NL1010299C1 - Cilinderslot met platte sleutel. - Google Patents

Description

Cilinderslot met platte sleutel

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een cilinderslot met cilinderhuis en een daarin verdraaibare cilinderkern, die een sleutelkanaal voor het opnemen van een 5 platte sleutel bezit, waarbij is voorzien in door de sleutel gestuurde verschuifbare kernstiften en tenminste een de verschuifstand ervan aftastend borgelement, en aan het borgelement een arreteer-uitsparing van het cilinderhuis is toegewezen. Verder heeft de uitvinding heeft betrekking op 10 een platte sleutel voor dit cilinderslot.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een constructie, die een groot aantal variaties mogelijk maakt en desondanks bedrijfszeker in het dagelijks gebruik is. De slotdelen moeten goedkoop te produceren zijn 15 en slechts enkele verschillende constructiedelen omvatten. Verder moet een zo goed mogelijke beveiliging tegen nablokkeren en picking worden verschaft. Tot dusver bekende cilin-dersloten van de in het begin genoemde soort voldoen slechts in ontoereikende mate aan deze eisen.

20 Volgens de onderhavige uitvinding heeft het cilinder slot het kenmerk, dat de kernstift in een ongeveer evenwijdig aan het sleutelkanaal aangebrachte kernstift-boring kan worden verschoven en aan zijn ene einde een in het sleutelkanaal stekende aftastnok bezit, dat de kernstift verend 25 onder voorspanning staat en dat hij in de van het sleutelkanaal afgekeerde flank tenminste een vrijgifte-groef voor ingrijping van een aftastpen van het borgelement bezit.

De platte sleutel volgens de onderhavige uitvinding heeft het kenmerk, dat de sleutelbaard wordt gevormd door 30 twee stuurcurven, die aan beide zijden van het langsmidden-vlak zijn gevormd en dat de platte sleutel aan beide zijden een centrale ribbe bezit, die zich over de lengte van de sleutelschacht uitstrekt.

In het volgende wordt de uitvinding aan de hand van 35 fig. 1 tot 17 bij wijze van voorbeeld nader beschreven. Fig.

1010299 2 1 toont een doorsnede van het slot volgens de onderhavige uitvinding en fig. 2 dezelfde doorsnede in een andere bedrijf sstand van de cilinderkern. Fig. 3 toont afgebroken een bovenaanzicht van de cilinderkern. Fig. 4 tot 6 tonen aan 5 elkaar toegewezen aanzichten van een uitvoering van de kernstift. Fig. 7 tot 9 tonen drie aanzichten van het borg-element. Fig. 10 en 11 tonen de platte sleutel in een uit-voeringsvariant in zijaanzicht en bovenaanzicht. Fig. 12 toont het zijaanzicht van een verdere sleutel in een voor-10 keursuitvoering en fig. 13 toont een doorsnede van het theoretische doorsnedeprofiel van de sleutel. Fig. 14 en 15 tonen schematische functievoorstellingen en fig. 16 toont een doorsnede van slot en sleutel. Fig. 17 toont het zijaanzicht van de sleutel in het gebied van de punt.

15 Volgens fig. 1 is in het cilinderhuis 1 de cilinderkern 2 draaibaar aangebracht, waarbij deze beide delen door het cilindrische scheidingsvlak 23 van elkaar zijn gescheiden. Midden in de cilinderkern 2 is het sleutelkanaal 3 aangebracht, waarin de sleutel 4 zit.

20 Aan beide zijden van het sleutelkanaal 3 loopt evenwij dig daaraan een rij kernstift-boringen 8, waarin de kern-stiften verschuifbaar zijn aangebracht. Door kernstift-veren 16 worden de kernstiften naar boven voorgespannen.

Elke kernstift 5 bezit aan zijn ondereinde een aftast-25 nok 9, die zich uitstrekt tot in het sleutelkanaal 3, namelijk tot aan of nabij het middenlangsvlak 13 van het sleutelkanaal 3.

