NL1009958C2 - Werkwijze voor de vervaardiging van een geleider, geleider en meubel voorzien van tenminste een geleider. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze voor de vervaardiging van een geleider, geleider en meubel voorzien van tenminste een geleider.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor de vervaardiging van een geleider, waarbij ten minste een eerste in hoofdzaak kokervormig profiel en een daarbinnen in de lengterichting beweegbaar tweede profiel wordt 5 vervaardigd. Een dergelijke werkwijze is op zichzelf bekend van de firma Herbert Grutner GmbH en Co. KG.

Bij deze bekende werkwijze wordt in een vlak plaatdeel een viertal gootvormige, zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende doordiepingen gewalst, waarna uit het 10 plaatdeel een in hoofdzaak rechthoekig kokerprofiel wordt gevormd, zodanig dat de genoemde doordiepingen zich ter hoogte van de hoeken van het profiel uitstrekken.

Vervolgens wordt de ontstane naad dichtgelast voor het verkrijgen van een in omtreksrichting gesloten, relatief 15 torsiestijf profiel. Dit profiel wordt in een eerste profiel geschoven, hetwelk eveneens een in hoofdzaak rechthoekige doorsnede heeft, waarbij alzijdig tussen het eerste en tweede profiel enige ruimte overblijft. De doordiepingen op de hoeken van het binnenste profiel vormen 20 kogelbanen waarin een aantal kogels als lagering wordt opgenomen. De kogels worden daarbij zodanig gekozen dat deze aanliggen in de doordiepingen en in de binnenhoeken van het buitengelegen kokerprofiel, waardoor bij verstelling in de lengterichting een goede geleiding van 25 het binnenste profiel ten opzichte van het buitenste profiel wordt verkregen.

Deze bekende werkwijze heeft als nadeel dat deze relatief veel tijd vergt en bovendien onvoldoende nauwkeurig kan worden uitgevoerd. Bij het omzetten van het 30 plaatdeel tot het gewenste binnenprofiel zullen relatief grote maatafwijkingen optreden, terwijl bovendien vervormingen zullen optreden wanneer de naad wordt dichtgelast. Hierdoor zal de werking van de verkregen 1 0C99SÖ- 2 geleider nadelig worden beïnvloed. Immers, wanneer het binnenprofiel in het buitenprofiel wordt opgenomen zullen de maatafwijkingen en vervormingen ervoor zorgdragen dat de binnengeleider niet soepel ten opzichte van de 5 buitengeleider kan bewegen dan wel ongewenste speling zal vertonen. Bovendien zullen op de kogels ongewenste en sterk variërende krachten worden uitgeoefend, waardoor beschadigingen van de profielen en de kogels zullen optreden. Een verder nadeel van deze bekende werkwijze is 10 dat na vorming van de profielen einddelen op ten minste het binnenste profiel moeten worden aangebracht teneinde te verhinderen dat de kogels uit de kogelbanen kunnen bewegen. Deze nadelen treden met name op als gevolg van het feit dat wordt uitgegaan van een vlakke plaat voor de vorming van 15 ten minste het binnenprofiel.

De uitvinding beoogt een werkwijze van de in de aanhef beschreven soort, waarbij althans een aantal van de genoemde nadelen is vermeden, met behoudt van de voordelen daarvan. Daartoe wordt een werkwijze volgens de uitvinding 20 gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 1.

Gebruik van een plastische vervormingstechniek voor het aanbrengen van de ten minste ene geleidebaan in een kokerprofiel biedt het voordeel dat de vorm van het kokerprofiel eenduidig is bepaald, terwijl het kokerprofiel 25 maatvast is en op bijzonder geschikte wijze kan worden gekozen, afhankelijk van de afmetingen van de gewenste geleider, in het bijzonder van de ten opzichte van elkaar verstelbare profielen en de tussengelegen kogels. Bovendien kan op elke gewenste positie in het profiel een geleidebaan 30 worden aangebracht. Bij voorkeur worden de geleidebanen daarbij zo aangebracht dat deze eindigen op afstand van de einden van het betreffende profiel. Met een werkwijze volgens de uitvinding kan op voordelige, eenvoudige en nauwkeurige wijze een geleider worden vervaardigd die 35 relatief zwaar kan worden belast, terwijl een relatief grote vormgevingsvrijheid wordt behouden.

