NL1010343C2 - Werkwijze en inrichting voor het opslaan van goederen. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het opslaan van goederen.

De uitvinding betreft een werkwijze overeenkomstig de aanhef van conclusie 1. Een dergelijke werkwijze is bekend uit NL 1002047, waarin een fietsenstalling is om-5 schreven voor het opslaan van fietsen. Het nadeel van de bekende werkwijze is dat de gebruiker zijn fiets in de stalling moet zetten alvorens hij zich bekend maakt bij de besturing. Hierdoor is het noodzakelijk dat de gebruikte opslagplaats en de positie waar de gebruiker zich 10 bekend maakt met het systeem vlak bij elkaar geplaatst zijn hetgeen de toepassing van de inrichting beperkt tot kleine installaties. De uitvinding beoogt bovengenoemd nadeel te vermijden.

Overeenkomstig de uitvinding wordt de werkwijze uit-15 gevoerd overeenkomstig het kenmerkende deel van conclusie 1. Hierdoor wordt een eenvoudige werkwijze verkregen waarbij de gebruiker zich uitsluitend bij het betreden van de berging bekend moet maken aan de besturingsmidde-len en het in opslag geven en uit opslag halen van de 20 goederen op efficiënte wijze kan gebeuren.

Overeenkomstig een verbetering wordt de werkwijze uitgevoerd overeenkomstig conclusie 2. Hierdoor kan op eenvoudige wijze gecontroleerd worden dat uitsluitend bekende gebruikers gebruik maken van de berging.

25 Overeenkomstig een verdere verbetering wordt de werkwijze uitgevoerd overeenkomstig conclusie 3. Hierdoor wordt zeker gesteld dat de geïdentificeerde gebruiker ook de hem toegewezen opslagplaats kan gebruiken omdat voorkomen wordt dat een ander deze opslagplaats in de tussen-30 tijd benut heeft.

Overeenkomstig een verdere verbetering wordt de werkwijze uitgevoerd overeenkomstig conclusie 4. Hierdoor 1010343 2 wordt bereikt dat de aangewezen opslagplaats uitsluitend bij de gebruiker bekend is.

Overeenkomstig een verdere verbetering wordt de werkwijze uitgevoerd overeenkomstig conclusie 5 of 6.

5 Hierdoor wordt op eenvoudige wijze de identificatie aan de besturingsmiddelen bekend gemaakt, waarbij tevens vastgelegd wordt dat de gebruiker toestemming geeft voor registratie van zijn gegevens en akkoord gaat met de ge-bruikersvoorwaarden.

10 Overeenkomstig een verdere verbetering wordt de werkwijze uitgevoerd overeenkomstig conclusie 7. Hierdoor wordt het ingeven van de identificatiegegevens verder vereenvoudigd.

Overeenkomstig een verdere verbetering wordt de 15 werkwijze uitgevoerd overeenkomstig conclusie 8 of 9.

Hierdoor wordt het eenvoudig mogelijk de opslagplaats te exploiteren tegen betaling.

Tevens betreft de uitvinding een inrichting overeenkomstig de aanhef van conclusie 10. Een dergelijke in-20 richting is bekend uit NL 1002047. Het nadeel van de bekende inrichting is dat de gebruiker eerst zijn fiets in de opslagplaats moet plaatsen en daarna met de besturingsmiddelen in contact treedt voor het vergrendelen van de fiets. Hierdoor is het nodig dat de afstand tussen de 25 plaats waar contact is met de besturing en de opslagplaats klein is, hetgeen de grootte van de inrichting beperkt .

Teneinde bovengenoemd nadeel te vermijden is de inrichting uitgevoerd overeenkomstig het kenmerk van con-30 clusie 10. Hierdoor is het mogelijk dat de gebruiker eerst in contact treedt met de besturingsmiddelen en daar alle noodzakelijke handelingen verricht, waarna hij de 1010343 3 goederen naar de beschikbaar gestelde opslagplaats brengt.

