NL1010838C2 - Bevestigingsinrichting alsmede voertuig voorzien van een dergelijke bevestigingsinrichting. - Google Patents

Bevestigingsinrichting alsmede voertuig voorzien van een dergelijke bevestigingsinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL1010838C2
NL1010838C2 NL1010838A NL1010838A NL1010838C2 NL 1010838 C2 NL1010838 C2 NL 1010838C2 NL 1010838 A NL1010838 A NL 1010838A NL 1010838 A NL1010838 A NL 1010838A NL 1010838 C2 NL1010838 C2 NL 1010838C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
collar
fastening device
belt
person
holder
Prior art date
Application number
NL1010838A
Other languages
English (en)
Inventor
Christiaan Wilhelmus Peeters
Raymond Wilhelmus Hend Ophoven
Original Assignee
Vekoma Tech Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Vekoma Tech Bv filed Critical Vekoma Tech Bv
Priority to NL1010838A priority Critical patent/NL1010838C2/nl
Priority to DE69903662T priority patent/DE69903662T2/de
Priority to AT99962573T priority patent/ATE226528T1/de
Priority to PCT/NL1999/000781 priority patent/WO2000035723A1/en
Priority to CA002355673A priority patent/CA2355673A1/en
Priority to JP2000588004A priority patent/JP2002532321A/ja
Priority to EP99962573A priority patent/EP1140577B1/en
Priority to AU18979/00A priority patent/AU1897900A/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1010838C2 publication Critical patent/NL1010838C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60RVEHICLES, VEHICLE FITTINGS, OR VEHICLE PARTS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B60R22/00Safety belts or body harnesses in vehicles
    • B60R22/12Construction of belts or harnesses
    • B60R22/14Construction of belts or harnesses incorporating enlarged restraint areas, e.g. vests, nets, crash pads, optionally for children
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A63SPORTS; GAMES; AMUSEMENTS
    • A63GMERRY-GO-ROUNDS; SWINGS; ROCKING-HORSES; CHUTES; SWITCHBACKS; SIMILAR DEVICES FOR PUBLIC AMUSEMENT
    • A63G7/00Up-and-down hill tracks; Switchbacks

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Emergency Lowering Means (AREA)
  • Burglar Alarm Systems (AREA)
  • Vibration Dampers (AREA)
  • Automotive Seat Belt Assembly (AREA)
  • Clamps And Clips (AREA)