* 1 00 3

In een voordelige uitvoeringsvorm wordt een werkwijze volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 2.

Gebruik van een hydrovormtechniek voor de vorming 5 van de ten minste ene geleidebaan biedt het voordeel dat eenvoudig en op bijzonder nauwkeurige wijze de geleidebanen in de profielen kunnen worden aangebracht, nagenoeg onafhankelijk van de buitenvorm van het profiel en de positie van de geleidebanen. Hierdoor wordt een bijzonder 10 grote vormgevingsvrijheid verkregen. Bovendien kunnen hiermee op bijzonder eenvoudige wijze geleidebanen in profielen worden aangebracht die zich niet over de gehele lengte van het betreffende profiel uitstrekken. Daardoor kunnen eenvoudig direct stops voor in de geleidebanen op te 15 nemen kogels of dergelijke geleidemiddelen worden verkregen, welke stops op geschikte wijze aan de geleidemiddelen zijn aangepast.

Gebruik van water als vervormingsmedium biedt het voordeel dat de omgeving tijdens het vervaardigingsproces 20 daardoor niet wordt vervuild en reiniging van de profielen na het aanbrengen van de althans ene geleidebaan achterwege kan blijven, althans eenvoudig kan worden uitgevoerd. Bovendien is water relatief goedkoop. Dit is milieutechnisch, arbeidstechnisch en economisch voordelig. 25 In een verdere voordelige uitvoeringsvorm wordt een werkwijze volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 6.

Positionering van een verstelinrichting binnen het tweede profiel, voor het in de lengterichting verplaatsen 30 van de profielen, biedt het voordeel dat tijdens gebruik verstelling eenvoudig mogelijk is, terwijl de verstelinrichting door de profielen op geschikte wijze wordt afgeschermd. Hiermee worden beschadigingen van de verstelinrichting eenvoudig verhinderd, terwijl bovendien 35 het uiterlijk van de geleider door de verstelinrichting niet nadelig wordt beïnvloed. Een verder voordeel hiervan :·'> - - 4 is dat de compacte opbouw van de geleider wordt behouden terwijl de geleider eenvoudig kan worden ingebouwd in bijvoorbeeld een meubel.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een 5 geleider, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 7.

Een dergelijke geleider heeft het voordeel dat deze in hoge mate torsiestijf is en bestand is tegen relatief hoge krachten, terwijl de geleider relatief eenvoudig van 10 opbouw en constructie is, een compacte opbouw kent en goede loopeigenschappen heeft. Doordat de ten minste ene geleidebaan door plastische vervorming in het of elk profiel is aangebracht blijft deze nauwkeurigheid in de geleider behouden.

15 In nadere uitwerking wordt een geleider volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 9.

Door bepaling van de dwarsdoorsnede van ten minste een gedeelte van één van de profielen met behulp van 20 dezelfde of een vergelijkbare plastische vervormings- techniek als toegepast voor de vorming van de geleidebanen wordt het voordeel bereikt dat een nog grotere ' vormgevingsvrijheid voor de vorming van de geleider wordt verkregen, waardoor de geleider bijvoorbeeld specifiek kan 25 worden aangepast voor opname in of aan een meubel. Zo kunnen bevestigingsmiddelen zoals doordiepingen, rillen en ruggen en dergelijke worden meegevormd, ook wanneer deze een hoek insluiten met de genoemde geleidebanen. Aanpassingen van de dwarsdoorsnede van het betreffende 30 profiel kan over een gedeelte van het betreffende profiel plaatsvinden, doch het is ook mogelijk het gehele profiel op deze wijze vorm te geven. Uiteraard kunnen de geleidebanen geheel of gedeeltelijk worden gevormd door een niet vervorm wanddeel, waarbij de tussengelegen delen wel 35 worden vervormd.

1 00 99!".·' · 5

In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm wordt een geleider volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 12.

