeur kunnen instelmiddelen zijn voorzien voor het instellen van de 25 vaste afstand tussen de aanslagen.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding omvat: - een eerste wrijvingsdeel, dat verschuifbaar is aangebracht op het basisdeel; 30 - een tweede wrijvingsdeel, dat onder veerbelasting tegen het eerste wrijvingsdeel gedrukt wordt; waarbij beide aanslagen zijn verbonden met het tweede wrijvingsdeel.

35 Door de beide wrijvingsdelen wordt de verstelling van de beide aanslagen eenvoudig bewerkstelligd. Door instelling van de veerbelasting kan een doeltreffende verstelling verkregen worden.

1 π i Π-" j i o i i·- ^ 3

Bij voorkeur zijn de wrijvingsdelen schijfvormig.

In weer een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding zijn beide aanslagen gevormd als de 5 eindvlakken van een in het tweede wrijvingsdeel of het basisdeel aangebrachte sleuf en een zich in de sleuf uitstrekkende, op het basisdeel respectievelijk op het tweede wrijvingsdeel aangebrachte, met die respectieve eindvlakken samenwerkende pen.

10 Het voordeel hiervan is dat een compacte, eenvoudige en doeltreffende uitvoering verkregen wordt.

De uitvinding heeft verder betrekking op een fietsrem voor het afremmen van een in een vork roteerbaar aangebracht wiel, welke fietsrem omvat twee aan 15 weerszijden van het wiel, elk op een arm van de vork aangebrachte reminrichtingen volgens conclusie 4, waarbij de eerste wrijvingsdelen vast op de vork zijn aangebracht, waarbij de remblokken op het fietswiel' aangrijpen, en waarbij de terugstelveermiddelen tussen de 20 basisdelen zijn aangebracht.

Het voordeel van de hierboven genoemde fietsrem is dat de remblokken altijd met een vaste speling ten opzichte van de velg zijn aangebracht. Hierdoor wordt een betrouwbare en voorspelbare remwerking verkregen.

25 Bovendien wordt de remkracht gelijkmatig verdeeld over beide zijden van de velg, waardoor een gelijkmatige slijtage van de remblokken wordt verkregen. Dit komt de veiligheid ten goede, daar de remwerking altijd betrouwbaar is. _______ 30 Een ander voordeel van de fietsrem volgens de uitvinding is dat, met name bij wielrenwedstrijden, een wiel snel vervangen kan worden, zonder dat de rem opnieuw afgesteld moet worden..______

In weer een andere voorkeursuitvoeringsvorm van 35 de uitvinding omvat het aangrijppunt voor aangrijping van een remkracht een inrichting voor het opheffen van speling tussen een bowdenkabel en het basisdeel, welke inrichting omvat: .

ïl \:: j 4 - een eerste cilindrische bus, - een tweede cilindrische bus, die schuifbaar is geplaatst in de eerste cilindrische bus, op welke tweede bus de buitenmantel van de bowdenkabel druk- en 5 trekvast gekoppeld is en waardoorheen de binnenkabel loopt, waarbij de tweede bus aan de buitenzijde een uitsparing, die samen met de buitenbus een wigvormige ruimte begrensd omvat; - ten minste een kogel, die in de groef is 10 geplaatst, voor het door wigwerking in een axiale richting blokkeren van de schuifbeweging van de tweede bus ten opzichte van de eerste bus

Wanneer men een rem nastreeft, waarbij de speling tussen remblok en te remmen object altijd 15 constant is, is het eveneens van belang om speling in andere delen van het remsysteem uit te sluiten. Bij bijvoorbeeld een bowdenkabel treedt slijtage op, waardoor er een speling in de kabel optreedt. Bovendien zal een dergelijke kabel bij slijtage van het remblok opnieuw 20 ingesteld moeten worden. Derhalve verschaft de uitvinding de hierboven genoemde verstelinrichting.

In weer een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat de inrichting voor het opheffen van speling een derde cilindrische bus, die tussen de eerste 25 en de tweede bus schuifbaar is geplaatst voor aangrijping op de ten minste ene kogel, ten einde de blokkerende werking naar keuze op te heffen.

Hierdoor kan op eenvoudige wijze de binnenkabel ten opzichte van de buitenkabel van de bowdenkabel in 30 beide richtingen verschoven worden, waardoor de afstand tussen remblok en te remmen object vergroot kan worden, wat gewenst kan zijn bij het vervangen van de remblokken ] of bij het vervangen van het te remmen object. Zodra de | reminrichting opnieuw bediend wordt, stelt de 35 vastgestelde speling tussen remblok en te remmen object zich opnieuw in.

j U c U <J r» 0 5

Deze en andere kenmerken van de uitvinding zullen aan de hand van bijgaande tekeningen nader toegelicht worden.