Description

Korte aanduiding: Bevestigingsinrichting alsmede voertuig voorzien van een dergelijke bevestigingsinrichting.
De uitvinding heeft betrekking op een bevestigingsin-5 richting geschikt voor het losneembaar bevestigen van ten minste een persoon tegen een houder.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een voertuig voorzien van een dergelijke bevestigingsinrichting.
Onder voertuig dient alles te worden verstaan waarin 10 een persoon zittend, staand, liggend etc. kan worden verplaatst, zoals bijvoorbeeld een vliegtuig, een auto of een amusementsinrichting. De houder kan een stoel, een zitting, een wand of andere ondersteuning zijn waar de te vervoeren persoon tegen aan kan worden gehouden.
Bij een dergelijke, uit de internationale octrooiaanvra-15 ge WO 97/02878 van aanvraagster bekende bevestigingsinrichting wordt een persoon met behulp van een starre, in hoogte instelbare beugel met de houder verbonden.
Een probleem bij het bevestigen van een persoon tegen of in een houder is dat in de houder zowel relatief korte als lange, en 20 zowel relatief dunne als dikke personen kunnen plaatsnemen die allen veilig in de houder moeten worden vergrendeld. Met behulp van de in hoogte instelbare beugel is een aanpassing aan de lengte van de persoon mogelijk. Met behulp van de beugel kunnen verschillen in omvang tussen de verschillende personen niet worden opgevangen. Om de benodigde in- en 25 uitstapti jd van een amusementsinrichting, waarin de bevestigingsinrichting wordt toegepast tot een minimum te beperken dient het in de houder bevestigen van een persoon bovendien relatief snel te kunnen worden uitgevoerd. Verder dient de bevestigingsinrichting het zicht van de persoon niet te belemmeren.
30 Het veilig bevestigen van een persoon is ook van belang bij bijvoorbeeld vliegtuigen.
De veiligheidsvoorschriften voor passagiers bij vliegtuigen worden duidelijk verscherpt. Bovendien zijn de veiligheidseisen bij troepentransport aanzienlijk verhoogd. Er zijn verschillende 35 onderzoeken uitgevoerd, in het bijzonder met betrekking tot de veiligheid, naar bij zulke toepassingen vaak aanwezig zijnde zijwaarts gerichte i { r, /·; a V * "*' ··’ **· 2 stoelen. Daarbij is gebleken dat bij toepassing van vier- of vijfpuntsgor-dels bij een botsing een sterke laterale verschuiving en torsie van het bovenlichaam niet te vermijden is. Bovendien zijn er onzekerheden over de belastbaarheid van de nekwervelkolom bij laterale buiging. Deze 5 belastingen zijn afhankelijk van de afschuifkrachten, de torsiemomenten en de hoek van het hoofd ten opzichte van de romp. Daarbij gaat men er van uit dat het verwondingsgevaar ten gevolge van dwarskrachten en torsiemomenten toeneemt met toename van de relatieve hoek tussen hoofd en romp. Een verder nadeel van de toepassing van de tot nu toe bekende 10 vier- of vijfpuntsgordels is het gevaar van het insnijden van de dunne gordel kanten in de huid.
Verder zijn er voor militaire toepassing ontwikkelde, opblaasbare systemen die net als airbags, elektronische sensoren en pyrotechnische gasgeneratoren nodig hebben. Dergelijke systemen zijn niet 15 alleen duur in de aanschaf maar ze zijn ook gecompliceerd en omslachtig ‘ door hun voortdurende bewaking en onderhoud.
Bij reddingshelicopters worden steeds meer zijwaarts gerichte zetels of ook draaibare zetels toegepast. Bovendien wordt hierbij geëist dat het reddingspersoneel gedurende de vlucht voor de te vervoeren " 20 patiënten kan zorgen.
Hiertoe is het noodzakelijk dat het personeel tijdelijk uit de stoel kan gaan zonder de gordels te moeten afdoen en dat de gordels volledig en zeker aan het lichaam blijven. Dit wordt tot nu toe getracht te bereiken door aan alle gordel uiteinden gordelopspanmechanismen te 25 voorzien. Het afglijden van de schoudergordel wordt getracht te vermijden door achter de gebruiker beide schoudergordels met een verdere gordel onderling te verbinden.
De uitvinding beoogt een bevestigingsinrichting te verschaffen met behulp waarvan personen met verschillende afmetingen - 30 relatief snel en veilig tegen een houder aan kunnen worden bevestigd.
Dit doel wordt bij de bevestigingsinrichting volgens de uitvinding bereikt doordat de bevestigingsinrichting is voorzien van een gesloten ring vormende kraag welke in bedrijf ten minste gedeeltelijk nabij de nekzijde en ten minste gedeeltelijk nabij de borstzijde van de 35 te bevestigen persoon is gelegen, waarbij de kraag instelbaar met de houder is verbonden.
1 0 1 0 8 ό B
3
Door de persoon wordt bij het in de houder plaatsnemen de kraag om zijn nek en schouders heen aangebracht. De kraag vormt een ondersteuning voor de borst en de nek van de persoon. Vervolgens wordt de kraag in evenwijdig en dwars op de houder uitstrekkende richtingen 5 ingesteld en ten opzichte van de houder vergrendeld zodanig dat met behulp van de kraag de persoon stevig in de houder is bevestigd. De kraag kan ergonomisch worden uitgevoerd zodat deze comfortabel aanligt tegen de persoon. Het is ook mogelijk om de kraag alleen in noodgevallen ten opzichte van de houder te vergrendelen en tijdens vervoer in bijvoorbeeld 10 een helicopter verplaatsing van de kraag ten opzichte van de houder toe te laten.
De bevestigingsinrichting volgens de uitvinding heeft onder meer de volgende voordelen. Het is eenvoudig te bedienen, dat wil zeggen dat de kraag snel en foutvrij, ook met handschoenen voorziene 15 handen, aan en af kan worden gedaan. Bij het zitten of staan of liggen tegen de houder rust de kraag stevig tegen het lichaam. Bij het opstaan en verzorgen van patiënten of andere werkzaamheden blijft de kraag zeker tegen het lichaam aan gepositioneerd. Bij zijdelingse vertragingen kan het bovenlichaam van de persoon met de kraag lateraal goed in de 20 uitgangspositie worden gehouden. Door de kraag wordt de rotatie van het bovenlichaam bij botsingen verminderd. De kraag bewerkstelligt een veilige afsteuning van de nek, schouders en bovenlichaam waarbij de oren worden ontzien. Bij de bekende inrichtingen met een relatief harde beugel worden de oren tegen de beugel aangeslagen, hetgeen uiteraard ongewenst is. Door 25 de kraag wordt de relatieve hoek tussen hoofd en hals bij een zijdelings gerichte vertraging verminderd. De kraag is aanzienlijk goedkoper in aanschaf dan opblaasbare systemen en behoeft geen boven de gebruikelijke optische controle en onderhoud uitgaande verzorging. De kraag heeft geen hoger systeemgewicht dan pyrotechnische systemen.
30 Een uitvoeringsvorm van de bevestigingsinrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de kraag met ten minste een opspanbare gordel met de houder is verbonden.
