NL1009905C2 - Werkwijze voor het isoleren van een dak. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Werkwijze voor het isoleren van een dak.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het isoleren van een dak, waarbij op de dakondergrond ten minste één isolerende laag wordt aangebracht en daarop ter afwerking en afsluiting een of meer lagen dakbedekkingsma-5 teriaal worden aangebracht.

Een algemeen bekende en gangbare werkwijze bestaat daarin, dat de dakondergrond wordt belegd met isolerende platen, bestaande uit een aan beide zijden van een bekle-dingslaag voorziene kern van schuimkunststof (zoals poly-10 urethaanschuim) met een dikte van enkele centimeters.

Afhankelijk van de aard van de dakondergrond worden de platen met bitumen op een vlak oppervlak (bijvoorbeeld van beton of hout) gehecht dan wel met zgn. "parkers" met onderlegplaatjes op de hoog gelegen plaatsen van een 15 geprofileerd dakoppervlak (zoals de toppen van een "stalen dak" met damwandprofiel) vastgeschroefd.

De isolatiewaarde van een volgens de bekende werkwijze behandeld dak is daarbij hoger, naarmate de dikte van 1 de toegepaste platen groter is.

20 De uitvinding nu beoogt een verbeterde werkwijze te I

verschaffen, waarmede wezenlijk hogere isolatiewaarden ï zijn te realiseren.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt, doordat een isolerende laag wordt aangebracht, welke een mat met 25 dicht aaneenliggende, in hoofdzaak loodrecht op de dakondergrond staande kanalen bevat.

De verzameling kanalen begrenst evenzovele stilstaande luchtkolommen, welke de mat een hoge isolatiewaarde I

geven.

30 Een praktische uitvoering van de volgens de uitvinding te gebruiken mat is die, waarin de kanalen tezamen T

een honingraatstructuur vormen.

Opgemerkt dient te worden, dat het gebruik van matten met een honingraatstructuur reeds bekend is bij de aanleg 35 van bospaden. Daarbij wordt gebruik gemaakt van uit kunst-

1009.QfK

2 stof vervaardigde matten, die aan één zijde zijn bekleed met een glasvezelvlies, dat op de vooraf geëgaliseerde bospadbodem komt te liggen. Na het leggen worden de naar boven toe open cellen van de matten volgestort met zand of 5 een ander geschikt deeltjesmateriaal. Aldus is een pad verkregen, dat enerzijds door de gezamenlijke opstaande wandjes rond de cellen goed belastbaar en begaanbaar is en dat anderzijds uitstekend draineert door de afzonderlijke celvullingen en het daaronder liggende vezelvlies.

10 Afhankelijk van de aard van de dakondergrond kan de isolerende mat daarop door kleven of met behulp van mechanische middelen worden bevestigd.

Een bevestiging door kleven komt in aanmerking bij vlakke ondergronden, zoals een ondergrond van beton of 15 hout, waarop vooraf een dampdichte of dampremmende laag kan zijn aangebracht c.q. "gebrand". Het vastkleven kan daarbij eenvoudig plaatsvinden door op over het oppervlak van de dakondergrond verspreid liggende plaatsen een hoeveelheid kleefmiddel (zoals een asfaltbitumenemulsie) 20 aan te brengen en de matten daarin vast te drukken, zoals op zichzelf bekend is bij isolerende dakbekledingsplaten.

Een bevestiging door middel van door de kanalen van de mat heen reikende schroeven en onderlegplaatjes komt in aanmerking bij ondergronden, waarin geroakkelijk geschroefd 25 kan worden, zoals een houten ondergrond of een geprofileerd (stalen) dak, in welk laatste geval schroeven van het "parkertype" worden toegepast. In feite komt deze wijze van bevestigen overeen met de wijze (zie hierboven), waarop de bekende isolerende dakbekledingsplaten met 30 "parkers" en bijbehorende onderlegplaatjes worden vastgezet.

Ten behoeve van het aanbrengen en vastzetten van de verdere delen van de dakisolatie verdient het aanbeveling gebruik te maken van een mat, die aan ten minste één zijde 35 is voorzien van een vezelvlies, welke mat dan met het vlies naar boven gekeerd op de ondergrond wordt vastgekleefd c.q. bevestigd, terwijl op het vlies de onderste 1009905 3 van ten minste één verdere dakbekledingslaag wordt vastgekleefd.