Door opname van de ten minste ene geleidebaan 5 gedeeltelijk in het eerste en gedeeltelijk in het tweede profiel wordt het voordeel bereikt dat verdraaiing van de profielen ten opzichte van elkaar eenvoudig door de kogels in de geleidebanen wordt verhinderd. Met name bij toepassing van profielen met een in hoofdzaak ronde of 10 ovale dwarsdoorsnede is dit voordelig. Bovendien kan daardoor de benodigde mate van vervorming relatief laag worden gehouden.

De uitvinding heeft bovendien betrekking op een meubel, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 15 13.

Een dergelijk meubel heeft het voordeel dat de voor de verstelling toegepaste geleiders in de buisvormige poten zijn opgenomen en daardoor op geschikte wijze zijn afgeschermd. Hierdoor wordt beschadiging van de geleiders 20 op eenvoudige wijze verhinderd, terwijl bovendien het uiterlijk van het meubel niet door de betreffende geleiders wordt bepaald. Een geleider volgens onderhavige uitvinding kan in veel bestaande meubels worden geplaatst, waarbij de buitenvorm van de betreffende geleider door de toegepaste 25 vervormingstechniek eenvoudig op de beschikbare ruimte, in het bijzonder aan de poten kan worden aangepast. Door te voorzien in lengteverstelmiddelen voor het actief verplaatsen van beide meubeldelen ten opzichte van elkaar wordt het voordeel bereikt dat instelling van de afstand 30 tussen de beide meubeldelen eenvoudig mogelijk wordt, ook wanneer deze relatief groot of zwaar zijn. Een dergelijke meubel kan bijvoorbeeld als een in hoogte verstelbare tafel of dergelijk werkblad zijn uitgevoerd.

Verdere voordelige uitvoeringsvoorbeelden van een 35 werkwijze, geleider of meubel volgens de uitvinding zijn gegeven in de volgconclusies.

' n r; '' :.· > i 6

Ter verduidelijking zullen uitvoeringsvoorbeelden van een geleider, een werkwijze en een meubel volgens de uitvinding nader worden beschreven aan de hand van de tekening. Daarin toont: 5 fig. 1 in gedeeltelijk doorgesneden zijaanzicht een geleider volgens de uitvinding; fig. 2 een doorgesneden aanzicht van een geleider volgens de lijn II-II in fig. 1; fig. 3-7 een vijftal alternatieve uitvoeringsvormen 10 van doorsneden corresponderend met de doorsnede volgens fig. 2; fig. 8 in gedeeltelijk doorzichtig aanzicht een meubel volgens de uitvinding; fig. 9 schematisch een inrichting voor het 15 vervaardigen van profielen voor een geleider volgens de uitvinding; en fig. 10 schematisch een alternatieve uitvoeringsvorm van een inrichting voor het vervaardigen van profielen voor een geleider volgens de uitvinding.

20 In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen gelijke of corresponderende verwijzingscijfers. In de beschrijving zal een geleider worden beschreven voor toepassing in een meubel zoals een tafel getoond in fig. 8. Doch het zal duidelijk zijn dat 25 een geleider volgens onderhavige uitvinding universeel toepasbaar is in allerlei toepassingen zoals in poten en laden van meubels, in en onder racks, voertuigen, machinedelen en dergelijke.

Fig. 1 toont in gedeeltelijk doorgesneden 30 zijaanzicht een geleider 1 volgens de uitvinding, voorzien van een eerste profiel 2 en daarbinnen passend opneembaar tweede profiel 4. In de in fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm is in het eerste profiel 4 een viertal geleidebanen 6 aangebracht, waarvan er twee zijn getoond, welke zich in de 35 lengterichting van de profielen 2, 4 uitstrekken, evenwijdig aan elkaar, tussen een bovenste stop 8 en een V ; '·. · 7 onderste stop 10. In de geleidebanen 6 is een aantal kogels 12 opgenomen, welke enerzijds aanliggen tegen de bodem van de als doordiepingen uitgevoerde geleidebanen 6 en anderzijds tegen de binnenzijde van het eerste profiel 2.

5 Bij lengteverstelling van de beide profielen 2, 4 ten opzichte van elkaar in de richting P zullen de kogels 12 derhalve afrollen in de geleidebanen 6 en daarbij het eerste profiel 2 passend geleiden ten opzichte van het tweede profiel 4.