Figuur 1 toont een perspectiefaanzicht van een 5 reminrichting volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een perspectiefaanzicht met gedeeltelijk weggesneden delen van een eerste uitvoeringsvorm van de verstelinrichting volgens de uitvinding.

10 Figuur 3 toont een perspectiefaanzicht met weggesneden delen van een tweede uitvoeringsvorm van de verstelinrichting volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een fietsrem, die reminrichtingen 1 volgens de uitvinding en een 15 verstelinrichting 2 volgens de uitvinding omvat. De reminrichtingen 1 zijn op een vork 3 van een fiets gemonteerd. Elke reminrichting 1 omvat een basisdeel 4, dat scharnierend op een as 5 is aangebracht. Deze as 5 is vastverbonden met de vork 3. Op de as 5 is tevens een 20 eerste wrijvingsschijf 6 aangebracht. Verder is roteerbaar op de as 5 een tweede wrijvingsschijf 7 aangebracht. Deze tweede wrijvingsschijf 7 wordt door middel van een schotelveer 8 belast. Deze schotelveer 8 kan door middel van bus 9 en bout 10 op spanning worden 25 gebracht.

In de tweede schijf 7 is een sleuf 11 aangebracht, waarin een pen 12 zich uitstrekt, welke pen 12 aan het basisdeel 4 is vastgemaakt.

Aan het basisdeel 4 is verder een remblok 13 30 vastgemaakt, dat op een vaste afstand S van de velg 14 ligt. Het remblok 13 is door middel van bout 15, sluitring 16 en moer 17 vastgemaakt.

De remkracht benodigd voor het remmen wordt via de bowdenkabel 18 overgebracht op de uiteinden 19 van de 35 basisdelen 4. De beide uiteinden 19 van de basisdelen 4 worden door middel van een veer 34 in een ruststand gedwongen. De veer 34 is ondergebracht in cilinder 33 en

; v_.' ..... . J

6 kan door zuiger 36, die verbonden is met stang 35, ingedrukt worden.

De speling in de bowdenkabel 18 wordt door middel van verstelinrichting 2 vereffend. Deze 5 verstelinrichting 2 wordt hierna aan de hand van figuur 2 nader toegelicht. Op de verstelinrichting 2 is een schuifbare ring 31 en spiraalveer 22 aangebracht, welke spiraalveer via flens 21 op de verstelinrichting 2 steunt. Door deze spiraalveer 22 wordt voorkomen dat de 10 volledige remkracht direct bij het aangrijpen van de remblokken 13 volledig op de velg 14 wordt uitgeoefend.

In plaats van de spiraalveer 22 kan ook een ander veerkrachtig element zijn voorzien, zoals een elastomeer. Door de veer 22 vindt de opbouw van remkracht geleidelijk 15 plaats, waardoor de remkracht eenvoudiger te doseren is.

In figuur 2 wordt een eerste uitvoeringsvorm van de verstelinrichting volgens de uitvinding getoond.

De verstelinrichting 2 omvat een cilindervormige bus 23 die scharnierend aan het uiteinde 19 van een basisdeel 20 vastgemaakt is. In deze cilindrische bus 23 is een tweede cilindrisch deel 24 verschuifbaar aangebracht op het uiteinde van dit cilindrische deel 24 steunt de buitenzijde van de bowdenkabel 18. De binnenkabel 25 van de bowdenkabel loopt door dit cilindrische deel 24 en is 25 bevestigd aan het andere eind 19 van het basisdeel 4. Het cilindrische deel 24 omvat een groef 26, waarin een aantal kogels 27 zijn aangebracht. De groef 26 omvat een verticaal vlak 28 en een schuin oplopend vlak 29. Zodra een remkracht wordt uitgeoefend zullen de kogels 27 langs 30 het schuine vlak 29 oplopen en vastgeklemd worden tussen de cilindrische bus 23 en het cilindrische deel 24. Wanneer nu speling ontstaat tussen de buitenkabel en binnenkabel van de bowdenkabel 18, dan zal de veer 20 het cilindrische deel 24 in de cilindrische bus 23 35 verschuiven, waardoor de speling wordt opgeheven. Zodra wederom remkracht wordt uitgeoefend, zullen de kogels de cilindrische bus 23 opnieuw ten opzichte van het i Π i r ·. \ ·; · Ί j U ! 4 - 7 cilindrische deel 24 vastzetten, waarbij de reminrichting speling vrij blijft.