Met behulp van een opspanbare gordel kan tijdens het aanbrengen van de kraag, de kraag vrijelijk ten opzichte van de houder 35 worden verplaatst, waarbij personen met verschillende afmetingen de kraag eenvoudig om hun nek kunnen aanbrengen. Vervolgens wordt de gordel Λ f* * r, r-, -·< n [ f . w ·: -1 4 opgespannen en worden de kraag en de de kraag dragende persoon stevig tegen de houder aangetrokken. Indien drie gordels zijn voorzien, kan de kraag in drie richtingen worden opgespannen waarna de kraag ten opzichte van de houder is gefixeerd. De drie gordels kunnen afzonderlijke gordels zijn 5 of kunnen deel uitmaken van een enkele langgestrekte strook.
Door het gebruik van een aantal afzonderlijke gordels wordt echter een extra beveiligde bevestigingsinrichting verkregen welke ook bij het falen van een van de gordels de persoon nog fixeert. De gordel kan elk band- of korrelachtig materiaal omvatten zoals banden, kabels, 10 koorden, etc.
Ter vermindering van de laterale beweging kunnen de bevestigingspunten van de gordels aan de houder in een zijdelingse positie worden aangebracht. Ter vermindering van de bovenlichaamrotatie kan de kraag volgens de uitvinding op verschillende punten worden bevestigd. Het 15 oppervlak van een kraag volgens de uitvinding is bovendien eenvoudig te reinigen en te desinfecteren, in tegenstelling tot gordels die als weefsel eenvoudig bloed en andere vloeistoffen en verontreinigingen opzuigen. Dit voordeel is in het bijzonder van belang bij inzet in reddingsvaartuigen en vliegtuigen. In die gevallen waarbij de gebruiker van de kraag de houder 20 (bijvoorbeeld stoel) tijdelijk moet verlaten, verandert de loop van de gordels. Daarbij is het belangrijk dat de bevestigingen zo zijn uitgevoerd dat zij onder alle bedrijfsomstandigheden de optimale krachtinleiding waarborgen. Bij de toepassing van gordelopspaninrichtingen die kantelbaar zijn, passen de gordelopspaninrichtingen zich aan aan de betreffende ’ 25 trekrichting.
Bij voorkeur zijn de gordels met in de kraag voorziene platen verbonden zodat een stevige en veilige bevestigingsinrichting is verkregen.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand 30 van de tekeningen waarin fig. 1 een perspectivisch aanzicht op een bevestigingsinrichting volgens de uitvinding toont, fig. 2 een zijaanzicht van de in fig. 1 weergegeven bevestigingsinrichting toont, 35 fig. 3 een perspectivisch aanzicht van de in fig. 1 weergegeven bevestigingsinrichting toont met een daarin bevestigd relatief '4 A '· fi o 7 o I V.·' *· y . ·.· ί.τ 5 klein persoon, fig. 4 de in fig. 1 weergegeven bevestigingsinrichting toont met een daarin bevestigd relatief groot persoon, fig. 5 een uitgeslagen aanzicht toont van een eerste 5 uitvoeringsvorm van een kraag van een bevestigingsinrichting volgens de uitvinding, fig. 6 een vooraanzicht toont van de in fig. 5 weergegeven kraag, fig. 7A en 7B de in fig. 5 en 6 weergegeven kraag tonen 10 in respectievelijk een geopende en vergrendelde stand, fig. 8 een zijaanzicht van een aan een kraag volgens de uitvinding bevestigde hoofdsteun toont, fig. 9A en 9B een tweede uitvoeringsvorm van een kraag volgens de uitvinding tonen in respectievel ijk een vergrendelde en geopende 15 stand, fig. 10 een verdere uitvoeringsvorm van een bevestigingsinrichting volgens de uitvinding toont, fig. 11A-11D perspectivische aanzichten tonen van een bevestigingsinrichting volgens de uitvinding welke is voorzien van een 20 evacuatie-inrichting, fig. 12A en 12B perspectivische aanzichten tonen op een andere evacuatie-inrichting volgens de uitvinding, fig. 13 een vooraanzicht toont van een verdere uitvoeringsvorm van een bevestigingsinrichting volgens de uitvinding, 25 fig. 14 een zijaanzicht van de in fig. 13 weergegeven bevestigingsinrichting toont, fig. 15-18 vooraanzichten tonen van nog verdere uitvoeringsvormen van bevestigingsinrichtingen volgens de uitvinding.
In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien 30 van eenzelfde verwijzingscijfer.
Fig. 1 en 2 tonen respectievelijk een perspectivisch en zijaanzicht van een bevestigingsinrichting 1 volgens de uitvinding welke is voorzien van een zetelvormige houder 2 waarop een persoon 3 met behulp van een kraag 4 en aan de kraag 4 bevestigde gordels 5-8 losneembaar is 35 bevestigd. De kraag 4, welke aan de hand van fig. 5 nader zal worden toegelicht vormt een gesloten ring of lus om de nek van de persoon waarbij 1 0 'i υ 3 .5 8 6 de kraag 4 aan de nekzijde is voorzien van een hoofdsteun 9 welke het hoofd 10 van de persoon 3 ondersteunt. De kraag 4 is verder voorzien van een tegen de borstzijde van de persoon 3 aanliggend gedeelte 11 en de hoofdsteun 9 en het gedeelte 11 verbindende, tegen de schouders van de 5 persoon 3 aanliggende gedeeltes 12. De gordels 5, 6 zijn aan weerszijden van de hoofdsteun 9 met behulp van bevestigingselementen 13, 14 aan de schoudergedeeltes 12 bevestigd. Op eenzelfde wijze zijn de gordels 7, 8 met behulp van bevestigingselementen 15, 16 aan een van de schoudergedeeltes 12 afgekeerde zijde van het borstgedeelte 11 bevestigd. De gordels 10 5, 6 strekken zich uit door een rugleuning 17 van de zetel 2 en zijn aan een van de kraag 4 afgekeerde zijde van de rugleuning 17 verbonden met gordelopspanmechanismen 18. De gordels 7, 8 strekken zich uit door een zitting 19 van de zetel 2 en zijn aan een van de kraag 4 afgekeerde zijde van de zitting 19 verbonden met gordelopspanmechanismen 18. De kraag 4 15 is verder nog voorzien van handvatten 20 welke door een persoon kunnen worden beetgepakt tijdens het aanbrengen van de kraag 4. Indien de bevestigingsinrichting 1 wordt toegepast in een amusementsinrichting, kan de persoon 3 de handvatten 20 tevens beetpakken tijdens het verblijf in de amusementsinrichting. De in fig. 1 en 2 weergegeven bevestigingsinrich-J 20 ting 1 is verder voorzien van een heupbeugel 21 met behulp waarvan de bovenbenen 22 van de persoon 3 tegen de zetel 2 aan worden gedrukt. Een ’ dergelijke beugel 21 is op zichzelf bekend en zal derhalve niet nader worden toegelicht. De bevestigingsinrichting 1 volgens de uitvinding kan ook zonder heupbeugel 21 worden toegepast.
25 Alvorens nader in te gaan op de constructie van de kraag 4 zal aan de hand van fig. 3 en 4 eerst de werking van de bevestigingsinrichting 1 volgens de uitvinding worden toegelicht.
Bij de in fig. 3 weergegeven situatie heeft een relatief klein persoon 23 plaatsgenomen op de zetel 2 en is de kraag 4 om zijn nek " 30 en tegen zijn borst aangebracht. Vervolgens zijn met behulp van de gordelopspanmechanismen 18 de gordels 5-8 opgespannen waarbij met behulp van de kraag 4 de persoon 23 stevig tegen de zitting 19 en rugleuning 17 is aangetrokken. De kraag 4 wordt hierbij in een tegengesteld aan de door pijlen PI, P2 aangegeven richtingen verplaatst.
