NL1010212C2 - Werkwijze en inrichting voor het oplichten van een plaat, zoals een betonplaat. - Google Patents

Description

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET OPLICHTEN VAN EEN PLAAT, ZOALS EEN BETONPLAAT

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het oplichten van een plaat, zoals een betonplaat.

Het komt voor, dat platen, zoals betonplaten, door zetting van de onderliggende grond plaatselijk 5 zakken en daardoor scheef komen te liggen. Het is wel bekend om scheefgezakte betonnen bouwwerken en dergelijke recht te zetten door hieronder goed vloeibare cementmor-tel te persen. Deze techniek is bekend als "ondergrou-ten" .

10 Bij platen zoals betonplaten kan een dergelijke bekende werkwijze slechts sporadisch worden toegepast, doordat de op de plaat optredende belastingen hoog kunnen oplopen en tot scheuren en breken van de plaat aanleiding kunnen geven.

15 De uitvinding beoogt nu een werkwijze van de in de aanhef omschreven soort te verschaffen, waarmee op betrouwbare en nauwkeurige wijze platen, zoals betonplaten, opgelicht kunnen worden.

Dit doel wordt bereikt met de werkwijze volgens 20 de uitvinding zoals gekenmerkt in conclusie 1. Door de uithardbare vloeistof op een aantal verschillende plaatsen onder druk onder de plaat toe te voeren, blijven de optredende belastingen binnen aanvaardbare grenzen zodat de plaat niet breekt.

25 Bij voorkeur wordt de werkwijze volgens conclu sie 2 toegepast. Telkens wordt een beperkte hoeveelheid uithardbare vloeistof door één van de openingen geperst, zodat het oplichten van de plaat zeer nauwkeurig beheerst en gecontroleerd kan geschieden. De terugslagkleppen 30 voorkomen dat de vloeistof terugstroomt door de niet 1010212 2 gebruikte openïngen en dus ter plaatse van deze openingen een druk in stand gehouden kan worden.

Een verdere ontwikkeling is gekenmerkt in conclusie 3. Door ter plaatse van het sterkst op te 5 heffen gedeelte van de plaat te beschikken over extra openingen, kan de werkwijze ook bij deze toepassing goed beheerst worden uitgevoerd.

Ter voorkomen van te hoge belastingen in de plaat kan op gunstige wijze de maatregel van conclusie 4 10 worden toegepast. Telkens wanneer de vooraf bepaalde stijging is bereikt wordt de vloeistoftoevoer beëindigd en wordt een volgende opening gebruikt.

Een gelijkmatige stijging van de plaat wordt bereikt met de maatregel van conclusie 5. Met eenvoudige 15 meetmiddelen, zoals een theodoliet, is telkens te bepalen welke opening het laagst ligt en op dat moment gebruikt moet worden voor het toevoeren van vloeistof onder druk.

De uitvinding betreft en verschaft eveneens een inrichting voor het oplichten van een plaat zoals geken-20 merkt in conclusie 6.

De in de opening in de plaat op te nemen terug-slagklephouders zijn bij voorkeur uitgevoerd zoals gekenmerkt in conclusie 7. De buisstomp wordt klemmend opgenomen in de geboorde opening.

25 Hiertoe wordt bij voorkeur de maatregel van conclusie 8 toegepast. Doordat de buisstomp licht taps toeloopt, wordt een goed klemmende en dus afsluitende verbinding met de opening verkregen.

Door het huis van de terugslagklephouder op 30 geschikte wijze van kunststof te vervaardigen wordt dit enigszins veerkrachtig, waardoor wederom het in de opening drukken van de buisstomp tot een goed klemmende en ook weer gemakkelijk losneembare verbinding leidt.

De vloeistoftoevoerinrichting wordt bij voor-35 keur uitgevoerd zoals gekenmerkt in conclusie 10. Met behulp van de afsluiter wordt de vloeistoftoevoer afgesloten op het moment dat de vloeistoftoevoerinrichting wordt verplaatst van de ene terugslagklephouder naar de 1010212 3 volgende. Zodra de koppeling weer tot stand gebracht is, wordt de afsluiter geopend voor het toevoeren van de vloeistof.