In figuur 3 wordt een tweede uitvoeringsvorm van de verstelinrichting 2 getoond. Deze uitvoeringsvorm 5 komt grotendeels overeen met de uitvoering getoond in figuur 2. Het verschil is dat tussen de cilindrische bus 23 en het cilindrische deel 24 een zogenaamde "reset" bus 30 is aangebracht. Met deze "reset" bus 30 kan de klemmende werking van de kogels 27 opgeheven worden, 10 waardoor bijvoorbeeld de uiteinden 19 van de basisdelen 4 verder uit elkaar gebracht kunnen worden om bijvoorbeeld remblokken 13 te vervangen, of eenvoudiger een wiel te kunnen verwisselen.

Het spreekt voor zich dat de uitvinding niet 15 beperkt is tot de getoonde uitvoeringsvorm en ook toegepast kan worden op andere soorten remmen.

1uIUo2 3 ·

Claims (8)

1. Reminrichting voor het door mechanische wrijving afremmen van een beweging van een object, zoals de beweging van rails ten opzichte van een trein, of de rotatie van een remschijf of een fietswiel, welke 5 reminrichting omvat: - een basisdeel met een aangrijppunt voor aangrijping van een remkracht, die via bedieningsmiddelen kan worden uitgeoefend; - een op het basisdeel aangebracht remblok voor 10 het door wrijving afremmen van de beweging van het object, waarbij het basisdeel zodanig beweegbaar is dat het remblok met althans een substantiële dwarscomponent ten opzichte van de beweging van het object beweegbaar ÏS; 15. terugstelveermiddelen voor het van het object af naar een vrije ruststand dringen van het remblok, zodanig dat, bij een remkracht kleiner dan de veerkracht, een ruimte ontstaat tussen het object en het remblok, gekenmerkt door 20. een eerste en een tweede aanslag, welke aanslagen op vaste afstand tot elkaar zijn aangebracht, welke eerste aanslag de maximale afstand tussen het object en het remblok bepaalt, en welke tweede aanslag zich bij het uitoefenen van een remkracht, die de 25 veerkracht overschrijdt, zich instelt op de raakstand, dat wil zeggen de stand waarbij remblok en object elkaar raken.

2. Reminrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door 30. een eerste wrijvingsdeel, dat verschuifbaar is aangebracht op het basisdeel; - een tweede wrijvingsdeel, dat onder veerbelasting tegen het eerste wrijvingsdeel gedrukt wordt; waarbij beide aanslagen zijn verbonden met het tweede wrijvingsdeel.

3. Reminrichting volgens conclusie 2, waarbij de wrijvingsdelen schijfvormig zijn.

4. Reminrichting volgens conclusie 2, waarbij beide aanslagen zijn gevormd als de eindvlakte van een in het tweede wrijvingsdeel of het basisdeel aangebrachte sleuf en een zich in de sleuf uitstrekkende, op het basisdeel respectievelijk op het tweede wrijvingsdeel 10 aangebrachte, met die respectieve eindvlakken samenwerkende pen.

5. Fietsrem voor het afremmen van een in een vork roteerbaar aangebracht wiel, welke fietsrem omvat twee aan weerszijden van het wiel, elk op een arm van de 15 vork aangebrachte reminrichtingen volgens conclusie 4, waarbij de eerste wrijvingsdelen vast op de vork zijn aangebracht, waarbij de remblokken op het fietswiel aangrijpen, en waarbij de terugstelveermiddelen tussen de basisdelen zijn aangebracht.

6. Reminrichting volgens conclusie l, waarbij het aangrijppunt voor aangrijping van een remkracht een inrichting voor het opheffen van speling tussen een bowdenkabel en het basisdeel omvat, welke inrichting omvat: 25. een eerste cilindrische bus, - een tweede cilindrische bus, die schuifbaar is geplaatst in de eerste cilindrische bus, op welke tweede bus de buitenmantel van de bowdenkabel druk- en trekvast gekoppeld is en waardoorheen de binnenkabel 30 loopt, waarbij de tweede bus aan de buitenzijde een uitsparing, die samen met de eerste bus een wigvormige ruimte begrensd omvat; - ten minste een kogel, die in de groef is geplaatst, voor het door wigwerking in een axiale 35 richting blokkeren van de schuifbeweging van de tweede bus ten opzichte van de eerste bus.

7. Reminrichting volgens conclusie 6, waarbij de inrichting voor het opheffen van speling een derde 1010329 cilindrische bus omvat, die tussen de eerste en de tweede bus schuifbaar is geplaatst voor aangrijping op de ten minste ene kogel, ten einde de blokkerende werking naar keuze op te heffen.

8. Reminrichting volgens conclusie 1, welke reminrichting instelmiddelen omvat voor het instellen van de vaste afstand tussen eerste en tweede aanslag. ★ **** 1 r. 1 : '· ·' ' I o . ^ w