35 Bij de in fig. 4 weergegeven situatie heeft een relatief groot en dik persoon 24 in de zetel 2 plaatsgenomen. Ten opzichte van de 1010838 7 in fig. 3 weergegeven situatie is de kraag 4 zowel in de door pijl PI als de door pijl P2 aangegeven richting verplaatst. Na het aanbrengen van de kraag 4 om de nek en tegen de borst van de persoon 24 wordt de kraag 4 met behulp van de gordelopspanmechanismen 18 van de gordels 5-8 wederom 5 tegen de zitting 19 en de rugleuning 17 aangetrokken. Zowel bij de in fig. 3 als fig. 4 weergegeven situatie worden na het opspannen van de gordels 5-8 de gordelopspanmechanismen 18 vergrendeld zodat de persoon 23, 24 tijdelijk onlosneembaar met de zetel 2 is verbonden.
Doordat tijdens het aanbrengen van de kraag 4, de 10 kraag 4 in nagenoeg alle richtingen ten opzichte van de zetel 2 instelbaar is, kan de kraag 4 op eenvoudige wijze door personen met uiteenlopende afmetingen worden gebruikt terwijl vervolgens de personen met behulp van de kraag 4 stevig tegen de zetel 2 kunnen worden aangetrokken.
Fig. 5 toont een perspectivisch uitgeslagen aanzicht 15 van de kraag 4 van bevestigingsinrichting 1. De kraag 4 is voorzien van twee uit relatief stijf materiaal zoals kunststof vervaardigde kraagdelen 30, 31 die nabij de nekzijde met behulp van een scharnier 32 scharnierbaar met elkaar zijn verbonden. Elk kraagdeel 30, 31 is voorzien van een nekgedeelte 33, een daarmee verbonden schoudergedeelte 34 en een 20 borstgedeelte 35. Elk schoudergedeelte 30, 31 is verder voorzien van een plaat 36 van metaal of ander kracht doorleidend materiaal welke met het kunststoffen kraagdeel 30, 31 is verbonden aan een in gebruik van de persoon afgekeerde zijde. De metalen plaat 36 strekt zich uit tussen het schoudergedeelte 34 en het van het schoudergedeelte 34 afgekeerde onderste 25 uiteinde van het borstgedeelte 35. De metalen platen 36 zijn aan de uiteinden voorzien van de bevestigingsmiddelen 13-16 waaraan de gordels 5-8 worden bevestigd. Aan de metalen platen 36 zijn verder de handvatten 20 bevestigd. Tevens zijn aan de metalen platen 36 met elkaar samenwerkende delen 37, 38 van een vergrendelmechanisme 39 bevestigd. Elk kraagdeel 30, 30 31 is aan in bedrijf naar een persoon toegekeerde zijde voorzien van een zacht kunststoffen kussen 40, 41. Door de kussens 40, 41 ligt de kraag 4 comfortabel aan tegen de nek, schouders en borst van de persoon. Door de metalen platen 36 en de daaraan bevestigde gordels 5-8 wordt een goede krachtdoorleiding van de op de gordels 5-8 uitgeoefende krachten verkregen. 35 In fig. 6 is een vooraanzicht weergegeven van de kraag 4 waarbij de delen 37, 38 van het vergrendelmechanisme 39 met elkaar zijn 1 0 'i ö 8 Λ 8 8 verbonden en de kraagdelen 30, 31 een gesloten ringvormige kraag vormen. Door de pijlen P5-P8 worden de richtingen van de op de gordels 5-8 uitgeoefende krachten tijdens het opspannen van de gordels 5-8 aangegeven.
Fig. 7A en 7B tonen de in fig. 5 weergegeven kraag 4 5 in de respectievelijk een geopende en vergrendelde stand. Het scharnier 32 met behulp waarvan de kraagdelen 30, 31 met elkaar zijn verbonden is bij voorkeur voorzien van een torsieveer (niet weergegeven) met behulp waarvan de kraagdelen 30, 31 in de in fig. 7A weergegeven geopende stand worden gedrukt. Hierdoor behoeft een in de zetel 2 plaatsnemende persoon de 10 kraagdelen 30, 31 allen nog maar te sluiten en is op eenvoudige wijze te zien dat een persoon de kraag 4 al of niet heeft aangebracht.
Bij de in fig. 7B weergegeven stand zijn de kraagdelen 30, 31 tegen de veerkracht van de in het scharnier 32 aanwezige torsieveer in naar elkaar toe verplaatst en met behulp van de in elkaar grijpende 15 delen 37, 38 van het vergrendelmechanisme 39 met elkaar vergrendeld.
Fig. 8 toont een zijaanzicht van de hoofdsteun 9 van de kraag 4 met behulp waarvan het hoofd 10 van een persoon 3 stevig wordt ondersteund.
Fig. 9A en 9B tonen een alternatieve uitvoeringsvorm 20 van een kraag 40 volgens de uitvinding waarbij de kraagdelen 41, 42 nabij de borstzijde scharnierbaar met elkaar zijn verbonden en nabij de nekzijde met elkaar vergrendel baar zijn.
Fig. 10 toont een andere uitvoeringsvorm van een bevestigingsinrichting 43 volgens de uitvinding waarbij de kraag 4 nabij 25 de nekzijde slechts met behulp van een enkele gordel 44 met de houder 2 is verbonden terwijl nabij de borstzijde de kraag 4 met behulp van twee gordels 45, 46 met de houder 2 is verbonden. Ook met behulp van drie gordels is een stevige fixatie van de kraag 4 en de daarin aanwezige persoon ten opzichte van de houder 2 mogelijk.
1 30 Fig. 1 IA en 11D tonen een evacuatie-inrichting 50 volgens de uitvinding in verschillende aanbrengfases. Met behulp van de evacuatie-inrichting 50 kan een persoon 3 uit de zetel 2 worden verwijderd indien de zetel 2 op een ongewenste plaats in bijvoorbeeld een achtbaanachtige amusementsinrichting tot stilstand is gekomen.
35 De evacuatie-inrichting 50 kan bijvoorbeeld onder de zitting 19 van de zetel 2 zijn opgeborgen. De in fig. 11A-11D weergegeven | [1 .< - β 9 evacuatie-inrichting 50 omvat een gordel 51 waarvan uiteinden 52, 53 door de persoon 3 zelf of door een derde worden beetgepakt en in de door pijlen P9, P10 aangegeven richtingen worden verplaatst. Vervolgens wordt een met de gordel 51 verbonden ring 54 beetgepakt en in de door pijl Pil aangegeven 5 richting verplaatst (zie fig. 11B). De gordeluiteinden 52, 53 worden om de bovenbenen 22 van de persoon door de ring 54 in de door pijlen P12, P13 aangegeven richtingen heen geleid (zie fig. 11C) en vervolgens in de door pijlen P14, P15 aangegeven richtingen door de bevestigingsmiddelen 15, 16 van de kraag 4 heen geleid. Daarna worden de uiteinden 52, 53 van 10 de gordel 51 kruislings in de door pijlen P16, P17 aangegeven richtingen langs de rug van de persoon 3 gevoerd en met de bevestigingsmiddelen 13, 14 van de kraag 4 verbonden. Daarna worden de gordels 5-8 losgemaakt van de kraag 4 (zie fig. 11D) terwijl de persoon met behulp van de aan de kraag 4 bevestigde evacuatie-inrichting 50 uit de zetel 2 kan worden 15 verwijderd. Een dergelijke evacuatie-inrichting 50 is met name van belang indien de persoon 3 in de amusementsinrichting zodanig ten opzichte van de houder 2 is gepositioneerd dat door het eenvoudig verwijderen van de gordels 5-8 de persoon uit de zetel 2 zou vallen, zoals bijvoorbeeld het geval zou zijn als de persoon in de zetel 2 hangt.
20 Fig. 12A en 12B tonen een alternatieve evacuatie- inrichting 60 volgens de uitvinding respectievelijk voor en na bevestiging met de kraag 4. De evacuatie-inrichting 60 is voorzien van een H-vormige gordel 61 die vier gordel benen 62-65 omvat en een de gordel benen 62-63 met de gordel benen 64-65 verbindend brugdeel 66. Elk gordel been 62-65 is 25 aan en uiteinde voorzien van een met de bevestigingsmiddelen 13-16 bevestigbaar element 67. De gordelbenen 64, 65 zijn verder voorzien van een lus 68 waar het element 67 doorheen kan worden geleid.