Overeenkomstig een verbetering is de inrichting uitgevoerd volgens conclusie 11. Hierdoor is het voor de ge-5 bruiker mogelijk om op eenvoudige wijze identificatiegegevens bekend te maken aan de besturingsmiddelen.

Overeenkomstig een verdere verbetering is de inrichting uitgevoerd overeenkomstig conclusie 12. Hiermee is het mogelijk dat de gebruiker identificatiegegevens ver-10 strekt met behulp van de goederen die opgeslagen moeten worden.

Overeenkomstig een verdere verbetering is de inrichting uitgevoerd volgens conclusie 13. Hiermee wordt op efficiënte wijze de betaling van het gebruik van de in-15 richting verwezenlijkt.

De uitvinding wordt hierna toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld met behulp van een tekening, waarin figuur 1 een schematisch bovenaanzicht toont van een ber-20 ging voor fietsen, figuur 2 een vooraanzicht toont van het meldstation gebruikt in de berging van figuur 1, figuur 3 een detail van een vergrendeling toont, zoals deze gebruikt is in de berging van figuur 1, en 25 figuur 4 een aanzicht toont overeenkomstig aanzicht IV-IV uit figuur 3.

In figuur 1 is een schematisch bovenaanzicht getoond van een berging voor fietsen of fietsenstalling, met een aantal fietsenrekken 1. Elk fietsenrek 1 heeft een aantal 30 stallingsplaatsen 2, waarin fietsen naast elkaar gepositioneerd kunnen worden. Elke stallingsplaats 2 heeft aan weerszijden van de positie waar de fiets kan staan een fietssteun 3. Bij de of elke ingang van de fietsenstal- 1010343 4 ling is een meldstation 5 geplaatst waarin besturingsmid-delen zijn aangebracht. Het meldstation 5 is verbonden met een rek besturing 4, die is aangebracht aan het fietsenrek 1 en waarin de besturing voor het fietsenrek 1 is 5 aangebracht.

In figuur 2 is het meldstation 5 in vooraanzicht getoond. In het meldstation zijn de besturingsmiddelen op verder niet aangegeven wijze opgenomen, en het meldstation 5 is voorzien van een printer 6, signaaltoetsen 7 en 10 een kaartlezer 8. Aan de achterzijde is het meldstation 5 op niet getoonde wijze toegankelijk voor het bedienend personeel voor onderhoud en service, waarbij de voor bijvoorbeeld handbediening benodigde controletoetsen zijn opgenomen.

15 In figuur 3 is een bovenaanzicht getoond van de stallingsplaats 2 met fietssteunen 3 waartussen een fiets 9 vergrendeld is door een slotketting 10. De slotketting 10 is vast bevestigd aan één van de fietssteunen 3, en losneembaar bevestigd aan de andere fietssteun 3. Aan het 20 losse einde van de slotketting 10 is een vergrendelschalm 11 bevestigd, welke geplaatst en vergrendeld kan worden in de fietssteun 3. In figuur 4 is deze fietssteun in aanzicht getoond zonder vergrendelschalm 11. In een van de fietssteunen 3 is voor bevestiging van de vergrendel- 25 schalm 11 een sleufgat 17 aangebracht, waarin de vergrendelschalm 11 ingeschoven kan worden en naar beneden gebracht kan worden tot een blokkeringspositie waarbij de vergrendelschalm 11 zonder schuiven niet meer uit het sleufgat 17 genomen kan worden. In de blokkeringspositie 30 wordt door een aan de vergrendelschalm 11 bevestigd grendeloog 16 een grendel 13 gestoken. De grendel 13 wordt verplaats door een grendelaandrijving 12, die bediend wordt door de besturingsmiddelen. Doordat de grendel 13 door het grendeloog 16 gestoken is, kan de ver- 1010343 5 grendelschalm 13 niet meer in het sleufgat 17 schuiven, waardoor de vergrendelschalm 11 niet meer uit de fiets-steun 3 verwijderd kan worden en de fiets vergrendeld is opgeslagen. Teneinde te kunnen detecteren dat de vergren-5 delschalm 11 op de juiste manier geplaatst is in het sleufgat 17 is een met de besturingsmiddelen gekoppelde sensor 15 aangebracht die voorzien is van een sensorarm 14, die geactiveerd wordt als de vergrendelschalm 11 naar beneden geschoven is in het sleufgat 17 tot de positie 10 waarop de grendel door het grendeloog 16 gestoken kan worden.