10 Binnen de geleider 1 is een verstelinrichting 14 opgenomen, bijvoorbeeld een pneumatisch of hydraulisch cilindersamenstel zoals een gasveer, in de lengte verstelbaar. Een eerste einde 16 daarvan is verbonden met het eerste profiel 2, het tweede einde 18 met het tweede 15 profiel 4. Hiermee kan derhalve lengteverstelling in de richtingen P van het tweede profiel 4 ten opzichte van het eerste profiel 2 worden verkregen, althans worden ondersteund.

Zoals uit fig. 2 blijkt heeft in de in fig. 1 20 getoonde uitvoeringsvorm het eerste profiel 2 een cirkelcilindrische vorm, terwijl het tweede profiel een eveneens in hoofdzaak cirkelcilindrische vorm heeft, waarbij de geleidebanen 6 als doordiepingen, dat wil zeggen gootvormige vervormingen van de wand van het tweede profiel 25 4 zijn uitgevoerd. Een tweede profiel 4 kan als volgt worden gevormd.

Cirkelcilindrisch profiel 4a met een gewenste lengte en een gewenste doorsnede D2 wordt op bekende wijze vervaardigd, bijvoorbeeld door extrusie, en wordt 30 vervolgens in een hydro-vormmatrijs gelegd, zoals getoond in fig. 9. Aan de binnenzijde van het profiel wordt een kern 30 aangebracht. Vervolgens wordt op de beide einden 20a, 20b van het profiel 4a een afdichting 22 aangebracht. In de kern 30 van de hydro-vorminrichting is een viertal 35 gelijk over de omtrek verdeelde spieetvormige openingen aangebracht, welke corresponderen met de ruimte tussen de « J ' s ’’ 8 gewenste geleidebanen 6. Door deze spieetvormige openingen 24 wordt vervolgens onder relatief hoge druk een vloeistof, bij voorkeur water tegen de binnenzijde van het profiel 4a aangebracht, zodanig dat de wand hiervan plaatselijk wordt 5 vervormd. Op zodanige wijze worden de doordiepingen welke de geleidebanen 6 vormen verkregen althans door wegdrukken van de wand daartussen. In de matrijs waartegen het profiel 4a wordt vervormd zijn ruggen voorzien met de vorm van de geleidebanen 6, 6a, 6b, 6c. Tijdens de vorming worden 10 automatisch de stops 8, 10 verkregen. Deze hydrovormtechniek maakt een zeer nauwkeurige bewerking van het profiel mogelijk, waardoor zeer nauwkeurige geleidebanen 6 kunnen worden verkregen, zonder dat daarbij de buitenvorm van het profiel 4 nadelig wordt beïnvloed.

15 Bovendien is in principe geen nabewerking van het profiel 4 nodig.

In een alternatieve uitvoeringsvorm wordt het cirkelcilindrische profiel 4a met gewenste lengte en doorsnede in een buitengelegen hydrovormmatrijs gelegd, 20 waarbij eventueel aan de binnenzijde van het profiel 4a een geschikte steunkern wordt aangebracht. Vervolgens wordt via openingen in de hydrovormmatrijs wederom een drukmedium zoals water toegevoerd, dit maal tegen de buitenzijde van het profiel 4a. In de steunkern zijn sleufvormige 25 uitsparingen aangebracht, overeenkomstig de gewenste geleidebanen. Door het drukmedium wordt de wand van het profiel 4a in genoemde uitsparingen gedrukt, voor de vorming van de gewenste, de geleidebanen 6 vormende doordiepingen. Het verdient daarbij de voorkeur dat de kern 30 in diameter kan worden verkleind, zodat deze eenvoudig uit het profiel 4a kan worden getrokken.

Een inrichting voor toepassing bij een werkwijze volgens de uitvinding wordt bij voorbeeld geleverd door de firma Teco onder de aanduiding Teco hydro expansion unit.

35 Overigens wordt opgemerkt dat het profiel 4a ook op andere wijze kan zijn vervaardigd. Bovendien kan in principe 1 009958 - 9 worden uitgegaan van anders gevormde profielen, bijvoorbeeld gelast, gewalst of getrokken.