Door de bedieningsmiddelen voor het vergrendel-5 bare koppelingdeel en de afsluiter op een afstand boven het koppelingdeel aan te brengen kan de bedieningspersoon de koppeling met de terugslagklephouder en het openen en sluiter van de afsluiter staande uitvoeren. Hij kan aldus snel en gemakkelijk de toevoerinrichting van de ene naar 10 de andere terugslagklephouder verplaatsen en de telkens de gewenste hoeveelheid vloeistof toevoeren.

De uitvinding wordt verder toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de bijgevoegde figuren.

15 * Fig. 1 toont gedeeltelijk schematisch de toe passing van de werkwijze volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van de op een terugslagklephouder geplaatste toevoerinrichting in een eerste bedrijfsstand. 20 Fig. 3 toont de inrichting van fig. 2 in een tweede bedrijfsstand.

Fig. 4 toont een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch detailaanzicht van de terugslagklephouder en daarmee samenwerkende vloeistoftoevoerinrichting.

25 De in fig. 1 getoonde inrichting 1 volgens de uitvinding is bestemd voor het oplichten van een plaat 3, zoals een betonplaat van een bouwwerk 2. In het bijzonder kan de inrichting en de daarmee uitgevoerde werkwijze volgens de uitvinding worden toegepast om een verzakt 30 bouwwerk 2 of een verzakte plaat 3 weer horizontaal te stellen.

Hiertoe wordt in de plaat 3 een aantal openin-gen 4 gevormd, bij voorkeur daarin geboord. In elk van deze openingen 4 wordt een nog nader te beschrijven 35 terugslagklephouder 5 geplaatst. Elk van deze terugslag-klephouders 5 omvat een terugslagklep die doorvoer van een vloeistof in de richting tot onder de plaat toelaat, maar een stroom in tegengestelde richting afsluit.

1010212 4

Met elke terugslagklephouder 5 kan een toevoer-inrichting 6 worden gekoppeld. Met behulp van deze toe-voerinrichting 6 kan een uithardbare vloeistof via een slang 7 in de opening 4 worden geperst. De uithardbare 5 vloeistof wordt bij deze uitvoeringsvorm gereed gehouden in een voorraad 8. Deze omvat een reservoir 9 en een daarmee gekoppelde pomp 10, door middel waarvan de vloeistof uit het reservoir 9 in de slang 7 geperst kan worden.

10 De uithardbare vloeistof is op geschikte wijze een cementmortel maar kan ook bijv. een tweecomponenten kunststof zijn. De cementmortel kan op geschikte wijze een schuimvormingsmiddel omvatten, dat actief wordt wanneer de vloeistof via de opening 4 tot onder de plaat 15 3 is gebracht. Hierdoor wordt het volume van de vloeistof groter, zodat een goede spreiding van de vloeistof en dus van de druk onder de plaat 3 wordt bereikt.

De terugslagklephouder 5 omvat een huis 15 een onderzijde waarvan een buisstomp 16 uitsteekt die opgeno-20 men wordt in de geboorde opening 4. Het huis 15 en de buisstomp 16 zijn bij voorkeur van kunststof, die de buisstomp een zekere elasticiteit verleend, waardoor deze goed in de opening 4 vastgeklemd kan worden. Op geschikt wijze is de buisstomp 16 licht taps uitgevoerd, hetgeen 25 eveneens bij draagt tot een goed klemmende en voldoende afsluitende verbinding van de buisstomp 16 in de opening 4.

Aan de zijde van het huis 5 liggend tegenover de buisstomp 16, in dit geval dus aan de bovenzijde, is 30 een koppelingdeel 17 gevormd waarmee de toevoerinrichting 6 gekoppeld kan worden. In het huis 5 is een klepkogel of -bal 20 opgenomen. In de in fig. 2 weergegeven stand is de kogel 20 omhoog gedrukt en sluit deze de doorgaande opening in het huis 5 in de richting naar boven af. Bij 35 de situatie in fig. 3 is de kogel 20 omlaag bewogen en rust deze op de steunen 21, waarbij een stromingskanaal rondom de kogel 20 overblijft. In deze situatie kan 1010212 5 vloeistof langs de kogel 20 in de opening 4 worden geperst.