De werking van de inrichting is als volgt. Een gebruiker komt met zijn fiets bij een van de meldstations 5 en steekt een identificatiekaart in de kaartlezer 8. Een 15 dergelijke identificatiekaart kan een kaart met een magneetstrip zijn of een kaart waarop een chip is aangebracht, In ieder geval is de kaart voorzien van een unieke identificatiecode. In de besturing wordt gecontroleerd of er een gebruiker met deze identificatiecode bekend is. 20 Indien de identificatiecode in de besturing niet bekend is wordt er met de signaaltoetsen 7 een signaal gegeven met de vraag aan de gebruiker of hij toestemming geeft dat zijn identificatiegegevens van de kaart gekopieerd worden en in de besturing mogen worden opgenomen en waar-25 mee hij tegelijkertijd verklaart akkoord te gaan met de verhuurvoorwaarden. Indien de gebruiker daartoe zijn toestemming geeft doet hij dit bijvoorbeeld door het ingeven van zijn persoonlijke identificatienummer met signaaltoetsen 7 die uitgevoerd kunnen zijn als cijfertoetsen.

30 Vervolgens worden de identificatiegegevens van de gebruiker in de besturing opgenomen. Indien het systeem daarvoor is ingericht wordt eventueel tegelijkertijd gecontroleerd of op de kaart voldoende tegoed voor het gebruik van de fietsenstalling aanwezig is en wordt het bedrag na 1010343 6 instemming van de gebruiker afgeboekt zoals dit bijvoorbeeld mogelijk is na het ingeven van een pincode met de bekende chipkaart.

Nadat aan alle formaliteiten voldaan is voor het 5 vastleggen van de identificatie en voor het stallen van de fiets, wordt in de besturing een stallingsplaats 2 toegewezen, en het adres van de locatie ervan wordt via de printer 6 afgedrukt. De gebruiker neemt het formulier met het adres van de locatie van de stallingsplaats 2 uit 10 de printer 6 en brengt de fiets 9 naar de betreffende stallingsplaats 2. In plaats van de printer 6 kan ook op andere wijze de locatie van de stallingsplaats 2 bekend gemaakt worden, zoals bijvoorbeeld op een beeldscherm.

Voor het lopen met de fiets 9 van het gebruikte 15 meldstation 5 naar de toegewezen stallingsplaats 2 is enige tijd nodig, en na het verstrijken van deze tijd wordt door de besturingsmiddelen de betreffende stallingsplaats 2 ontgrendeld door het uit de positie van het grendeloog 16 trekken van de grendel 13 met de 20 grendelaandrijving 12. Nu is de vergrendelschalm 11 in het sleufgat 17 vrij verschuifbaar. De stallingsplaats 2 is nu voor gebruik gereed gemaakt. De grendelaandrijving 12, de grendel 13 en het sleufgat 17 zijn zodanig uitgevoerd dat niet zichtbaar is of de vergrendeling geacti-25 veerd of ontgrendeld is. Doordat het alleen aan de gebruiker bekend is wat de'locatie is die ontgrendeld is of zal worden wordt voorkomen dat anderen tussentijds van de toegewezen stallingsplaats 2 gebruik maken.

De gebruiker plaatst zijn fiets 9 in de stallings-30 plaats 2, en brengt de vergrendelschalm 11 aan in het sleufgat 17. Door de vergrendelschalm 11 naar beneden te schuiven wordt de sensorarm 14 geactiveerd, waardoor de sensor 15 een signaal aan de besturingsmiddelen geeft via 1010343 7 de rekbesturing 4, waarna de grendelaandrijving 12 wordt geactiveerd en de grendel 13 door het grendeloog 16 wordt aangebracht en de fiets 9 gestald en vergrendeld is.