Een optimale isolatie wordt verkregen, door op het vlies eerst een uit een aan beide zijden beklede kern van 5 isolerend materiaal bestaande dakplaat vast te kleven, alvorens daarop een of meer afsluitende lagen dakbedek-kingsmateriaal vast te kleven. Deze op het vlies vast te kleven dakplaat kan een conventionele isolerende dakplaat zijn, die dunner kan zijn dan bij de bekende werkwijze 10 gebruikelijk is. Een dergelijke dakplaat verhoogt niet alleen de isolatiewaarde, doch vergemakkelijkt bovendien het aanbrengen van de afsluitende laag(en) dakbedekkings-materiaal, die dan door "branden" kunnen worden vastgekleefd.

15 Om de afsluitende laag(en) dakbedekkingsmateriaal rechtstreeks door "branden" op het vlies te kunnen hechten, zou dit vlies kunnen zijn geïmpregneerd c.g. bekleed met bitumineus materiaal. De mat zou dan beter beschermd worden tegen de bij het branden van de afsluitende lagen : 20 dakbedekkingsmateriaal vrijkomende warmte.

In het geval van een op de dakondergrond geschroefde ^ mat zou de bij voorkeur op de mat aan te brengen conventi- ~ onele isolerende dakplaat ook tegelijk met de mat onder gebruikmaking van dienovereenkomstig langere schroeven, 25 kunnen worden vastgeschroefd.

Tenslotte verdient het aanbeveling gebruik te maken van een mat, die (ook) aan de zijde, welke naar de dakondergrond toegekeerd komt te liggen, van een afsluitend vlies is voorzien.

30 Bij het aanbrengen door kleven op een in hoofdzaak Γ vlakke ondergrond waarborgt een dergelijk vlies een betere hechting, terwijl in het geval van een geprofileerd dakop- ^ pervlak (zoals een stalen dak met damwandprofiel) het = vlies de kanalen in de mat afscheidt van de (lucht)ruimten 35 in de golfdalen van dat profiel. 1

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met een tweetal uitvoeringsvoorbeelden nader I

1009905 i 4 toegelicht.

Fig. 1 toont een schematisch aanzicht in perspectief van een gedeelte van een dakondergrond met daarop een volgens de werkwijze volgens de uitvinding aangebrachte 5 isolatie in een eerste uitvoeringsvorm en fig. 2 toont een dwarsdoorsnede door een variant op de uitvoering volgens fig. l.

In fig. 1 is met A een vlakke ondergrond, bijvoorbeeld van beton, aangegeven. Op de ondergrond A is een 10 bijvoorbeeld uit een geschikte kunststof vervaardigde honingraatmat 2 gelegd, welke zowel aan de onderzijde als aan de bovenzijde is voorzien van een afsluitende laag in de vorm van een glasvlies 3 resp. 4. De loodrecht op de ondergrond A gerichte kanalen c.q. isolerende luchtkolom-15 men zijn met 2a aangeduid. De mat 2 is met het onderste glasvlies 3 vastgekleefd op de ondergrond A, waartoe op over het oppervlak van de ondergrond A verspreid liggende plaatsen een hoeveelheid kleefmiddel, zoals een asfaltbi-tumenemulsie is aangebracht. Eventueel kan ook zonder het 20 onderste vlies 3 een voldoende hechting aan de ondergrond A worden bereikt, en wel met name ook, wanneer vooraf op deze ondergrond een zgn. dampremmende laag is "gebrand".

Op de mat 2 is een conventionele dakplaat 5 bevestigd, welke bestaat uit een kern van isolerend materiaal, 25 bijvoorbeeld polyurethaanschuim, welke aan beide zijden is voorzien van een bitumineuze bekledingslaag. De plaat 5 zit op de mat 2 vastgekleefd, waartoe op het bovenste vlies 4 op over het oppervlak daarvan verspreid liggende plaatsen een hoeveelheid kleefmiddel (bijvoorbeeld een 30 gschikte asfaltbitumenemulsie) is aangebracht. De dakisolatie volgens fig. 1 kan voorts op bekend wijze worden afgewerkt en afgesloten door op de dakplaat 5 een of meer bitumineuze lagen dakbedekkingsmateriaal door "branden" daarop vast te kleven. De afsluitende lagen dakbedekkings-35 materiaal zouden eventueel rechtstreeks, dus zonder tussenkomst van de dakplaat 5, op de mat 2 kunnen worden aangebracht. Daartoe zou het vlies moeten zijn geïmpreg- 1009905 5 neerd resp. bekleed met bitumineus materiaal, hetgeen in feite neer zou komen op een met een glasvlies versterkte laag. Een dergelijke laag zou het materiaal van de mat voldoende kunnen beschermen tegen de bij het branden van 5 de afwerkende dakbedekkingslagen plaatsvindende warmteontwikkeling.