De toevoerinrichting 6 omvat, zoals eerder opgemerkt, een koppelingdeel 18 dat complementair is aan 5 het koppelingdeel 17 van de terugslagklephouder. Verder omvat de toevoerinrichting een slangaansluiting 19, waarmee de slang 7 die naar het voorraadreservoir leidt, is verbonden.

Tussen de slangaansluiting 19 en het koppeling-10 deel 18 van de toevoerinrichting 6 is een afsluiter opgenomen die een afsluiterklepschotel 25 omvat welke de doorgang van de slangaansluiting 19 naar beneden af kan sluiten. Deze toestand is in fig. 2 getoond.

De klepschotel 25 is verbonden met een omhoog 15 stekende stang 26 welke aan zijn boveneinde verbonden is met een hefboom 27. De hefboom 27 is zwenkbaar gelagerd tussen gestelplaten 29 van de inrichting 6. De stang 26 is excentrisch van het scharnier 28 met de hefboom 27 verbonden, zodat door een zwenkbeweging van de hefboom 27 20 de klepschotel 25 omhoog of omlaag beweegt. Bij de getoonde uitvoering is de klepschotel 25 bij de in fig. 2 getoonde omlaag bewogen toestand van de hefboom 27 gesloten en bij de in fig. 3 getoonde omhoog bewogen toestand geopend.

25 Teneinde een sluitende verbinding te vormen tussen de koppelingdelen 18 en 17 van resp. de toevoerinrichting 6 en de terugslagklephouder 5 zijn grendelmidde-len 35 aangebracht waarmee de toevoerinrichting 6 op de terugslagklephouder 5 wordt vastgeklemd.

30 Deze grendelmiddelen 35 omvatten een hefboom 36 die eveneens aan de gestelplaten 39 is gelagerd en zwenkbaar is tussen een in fig. 2 getoonde omhoogbewogen stand en een in fig. 3 getoonde naar beneden bewogen stand.

Met de hefboom 36 zijn twee trekstangen 37 35 gekoppeld, excentrisch ten opzichte van het draaipunt hiervan en wel zodanig dat bij het naar beneden bewegen van de hefboom 36 de trekstangen 37 omhoog bewegen en omgekeerd.

1010212 6

De trekstangen 37 zijn nabij het ondereinde van de toevoerinrichting 6 door beugels 38 geleid die vast verbonden zijn met het huis van de inrichting 6. Aan het ondereinde omvatten de trekstangen 37 naar buiten uitste-5 kende curvebanen 39 die ervoor zorgen dat, wanneer de trekstangen 37 door bediening van de hefboom 36 omhoog bewegen, de ondereinden van de trekstangen 37 door samenwerking van de beugel 38 met deze curvebanen 39 naar binnen worden gedrukt.

10 De ondereinden van de trekstangen 37 worden door veren 40 die samenwerken met ten opzichte van het huis van de inrichting 6 verplaatsbare schuifstukken 41 naar buiten gedrukt.

Aan de ondereinden van de trekstangen 37 zijn 15 haken 42 gevormd die in de fig. 2 en fig. 4 getoonde toestand onderling een zodanige afstand hebben, dat deze over de flens 43 van het koppelingdeel 17 van de terug-slagklephouder 5 passeren. Aldus kan in toestand de toevoerinrichting 6 op het met het koppelingdeel 18 op 20 het koppelingdeel 17 worden geplaatst. Door vervolgens de hefboom 36 naar beneden te bewegen, worden de trekstangen omhoog bewogen en, door de werking van de curvebanden 39 en de beugel 38 worden de haken 42 daarbij naar binnen bewogen tot in aangrijping onder de flens 43. Bij het 25 laatste gedeelte van de beweging van de hefboom 36 wordt de toevoerinrichting vastgetrokken op de terugslagklep-houder 5.

Vervolgens kan de afsluiter 25 worden geopend door het bedienen van de hefboom 27 en kan vloeistof 30 onder druk via de terugslagklephouder 5 onder de plaat 3 worden geperst.