Voor de bevestiging van de evacuatie-inrichting 60 aan een persoon worden de gordeldelen 64, 65 in de door pijlen P18, P19 30 aangegeven richtingen om de bovenbenen 22 van de te evacueren persoon 3 heengeslagen. Vervolgens worden de elementen 67 van de gordelbenen 64, 65 door de Tussen 68 heen geleid en daarna in de door pijlen P20, P21 aangegeven richtingen verplaatst en met de bevestigingselementen 15, 16 van de kraag 4 verbonden. De gordelbenen 62, 63 worden achter de rug van 35 de persoon heen geleid en om de schouders van de persoon heen gevoerd. Vervolgens worden de elementen 67 van de gordelbenen 62, 63 met de into; ·· n 10 bevestigingselementen 13, 14 van de kraag 4 verbonden (zie fig. 12B).
Fig. 13 toont een verdere uitvoeringsvorm van een bevestigingsinrichting 70 volgens de uitvinding. De bevestigingsinrich-ting 70 omvat twee kraagdelen 30, 31 die met uiteinden 71, 72 met een 5 vergrendelmechanisme 73 koppel baar zijn. Het vergrendelmechanisme 73 is met twee bekkengordelgedeeltes 7, 8 en naar keuze aanvullend met een kruisgordel 74 verbonden. De kraagdelen omvatten kussengedeeltes die aan de hals en lichaamsvorm van een gemiddelde gebruiker zijn aangepast en tegenover de hals radii omvatten en ten minste door een scharnier 32 met 10 elkaar zijn verbonden. De uiteinden 71, 72 van de kraag worden voor het afsluiten in het vergrendelingsmechanisme 73 ingevoerd. Daardoor worden de kussengedeeltes tegen het lichaam van de gebruiker aangetrokken. Bij het openen van het vergrendel ingsmechanisme 73 worden de beide kraaggedeeltes 30, 31 door veren (niet weergegeven) in of boven het scharnier 32 uit 15 elkaar getrokken waardoor een brede uittredeopening tussen de uiteinden 71, 72 wordt verschaft.
Fig. 14 toont een zijaanzicht van de in fig. 13 weergegeven bevestigingsinrichting 70 waarbij de scharnieras 75 van het scharnier 32 duidelijk zichtbaar is. De scharnieras 75 strekt zich schuin 20 naar boven naar de 1 ichaamsverticaal 76 uit. Bij het uit elkaar verplaatsen van de kraagdelen 30, 31 worden de kraagdelen van voren enigszins naar boven toe gescharnierd waardoor een relatief grote in- en uitstapopening wordt verkregen.
Volgens fig. 15 zijn op de bovenzijde van de kraagdelen 25 30, 31 structuurelementen 77 gelegen die uit gordels of uit gordelachtige, geschikte kracht doorleidende materialen bestaan, waardoor de kraagdelen 30, 31 geen kracht doorleidende functies behoeven te hebben. De onderste uiteinden van de structuurelementen kunnen direct of indirect losneembaar worden gekoppeld met het vergrendelmechanisme. Aan de structuurelementen 77 30 kunnen gordels voor directe of indirecte bevestiging aan de houder in een voertuig, vliegtuig of amusementsinrichting worden bevestigd.
Fig. 16 toont een uitvoeringsvorm van een bevestigingsinrichting 78 volgens de uitvinding waarbij de kraagdelen 30, 31 met behulp van gordels aan een wand 79 van bijvoorbeeld een vliegtuig zijn bevestigd. 35 Aan het kraagdeel 30 is ter hoogte van de schouder van een gebruiker een gordel 80’ bevestigd welke met een van de kraag 30 afgekeerd uiteinde met - : ; ·; ïï ·; 8 11 de wand 79 is verbonden. Aan het kraagdeel 31 is ter hoogte van het schoudergedeelte een gordel 80” bevestigd welke aan een van het kraagdeel 31 afgekeerde uiteinde is verbonden met een gordelopspanmechanis-me 81. Het gordelopspanmechanisme 81 is kantelbaar in door de dubbele 5 pijlen Rl, R2 aangegeven richtingen. Hierdoor kan het gordel opspanmechanisme 81 zich instellen op de op de gordel 80” uitgeoefende trekrichting.
De gordel s 80’, 80” strekken zich nagenoeg horizontaal en in eikaars verlengde uit waardoor laterale bewegingen van de persoon bij botsingen worden beperkt. Aangezien bij een voorwaarts gerichte botsing 10 de gordels 80’, 80” zeer hoge belastingen ondergaan is de inrichting 78 verder voorzien van een gordel 80’” die met een uiteinde is verbonden met het midden van de kraagdelen 30, 31 en met een ander uiteinde is verbonden met een gordel opspanmechanisme 82. Het gordel opspanmechanisme 82 is kantelbaar in de door de dubbele pijl P3 aangegeven richtingen. Deze 15 gordel 80’ ’ ’ waarborgt een directe en daardoor geringere krachtdoorleiding tussen houder en wand 79 bij gelijktijdig een relatief geringe verplaatsing van de persoon.
Fig. 17 toont een opstelling van V-vormige gordels 83, 84 waarvan een eerste V-arm 83 nagenoeg achter de gebruiker en de tweede 20 V-arm 84 bij een bevestigingspunt iets onder het sleutelbeen van de gebruiker aan het kraagdeel 31 is aangebracht om rotatie van het bovenlichaam van de gebruiker te minimaliseren. De tweede V-arm 84 kan in lengterichting volledig elastisch zijn of van een elastisch gedeelte zijn voorzien die desgewenst de veren in het scharnier 32 kunnen vervangen. 25 Het is ook mogelijk om de relatief kleine lengteverandering van deze V-arm 84 in afhankelijkheid van de grootte van de gebruiker in te stellen. De mogelijke verlenging door de elasticiteit is bij voorkeur zo in te stellen dat de V-arm 84 in de langst mogelijke positie volledig uitgetrokken is en in deze positie in staat is om de optredende kracht 30 op te nemen.
In fig. 17 is kraagdeel 30 in plaats van V-vormige gordels 83, 84 voorzien van een driehoekige elastische stof 85 waarbij een langszijde met kraagdeel 30 is verbonden en een tegenover deze langszijde gelegen knooppunt 86 direct of indirect met de houder is 35 verbonden. Vlakke weefsels of stoffen 85 hebben het voordeel zowel licht te zijn en gelijktijdig in staat te zijn om relatief hoge krachten op te 1G - p p :·< 8 12 nemen. De vlakke vorm van de stof 85 houdt bij botsingen ook het schoudergewrichtsgebied tegen. De stof wordt bij voorkeur lineair aan de kraag 30 bevestigd waarbij de elasticiteit zo wordt benut dat deze bij de aanliggende toestand volledig uitgetrokken is om bij botsingen geen 5 verdere speling toe te laten. Fig. 18 toont een bevestigingsinrichting met daarin aangebracht verstelbare verbindingsdelen 87 die met de uiteinden 70, 71 zijn verbonden. De verbindingsdelen 87 zijn elk zodanig in een voering gelegen dat zij zijdelingse krachten kunnen opnemen. Bovendien zijn zij zo door een veer belast dat zij zijn aangepast aan de betreffende 10 1ichaamsgrootte en zit- respectievelijke sta-positie van de gebruiker.
Door niet nader weergegeven vergrendelingsmechanismen worden deze verbindingsdelen bij een botsing in de ingenomen positie tegen verder verschuiven geblokkeerd en houden daardoor de gebruiker in de ingenomen positie.
15 De kraag kan ook gesloten en ringvormig zijn zodat geen vergrendelmechanisme nodig is.
10' Cv:-