Bij het weer ophalen van de fiets steekt de gebrui-5 ker zijn identificatiekaart in de kaartlezer 8, waarna in de besturing gekeken wordt of bij die betreffende identificatie een stallingsplaats 2 is toegewezen. Is dit het geval dan wordt gekeken wat de duur van de stalling is geweest en dit wordt eventueel verrekend met het op de 10 betreffende kaart aanwezige tegoed en de betaling wordt verricht bijvoorbeeld door het intoetsen van het persoonlijk identificatienummer. Nadat aan deze formaliteiten is voldaan kan de gebruiker zijn kaart uit de kaartlezer nemen en naar de toegewezen stallingsplaats 2 gaan. Na het 15 verstrijken van de tijd die nodig is voor het lopen van het meldstation 5 naar de stallingsplaats 2 wordt de grendel 13 door de grendelaandrijving 12 uit het grendeloog 16 getrokken zodat de vergrendelschalm 11 in het sleufgat 17 verschoven kan worden en uit de fietssteun 3 20 genomen kan worden waarna de fiets kan worden meegenomen. Nadat met de sensor 15 gedetecteerd is dat de vergrendelschalm 11 is verplaatst in het sleufgat 17, wordt de grendelaandrijving 12 weer geactiveerd en wordt de grendel 13 in zijn vergrendelpositie gebracht, zodat de ver-25 grendelschalm 11 niet opnieuw geplaatst kan worden.

Naast het getoonde uitvoeringsvoorbeeld van een fietsenstalling zijn er vele varianten mogelijk. Allereerst zijn er diverse mogelijkheden waarop de gebruiker zich kan identificeren. Dit kan met een kaart met een 30 magneetstrip, een kaart met een chip en dergelijke. Deze kaart kan gebruikt worden voor betaling vooraf of achteraf of deze kaart kan uitsluitend tot identificatie dienen waarbij er andere voorzieningen zijn voor betaling of bijvoorbeeld in bepaalde situaties van betaling wordt af- 1010343 8 gezien. Ook kunnen er meerdere in en/of uitgangen zijn, welke eventueel elk een eigen meldstation 5 hebben.

Het systeem zoals het hier beschreven is kan ook gebruikt worden voor het tijdelijk opslaan van andere goe-5 deren, zoals bijvoorbeeld voor het stallen van auto's. In het geval van stallen van auto's kan aan de auto een transponder worden aangebracht waarin een identificatie verwerkt zit die uitleesbaar is door een niet getoonde antenne die dan nabij het meldstation 5 in de vloer wordt 10 aangebracht. De auto rijdt langs deze antenne, de identificatiegegevens worden ingelezen, en de stallingsplaats wordt aan de automobilist bekend gemaakt, bijvoorbeeld via een briefje of via een scherm waarop de locatie afleesbaar is. De auto wordt vervolgens op met de eerder 15 omschreven vergelijkbare wijze in een stallingsplaats vergrendeld. Bij het ophalen maakt de gebruiker gebruik van een identificatiekaart die hij in de kaartlezer steekt, waardoor hij zich meldt aan de besturing en de besturing eventueel de betaling verricht van het tegoed 20 op de kaart of op andere elektronische wijze. Vervolgens wordt de vergrendeling van de auto vrijgegeven.

Andere goederen die met een dergelijk systeem kunnen worden opgeslagen zijn bijvoorbeeld tassen en koffers en dergelijke reisbagage waarbij de reisbagage wordt opge-25 slagen in kasten die afgesloten en vergrendeld kunnen worden.