Telkens zal zoveel vloeistof door de betreffende opening 4 worden toegevoerd, dat de plaat rondom deze opening 4 over een vooraf bepaalde afstand omhoog be-35 weegt. Dan wordt de klep 25 weer gesloten en de toevoerinrichting 6 van de terugslagklephouder 5 afgenomen. De toevoerinrichting wordt vervolgens op een volgende terugslagklephouder 5 geplaatst. Bij voorkeur wordt daarvoor 1010212 7 de laagst liggende ofwel de het verst benedenwaarts van het door de plaat 3 bepaalde vlak liggende terugslagklep-houder 5 gekozen. Na het opnieuw koppelen van de toevoer-inrichting 6 kan weer vloeistof onder druk onder de plaat 5 worden gebracht, totdat de gewenste hoeveelheid daarvan is toegevoerd.

Door deze handelingen systematisch te herhalen kan de gewenste hoeveelheid vloeistof onder druk gecontroleerd onder de plaat 3 worden gebracht, waardoor deze 10 wordt opgelicht zonder dat op enig moment de belastingen in de plaat 3 onaanvaardbare waarden bereiken.

Het zal duidelijk zijn dat de inrichting volgens de uitvinding op vele verschillende wijzen kan worden uitgevoerd. De getoonde toevoerinrichting is een 15 voorkeursuitvoeringsvorm die het voordeel heeft dat de gebruiker niet hoeft te bukken bij het koppelen en het openen van de afsluiter. De voorraadinrichting 8 voor de vloeistof onder druk kan, in plaats van het van een pomp 10 voorziene reservoir 9, ook uit een onder druk staand 20 reservoir bestaan.

In fig. 1 is getoond dat de openingen 4 met een grotere dichtheid zijn aangebracht in het gedeelte van de plaat 3 waar deze het verst opgelicht moet worden. Gebleken is in de praktijk, dat hierdoor een goede en beheers-25 te besturing van het proces mogelijk is.

1010212

Claims (11)

1. Werkwijze voor het oplichten van een plaat, zoals een betonplaat, omvattende het aanbrengen van een aantal doorgaande openingen in de plaat, het met de openingen verbinden van terugslagkleppen en het selectief 5 via de terugslagkleppen door de openingen onder druk toevoeren van een uithardbare vloeistof.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de vloeistof achtereenvolgens door de openingen wordt toegevoerd.

3. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de plaat ten minste enigszins gekanteld wordt en in een sterker op te lichten gedeelte van de plaat een groter aantal openingen per oppervlakte-eenheid wordt aangebracht.

4. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij per opening per keer een hoeveelheid vloeistof wordt toegevoerd overeenkomend met een vooraf bepaalde stijging van de plaat nabij de opening.

5. Werkwijze volgens één van de conclusies 2-4, 20 waarbij de plaat een vlak bepaalt en voor het toevoeren van de vloeistof telkens de opening wordt genomen die het verst benedenwaarts van dit vlak ligt.

6. Inrichting voor het oplichten van een plaat, zoals een betonplaat, omvattende een aantal terugslag- 25 klephouders, een met elke terugslagklephouder verbindbare vloeistoftoevoerinrichting en een daarmee door een slang verbonden voorraad van uithardbare vloeistof onder druk.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij elke terugslagklephouder omvat een huis, een aan een zijde aan 30 het huis gevormde buisstomp, een aan een andere zijde gevormd koppelingdeel en een in de richting van het koppelingdeel naar de buisstomp doorlatende terugslagklep. 1010212

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de buisstomp een licht taps toelopend buitenoppervlak heeft.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, waarbij het huis van kunststof is.

10. Inrichting volgens één van de conclusies 6- 9, waarbij de vloeistoftoevoerinrichting omvat een huis, een aan een zijde aan het huis gevormd, met het koppe-lingdeel van een terugslagklephouder complementair en daaraan vergrendelbaar koppelingdeel, een slangaanslui-10 ting en een tussen de slangaansluiting en het koppelingdeel aangebrachte afsluiter en bedieningsmiddelen voor het vergrendelbare koppelingdeel en de afsluiter.

11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de bedieningsmiddelen op een afstand boven het koppeling-15 deel zijn aangebracht. 1010212