De honingraatmat 2 en de isolerende dakplaat 5 kunnen een dikte van bijvoorbeeld 2 cm hebben.

In het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 2 is sprake 10 van een dakondergrond B in de vorm van een "stalen dak" met damwandprofiel. Op de ondergrond B ligt een honingraatmat 2 en daarop een conventionele dakplaat 5. In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld zijn de honingraatmat 2 en de dakplaat 5 als een pakket door middel van door de 15 dakplaat 5 en de kanalen 2a van de mat 2 heengaande par-kerschroeven 6 met onderlegplaatjes 6a op de toppen van het damwandprofiel vastgeschroefd.

Met 3' is een tussen de ondergrond B en de honingraatmat 2 aangebrachte laag aangegeven, welke een schei-20 ding vormt tussen de luchtkanalen 2a in de honingraatmat 2 enerzijds en de luchtruimte in de dalen van het damwandprofiel anderzijds. Deze laag kan een (kunststof)folie zijn, die voorafgaande aan het plaatsen van de honingraatmat over de ondergrond B kan worden gelegd, dan wel worden 25 gevormd door een aan de onderzijde van de mat 2 aanwezig [ glasvezelvlies, zoals bij de mat 2 in fig. 1.

Evenals bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 kan de dakisolatie volgens fig. 2 worden afgewerkt met een of meer door "branden" op de dakplaat 5 vast te kleven af- = 30 sluitende lagen dakbedekkingsmateriaal.

In fig. 2 heeft de honingraatmat 2 geen bovenste 1 glasvezelvlies. Dit kan eventueel wel worden toegepast, =

bijvoorbeeld indien men de dakplaat 5 voorafgaande aan het bevestigen op de ondergrond B, op de honingraatmat 2 wil 35 vastkleven. Ook kan een dergelijk vlies worden toegepast, I

maar dan geïmpregneerd resp. bekleed met bitumineus mate- ï riaal, indien men de afsluitende lagen dakbedekkingsmate- 1009°^ 5 6 riaal zonder tussenkomst van de dakplaat 5 rechtstreeks op de honingraatmat 2 zou willen aanbrengen.

1009905 i

Claims (9)

1. Werkwijze voor het isoleren van een dak, waarbij op de dakondergrond ten minste één isolerende laag wordt aangebracht en daarop ter afwerking en afsluiting een of 5 meer lagen dakbedekkingsmateriaal worden aangebracht, met het kenmerk, dat een isolerende laag wordt aangebracht, die een mat met dicht aaneenliggende, in hoofdzaak loodrecht op de dakondergrond staande kanalen bevat.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 10 gebruik wordt gemaakt van een mat, waarin de kanalen tezamen een honingraatstructuur vormen.

3. Werkwijze volgens conclusies 1-2, met het kenmerk, dat de mat op een in hoofdzaak vlakke dakondergrond wordt vastgekleefd.

4. Werkwijze volgens conclusies 1-2, met het kenmerk, dat de mat door middel van door de kanalen heen reikende schroeven en onderlegplaatjes op de ondergrond wordt bevestigd.

5. Werkwijze volgens conclusies 3-4, met het kenmerk, 2. dat gebruik wordt gemaakt van een mat, die aan ten minste één zijde is voorzien van een vezelvlies, welke mat met j het vlies naar boven gekeerd op de ondergrond wordt vast- s gekleefd c.q. bevestigd, terwijl op het vlies de onderste I van ten minste één verdere dakbekledingslaag wordt vastge- ! 25 kleefd.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat 1 op het vlies eerst een uit een aan beide zijden beklede I kern van isolerend materiaal bestaande dakplaat wordt vastgekleefd, alvorens daarop een of meer afsluitende 30 lagen dakbedekkingsmateriaal vast te kleven. :

7. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat ” tegelijk met de mat een daarop liggende, uit een aan beide = zijden beklede kern van isolerend materiaal bestaande dakplaat wordt bevestigd, op welke dakplaat vervolgens de - 35 afsluitende laag(en) dakbedekkingsmateriaal wordt vastge- ü kleefd. ~

8. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat 1009905· gebruik wordt gemaakt van een mat met een met bitumen geïmpregneerd c.q. bekleed vlies, waarop direct een afsluitende laag dakbedekkingsmateriaal door branden wordt vastgekleefd.

9. Werkwijze volgens conclusies 3-8, met het kenmerk, dat gebruik wordt gemaakt van een mat, die (ook) aan de zijde, welke naar de dakondergrond toegekeerd komt te liggen, van een vezelvlies is voorzien. 1009905