In figuur 10 is een verdere alternatieve uitvoeringsvorm van een inrichting voor hydrovormen van 5 profielen voor gebruik in een geleider volgens onderhavige uitvinding getoond, waarbij wordt uitgegaan van een buisvormig profiel 4 met een relatief geringe dwarsdoorsnede, bijvoorbeeld met een diameter D3 zoals aangegeven in figuur 2, welke diameter D3 wordt bepaald 10 door de onderlinge afstand van de bodems van de geleidebanen 6. Dit buisprofiel 4 wordt in een matrijs 40 gelegd, welke matrijs een binnenvorm heeft die in hoofdzaak overeenstemt met de buitenvorm van het gewenste profiel 4. Een eerste einde 42 van het buisprofiel 4 wordt afgesloten 15 door een stop 44, terwijl op het tegenover gelegen einde 46 een watertoevoer- en drukeenheid 48 op de binnenzijde van het buisprofiel wordt aangesloten. Vervolgens wordt via de watertoevoer- en drukeenheid 48 water onder hoge druk in de binnenzijde van het profiel 4 gebracht, waardoor het 20 profiel 4 wordt geëxpandeerd tegen de binnenzijde van de wanden van de holte van de matrijs 40. Tegelijkertijd wordt door de watertoevoer- en drukeenheid 48 in axiale richting een drukkracht uitgeoefend op het betreffende einde 46 van het buisprofiel 4, zodanig dat het buisprofiel 4 enigszins 25 wordt gestuikt, althans dat meer materiaal beschikbaar komt voor de gewenste radiale vervorming van het buisprofiel 4. Hiermee wordt bereikt dat een gelijkmatige wanddikte van het buisprofiel 4 wordt verkregen, althans behouden blijft tijdens vervorming daarvan, zowel ter hoogte van de 30 geleidebanen 6 als ter hoogte van de daartussen gelegen wanddelen. Ongewenste verzwakkingen, materiaalspanningen en dergelijke kunnen daarmee eenvoudig worden vermeden, waardoor geleiders kunnen worden verkregen met nog betere sterkte-eigenschappen. Bovendien is een inrichting als 35 getoond in figuur 10 relatief eenvoudig in opbouw en gebruik, met name doordat slechts de binnenzijde van het '1 i . r '' . Γ. - ί 1 . f . > 1 10 buisprofiel dient te worden afgesloten. Overigens kan stuiking van het materiaal ook bij de eerder beschreven werkwijzen worden toegepast.

Gebruik van water als drukmedium biedt het voordeel 5 dat vervuiling van de omgeving wordt verhinderd, terwijl water relatief goedkoop en niet agressief is in gebruik en reiniging van de geleider na vervaardiging daarvan in hoofdzaak achterwege kan worden gelaten. Ook andere materialen kunnen voor de vervorming worden toegepast, 10 zoals bijvoorbeeld zand of ander korrel- of granulaatvormig materiaal, een andere vloeistof of een onder druk vervormbaar lichaam, bijvoorbeeld van rubber of dergelijke. De kogels 12 kunnen los in de geleidebanen 6 worden opgenomen doch zijn bij voorkeur in kooien of strips 15 opgesloten (niet getoond). Dergelijke kogelkooien en kogelstrips zijn voor de vakman direct duidelijk. Ook kunnen uiteraard andere geleidingsmiddelen worden toegepast, bijvoorbeeld glijnokken, glijstrips en dergelijke.

20 Nadat het tweede profiel 4 aldus is vervaardigd kan dit, onder tussenkomst van de kogels 12, in het eerste profiel 2 worden geschoven en worden verbonden met de eventueel daarbinnen opgenomen verstelinrichting 14.

De in fig. 2 getoonde doorsnede toont duidelijk dat 25 het tweede profiel 4 met enige ruimte ((Dx - D2)/2) alzijdig wordt omgeven door het eerste profiel 2. Bij deze uitvoeringsvorm kan in principe het tweede profiel 4 roteren binnen het eerste profiel 2, om de gemeenschappelijke centrale lengteas.