De sleutelbaard bezit langs het middenlangsvlak twee stuurcurven, die later nog worden toegelicht. De linker 30 stuurcurve stuurt alle links aangebrachte kernstiften aan en de rechter stuurcurve alle rechts aangebrachte kernstiften. Afhankelijk van de uitvoering van de beide stuurcurven worden de kernstiften in gedefinieerde stuurhoogten geplaatst, waarbij in fig. 1 twee van deze stuurstanden zijn 35 weergegeven.

10102,99 i 3

Elke kernstift bezit in zijn van het sleutelkanaal afgekeerde flank 10 twee vrijgiftegroeven 11, waarin aftast-pennen 12 van een borgelement 6 kunnen grijpen, wanneer de kernstift door de juiste sleutel in de vrijgavestand gedrukt 5 is.

De borgelementen 6 zijn borglijsten, die door de veren 24 in de richting van het cilinderhuis zijn voorgespannen. In de nulstand die is getoond in fig. 1, dus de onverdraaide stand, van de cilinderkern zijn de borg-verlengstukken 21 10 van het borgelement 6 in ingrijping met een arreteeruitsparing 7 in het cilinderhuis. Oploopvlakken 25 drukken het borgelement 6 naar binnen in de cilinderkern, wanneer de kernstiften 5 de vrijgavestand volgens fig. 1 hebben ingenomen. Neemt de kernstift een andere stand (blokkeerstand) in, 15 wat bij een verkeerde sleutel of bij het ontbreken van de sleutel het geval is, dan is het inschuiven van het borgelement 6 onder het scheidingsvlak 23 van de cilinderkern niet mogelijk en blijven de borg-verlengstukken 32 in de arre-teeruitsparing 7 gearreteerd, waardoor het verdraaien van de 20 cilinderkern wordt voorkomen en het slot geblokkeerd is.

De borg-verlengstukken 21 van de borgelementen 6 en de arreteeruitsparingen 7 zijn versprongen ten opzichte van het middenvlak 14 van de cilinderkern 2 aangebracht. Door deze asymmetrie om het middenvlak 14 wordt gegarandeerd, dat 25 volgens een 180“-verdraaiing van de cilinderkern, zoals in fig. 2 is weergegeven, de borgelementen 6 niet gelijktijdig in de arreteeruitsparing 7 vallen en de borgstiften niet kunnen worden verschoven. Bijgevolg kan de sleutel niet bij vergissing eruit worden getrokken. Dit is pas na een volle-30 dige draaiing over 360° mogelijk, wanneer de cilinderkern weer de stand volgens fig. 1 inneemt.

Fig. 2 toont afgebroken het voorliggende deel van de cilinderkern 2 met twee kernstift-boringen 8 aan beide zijden van het sleutelkanaal 3. Voor de hier gebruikte 35 kernstiften met rechthoekige doorsnede volgens fig. 4 tot 6 zijn de kernstift-boringen 8 overeenkomstig uitgevoerd met 101025a 4 een rechthoekige doorsnede. Door de sleuven 26 grijpen de aftastnokken 9 in het sleutelkanaal tot ongeveer bij het langsmiddenvlak 13.

Evenwijdig aan de kernstift-boringen zijn veerboringen 5 15 verschaft, die een kernstift-veer 16 opnemen. Via door-grijp-openingen 27 grijpen opneemlippen 17 van de kernstif-ten 5 in de veerboringen 15.