Claims (30)

1. Bevestigingsinrichting geschikt voor het losneembaar bevestigen van ten minste een persoon tegen een houder, met het kenmerk, 5 dat de bevestigingsinrichting is voorzien van een gesloten ring vormende kraag welke in bedrijf ten minste gedeeltelijk nabij de nekzijde en ten minste gedeeltelijk nabij de borstzijde van de te bevestigen persoon is gelegen, waarbij de kraag instelbaar met de houder is verbonden.
2. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 1, met het 10 kenmerk, dat de kraag in dwarsrichting stijve, kracht opnemende kraagdelen omvat die zich uitstrekken over de borstzijde en om de nekzijde van de persoon.
3. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat aan de naar de persoon toegekeerde zijde bekleed is.
4. Bevestigingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kraag met ten minste één opspanbare gordel met de houder is verbonden.
5. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat ten minste twee opspanbare gordels nabij de borstzijde met 20 de kraag zijn verbonden.
6. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat ten minste twee opspanbare gordels op schouderhoogte met de kraag zijn verbonden.
7. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 4 of 5, met 25 het kenmerk, dat ten minste een opspanbare gordel op schouderhoogte met de kraag is verbonden.
8. Bevestigingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies 4-7, met het kenmerk, dat elke gordel afzonderlijk met een eerste uiteinde met de kraag en met een tweede uiteinde met de houder is 30 verbonden, waarbij elke gordel afzonderlijk opspanbaar is.
9. Bevestigingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies 4-7, met het kenmerk, dat de gordels met elkaar zijn verbonden, waarbij de gordels gezamenlijk opspanbaar zijn.
10. Bevestigingsinrichting volgens een der voorgaande 35 conclusies 4-9, met het kenmerk, dat de gordels zich ongeveer horizontaal en lateraal naar de houder uitstrekken. Ui U 3 Λ 8
11. Bevestigingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies 4-10, met het kenmerk, dat voor naar voren gerichte posities van de persoon een zich ongeveer horizontaal vanuit het midden van de bevestigingsinrichting naar achteren uitstrekkende gordel is voorzien.
12. Bevestigingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies 4-11, met het kenmerk, dat de gordel V-vormig is, waarbij een eerste V-arm ongeveer horizontaal vanaf een bevestigingspunt aan de houder naar de nekzijde van de kraag en een tweede V-arm vanaf een bevestigingspunt aan de houder naar onder een sleutelbeengebied van de kraag verloopt. 10
13. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de tweede V-arm in lengterichting elastisch is, waarbij in de aanliggende situatie de elasticiteit uitgeput is.
14. Bevestigingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies 4-11, met het kenmerk, dat de gordel een elastisch driehoekig 15 weefsel omvat waarbij een been van het driehoekige weefsel met de kraag is verbonden en met een tegenover het been gelegen knooppunt met de houder is verbonden.
15. Bevestigingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies 4-14, met het kenmerk, dat ten minste een gordel met een 20 gordelopspanmechanisme opspanbaar is, welk gordelopspanmechanisme aan een van de kraag afgekeerde zijde van de houder is gelegen.
16. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat het gordelopspanmechanisme zwenkbaar en instelbaar is aan de trekrichting van de op gordel uitgeoefende krachten. = 25
17. Bevestigingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kraag ten minste twee kraagdelen omvat welke nabij de nekzijde om een scharnieras scharnierbaar met elkaar zijn verbonden en nabij de borstzijde met elkaar vergrendelbaar zijn.
18. Kraag volgens een der voorgaande een der voorgaande 30 conclusies 1-16, met het kenmerk, dat de kraag ten minste twee kraagdelen omvat welke nabij de borstzijde om een scharnieras scharnierbaar met elkaar zijn verbonden en nabij de nekzijde met elkaar vergrendelbaar zijn.
19. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk, dat de scharnierend met elkaar verbonden kraagdelen tegen 35 veerkracht in met elkaar vergrendelbaar zijn.
20. Bevestigingsinrichting volgens een der voorgaande i H ' U V, .·, 8 conclusies 17-19, met het kenmerk, dat de scharnieras onder een hoek naar voren naar de 1 ichaamsverticaal gekanteld aangebracht is om bij het uitklappen de kraagdelen zijdelings naar voren en vervolgens naar boven te bewegen.
21. Bevestigingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies 17-20, met het kenmerk, dat elk kraagdeel is voorzien van een kracht doorleidende, strookvormige plaat waarbij de gordels met uiteinden van de plaat zijn verbonden.
22. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 21, met het 10 kenmerk, dat de plaat metaal omvat.
23. Bevestigingssysteem volgens conclusies 21-22, met het kenmerk, dat de kraagdelen met behulp van een vergrendelmechanisme met elkaar vergrendel baar zijn, waarbij het vergrendelmechanisme met de platen is verbonden.
24. Bevestigingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies 17-23, met het kenmerk, dat de kraagdelen zijn voorzien van in lengterichting verstelbare verbindingsdelen welke met behulp van een vergrendelmechanisme met elkaar vergrendel baar zijn.
25. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 24, met het 20 kenmerk, dat de verbindingsdelen, in noodgevallen zelfblokkerend zijn, zich in lengte automatisch aan de positie van de persoon aanpassen.
26. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 24 of 25, met het kenmerk, dat het verbindingsdeel voor opname van laterale krachten in dwarsrichting, stijf en torsiestijf is.
27. Bevestigingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kraag nabij de nekzijde is voorzien van een hoofdsteun.
28. Bevestigingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kraag is voorzien van nabij de 30 borstzijde gelegen handvatten.
29. Bevestigingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bevestigingsinrichting is voorzien van een evacuatie-inrichting, welke een aan de kraag losneembaar bevestigbaar gordelsysteem omvat, waarbij een persoon met behulp van de 35 aan de kraag bevestigde evacuatie-inrichting uit de houder evacueerbaar is. - ; ' \ /. 8
30. Voertuig voorzien van een bevestigingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies. 5 1. i ü 3 3 B
NL1010838A 1998-12-17 1998-12-17 Bevestigingsinrichting alsmede voertuig voorzien van een dergelijke bevestigingsinrichting. NL1010838C2 (nl)