30 In fig. 3 is een alternatieve uitvoeringsvorm van een doorsnede voor een geleider getoond, waarbij tegenover de geleidingsbanen 6 in het tweede profiel 4 complementaire geleidebanen 6a zijn voorzien in het tweede profiel 4. De kogels 12 zijn derhalve gedeeltelijk opgenomen in zowel de 35 geleidebanen 6 als in de complementaire geleidebanen 6a, waardoor rotatie van de profielen 2, 4 ten opzichte van 1 ·,' V - J.

11 elkaar eenvoudig wordt verhinderd. Uiteraard kan ook worden volstaan met de complementaire geleidebanen 6a in het eerste profiel 2, waarbij het tweede profiel 4 een cirkel-cilindrische vorm heeft, zonder geleidebanen, de 5 kinematische omkering van de doorsnede als getoond in fig. 2.

In fig. 4 is een geleider getoond, samengesteld uit twee profielen 2, 4 met een in hoofdzaak driehoekige dwarsdoorsnede. Het tweede profiel 4 is in de hoeken 10 voorzien van een geleidebaan 6, het eerste profiel 2 van complementaire geleidebanen 6a, gevormd door, althans in de binnenhoeken van het betreffende profiel 2.

Fig. 5 toont een verdere alternatieve uitvoeringsvorm, waarbij de profielen 2, 4 een in hoofdzaak 15 rechthoekige dwarsdoorsnede hebben, waarbij in het midden van de zijden van het tweede profiel 4 steeds een geleidebaan 6 is aangebracht voor de kogels 12. Uiteraard kunnen ook hier de geleidebanen 6 in de hoeken 15 van het tweede profiel 4 zijn aangebracht en lopen tegen de 20 binnenhoeken van het eerste profiel 2, waardoor een stabielere opsluiting wordt verkregen. Eén hoek voor een dergelijke uitvoeringsvorm is getoond in fig. 5a.

In fig. 6 is een uitvoeringsvorm getoond waarbij de profielen 2, 4 een in hoofdzaak langgerekt rechthoekige 25 dwarsdoorsnede hebben, waarbij in twee tegenover elkaar gelegen lange zijden 17 van het tweede profiel 4 twee naast elkaar gelegen geleidebanen 6 voor de kogels 12 zijn aangebracht, op enige afstand van en parallel aan elkaar. Eventueel kunnen ook in de korte zijden nog geleidebanen 30 zijn aangebracht. Een dergelijke uitvoeringsvorm biedt het voordeel dat hierdoor een relatief grote draagkracht kan worden verkregen in met name een richting haaks op de lengterichting van de profielen, haaks op de zijvlakken 17.

In fig. 7 is een uitvoeringsvorm getoond, 35 vergelijkbaar met de uitvoeringsvorm volgens fig. 3, waarbij binnen het tweede profiel 4 een derde profiel 26 is 1009958 ' 12 opgenomen. Het tweede profiel 4 is wederom voorzien van geleidebanen 6, het eerste profiel 2 van complementaire geleidebanen 6a, waarbij kogels 12 daarin zijn opgenomen. Tussen de geleidebanen 6 is aan de binnenzijde van het 5 tweede profiel 4 voorzien in tweede geleidebanen 6b, terwijl het derde profiel 26 is voorzien van tegenover de tweede geleidebanen 6b gelegen tweede complementaire geleidebanen 6c. Hierin zijn tweede kogels 12a opgenomen.

Op deze wijze is een driedelige geleider verkregen. Het zal 10 duidelijk zijn dat op vergelijkbare wijze ook meerdelige geleiders kunnen worden verkregen, terwijl bovendien allerlei verschillende doorsneden daarvoor kunnen worden toegepast. Het zal voorts duidelijk zijn dat voor elke doorsnede geldt dat geleidebanen kunnen zijn voorzien in 15 elk eerste en/of tweede en/of verdere profiel. Bovendien kunnen in het buitenste profiel buitengelegen geleidebanen zijn voorzien voor geleiding van bijvoorbeeld een pootdeel van een meubel relatief ten opzichte van genoemd buitenste (eerste) profiel.

20 In fig. 8 is een tafel 28 getoond, voorzien van een blad 30, dat voor de duidelijkheid doorzichtig is weergegeven. Het blad 30 wordt gedragen door twee paren in lengte verstelbare poten 32, 34, aan weerszijden van de tafel 28. In ten minste één poot van elk paar 32, 34, bij 25 voorkeur in elke poot is een geleider 1 volgens de uitvinding aangebracht. Overigens kunnen de poten ook als geleiders volgens onderhavige uitvinding zijn uitgevoerd. Besproken zal worden een tafel met geleiders opgenomen in de poten 32, 34.