Fig. 4 tot 6 tonen in aan elkaar toegewezen projecties drie aanzichten van een uitvoeringsvoorbeeld voor een kern-10 stift 5. Twee evenwijdige vrijgiftegroeven 11 zijn hier in de bovenste stand getekend. De vrijgiftegroeven kunnen echter ook over de hoogte van de kernstift verschoven aangebracht zijn, in afhankelijkheid van ordening van de bijbehorende stuurhoogte van de sleutel. Ook kunnen meer dan twee 15 vrijgiftegroeven in een kernstift worden verschaft, wanneer in slotinrichtingen verscheidene vrijgiftestanden nodig zijn. De getoonde variant komt overeen met de in fig. 1 links getekende stand. Rechts is in fig. 1 een andere varia-tiestand met een andere ordening van de vrijgiftegroeven 20 langs de flank 10 van de kernstift 5 getekend. De aftastnok 9 is aan het stuurvlak 29 zadelvormig uitgevoerd. Op de opneemlip 17 grijpt van onderaf de kernstift-veer 16 aan.

Fig. 7 tot 9 tonen een uitvoering van het borgelement 6 als borglijst voor een rij van vijf kernstiften. Aan elke 25 kernstift zijn twee aftastpennen 12 toegewezen, die bij vrijgiftestand van de kernstiften in de vrijgiftegroeven 11 ervan kunnen grijpen. Fig. 9 toont de asymmetrische uitvoering van het borgelement onder vorming van het borg-verleng-stuk 21 met een schuin oploopvlak 30. De blinde boringen 31 30 dienen voor het opnemen van drukveren 24, zie fig. 1, 2.

In het kader van de uitvinding kan de borglijst ook zijn uitgerust met een overbelastingsbeveiliging, zoals in de AT-aanvrage A 965/96 openbaar gemaakt is. Daarbij omvat de borglijst tenminste een stuurschuif en een afvraagschuif, 35 die tegen veerkracht ten opzichte van elkaar verschoven kunnen worden. De stuurschuif bezit daarbij een oploopvlak, 1019? .93 · i 5 dat bij het verdraaien van de cilinderkern de stuurkant van de arreteeruitsparing op loopt en de borglijst in de cilinderkern drukt. In blokkerende stand van het schuifelement wordt het radiaal ingrijpen van de afvraagschuif verhinderd 5 en het verder draaien van de cilinderkern geblokkeerd. Bijgevolg zijn daarbij de functies van het aftasten en arreteren van elkaar gescheiden.

Fig. 10 toont het zijaanzicht van een bijbehorende platte sleutel volgens de onderhavige uitvinding en fig. 11 10 een bovenaanzicht. Het gebied van de sleutelhandgreep 32 is afgebroken.

De sleutelschacht 18 bezit aan de sleutelbaard en sleutelrug langs het middenlangsvlak 13 twee stuurcurven 20, 20', zodat bij elk van de stuurpunten 33 twee stuurhoogten 15 voor het positioneren van de bijbehorende kernstiften 5 aanwezig zijn. De hier getoonde variant dient slechts als voorbeeld. Het totale aantal realiseerbare varianten is volgens deze constructie zeer groot. De sleutel is beoogd als draaisleutel, kan dus in twee draaistanden in het slot 20 worden geschoven. De centrale ribbe 19 strekt zich aan beide platte zijden van de sleutel uit tot aan de punt van de sleutel en dient voor het geleiden van de sleutel in het sleutelkanaal alsmede voor het verhogen van de stabiliteit van de sleutel. Verder kan elke centrale ribbe 19 ook worden 25 gebruikt om coderingen voor verdere aftastelementen of borgelementen te dragen, bijvoorbeeld in de vorm van uitsparingen .

Wanneer tevoren is uitgedrukt, dat de kernstift-borin-gen 8 ongeveer evenwijdig lopen aan het sleutelkanaal, 30 behelst dit ook alle uitvoeringsvormen, waarbij de kern-stift-boringen iets schuin aangebracht zijn.

De figuren 12 tot 17 tonen een verdere uitvoeringsvari-ant voor de platte sleutel volgens de onderhavige uitvinding en het bijbehorende slot.