Priority Applications (8)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1010838A NL1010838C2 (nl) 1998-12-17 1998-12-17 Bevestigingsinrichting alsmede voertuig voorzien van een dergelijke bevestigingsinrichting.
DE69903662T DE69903662T2 (de) 1998-12-17 1999-12-16 Rückhaltevorrichtung, sowie mit einer solchen rückhaltevorrichtung ausgerüstetes fahrzeug
AT99962573T ATE226528T1 (de) 1998-12-17 1999-12-16 Rückhaltevorrichtung, sowie mit einer solchen rückhaltevorrichtung ausgerüstetes fahrzeug
PCT/NL1999/000781 WO2000035723A1 (en) 1998-12-17 1999-12-16 A restraining device as well as a vehicle fitted with such a restraining device
CA002355673A CA2355673A1 (en) 1998-12-17 1999-12-16 A restraining device as well as a vehicle fitted with such a restraining device
JP2000588004A JP2002532321A (ja) 1998-12-17 1999-12-16 拘束装置および該拘束装置を備えた乗物
EP99962573A EP1140577B1 (en) 1998-12-17 1999-12-16 Restraining device as well as vehicle provided with such a restraining device
AU18979/00A AU1897900A (en) 1998-12-17 1999-12-16 A restraining device as well as a vehicle fitted with such restraining device

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1010838 1998-12-17
NL1010838A NL1010838C2 (nl) 1998-12-17 1998-12-17 Bevestigingsinrichting alsmede voertuig voorzien van een dergelijke bevestigingsinrichting.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1010838C2 true NL1010838C2 (nl) 2000-06-20

Family

ID=19768334

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1010838A NL1010838C2 (nl) 1998-12-17 1998-12-17 Bevestigingsinrichting alsmede voertuig voorzien van een dergelijke bevestigingsinrichting.