30 Aan het tafelblad 30 is een inrichting 36 opgenomen voor bediening van een drukbron 38, althans voor verplaatsing van een drukmedium, bijvoorbeeld hydroliekvloeistof of lucht. De drukbron 38 is via leidingen 40 verbonden met de verstelinrichting 14 van de 35 geleiders 1, zodanig dat door bediening van de bedieningsinrichting 36 de lengte met behulp van het : i 'Vi O;, i ·: , t \ \1 'J v j 1 13 drukmedium op op zichzelf bekende wijze kan worden aangepast. De poten 32, 34 zijn tweedelig uitgevoerd, zodanig dat hiervan de lengte kan worden versteld. Het zal duidelijk zijn dat het eerste profiel 2 van elke 5 verstelinrichting is verbonden met een eerste deel van de poten 32, 34 terwijl het tweede profiel 4 steeds met het andere deel is verbonden. Lengteverstelling van de verstelinrichtingen 14 zal dus een lengteverstelling van de geleiders tot gevolg hebben, waardoor de lengte van de 10 poten en derhalve de hoogte van het tafelblad 30 kan worden ingesteld. Doordat de geleiders 1 nauwkeurig en bijzonder compact en slank kunnen worden uitgevoerd, met de verstelinrichting daarbinnen opgenomen, wordt het voordeel bereikt dat het uiterlijk van de tafel 20 in zijn 15 oorspronkelijke vorm wordt behouden en de geleiders, in het bijzonder de verstelinrichtingen naar buiten toe zijn afgedekt. Hiertoe worden deze beschermd, terwijl vervuiling wederzijds wordt verhinderd. Koppeling van de verstelinrichting zorgt voor gelijke en gelijktijdige 20 verstelling van de poten. Het zal duidelijk zijn dat met geleiders volgens onderhavige uitvinding allerlei verschillende meubels kunnen worden uitgerust, evenals draaginrichtingen, machines, voertuigonderdelen en dergelijke, waarbij de geleiders onder elke gewenste hoek 25 ten opzichte van de horizontaal kunnen worden geplaatst en, afhankelijk van de gekozen configuratie in elke gewenste richting kunnen worden belast.

In deze beschrijving is steeds aangenomen dat wordt uitgegaan van profielen met een constante dwarsdoorsnede.

30 Het is echter ook mogelijk deze dwarsdoorsnede plaatselijk met behulp van dezelfde hydroformtechniek aan te passen, bijvoorbeeld door vorming van deuken, ribbels, rillen, of dergelijke daarin of daarop, welke bijvoorbeeld voor de bevestiging van de geleider of voor bevestiging van de 35 verstelinrichting in de geleider kunnen worden gebruikt.

Bovendien kunnen deze ter versiering zijn aangebracht. Ook ' 'V. · -\ 14 kan over een gedeelte of over de volle lengte van ten minste een van de profielen de dwarsdoorsnede daarvan nagenoeg volledig worden bepaald met behulp van de genoemde vervormingstechniek, zodat deze steeds op optimale wijze 5 kan worden aangepast aan de gewenste toepassing. Het zal duidelijk zijn dat steeds kan worden gekozen voor gebruik van de geleidebanen in één of meer van de profielen van de geleider. Keuze hierin zal voor de vakman direct duidelijk zijn. Ook kan de verstelinrichting 14 worden weggelaten of 10 anders worden uitgevoerd, bijvoorbeeld uitwendig en/of door hydrovormen gevormde vertanding. Bij voorkeur zijn de profielen van een inrichting volgens de uitvinding vervaardigd uit metaal, in het bijzonder staal. Echter ook andere metalen of eventueel kunststof kunnen worden 15 toegepast voor ten minste een aantal van de profielen, waarbij het binnengelegen profiel althans gedeeltelijk massief kan zijn uitgevoerd. Keuze hierin zal voor de vakman direct duidelijk zijn.