35 De sleutelschacht 18 bezit aan beide zijden evenwijdig aan en aan een zijde van de centrale ribbe 19 een stuurribbe 1010299 6 35. Op de stuurpunten 33 zijn in aanvulling op de stuurvlakken van de stuurcurven 20, 20' verdere stuurvlakken ver schaft, en wel door de benedenliggende kant 37 van de stuur-ribbe 35, die door bijbehorende kernstiften kunnen worden 5 afgetast. De van de sleutelpunt af gezien eerste beide stuurpunten zijn gevormd door de benedenliggende kant 37 van de stuurribbe 35. Bij het derde stuurpunt is een inzinking 36 verschaft. Bij het laatste stuurpunt van deze sleutel is de stuurribbe 35 onderbroken.

10 De benedenliggende kant 37 van de stuurribbe 35 vormt dus aan de ene platte zijde van de sleutel een tweede stuur-curve 39, die in aanvulling op de eerste stuurcurve 10' aan de sleutelbaard 22 is verschaft. Daarmee wordt het aantal variaties van de sleutels aanzienlijk uitgebreid.

15 Fig. 13 toont de schematische doorsnede van het buis- profiel van een dergelijke sleutel met bij wijze van voorbeeld erin getekende variatiemogelijkheden. De eerste stuurcurven 20, 20' bieden 5 variatiediepten. De door de stuur ribbe 35 gevormde tweede stuurcurven bieden twee stuurdiep-20 ten. De sleutel is als draaisleutel symmetrisch uitgevoerd, zodat hij in beide insteekstanden het bijbehorende slot kan sluiten.

De doorsnede volgens fig. 14 toont het aftasten van de eerste stuurcurve 20' op een stuurpunt door een overeenkom-25 stig uitgevoerde kernstift 5, waarvan de lange aftastnok 9 tot nabij het middenlangsvlak 13 reikt. Bij deze ordening wordt de aanvullende stuurdiepte van de tweede stuurcurve 39 niet afgetast en is daarmee ineffectief.

Fig. 15 toont een variant, waarbij de stuurdiepte van 30 de eerste stuurcurve 20' dieper uitgevoerd is dan die van de tweede stuurcurve 39. De aftastnok 9 grijpt met een verlengstuk 40 achter de stuurribbe 35. Fig. 17 toont dit aftast-punt in zijaanzicht van de sleutel.

Fig. 16 toont een schematische doorsnede van het slot 35 met erin geschoven sleutel. Anders dan bij de bedrijfsstand volgens fig. 14 is de aftastnok 9 van de kernstift 5 korter 1010299 7 uitgevoerd en reikt alleen tot in het gebied van de tweede stuurcurve 39, zodat op dit aftastpunt alleen deze tweede stuurcurve werkzaam is.

Bij de afgebeelde ordening van twee stuurcurven aan 5 elke platte zijde van de sleutel zijn de aantallen realiseerbare variaties zeer groot. De gebruikte onderdelen zijn goedkoop te produceren en mechanisch zeer stabiel. De breedte van de stuurribbe 35 kan ook groter zijn, zodat meer stuurdiepten (bijv. drie) kunnen worden verschaft, zowel de 10 centrale ribben als ook de stuurribben kunnen met betrekking tot ligging op de sleutel, breedte en doorsnedevorm worden veranderd, om de aantallen variaties nog verder te verhogen.

- conclusies -

10102ëS

Claims (14)

1. Cilinderslot met cilinderhuis en een daarin verdraaibare cilinderkern, die een sleutelkanaal voor het opnemen van een platte sleutel bezit, waarbij is voorzien in 5 door de sleutel gestuurde verschuifbare kernstiften en tenminste een de verschuifstand ervan aftastend borgelement, en aan het borgelement een arreteer-uitsparing van het cilinderhuis is toegewezen, met het kenmerk, dat de kern-stift (5) in een ongeveer evenwijdig aan het sleutelkanaal 10 (3) aangebrachte kernstift-boring (8) kan worden verschoven en aan zijn ene einde een in het sleutelkanaal (3) stekende aftastnok (9) bezit, dat de kernstift verend (5) voorgespannen is en dat hij in de van het sleutelkanaal afgekeerde flank (10) tenminste een vrijgifte-groef (11) voor de in-15 grijping van een aftastpen (12) van het borgelement (6) bezit.