1010343

Claims (13)

1. Werkwijze voor het door een gebruiker tijdelijk op- 5 slaan van waardevolle goederen zoals fietsen (9) in een berging omvattende een groot aantal opslagplaatsen (2), waarbij de gebruiker zich bekend maakt bij bestu-ringsmiddelen (5), de goederen (9) door de gebruiker in een van de opslagplaatsen (2) worden opgesloten 10 waarna de opslagplaats (2) door de besturingsmiddelen wordt vergrendeld met het kenmerk dat bij het in opslag geven de gebruiker eerst zijn identificatiegegevens aan de besturingsmiddelen bekend maakt, die na eventueel te zijn vastgelegd worden gekoppeld aan de 15 gegevens van een eventueel willekeurig gekozen lege opslagplaats (2), waarna de locatie van deze opslagplaats (2) door de besturing aan de gebruiker bekend wordt gemaakt en de opslagplaats wordt ontgrendeld en waarbij bij het uit opslag halen de gebruiker zijn 20 identificatiegegevens aan de besturingsmiddelen bekend maakt waarna de opslagplaats (2) door de besturing wordt ontgrendeld.

2. Werkwijze overeenkomstig conclusie 1 met het kenmerk dat de door gebruiker bekend gemaakte identificatiege- 25 gevens in de besturingsmiddelen worden vergeleken met in de besturingsmiddelen bekende gegevens.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk dat de tijdsduur tussen het aan de gebruiker bekend maken van de opslagplaats (2) en het ontgrendelen min of 30 meer overeenkomt met de tijd die nodig is om met de goederen van de plaats (5) waar de opslagplaats aan de 1010343 gebruiker bekend is gemaakt naar de toegewezen opslagplaats (2) te gaan.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3 met het kenmerk dat de locatie van de toegewezen opslagplaats (2) 5 zichtbaar wordt gemaakt in een venster en/of op een drager zoals papier wordt afgedrukt.

5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk dat de identificatiegegevens van een van code voorziene kaart worden gelezen.

6. Werkwijze volgens conclusie 5 met het kenmerk dat een nieuwe gebruiker de bij de van een code voorziene kaart behorende persoonlijke identificatiecode intoetst en daarmee akkoord gaat met registratie van zijn gegevens en de voorwaarden voor gebruik.

7. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk dat bij het in opslag geven de identificatiegegevens van een aan de goederen bevestigde transponder worden gelezen en bij het uit opslag halen de identificatiegegevens van een van code voorziene kaart 20 worden gelezen.

8. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk dat de opslagplaats (2) bekend wordt gemaakt nadat door de gebruiker betaald is, eventueel met een identificatiegegevens bevattende chip- of mag- 25 neetkaart.

9. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk dat bij het uit opslag halen de opslagplaats (2) wordt ontgrendeld nadat door de gebruiker betaald is, eventueel met een identificatiegegevens 30 bevattende chip- of magneetkaart.

10.Inrichting voor het door een gebruiker tijdelijk opslaan van waardevolle goederen (9) zoals fietsen om- 1010343 vattende een berging (1) met daarin een groot aantal opslagplaatsen (2), opsluitmiddelen (10,11) voor het per opslagplaats opsluiten van de goederen, vergren-delmiddelen (12,13) voor het in gesloten positie ver-5 grendelen van de opsluitmiddelen, sensormiddelen (14,15) voor het detecteren van de gesloten positie van de opsluitmiddelen, besturingsmiddelen voor het besturen van de inrichting en communicatiemiddelen (6,7,8) voor communicatie tussen de gebruiker en de 10 besturingsmiddelen met het kenmerk dat de communica tiemiddelen middelen omvatten voor het aan de gebruiker bekend maken van de beschikbaar gestelde opslagplaats (2) zoals een printer of een display.

11.Inrichting overeenkomstig conclusie 9 met het kenmerk 15 dat de communicatiemiddelen een kaartlezer (8) omvat ten voor het lezen van een op een kaart aanwezige code.

12.Inrichting overeenkomstig conclusie 9 of 10 met het kenmerk dat de communicatiemiddelen een antenne omvat-20 ten voor het lezen van informatie uit een transponder die bevestigd kan zijn aan in opslag te nemen goederen.

13.Inrichting volgens een der conclusies 9, 10 of 11 met het kenmerk dat de communicatiemiddelen middelen voor 25 ontvangen van betalingen omvatten, zoals elektronische betaling, betaling met chipkaart of contante betaling. 1010343