Deze en vele vergelijkbare variaties worden geacht 20 binnen het raam van de uitvinding te vallen, zoals geschetst in de bijbehorende conclusies.

1009958-

Claims (14)

1. Werkwijze voor de vervaardiging van een geleider, waarbij ten minste een eerste in hoofdzaak kokervormig profiel en een daarbinnen in de lengterichting beweegbaar tweede profiel wordt vervaardigd, waarbij ten minste één 5 van de genoemde profielen wordt voorzien van een aantal zich in hoofdzaak in de lengterichting uitstrekkende geleidebanen, waarbij een reeks kogels of dergelijke geleidingsmiddelen in de ten minste ene geleidebaan wordt gebracht, zodanig dat tijdens gebruik de profielen 10 tenminste door de geleidingsmiddelen worden geleid, waarbij ten minste de of elke geleidebaan door een plastische vervormingstechniek in het betreffende profiel wordt aangebracht.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij als 15 vervormingstechniek een hydrovormtechniek wordt gebruikt, in het bijzonder onder toepassing van water als vervormingsmedium.

3. Werkwijze volgens conclusies 1 of 2, waarbij voor ten minste het eerste profiel en bij voorkeur voor alle 20 profielen een naadloos profiel wordt toegepast, bij voorkeur een getrokken, geextrudeerd of gewalst kokervormig profiel.

4. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de tenminste ene geleidebaan tenminste gedeeltelijk 25 wordt gevormd in het eerste profiel.

5. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de tenminste ene geleidebaan tenminste gedeeltelijk wordt gevormd in het tweede profiel.

6. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 30 waarbij in hoofdzaak binnen het tweede profiel een verstelinrichting wordt opgenomen, ingericht voor het in de lengterichting verplaatsen van de profielen ten opzichte van elkaar. Λ n ( r r ) \ 1 ' _ ·.: J

7. Geleider, voorzien van ten minste een eerste, in hoofdzaak kokervormig profiel en een daarbinnen in de lengterichting verplaatsbaar opgenomen tweede profiel, waarbij in ten minste één van de profielen ten minste één 5 geleidebaan is voorzien, waarbij in de ten minste ene geleidebaan tussen de profielen geleidingsmiddelen, in het bijzonder geleidingsrollen of -kogels zijn opgenomen, waarbij de ten minste ene geleidebaan door plastische vervorming is aangebracht.

8. Geleider volgens conclusie 7, waarbij de ten minste ene geleidebaan door hydrovormen is aangebracht.

9. Geleider volgens conclusies 7 of 8, waarbij de dwarsdoorsnede van ten minste één der profielen, in het bijzonder ten minste het of elk profiel waarin de ten 15 minste ene geleidebaan is aangebracht, gedeeltelijk is bepaald door plastische vervorming, in het bijzonder door hydrovormen.

10. Geleider volgens één der conclusies 7-9, waarbij de ene geleidebaan aan ten minste één en bij voorkeur beide 20 einden eindigt op afstand van het nabijgelegen einde van het betreffende profiel.

11. Geleider volgens één der conclusies 7-10, waarbij in hoofdzaak binnen het eerste en/of tweede profiel een verstelinrichting is opgenomen, ingericht voor het tijdens 25 gebruik althans ondersteunen van lengteverstelling van de geleider.

12. Geleider volgens één der conclusies 7-11, waarbij de ten minste ene geleidebaan gedeeltelijk in het eerste en gedeeltelijk in het tweede profiel is aangebracht.

13. Meubel, voorzien van een eerste deel en een ten opzichte daarvan door buisvormige poten of dergelijke gedragen, verstelbaar tweede deel, waarbij in een aantal van de buisvormige poten een geleider is opgenomen, bij voorkeur een geleider volgens één der conclusies 7-12, 35 waarbij de of elke geleider is voorzien van ·’ o r:- * ·„ I lengteverstelmiddelen voor het actief verplaatsen van de beide meubeldelen ten opzichte van elkaar.

14. Meubel volgens conclusie 13, waarbij ten minste twee op afstand van elkaar geplaatste geleiders zijn voorzien 5 waarvan de lengteverstelmiddelen zijn gekoppeld voor gelijktijdige verstelling daarvan. 1 00 99 5