Country Status (8)

Country Link
EP (1) EP1140577B1 (nl)
JP (1) JP2002532321A (nl)
AT (1) ATE226528T1 (nl)
AU (1) AU1897900A (nl)
CA (1) CA2355673A1 (nl)
DE (1) DE69903662T2 (nl)
NL (1) NL1010838C2 (nl)
WO (1) WO2000035723A1 (nl)

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1014660C2 (nl) * 2000-03-16 2001-09-19 Vekoma Tech Bv Amusementsinrichting.
AT501824B1 (de) * 2005-04-14 2007-01-15 Innova Patent Gmbh Einrichtung zum schutz der fahrgäste auf den sesseln eines sesselliftes
GB2475687A (en) * 2009-11-25 2011-06-01 Replitoy Ltd A seat belt attachment for the neck of an occupant
WO2015158936A1 (es) * 2014-04-16 2015-10-22 Fundación Cidaut Dispositivo para cinturón de seguridad
US10898601B2 (en) * 2018-03-27 2021-01-26 Universal City Studios Llc Systems and methods for sanitizing amusement park equipment
DE102019121306B4 (de) * 2019-08-07 2021-03-25 Mobilianz Gmbh Gurttrainer
CA3225452A1 (en) * 2021-08-02 2023-02-09 Katarina Lin Gosbee Riding harness system and method

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3524679A (en) * 1968-04-15 1970-08-18 Peugeot Individual restraining device for a vehicle user
DE2406736A1 (de) * 1974-02-13 1975-08-21 Ingeborg Brandner Sicherheitseinrichtung fuer insassen von kraftfahrzeugen, flugzeugen o.dgl.
US4063778A (en) * 1971-08-02 1977-12-20 Chika John J Individual restraining device for a vehicle user
DE3122743A1 (de) * 1981-06-09 1982-12-30 Peter 5000 Köln Assmann "sicherungshalterung zur verwendung in fahrzeugen, insbesondere kraftfahrzeugen"
DE3300471A1 (de) * 1983-01-08 1984-07-12 Otto 8990 Lindau Klingbeil Verfahren zur verbesserung der sicherheit in kraftfahrzeugen mittels rueckhaltevorrichtung
WO1997002878A1 (en) 1995-07-11 1997-01-30 Vekoma International B.V. An amusement device and a vehicle suitable for being used in such an amusement device

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3523679A (en) 1967-10-18 1970-08-11 Robert A Clay Aerosol actuated jack

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3524679A (en) * 1968-04-15 1970-08-18 Peugeot Individual restraining device for a vehicle user
US4063778A (en) * 1971-08-02 1977-12-20 Chika John J Individual restraining device for a vehicle user
DE2406736A1 (de) * 1974-02-13 1975-08-21 Ingeborg Brandner Sicherheitseinrichtung fuer insassen von kraftfahrzeugen, flugzeugen o.dgl.
DE3122743A1 (de) * 1981-06-09 1982-12-30 Peter 5000 Köln Assmann "sicherungshalterung zur verwendung in fahrzeugen, insbesondere kraftfahrzeugen"
DE3300471A1 (de) * 1983-01-08 1984-07-12 Otto 8990 Lindau Klingbeil Verfahren zur verbesserung der sicherheit in kraftfahrzeugen mittels rueckhaltevorrichtung
WO1997002878A1 (en) 1995-07-11 1997-01-30 Vekoma International B.V. An amusement device and a vehicle suitable for being used in such an amusement device

Also Published As

Publication number Publication date
CA2355673A1 (en) 2000-06-22
ATE226528T1 (de) 2002-11-15
WO2000035723A1 (en) 2000-06-22
DE69903662D1 (de) 2002-11-28
DE69903662T2 (de) 2003-06-26
EP1140577B1 (en) 2002-10-23
EP1140577A1 (en) 2001-10-10
AU1897900A (en) 2000-07-03
JP2002532321A (ja) 2002-10-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4033622A (en) Infant&#39;s car seat
CN107708495B (zh) 腰包背带装置和系统
EP1968412B1 (en) A combination carrier unit and head support apparatus
CN102648808B (zh) 儿童背带
US5915787A (en) Aircraft seat child restraint device
CA1243930A (en) Collapsible infant seat
US5655817A (en) Secure seat
US8091944B2 (en) Suspension apparatus for suspending an object in a vehicle
JPH02169398A (ja) 座席挿入物
US8007046B2 (en) Assisting passengers to sleep while sitting
EP2589535A1 (en) Transport vehicle seat back with integrated upright sleep support system
EP0509107A1 (en) Convertible child carrier
JP6388132B2 (ja) 子供用にシートベルトを適合する装置
US8469431B2 (en) Reconfigurable seating arrangement
NL1010838C2 (nl) Bevestigingsinrichting alsmede voertuig voorzien van een dergelijke bevestigingsinrichting.
US6547333B2 (en) Method and apparatus for an adjustable safety system for a vehicle
CN111227570A (zh) 儿童承载装置
US6394544B1 (en) Convertible head support
US4930808A (en) Passenger restraint system
US6250713B1 (en) Extractable seat
US11535190B2 (en) Vehicle occupant restraint system
US9925097B2 (en) Portable stretcher
US10933785B2 (en) Portable hi-back car seat/restraint system/seat pad assemblies and methods of making and using same
US6402241B1 (en) Child&#39;s safety seat
CN116234480A (zh) 可穿戴儿童承载件

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20040701