2. Cilinderslot volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat aan beide zijden van het sleutelkanaal (3) een rij van verscheidene kernstiften (5) is verschaft, waarvan de af- 20 tastnokken (9) ofwel tot aan of dichtbij het middenlangsvlak (13) van het sleutelkanaal (3) reiken, die sleutel-stuur-vlakken aftasten, welke langs het middenlangsvlak (13) zijn gevormd (lange aftastnok), of die op een afstand van het middenlangsvlak (13) eindigen (korte aftastnok) en worden 25 gestuurd door sleutel-stuurvlakken aan stuurribben van de sleutel.

3. Slot volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de lange aftastnok een aftastvlak nabij het middenlangsvlak bezit en voor het vrijgeven van de stuurribbe ondersneden 30 is.

4. Cilinderslot volgens conclusie 1 tot 3, met het kenmerk, dat aan elke rij kernstiften (5) als borgelement (6) een borglijst is toegewezen en het borgelement in de richting van het cilinderhuis (1) verend voorgespannen is. 1^:029®

5. Cilinderslot volgens een der conclusies 1 tot 4, met het kenmerk, dat de borg-verlengstukken (21) van de borgelementen (6) en de arreteeruitsparingen (7) ten opzichte van het centrale vlak (14) van de cilinderkern (2) ver- 5 sprongen zijn aangebracht, om na een 180°-draaiing van de cilinderkern te voorkomen dat de borgelementen (6) gelijktijdig in de arreteeruitsparingen (7) vallen.

6. Cilinderslot volgens een der conclusies 1 tot 5, met het kenmerk, dat de kernstiften (5) in een kernstift- 10 boring (8) geleid worden en dat evenwijdig aan de kernstift-boring (8) een veerboring (15) voor het opnemen van een kernstift-veer (16) is aangebracht, waarbij een opneemlip (17) van de kernstift in de veerboring (15) steekt en de kernstiftveer (16) aangrijpt op de opneemlip (17).

7. Cilinderslot volgens een der conclusies 1 tot 6, met het kenmerk, dat de kernstift (5) een rechthoekige doorsnede bezit.

8. Cilinderslot volgens een der conclusies 1 tot 7, met het kenmerk, dat elke kernstift (5) twee evenwijdige 20 vrijgiftegroeven (11) bezit, waaraan een paar aftastpennen (12) van het borgelement (6) toegewezen is.

9. Cilinderslot volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat meer dan twee vri jgiftegroeven (11) in een kernstift zijn aangebracht.

10. Platte sleutel voor een cilinderslot volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de sleutelbaard (22) wordt gevormd door twee stuurcurven (20, 20'), die aan beide zijden van het langsmiddenvlak (13) gevormd zijn en dat de platte sleutel aan beide zijden een 30 centrale ribbe (19) bezit, die zich over de lengte van de sleutelschacht (18) uitstrekt.

11. Platte sleutel volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat aan de platte zijde evenwijdig aan de centrale ribbe een stuurribbe is verschaft, waarvan de naar de sleu- 35 telbaard wijzende flank een tweede stuurcurve vormt. 1010299

12. Platte sleutel volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat naar keuze op tenminste een stuurpunt de eerste stuurcurve dieper gevoerd is dan de tweede stuurcurve, zodat de stuurribbe ondersneden is.

13. Platte sleutel volgens een der conclusies 10 tot 12, met het kenmerk, dat de stuurribbe op een van de stuur-punten onderbroken is.

14. Platte sleutel volgens een der conclusies 10 tot 13, met het kenmerk, dat hij is uitgevoerd als draaisleutel 10 en aan elke sleutelbaard twee eerste stuurcurven en eventueel aan elke platte zijde een stuurribbe met een tweede stuurcurve zijn gevormd. 1010299